direct naar inhoud van Toelichting
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b, woningbouw Eltenseweg - Westerbroekweg, Stokkum
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dit TAM-Omgevingsplan voorziet in de planologische basis voor de realisatie van maximaal 46 woningen in verschillende woningbouwtypologieën in het gebied tussen de Voorthuizerweg, de Eltenseweg en de Westerbroekweg, aangrenzend aan de kern Stokkum.

Het initiatief past niet binnen het van rechtswege verkregen vigerende omgevingsplan ''Omgevingsplan gemeente Montferland'' (planologisch kader ''Bestemmingsplan Buitengebied''. De gemeente Montferland heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een wijziging van het omgevingsplan door middel van een TAM-omgevingsplan voor dit plangebied.

1.2 Projectgebied

Onderstaande afbeelding geeft globaal de topografische ligging van voorliggend planvoornemen weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0001.png"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van het TAM-omgevingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0002.png"

KADASTRALE SITUATIE

De gezamenlijke oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 20.000 m². De gronden zijn zowel particulier als gemeentelijk eigendom.

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk vormen de daaropvolgende hoofdstukken de verantwoording van het TAM- omgevingsplan. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving en analyse van de huidige ruimtelijk-functionele situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de gewenste situatie, de beoogde ontwikkeling en wordt aan het huidige omgevingsplan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt het proces en participatietraject behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 6 wordt inzicht gegeven in diverse planologische aspecten die relevant zijn voor de fysieke leefomgeving. In hoofdstuk 7 komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt de juridisch opzet beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

In deze paragraaf is de huidige ruimtelijke en functionele situatie beschreven, ook in relatie tot de omgeving.

2.1 Ruimtelijk

Namen

De naam Stokkum werd in 1240 genoemd als Stokhem; ca. 1400 Stochem, Stoeckem; een samenstelling van stok 'boomstam, rijshout' en heem 'woonplaats'. De naam wijst op oorspronkelijke bosbegroeiing. Het eerste gedeelte van deze naam duidt zoals gezegd op de aanwezigheid van stokken of staken, van de aanwezigheid van hout dus. Het tweede gedeelte grijpt terug naar een oude Germaanse benaming voor huis of thuis. Denk hierbij ook aan het Engelse home, het Deense en Noorse hjem en woorden als heimwee en heemkunde. Achtervoegsels als -hem, -kem, -kum, -chem en -heim duiden namelijk op een zogenaamde Karolingische nederzetting.

Ruimtelijke ontwikkeling Stokkum

De dorpskom van Stokkum bestaat uit de driehoek van de huidige Pastoor van Sonsbeeckstraat (genoemd naar de bouwpastoor van de kerk van Stokkum), de Gildestraat (genoemd naar de organisatie die in vroegere eeuwen gemeenschappelijke gronden aan de zuidkant van het dorp beheerde) en de Eltenseweg, de weg richting Elten. De Eltenseweg heette tot het midden van de twintigste eeuw de 'Nieuwe Dijk', een aanwijzing dat deze weg later is aangelegd dan de beide andere wegen. Tot halverwege de twintigste eeuw bleef de bebouwing binnen en buiten deze kern min of meer gelijk. Pas vanaf de jaren '50 nam het aantal huizen gestaag toe, vooral binnen de voornoemde driehoek. Inmiddels is de driehoek vrijwel volledig volgebouwd en is er enige jaren geleden een eerste uitbreiding richting 't Veld geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0003.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0005.png"  

TOPOGRAFISCHE KAARTEN VAN KILDER IN 1880 (LINKS), 1950 (MIDDEN) EN 2000 (RECHTS).

De onderzoekslocatie heeft de afgelopen eeuwen diverse ingrijpende veranderingen meegemaakt. Tot in de negentiende eeuw behoorde het gebied tot het uitgestrekte heidegebied dat zich destijds uitstrekte tussen Stokkum en Elten. Dit heidegebied had een belangrijke functie in het toenmalige agrarisch systeem: op de heide graasden schapen, die 's nachts in de schaapskooi werden gehouden. De geproduceerde mest was nodig voor de bemesting van de akkers. Ook werden er heideplaggen gestoken die dienden als strooisel in de rundveestallen. Ook die mest was nodig voor de akkerbouw. Het beheer van de heide berustte bij het gilde. Rond 1900 kwam er kunstmest beschikbaar, waardoor de intensieve bemesting met natuurmest niet langer nodig was. Daardoor de heide minder nodig was in het agrarisch systeem. Dat gaf een impuls aan de verdeling van de heidegronden. De heide werd ontgonnen en kwam in agrarisch gebruik, mogelijk gemaakt door de kunstmest.

Vanaf de jaren 1960 kwam er steeds meer behoefte aan (sportieve) recreatie en werden op in steeds meer plaatsen sportvoorzieningen gerealiseerd. Er kwamen subsidieregelingen en bij vrijwel elk dorp verschenen kwalitatief hoogwaardige sportvelden. Zo ook in Stokkum. Het plangebied werd getransformeerd van agrarisch naar sportief (voetbalvereniging), waarbij rondom het gebied een strook opgaande beplanting werd gerealiseerd. Recentelijk is het sportterrein ter plaatse opgeheven en is op een deel van het terrein een speelvoorziening gerealiseerd. De beplanting is blijven staan, nadat de sportvoorzieningen zijn verdwenen. De beplantingsstrook is zo'n 50 jaar oud en heeft inmiddels een volwassen staat bereikt. Er is sprake van een ecologisch waardevolle kruidenlaag, struweellaag en een bomenlaag.

2.2 Functioneel

Het plangebied ligt aan de zuidwestkant van Stokkum, ten zuiden van de Eltenseweg. Het noorden van het plangebied grenst aan de kern. Tot enkele jaren geleden stond het plangebied bekend als Sportcentrale Stokkum en bestond het uit een voetbalveld met clubhuis. Inmiddels is het voetbalveld geruimd en het clubhuis gesloopt. Op de plek van het voetbalveld bevindt zich nu een informeel ingerichte speelplek met een trapveldje en enkele speeltoestellen. Het plangebied bestaat voornamelijk uit grasland en wordt grotendeels omzoomd door een robuuste groenstructuur bestaande uit volwassen bomen met daaronder heesters en struiken. Op de hoek van de Eltenseweg en de Westerbroekweg is een kleine parkeerplaats ingericht, omzoomd door heggen. Ten westen van de Voorthuizerweg ligt verder nog een onbebouwd perceel dat eveneens deel uitmaakt van de ontwikkellocatie.


Kijkend naar de omgeving van het plangebied bevindt zich aan de overzijde van de Eltenseweg een rijtje met (nieuwbouw)rijwoningen. Verder bevinden zich in de directe omgeving voornamelijk vrijstaande woningen en twee-onder-één-kappers. Ook staat er zo hier en daar een oude boerenschuur. De bestrating rondom de Eltenseweg bestaat uit (beton)klinkers en gaat in de Westerbroekweg richting het buitengebied over in een halfverharding. Verder naar het zuiden aan de Westerbroekweg zit een veehouderij met koeien en wordt de omgeving gekenmerkt door een agrarisch landschap. Al met al heeft de omgeving een dorpse uitstraling met een wat landelijker karakter.


Op de navolgende luchtfoto is de bestaande situatie van het plangebied en de directe omgeving in kaart gebracht.


afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0006.png"

LUCHTFOTO PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING

Hoofdstuk 3 Voorgenomen ontwikkeling

3.1 Wat houdt de ontwikkeling in?

3.1.1 Algemeen

Zoals in paragraaf 1.1 is omschreven voorziet dit TAM-omgevingsplan in de planologische basis voor de realisatie van maximaal 46 woningen in verschillende woningbouwtypen in het gebied tussen de Voorthuizerweg, de Eltenseweg en de Westerbroekweg, aangrenzend aan de kern Stokkum, Stokkums Broeckveld.

De hoofdstructuur van dit stedenbouwkundig ontwerp wordt met dit TAM-omgevingsplan vastgelegd. Om een beeld te geven hoe deze structuur kan worden ingevuld met woningen, is ook een voorlopig stedenbouwkundig ontwerp opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0007.png"

VOORLOPIG STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP

In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de hoofd-, verkeers-, en groenstructuur en het woningbouwprogramma binnen het plangebied.

3.1.2 Hoofdstructuur

Voorliggende ontwikkeling bestaat uit twee plangebieden, enerzijds de gronden ter plaatste van de voormalige voetbalvereniging (deelgebied A) en anderzijds de gronden ten westen van de Voorthuizerweg (deelgebied B).

Deelgebied A - De nieuwe woonbuurt 'Stokkums Broeckveld'

De nieuwe woonbuurt 'Stokkums Broeckveld' ligt ten zuiden van de dorpskern Stokkum, op de rand van het dorp en het agrarisch landschap. Het projectgebied wordt vooral gekenmerkt door de bestaande robuuste groenstructuur die de locatie grotendeels omzoomd. Door deze omzoming heeft het projectgebied een geïsoleerde ligging met een besloten karakter, wat de mogelijkheid biedt om hier een intiem woongebied met een eigenwaarde te creëren. Bestaande en nieuwe openingen in de groenstructuur verbinden het woongebied met de kern van Stokkum én het buitengebied.

Uit het participatie proces en het advies van diverse specialisten kwam het scenario 'Groene Hart' het beste naar voren. Dit scenario wordt gewaardeerd vanwege zijn sociale cohesie, door de centrale groene ontmoetingsplek in het midden van het woongebied. Tegelijkertijd wordt de groene rand met zijn ecologische meerwaarde rondom het woongebied behouden, zodat er veel groen is om in te wonen/recreëren en om naar te kijken. Het groene hart vervult binnen het woongebied de functie van een groene dorpsbrink, waar plek is voor kinderen om veilige te spelen en voor buurtbewoners om elkaar te ontmoeten.

Door de woningen met de achtertuinen naar de groene rand te oriënteren en de ontsluitingswegen juist aan de binnenzijde rondom het groene hart te leggen, wordt de benodigde hoeveelheid ontsluiting geminimaliseerd. De hoeveelheid verhard oppervlak kan op deze manier beperkt blijven.

 

Deelgebied B – Wonen aan het lint

De woningen in dit deelgebied volgen de bestaande dorpse lintstructuur. Dat wil zeggen dat hier een aantal (vrij liggende) woningen aan de weg komen te liggen. Ze volgen daarmee het ritme van zowel de Eltenseweg als de Voorthuizerweg. Door deze ontwikkeling wordt het lint hier afgemaakt en worden de twee wegen aan elkaar geknoopt.

3.1.3 Groenstructuur

Voorliggende ontwikkeling bestaat uit twee plangebieden, enerzijds de gronden ter plaatste van de voormalige voetbalvereniging (deelgebied A) en anderzijds de gronden ten westen van de Voorthuizerweg (deelgebied B).

Deelgebied A - De nieuwe woonbuurt 'Stokkums Broeckveld'

De beoogde sfeer van de nieuwe woonbuurt als intiem dorps woonlandschap is onlosmakelijk verbonden met de uitstraling en de daarbij behorende fysieke inrichting van de openbare ruimte, die aansluit bij de karakteristieke ligging op de overgang van de dorpskern naar het aangrenzende buitengebied. Groen is daarbij een belangrijk gegeven. Een belangrijk uitgangspunt in het stedenbouwkundig ontwerp is het behoud van het bestaande groen en het toevoegen van een groen hart. Een groene leefomgeving is namelijk niet alleen gunstig voor welzijn en gezondheid van bewoners, maar kan ook zorgen voor waterafvoer, waterberging en verkoeling. Bovendien kan openbaar groen de biodiversiteit verrijken. Om tegelijkertijd de benodigde voorzieningen voor het gebied een plek te geven, wordt meervoudig ruimtegebruik van het openbare groen toegepast. Zo zijn bijvoorbeeld de wadi's zodanig vormgegeven dat deze tevens bespeelbaar zijn en als (water)speelplaats kunnen worden gebruikt.

De robuuste groene omranding wordt versterkt als blauw-groene zone om de bestaande groene kwaliteit van de locatie te behouden en een intieme woonwijk in het groen te creëren. Door ook de bestaande doorkijkjes in deze groene omranding te behouden en nieuwe doorgangen te creëren, blijft er een verbinding bestaan tussen de kern van Stokkum en het omliggende landschap. Door greppels toe te voegen aan de groene omzoming wordt hier een robuuste randzone gecreëerd met als doel om de biodiversiteit en de waterbergingscapaciteit van deze zone te vergroten. Samen met de grote wadi midden in het groene hart zorgt dit voor een robuust watersysteem. Al het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt vindt zijn weg naar dit systeem.

In het centrale groene hart wordt ingezet op natuur, waterberging, recreatie en ontmoeten. Hier omheen ligt de centrale ontsluitingsweg, waaraan de woningen ontsloten worden. Op deze manier zijn alle woningen op het centrale groene hart georiënteerd, voor een optimale groenbeleving en sociale cohesie.

Kenmerkend voor een dorps woonlandschap zijn de zorgvuldig ontworpen groene erfafscheidingen. Voor iedere woning geldt daarom dat er een groene natuurlijke haag dient te komen aan de zij- en achtertuin. Aan de voorkant, naar het centrale groene hart toe, komen er geen hagen om een vloeiende verbinding van de woningen met deze groene ruimte te creëren en de sociale samenhang te versterken. In de relatief smalle privé-strook voor de woningen worden geveltuintjes aangelegd die de subtiele overgang markeren tussen de privé-voorzone en de openbare ruimte.

Deelgebied B – Wonen aan het lint

De gronden in dit gebied worden gebruikt als weide. Los van de laanbomen aan de Eltenseweg zijn er geen bestaande te behouden groenstructuren. Vanwege de bestaande robuuste groenstructuur aan de overzijde van de Voorthuizerweg is er geen noodzaak om een nieuwe groenstructuur in deelgebied B te leggen. De voor- en zijtuinen van de nieuwe woningen dragen daarentegen wel bij aan een groene uitstraling aan beide wegen.

3.1.4 Verkeersstructuur

Voorliggende ontwikkeling bestaat uit twee plangebieden, enerzijds de gronden ter plaatste van de voormalige voetbalvereniging (deelgebied A) en anderzijds de gronden ten westen van de Voorthuizerweg (deelgebied B).

Ontsluitingen

Deelgebied A wordt middels een ontsluiting aan de Westerbroekweg ontsloten. Binnen de nieuwe woonbuurt kan er rondgereden worden waardoor alle woningen en parkeerkoffers goed te bereiken zijn voor bewoners, bezoekers en calamiteiten. Achter de woonpercelen en in de groene rand komen paden met verbindingen naar de omliggende wegen en het groene hart. Voor deelgebied B geldt dat ieder kavel direct ontsloten wordt middels een oprit aan de Eltenseweg of Voorthuizerweg.

Parkeren

Om de toekomstige parkeerbehoefte voor deelgebied A in beeld te krijgen, is in de hieronder opgenomen tabel de parkeerbalans op basis van het meest recente stedenbouwkundig ontwerp (d.d. 2 april juni 2024) opgenomen, zijnde 41 woningen (behorende bij het centrale gebied). Voor het berekenen van het benodigd aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van de parkeernormen die in het CROW-publicatie 317 zijn opgenomen en zijn afgestemd met de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0008.jpg"

PARKEERBALANS WOONLOCATIE STOKKUM

De beoogde ontwikkeling (uitgaande van het stedenbouwkundig ontwerp, d.d. 2 april juni 2024) zorgt naar verwachting voor een parkeerbehoefte van 56,7 parkeerplaatsen. Hiervan zijn er 10 op eigen terrein voorzien en 48 in de openbare ruimte middels parkeerkoffers in het groene hart (voor de deur parkeren) en middels twee kleine parkeerterreinen. Daarnaast zijn de bestaande openbare parkeerplaatsen in de hoek van de Eltenseweg en Westbroekweg verplaatst naar de Westbroekweg. Voor deelgebied B worden alle benodigde (10) parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Zodra het ontwerp definitief is, dient het definitieve stedenbouwkundig plan te voldoen aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 'Parkeerkencijfers 2024'. In de regels van dit TAM-omgevingsplan is een regeling opgenomen die borgt dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden.

Verkeer

Het realiseren van nieuwe woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. Allereerst is hiertoe het aantal motorvoertuigenbewegingen per etmaal voor de bestaande situatie van de totale ontwikkellocatie bepaald. De publicatie "Parkeerkencijfers 2024" van het CROW, d.d. 20 juni 2024, bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies.

De beoogde ontwikkeling (uitgaande van het voorlopige stedenbouwkundig ontwerp (d.d. 2 april juni 2024) zorgt naar verwachting voor een verkeerstoename van 312 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde werkdag. De toename van het aantal verkeersbewegingen leidt niet tot een relevante verhoging van het totaal aantal verkeersbewegingen (Westerbroekweg kent per etmaal een capaciteit van 5.000 tot 15.000 verkeersbewegingen (ontsluitingsweg), toename betreft worst-case gezien maximaal 10%). Het wegprofiel kan deze toename van het verkeer op een acceptabele wijze afwikkelen over het omliggend wegennet.

3.1.5 Programma

Met voorliggend plan wordt een divers woningbouwprogramma voor verschillende doelgroepen gerealiseerd. Voor de definities van het segment wordt aangesloten bij de definities zoals opgenomen in de Woondeal, te weten:

  • Sociale huurwoning: woningen tot aan de liberalisatiegrens;
  • Goedkope woning (middenhuur): woningen boven de liberalisatiegrens en met een maximale prijs, gelijk aan 187 'Woningwaarderingsstelselpunten';
  • Betaalbare woning: koopwoning met een verkoopprijs van maximaal € 355.000,- (prijspeil 2022).
  • Dure woning: koopwoning boven een verkoopprijs van € 355.000,- (prijspeil 2022).

In de volgende tabel is het maximale woningbouwprogramma opgenomen.

Type woning   Segment   Percentage (afgerond)  
Hoekwoning   sociale huur   13  
Tussenwoning   sociale huur   22  
Bovenwoning   sociale huur   13 (48 cumulatief)  
Patiowoning   goedkope koop   7  
Tussenwoning   goedkope koop   4 (11 cumulatief)  
Hoekwoning   betaalbare koop   4  
Benedenwoning (levensloopbestendig)   betaalbare koop   13 (17 cumulatief)  
Vrijstaande woning   dure koop   15  
Twee-onder-een-kapwoning   dure koop   9 (24 cumulatief)  
Totaal     100  

De diversiteit aan woningtypologieën binnen de wijk zorgt voor het samengaan van verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en kan sociale cohesie binnen de wijk bevorderen. De groene opzet van het plan met het centrale groene hart biedt optimale kansen voor contactmomenten en ontmoetingen in de openbare ruimte voor jong en oud.

3.1.6 Kwaliteitsplan voor beeld, duurzaamheid en circulariteit (BKP CE+)

De kwaliteit van de nieuwe woningen wordt bewaakt middels een kwaliteitsplan voor beeld, duurzaamheid en circulariteit (BKP CE+). Het BKP CE+ vormt een belangrijk instrument voor de kwaliteitsbewaking van ruimtelijke plannen. Het BKP CE+ geeft aanbevelingen voor zowel het uiterlijk van de gebouwen en de openbare ruimte als aan duurzaamheidsaspecten.

In het BKP CE+ is naast de gewenste uitstraling van de gebouwde omgeving en (landschappelijke) inrichting ook aandacht voor de wijze waarop natuurinclusief bouwen een meerwaarde voor de ontwikkeling kan zijn.

Dit instrument kan worden ingezet bij nieuwe ontwikkelingen. Het BKP CE+ is als bijlage 2 bijgevoegd. De gemeente kan met het BKP CE+ toezien dat afspraken met bouwpartijen over de ruimtelijke kwaliteit worden nagekomen. Om de realisatie van de gewenste (landschappelijke) inrichting te borgen is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen die aangeeft dat de (landschappelijke) inrichting dient plaats te vinden conform de opgenomen beleidsregels.

3.1.7 Milieukundige aandachtspunten

Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan is ook rekening gehouden met de relevante milieukundige aspecten, waaronder water en natuurwaarden.

Er wordt een waterberging binnen het plangebied aangelegd om het water snel te kunnen bergen en langzaam in de grond te laten infiltreren.

Daarnaast is de bestaande groene begrenzing van het plangebied behouden als landschappelijke omzooming, maar nog meer voor behoud en versterking van de aanwezige flora en fauna. In het Kwaliteitsplan wordt daarnaast nog beschreven hoe de natuur ook in de nabijheid van de woningen zelf kan worden versterkt.

In hoofdstuk bijlage 6 worden de diverse milieuaspecten nader beschreven.

3.2 Toetsing aan omgevingsplan

3.2.1 Huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden

Ter plaatse van het plangebied vigeert het van rechtswege verkregen "Omgevingsplan gemeente Montferland", in werking vanaf 1 januari 2024. Onderliggend ruimtelijke kaders betreffen:

  • het bestemmingsplan ''Buitengebied'', onherroepelijk door de uitspraak van de Raad van State op 6 november 2013 (incl. 1e t/m 5e herziening en herziening woonregels), en;
  • het bestemmingsplan "Kernen", vastgesteld op 30 juni 2016 en onherroepelijk door de uitspraak van de Raad van State.

Onderstaande afbeeldingen geven een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven op onderstaande afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0010.png"

UITSNEDE VERBEELDING VIGERENDE BESTEMMINGSPLANNEN

3.2.1.1 Bestemmingsplan "Buitengebied"

De gronden ter plaatse van het plangebied hebben in het van rechtswege verkregen "Omgevingsplan gemeente Montferland" (onderliggende bestemmingsplan ''Buitengebied'') de volgende (dubbel)bestemmingen:

Agrarisch   De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor agrarische bedrijven, het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen en aan huis gebonden beroep of het bestaande bedrijf aan huis.  
Waarde - Archeologische Verwachting 2   De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.  

Daarnaast kent het plangebied de volgende gebiedsaanduiding:

  • 'overige zone - waardevol landschap', ter plaatse van deze aanduiding zijn specifieke regels van toepassing met betrekking tot de aantasting van de kernkwaliteiten behorende bij het waardevolle landschap.

3.2.1.2 Bestemmingsplan "Kernen"

De gronden ter plaatse van het plangebied hebben in het van rechtswege verkregen "Omgevingsplan gemeente Montferland" (onderliggende bestemmingsplan ''Kernen'') de volgende (dubbel)bestemmingen:

Sport   De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor sportvoorzieningen en bij een en ander behorende parkeervoorzieningen met bijbehorende rijbanen, tuinen, paden, groenvoorzieningen en andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.  
Bedrijf - Nutsvoorziening   De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut; transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen; wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.  
Waarde - Archeologische Verwachting 3   De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.  
Waarde - Archeologische Verwachting 4   De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.  

3.2.1.3 Conclusie

Het initiatief betreft de realisatie van maximaal 46 woningen in verschillende woningbouwtypologieën in het gebied tussen de Voorthuizerweg, de Eltenseweg en de Westerbroekweg, aangrenzend aan de kern Stokkum. Het initiatief past niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.

3.2.2 Strijdigheden met omgevingsplan

Voorliggend planvoornemen, nader toegelicht in paragraaf 3.1, is niet passend binnen het van rechtswege verkregen omgevingsplan, omdat binnen de functionele gebiedsaanwijzingen 'Agrarisch' en 'Sport' woningbouwontwikkelingen niet zijn toegestaan. Om het plan te kunnen realiseren, dient het omgevingsplan gewijzigd te worden.

3.2.3 Medewerking opheffen strijdigheid

Gelet op de woningbehoefte, de aansluiting van het plangebied op de bestaande woningbouw en daarmee op de bebouwde kom van de kern Beek, het gegeven dat de ontwikkeling aansluit en rekening houdt met de structuren van het gebied (lagenbenadering), passend is binnen het gemeentelijk beleid, past binnen de ruimtelijke visies en gelet op het feit dat de ontwikkeling past binnen de woonvisie is het gemeentebestuur bereid om het omgevingsplan te wijzigen om daarmee de voorgestane ontwikkeling mogelijk te maken.

3.2.4 Wijze van toedeling functies omgevingsplan

Met dit TAM-omgevingsplan krijgen de gronden, die voorheen deel uitmaakten van de bestemmingsplannen "Buitengebied" en ''Kernen'', de functionele gebiedsaanwijzingen 'Groen', Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de gronden uitsluitend voor de in hoofdstuk 3 beschreven doeleinden worden gebruikt.

Hoofdstuk 4 Voorbereiding en participatie

Participatie is onder de Omgevingswet een belangrijk aspect in de procedure van het wijzigen van het omgevingsplan. Dit komt omdat een omgevingsplan niet alleen invloed heeft op de fysieke leefomgeving, maar ook op de mensen die daar wonen, werken en recreëren. Het is daarom van belang dat deze mensen in een vroeg stadium worden betrokken bij het initiatief. In dit hoofdstuk zal hier verder op worden ingegaan.

4.1 Participatie omgeving

De gemeente Montferland heeft in het voortraject, vooruitlopend op dit omgevingsplan, de omgeving en direct omwonenden actief geïnformeerd en betrokken bij de planvorming. De wijze waarop deze dialoog heeft plaatsgevonden is hierna en in het verslag over de omgevingsdialoog opgenomen in bijlage 3.

Om te komen tot een zoveel mogelijk gedragen stedenbouwkundig ontwerp op hoofdlijn voor woningbouwlocatie Stokkum is er een participatietraject opgestart. Uitgangspunt voor het gesprek met omwonenden, woningzoekenden en andere stakeholders in het participatietraject was een blanco vel met vooraf opgestelde kaders op basis van beleid en wetgeving.

Er zijn in Stokkum in de periode 2022-2023 vier informatiebijeenkomsten georganiseerd waarin samen met belanghebbenden en andere geïnteresseerden is toegewerkt naar een stedenbouwkundige schets op hoofdlijnen. Dit betrof de volgende bijeenkomsten: een startsessie op 1 september 2022, een ophaalsessie op 13 oktober 2022, een ontwerpsessie op 1 februari 2023 en een terugkoppelsessie op 5 juli 2023. Gezien de impact op de omgeving en de ruimte in het plan voor aanpassingen, is er gekozen om hierbij te participeren op het niveau van mee-denken.

Alle opgehaalde informatie is meegewogen om tot de stedenbouwkundige schets op hoofdlijn te komen die de basis vormt voor het bijbehorende omgevingsplan voor deze woningbouwlocatie. Waar de informatie bij de eerste avond nog vooral op procesniveau is opgehaald, is dat bij daaropvolgende bijeenkomsten steeds meer verschoven naar concrete ontwerpkeuzes. Soms hebben we ervoor gekozen om bepaalde suggesties of wensen niet mee te nemen in het ontwerp. Daar waar dat het geval is, is die keuze zo goed mogelijk onderbouwd en terug te lezen in het verslag.

Tijdens het participatietraject is alle actuele informatie bijgehouden op en gedeeld via de projectenwebsite van de gemeente: www.montferland.info/woningbouw. Alle informatiebijeenkomsten zijn daarnaast aangekondigd via sociale media en het lokale huis-aan-huis-blad Montferland Journaal. Speciaal voor jongeren hebben we ook een jongerenambassadeur gevraagd om het woningbouwplan zoveel mogelijk onder de aandacht van Stokkumse jongeren te brengen.

Hoofdstuk 5 Visie en beleid op locatie

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

5.1 Nationaal niveau

5.1.1 De Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De NOVI is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.

Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In Nederland staan we voor een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Denk aan:

  • periodes van droogte afgewisseld met extreme regenval;
  • de zeespiegelstijging;
  • de overgang naar duurzame energie;
  • de ruimte die nodig is voor windmolens en zonnepanelen;
  • de bouw van nieuwe woningen om het nationale woningtekort op te lossen;
  • de groei en het bereikbaar houden van steden;
  • plekken voor distributiecentra;
  • het versterken van de natuur en biodiversiteit;
  • het behoud van het landschap;
  • de vitaliteit van de landbouw.

Dit zijn voorbeelden van grote, ingewikkelde opgaven. Deze opgaven kunnen niet meer apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal.

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen.

Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk dus een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken met als doel om het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.

Analyse

Met de realisatie van maximaal 46 woningen wordt bijgedragen aan de bouw van nieuwe woningen om het nationale woningtekort op te lossen. Gelet op het feit dat er met voorliggend plan wordt voorzien in een toekomstbestendige invulling van de agrarische gronden in het buitengebied van Stokkum, aangrenzend aan de kern, waarbij de bestaande kwaliteiten en identiteit van de omgeving van het plangebied centraal staan, komen geen van bovenstaande nationale belangen in het geding.

Conclusie

De activiteit past binnen de doelstellingen, het beleid en de regels van de NOVI.

5.1.2 Instructieregels Rijk (AMvB's)

De Omgevingswet werkt door in vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s):

  • 1. het Omgevingsbesluit (Ob);
  • 2. het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl);
  • 3. het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
  • 4. het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

In deze AMvB's staan regels voor het praktisch uitvoeren van de wet.

Voor de volgende onderwerpen gelden er rijksinstructieregels:

  • Waarborgen van veiligheid (paragraaf 5.1.2 Bkl);
  • Beschermen van waterbelangen (paragraaf 5.1.3 Bkl);
  • Beschermen van gezondheid en milieu, waaronder instructieregels voor de kwaliteit van de buitenlucht, trillingen, geluid en geur en bodemkwaliteit (paragraaf 5.1.4 Bkl);
  • Beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed, waaronder de ladder voor duurzame verstedelijking (paragraaf 5.1.5 Bkl);
  • Het behoud van ruimte voor toekomstige functies voor autowegen, buisleidingen, natuur- en recreatiegebieden (paragraaf 5.1.6 Bkl);
  • Het behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten, waaronder landsverdediging en nationale veiligheid, elektriciteitsvoorziening, rijksvaarwegen en luchtvaart, fiets- en wandelroutes, aanwijzing van woningbouwcategorieën (paragraaf 5.1.7 Bkl);
  • Het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen (paragraaf 5.1.8 Bkl).

Daarnaast bevat afdeling 5.2 van het Bkl instructieregels voor de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving. Daarbij gaat het onder meer om het voorkomen van belemmeringen van gebruik en beheer van spoorwegen en rijkswegen. In heel bijzondere gevallen kunnen B&W de Minister vragen om een ontheffing van bepaalde instructieregels te verlenen. Dit volgt uit afdeling 5.3 van het Bkl.

Analyse

Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met de rijksinstructieregels uit de AMvB’s .

Conclusie

Het plan past binnen de instructieregels van de AMvB’s.

5.2 Provinciaal niveau

5.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland.

De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland.

Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:

  • 1. Energietransitie;
  • 2. Klimaatadaptatie;
  • 3. Circulaire economie;
  • 4. Biodiversiteit;
  • 5. Bereikbaarheid;
  • 6. Vestigingsklimaat;
  • 7. Woon- en leefklimaat.

Themakaarten

Bij de visie is een aantal themakaarten aanwezig. Voor een aantal onderwerpen is hierin specifiek beleid vastgelegd Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:

  • ruimtelijk beleid;
  • waterbeleid;
  • milieubeleid;
  • natuur- en landschapsbeleid.

Met betrekking tot de woon- en leefomgeving speelt de kwaliteit een cruciale rol in het behoud van aantrekkelijkheid voor zowel bewoners als bedrijven, met een focus op gezondheid en diverse voorzieningen. Gelderland kenmerkt zich door een diversiteit aan woonmilieus, van stedelijk tot landelijk, die elk een unieke identiteit hebben en bewoners een gevoel van verbondenheid bieden. Om open en groene landschappen te behouden en leegstand te voorkomen, wordt prioriteit gegeven aan bouwen binnen bestaand stedelijk gebied en het hergebruik van bestaande gebouwen. De dynamische woningmarkt vereist aanpassingen aan bestaande woningen en stimuleert innovaties op het gebied van duurzaamheid, zoals aardgasvrije oplossingen en klimaatadaptatie. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, wordt uitgebreid aan de randen van steden/dorpen. Deze aanpak streeft naar een evenwichtige verhouding tussen vraag en aanbod in diverse prijscategorieën, met aandacht voor een gezonde leefomgeving voor alle inwoners.

Er wordt gestreefd naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat dat flexibel is in het anticiperen op ontwikkelingen, waardoor de economische kracht en levenskwaliteit in Gelderland worden versterkt, zowel nu als in de toekomst.

De ambitie is om een scala aan woningtypen en woonmilieus aan te bieden die passen bij diverse woonbehoeften, met optimale benutting van de bestaande bebouwde omgeving en ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw zal aardgasvrij en circulair zijn, met als doel om tegen 2035 alle wijken in Gelderland van aardgas te voorzien en tegen 2050 klimaatneutrale woningen te realiseren. Ook wordt innovatie gestimuleerd in duurzame woonwijken en de herbestemming van bestaande gebouwen tot woonruimtes.

Uitvoering beleid

In het kader van de uitvoering van de visie, zijn ook drie beleidsdocumenten

vastgesteld:

  • Regionaal waterprogramma;
  • Handreiking plussenbeleid;
  • Beleidslijn windenergie.

Analyse

Op de themakaart milieubeleid en waterbeleid staan geen aspecten die betrekking hebben op de het plangebied. Op onderstaande themakaart 'Ruimtelijk beleid' is de woningbouwlocatie aangewezen als aandachtsgebied voor windenergie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0011.png"

THEMAKAART RUIMTELIJK BELEID

Deze aanwijzing betreft echter een algemene aanwijzing, die eigenlijk overal buiten de kern wind- en zonne-energie opwekking mogelijk is. Het is geen specifieke aanwijzing voor enkele plekken waarmee deze woningbouwontwikkeling een belemmering zou vormen voor de natuurlijke energieopwekking.

Met de realisatie van maximaal 46 nieuwe woningen in Stokkum wordt voorzien in de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Samen met een goede stedenbouwkundige inpassing zorgt het initiatief voor een goede woon- en leefkwaliteit van de leefomgeving voor Stokkum, waarbij rekening is gehouden met de hierboven genoemde ambities. Het plan is daarmee in overeenstemming met ambitie voor het woon- en leefklimaat van de provinciale Omgevingsvisie.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de 'Omgevingsvisie Gaaf Gelderland'.

5.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is op 21 december 2022 door de Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en is in werking getreden na invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024. In de verordening staan alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. De verordening is onderdeel van de beleidscyclus van de provincie en één van de instrumenten waarmee wordt gewerkt aan de ambities uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Die beleidscyclus en daarmee ook de verordening is gericht op zowel het beschermen als het (duurzaam) benutten van de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Telkens wordt er gelet op een goede balans tussen het beschermen en borgen van belangen en het mogelijk maken van ontwikkelingen in een bepaald gebied binnen de provincie. Daarbij worden ook belangrijke waarden als het Gelders Natuurnetwerk en grondwaterbeschermingsgebieden voor de openbare drinkwatervoorziening beschermd.

Voor de volgende onderwerpen gelden er provinciale instructieregels:

  • Algemeen (afd. 5.1 Omgevingsverordening);
  • Natuur (afd. 5.2 Omgevingsverordening);
  • Landschap (afd. 5.3 Omgevingsverordening);
  • Erfgoed (afd. 5.4 Omgevingsverordening);
  • Milieu (afd. 5.5 Omgevingsverordening);
  • Provinciale wegen (afd. 5.6 Omgevingsverordening);
  • Ruimtelijke inrichting, ontwikkeling van gebieden en regionale samenwerking (afd. 5.7 Omgevingsverordening);
  • Klimaatadapatie (afd. 2.7a).

De genoemde kernkwaliteiten voor de streek 'Liemers - Montferland & Land van Wehl' zijn:

  • Doorgaande, gave structuur van open escomplexen op de flank;
  • Wehlse broeklanden, groen gebied tussen bebouwing;
  • Besloten boscomplex Montferland;
  • Panorama's vanaf en zichten op de stuwwal;
  • Bakens in het landschap.

Een planvoornemen dient op een volgende wijze aan de kernkwaliteiten getoetst te worden:

  • houd bij elke ontwikkeling rekening met de kernkwaliteiten landschap;
  • mocht de kernkwaliteit worden aangetast, zorg dat er per saldo landschapsversterking plaatsvindt. De versterking mag ook elders in de streek toegepast worden;
  • en zorg dat de landschapsversterking geborgd is.

Analyse

Met de realisatie van 46 nieuwe woningen in Stokkum wordt voorzien in de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Samen met een goede stedenbouwkundige inpassing zorgt het initiatief voor een goede kwaliteit van de leefomgeving voor Stokkum. Hierbij is rekening gehouden met zowel de cultuurhistorisch waarden, klimaatadaptatie, biodiversiteit als diverse omgevingsaspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

In paragraaf 6.10.4 wordt een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

De landschappelijke kernkwaliteit van dit deel van Stokkum bestaat uit de robuuste groene omzooming van het plan waarin de volwassen bestaande bomen voldoende groeiruimte krijgen en de ligging aan zowel de kern als het buitengebied.

In dit plan worden de te toetsen kernkwaliteiten niet alleen zo veel mogelijk ontzien, maar dragen ze ook bij aan de leesbaarheid van het nieuwe landschap na de ontwikkeling. Wie straks thuis komt in deze wijk weet waar hij of zij woont. De genoemde belangrijke landschapselementen zijn integraal onderdeel van de inrichting en groenstructuur van de wijk. De wijk wordt omgekeerd onderdeel van het landschap en speelt ermee. Met name de ruimtelijke combinatie van de groene omzooming die een besloten karakter met zich meebrengt en het groene hart dat een geborgen en veilig gevoel geeft geven deze plek karakter.

Conclusie

Het plan past binnen de regels over activiteiten in de leefomgeving en instructieregels van de 'Omgevingsverordening Gelderland'.

5.3 Regionaal beleid

5.3.1 Regionale structuurvisie Achterhoek 2012

Op 26 april 2012 is de 'Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. Dit is een actualisatie van de 'Regionale structuurvisie uit 2004'. Als basis voor ruimtelijk beleid is er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:

  • omgaan met de krimp;
  • externe relaties;
  • veranderingen in het landelijk gebied;
  • overstap naar duurzame energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0012.png"

VISIEKAART

Bovenstaande kaart geeft de regionale structuren en kwaliteiten weer.

Landschap

De verschillen in landschapstypen zijn een belangrijke identiteitsdrager van de Achterhoek. De Achterhoekse gemeenten willen die kenmerken en landschappelijke verschillen in de toekomst behouden, versterken of herstellen. Het gaat er daarbij niet om terug te keren naar het verleden, maar om het opdoen van inspiratie uit het verleden bij de toekomstige inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De karakteristieken van deze landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Het Achterhoekse landschap kan veel functies absorberen. De ‘landschapstypekaart’ uit de structuurvisie is hieronder weergegeven en geeft het regionale kader weer. De aanbevelingen met betrekking tot lokale wijze van inpassing staan hier ook verder beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0013.png"

LANDSCHAPSTYPEKAART

Stokkum is binnen het landschapstype Montferland gelegen. Het landschapstype Montferland wordt gekenmerkt door volledig beboste stuwwal in het landschap geaccentueerd door een ring van akkers en een ring van kernen en bebouwingslinten. Het bos en de akkers volgen de verschillen in hoogte en ondergrond en vormen een grillige structuur. Overwegend is er sprake van geleidelijke overgangen van stedelijk naar landelijk gebied. Het bosgebied is geheel vrij van bebouwing, evenals de ring van akkers hieromheen. Kenmerkend is het zicht op de stuwwal tussen de verschillende kernen door.

Het streven is om het totale beeld, met accent op het voorkomen van een verdere verdichting met bebouwing tot een bebouwingslint tussen de verschillende dorpen, te behouden.

Infrastructuur

Bereikbaarheid van en in de regio is van groot belang. De infrastructuur is derhalve wel functioneel van belang. Deze is voor de toekomst maar zeer beperkt ruimtelijk relevant (niet meer dan het nu het geval is).

Dorpenlandschap

Voorzieningen worden in een bepaalde mate geconcentreerd in bestaande grotere kernen, te weten Doetinchem, Winterswijk, Vorden, Hengelo, Borculo, Eibergen, Ruurlo, Neede, Lichtenvoorde, Groenlo, Aalten, Dinxperlo, Varsseveld, Gendringen, Steenderen, Wehl, Didam, 's-Heerenberg, Zelhem, Ulft /Gendringen en Silvolde/Gaanderen/Terborg.

Dit betekent echter niet dat overal hetzelfde voorzieningenniveau wordt nagestreefd. In eerste instantie bepalen lokale behoefte en initiatief het niveau van de voorzieningen. Regionaal wordt afstemming gezocht om overaanbod en/of concurrentie door nabijheid te voorkomen. Het

uitkristalliseren van deze afstemming is nog in voorbereiding.

Overige speerpunten, zoals duurzame energie, toerisme enzovoort

Deze speerpunten gelden regionaal. Er zijn geen specifieke locaties voor aangewezen. Wel wordt regionale afstemming nagestreefd.

Analyse

De nieuwe woonlocatie in Stokkum draagt bij aan het versterken van de identiteit van het dorp. In het ontwerp is rekening gehouden met de bestaande structuren landschapselementen.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de 'Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012'.

5.3.2 Woondeal 2.0 Groene Metropoolregio Arnhem Nijmegen

De gemeenten binnen de Groene Metropoolregio werken samen aan de woningmarktopgaven in de Groene Metropoolregio. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio’s met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt. Landelijk is sindsdien de opgave steeds manifester geworden. Nationaal wordt daarom ingezet op de bouw van 900.000 woningen tot en met 2030, met als streven dat hiervan minimaal 2/3 deel betaalbaar is. In vervolg op deze nationale ambitie zijn bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincie Gelderland over de realisatie van 100.000 woningen tot en met 2030. Dit krijgt nadere invulling via deze woondeal.

De woondeal moet de basis zijn om de komende jaren de noodzakelijke extra inzet te kunnen garanderen. Deze inzet bestaat onder andere uit het leveren van extra capaciteit en expertise, het beschikbaar stellen van subsidieregelingen, en het doen van ondersteunende investeringen voor de brede ruimtelijke investeringen die nodig zijn om de groei van de regio in goede banen te leiden.

Doorwerking in gemeente Montferland

Voor de gemeente Montferland is de ambitie om circa 1.500 woningen te realiseren tot en met 2030. Het meest recente woonbehoefteonderzoek, zoals in paragraaf 5.5.3 opgenomen, laat onder andere zien dat op het niveau van de (sub)regio de opgave nog hoger ligt dan de afspraken en ambities uit de woondeal. Voor Montferland is vooral veel behoefte aan sociale- betaalbare woningen.

Geïndexeerde bedragen zijn bekend in de Woondeal 2.0 van 2024. Via afspraken met de bouwende partij kunnen we aan deze meest actuele woondeal voldoen. Enige uitzondering daarop is het aandeel sociale woningbouw (25% i.p.v. 30%) omdat daarover al voor vaststelling van de woondeal 2.0 afspraken met de woningcorporatie gemaakt zijn en het aandeel aan sociale woningbouw niet per kern, maar over het geheel aan woningaanbod voor de 4 kernen bezien moet worden omdat dit beter aansluit bij de lokale behoefte.

De sociale huur wordt opgepakt door woningcorporatie Plavei. De woningbouw in Didam, Beek, Kilder en Stokkum voldoet gezamenlijk aan de prestatieafspraken met woningbouwcorporatie Plavei, te weten 25% in de categorie sociaal. Dit is als volgt opgebouwd:

  • In Didam 42 sociaal op 143 woningen totaal is 29%.
  • In Beek 17 sociaal op 69 woningen totaal is 25%.
  • In Kilder 15 sociaal op 85 woningen totaal is 18%.
  • In Stokkum 10 sociaal op 46 woningen totaal is 22%.
  • In totaal 84 sociaal op 343 woningen totaal is 24,5%.

Analyse

Met de realisatie van 46 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, rijwoningen, gestapelde woningen en rug-aan-rug-woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de regionale woningbehoefte. In paragraaf 3.1.5 is het woningbouwprogramma opgenomen. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld.

Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/ versterken van de leefbaarheid in de kern Stokkum. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de Woondeal.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de 'Woondeal 2.0 regio Arnhem-Nijmegen'.

5.3.3 Regionaal Woonbehoefteonderzoek 2022 Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen

De gemeente Montferland maakt deel uit van de woningmarktregio Arnhem-Nijmegen. Dit betekent dat in Montferland de in de regio Arnhem en Nijmegen afgestemde huisvestingsverordening van kracht is. De gemeente Montferland neemt op het gebied van wonen, zorg en welzijn, verduurzaming en veiligheid deel aan de regio Achterhoek. De gemeente Montferland vormt samen met de gemeenten Duiven, Zevenaar, Doesburg en Westervoort de subregio de Liemers. In de Liemerse woonagenda wordt voor Montferland een ruimte voorzien in de periode 2017 - 2027 van 880 tot 1.110 woningen (koop en huur).


Woningmarkt Montferland

Bevolking en huishoudens

Op lange termijn gaat het aantal inwoners in de gemeente Montferland dalen wat wederom invloed heeft op de huishoudenontwikkeling. Het wordt geprognosticeerd dat vanaf 2030 het aantal inwoners als ook het aantal huishoudens gaat dalen.


Hoewel het aantal huishoudens vanaf 2030 daalt, zal tot 2050 het totale aantal huishoudens niet onder 15.800 dalen, zoals geprognosticeerd in Primos2017 en CBS. Tot 2030 wordt een huishoudengroei van 6,3% geprognosticeerd. In 2050 is het aantal huishoudens ten opzichte van 2018 met ca. 3% gegroeid. Door een daling in de gemiddelde huishoudgrootte stijgt het aantal huishoudens, alsmede stijgt de vraag naar kleinere woonruimtes zoals bijvoorbeeld één- en tweepersoonshuishoudens voor 75 plussers.


Woningvoorraad en woningbehoefte

70% van de woningvoorraad bestaat uit koopwoningen, ca. 25% uit corporatiewoningen en 5% zijn commerciële huurwoningen. De huidige koopvoorraad bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen en voor een klein deel uit appartementen. De gemeente gaat uit van een groei van de woningvoorraad die minimaal gelijk is aan de geprognosticeerde huishoudensgroei. De gemeente kiest voor de gewenste toename van de woningvoorraad tot 2030 een bandbreedte van 950 tot 1.350 woningen. De woningvoorraad is in 2030 hiermee 16.000 tot 16.400 woningen groot.


Er bestaat voornamelijk behoefte aan woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens in de koopsector als ook sociale huurwoningen. Ook is er behoefte aan eengezins- en levensloopbestendige koopwoningen om gezinnen en ouderen te huisvesten.


Woningbehoefteonderzoek 2022 - 2040

De notitie woningbouwbehoefte 2019-2030 gaat nog uit van Primos2017. Inmiddels is de prognose aangepast. Voor de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen is in samenwerking met de provincie het 'Woonbehoefteonderzoek 2022 - 2040' uitgevoerd. Voor de gemeente Montferland is daarin de volgende woningbehoefte opgenomen.


Woningbehoefte gemeente Montferland

De woningbehoefte bestaat uit twee componenten: de huishoudensontwikkeling én een tekort aan woningen dat er nu al is en ingelopen moet worden. In de periode tot en met 2030 is er in Montferland behoefte aan 1.075 extra woningen. In de Woondeal zijn GMR 2.0 afspraken gemaakt om 1.500 woningen toe te voegen aan de woningvoorraad tot 2030 om zo bij te dragen aan het opvangen van de druk op de woningmarkt.

  • In Montferland is veel behoefte aan sociale- betaalbare woningen. Van de totale woningbehoefte betreft 75% een sociale huur-, middeldure huur- of koopwoning < € 355.000.
  • Per saldo is er ook relatief veel behoefte aan duurdere koopwoningen (> € 355.000), waarbij het accent ligt op grondgebonden woningen.
  • In de middeldure huursector is behoefte aan extra appartementen en levensloopgeschikte woningen. De vraag is met name afkomstig van ouderen. Per saldo komen de grondgebonden middeldure huurwoningen op termijn mogelijk onder druk te staan. Jongeren geven vaak de voorkeur aan een koopwoning, middenhuur is voor hen vaak tweede keus.
  • In de goedkope koop (< € 250.000) is behoefte aan appartementen (voor ouderen en jongeren) en grondgebonden woningen (voor starters).
  • In de betaalbare koop (€ 250.000 - € 355.000) ligt het accent in de aanvullende behoefte op grondgebonden woningen.


Voor de sociale huur is in de gemeente Montferland - afhankelijk van economische ontwikkelingen - behoefte aan 280 tot 330 extra woningen. In het lage scenario, dat het beste aansluit bij het huidige tijdsbeeld, is dit 30% van de totale woningbehoefte in de periode tot en met 2030. Het accent in de aanvullende behoefte ligt duidelijk op het toevoegen van appartementen en levensloopgeschikte woningen.

  • Door de vergrijzing neemt het aantal ouderen in de komende jaren toe. Vooral het aantal 75-plussers neemt sterk toe.
  • In de praktijk hebben lang niet alle ouderen een zorgvraag. De meeste ouderen wonen ook in de toekomst in een gewone woning, eventueel met (kleine) aanpassingen.
  • De komende jaren zal de vraag naar geclusterd wonen voor ouderen in verhouding veel toenemen. Enerzijds doordat het aantal ouderen met een zorgvraag toeneemt, anderzijds omdat ook vitale ouderen vaker zullen kiezen voor deze woonvorm. Uit sociale overwegingen en om zelf regie te blijven houden over hun woon(zorg)situatie.
  • Tot 2040 is in Montferland een groeiende vraag naar geclusterd wonen voor ouderen van 510 in 2022 naar 1.480 in 2040 te verwachten.


Analyse

Met de realisatie van 46 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, tweekappers, rijwoningen en gestapelde woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld.


De woningbouw moet voldoen aan de woondeal 2.0 van de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen. Daarin is afgesproken dat Montferland een netto plancapaciteit van 1.930 woningen heeft en 1.490 te realiseren woningen bruto. In de woondeal is afgesproken dat vanaf 2025 in de nieuwbouw minimaal 67% betaalbare woningen en minimaal 30% sociale huur zit.


In april 2023 is door bureau Companen woonbehoefteonderzoek uitgevoerd voor de regio. Daaruit blijkt dat de behoefte nog groter is dan eerder gedacht, met name door buitenlande migratie. Companen concludeert dat er meer woningen nodig zijn dan in de woondeal 2.0 is afgesproken.


Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/versterken van de leefbaarheid in de kern Stokkum. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de woonvisie. De woonvisie vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In paragraaf 3.1.5 is het woningbouwprogramma opgenomen.


Conclusie

Voorliggend plan draagt bij aan de woningbehoefte voor de groene 'Metropoolregio Arnhem-Nijmegen'.

5.3.4 Regionale Woonagenda Achterhoek 2023-2030

De woningmarkt in de Achterhoek heeft de laatste jaren aanzienlijk aangetrokken, waardoor de druk op de regio toeneemt en het woningtekort hoog is. Veel huishoudens ervaren moeilijkheden bij het vinden van een geschikte woning vanwege zowel het tekort als de betaalbaarheid van woningen. Het aanbod sluit vaak niet aan op de levensfase of woonbehoefte van woningzoekenden, vooral voor jonge huishoudens, starters, ouderen, arbeidskrachten en aandachtsgroepen. Er is een grote behoefte aan meer betaalbare woningen om de diversiteit in de woningvoorraad te vergroten en daarmee ook de bevolkingssamenstelling in de kernen.

De ambitie is om in elke kern en buurt een gevarieerd aanbod te creëren, geschikt voor verschillende leeftijdsgroepen en financiële mogelijkheden. Het streven is om 11.500 extra woningen te realiseren in de Achterhoek, waarbij een versnelde uitbreiding van de woningvoorraad wordt nagestreefd. Deze ambitie is vastgelegd in de Woondeal Achterhoek als onderdeel van de Nationale Woon- en Bouwagenda van het ministerie van BZK.

Met de vaststelling van de regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030 zijn ook de kwalitatieve toetsingscriteria opnieuw beoordeeld. Dankzij afspraken in het kader van de woondeal hoeft de behoefte niet meer per project te worden aangetoond. Elke gemeente heeft de vrijheid om binnen de gemaakte afspraken haar eigen ambitie in te vullen en deze naar behoefte over de kernen te verdelen.

Analyse

Met de realisatie van de woonlocatie in Stokkum wordt bijgedragen aan de woningbouwopgave in de Achterhoek. Met de realisatie van 46 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, rijwoningen, gestapelde woningen en rug-aan-rug-woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld. In paragraaf 3.1.5 is het woningbouwprogramma opgenomen.

Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/ versterken van de leefbaarheid in de kern Stokkum. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de woonagenda.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Regionale Woonagenda Achterhoek 2023-2030.

5.4 Beleid waterschap Rijn en IJssel

5.4.1 Waterschapsverordening Rijn en IJssel

De waterschapsverordening is de verordening op grond van de Omgevingswet, waarin vrijwel alle regels over de fysieke leefomgeving van het waterschap zijn opgenomen. Vrijwel alle regels, omdat enkele onderwerpen op grond van artikel 2.2 van het Omgevingsbesluit buiten de waterschapsverordening moeten blijven.

De kern van de waterschapsverordening bestaat uit regels over activiteiten van burgers, bedrijven en mede-overheden die van invloed zijn op het watersysteem, de waterveiligheid en de zuiveringtechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallaties, RWZI). Voor de opbouw van de waterschapsverordening is daarom gekozen naar een indeling in de verschillende soorten activiteiten.

  • regels over activiteiten bij waterstaatswerken, zoals oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen. Dit zijn regels over bijvoorbeeld het aanleggen van bruggen of steigers bij oppervlaktewaterlichamen, het aanleggen van kabels bij waterkeringen of het lozen van water in of onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam.
  • regels over activiteiten met betrekking tot grondwater. Daarbij kan gedacht worden aan grondwateronttrekkingen voor bijvoorbeeld beregening, veedrenking of bronneringen, maar ook het infiltreren van water in de bodem en het aanbrengen van drainage.
  • regels over het aansluiten van de gemeentelijke riolering op de RWZI.
  • regels opgenomen die afkomstig zijn uit de bruidsschat (de voormalige rijksregels die niet terugkomen onder de Omgevingswet).
5.4.2 Waterbeheerprogramma 2022-2027 Rijn en IJssel

Het beleid van het Waterschap Rijn en IJssel (WRIJ) staat in het waterbeheerplan 2022-2027. Het waterbeheerplan is een uitwerking van de 'Watervisie 2030' waarin het waterschap de lange termijn visie heeft verwoord. In het waterbeheerplan is het beleid voor de primaire taak het bieden van waterveiligheid, voldoende water, schoonwater, afvalwaterketen en vaarwegbeheer beschreven.

In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de doelen van waterschap Rijn en IJssel weergegeven in vier thema’s:

  • 1. Klimaatrobuust gebied
    Het doel is het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem zodanig te invullen, dat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
  • 2. Veilig gebied
    Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. De ambitie van het waterschap is dat in 2050 de keringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar op ontwikkelingen kan worden ingespeeld. Daarbij is er aandacht voor een duurzame wijze van beheer en behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken.
  • 3. Circulaire Economie en Energietransitie
    Het waterschap wil in het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil het waterschap in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin ze haar taken klimaatneutraal uitvoert.
  • 4. Gezonde leefomgeving
    Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Er wordt naar gestreefd dat het water in onze leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico’s oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.

Het waterschap heeft als norm dat 80 mm per m² aan toename van verhard oppervlak aan hemelwater geborgen dient te worden binnen het plangebied. Verder is het belangrijkste uitgangspunt voor het waterbeheer bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen 'waterneutraal ontwikkelen', dus dat een ontwikkeling zijn omgeving niet belast met meer of minder water. Zo wordt voorkomen dat verdroging of wateroverlast optreedt in het plangebied van de ontwikkeling en in zijn omgeving.

Analyse

In paragraaf 6.11 is een beschrijving en onderbouwing opgenomen van de wijze waarop rekening wordt gehouden met voorgenoemd beleid. In de Watertoets is beschreven op welke wijze het water wordt geborgen binnen het plangebied.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van Waterschap Rijn en IJssel.

5.4.3 Overig relevant beleid waterschap Rijn en IJssel

De weging van het waterbelang is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. Het heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De weging heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het projectgebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.

Met behulp van de weging van het waterbelang kan eenvoudig worden bepaald welke wateraspecten van belang zijn. Naarmate er een groter waterbelang is, zal een uitgebreidere procedure van de weging van het waterbelang moeten worden doorlopen.

We maken onderscheid in de volgende drie resultaten van de weging van het waterbelang:

  • 1. Plan raakt geen wateraspecten: geen wateradvies van het waterschap nodig.
  • 2. Korte procedure: het plan past binnen de uitgangspunten van het waterschap.
    De initiatiefnemer of gemeente ontvangt van het waterschap een standaardwaterparagraaf, en werkt de voor het plan relevante wateraspecten uit. De waterparagraaf wordt vervolgens door het waterschap van een wateradvies voorzien.
  • 3. Normale procedure: er zijn grote of meerdere wateraspecten van belang.
    De initiatiefnemer overlegt met het waterschap om tot maatwerk te komen. De initiatiefnemer brengt opties in beeld en onderbouwt keuzes m.b.t. de waterhuishouding.

In de toelichting op de omgevingsplanwijziging moet een stapsgewijze benadering van het huidige en toekomstige watersysteem worden opgenomen.

Deze bestaat uit de volgende stappen:

  • Omschrijf het huidig watersysteem;
  • Omschrijf de visie op het watersysteem in het plangebied. Houdt hierbij rekening klimaatontwikkeling en benut uitkomsten uit stresstesten voor wateroverlast, droogte, hitte en overstroming;
  • Omschrijf de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling op het watersysteem;
  • Omschrijf welke maatregelen worden genomen om met de gevolgen om te gaan. Hierbij geldt als uitgangspunt, dat de ontwikkeling waterneutraal en klimaatrobuust is.

De weging van het waterbelang kan plaatsvinden via de Digitale Watertoets (dewatertoets.nl).

Hieruit kwam naar voren dat een watertoets uitgevoerd diende te worden. Deze weging van het waterbelang is opgenomen in paragraaf 6.11.

5.4.4 Conclusie beleid waterschap Rijn en IJssel

Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past de het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van het waterschap Rijn en IJssel. Voor de uitwerking/resultaten van de watertoets wordt verwezen naar paragraaf 6.11.

5.5 Gemeentelijk niveau

5.5.1 Structuurvisie Montferland

Op 23 april 2009 is de Structuurvisie Montferland 'Ideeën voor een plek' vastgesteld. De structuurvisie geldt voor het gehele gemeentelijke grondgebied, met uitzondering van de bebouwde kommen. Het doel van de structuurvisie is tweeledig:

  • Het samenbrengen en actualiseren van bestaande visies en andere beleidsdocumenten in een nieuwe visie. Het gaat dus niet om het formuleren van nieuw beleid, maar om het samenbrengen in een visie van reeds bestaand beleid.
  • Het bestendigen van het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties; in het Regionaal Plan van de Stadsregio Arnhem/Nijmegen zijn een aantal uitbreidingsrichtingen van woonkernen opgenomen. In de structuurvisie worden deze zoekrichtingen vertaald en begrensd in concrete locaties. Daarnaast kan via de structuurvisie het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties worden bestendigd.

Analyse

Deze structuurvisie is een visie op hoofdlijnen. De structuurvisie is in beeld gebracht op de kaart 'Structuurvisie Montferland'. Op de kaart is het plangebied gelegen in een gebied dat is aangeduid als 'contour bebouwd gebied'. Hierbinnen is woningbouw mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0014.png"

PLANGEBIED BINNEN STRUCTUURVISIE (RODE KADER)

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de 'Structuurvisie Montferland'.

5.5.2 Woonvisie Montferland 2016-2020

In de 'Woonvisie Montferland 2016-2020' heeft de gemeente haar ambities, doelstellingen en maatregelen over het wonen in de gemeente voor de komende jaren vastgelegd. De gemeente hanteert daarbij de volgende visie op het wonen:

“De gemeente Montferland is een groene gemeente, die haar inwoners de kans geeft binnen deze gemeente de wooncarrière te doorlopen. Bijzondere aandacht krijgen de jonge, vaak startende huishoudens en de groeiende groep ouderen. Bestaande woongebieden, woningen en vastgoed worden optimaal benut en ontbrekende woningen en woonruimten voegen we toe. De gemeente Montferland wil haar bewoners een prettige woon- en leefsituatie op kernenniveau blijven bieden. De gemeente heeft vooral een regierol bij het realiseren van haar doelen.”

Bij deze visie behoren de volgende ambities:

  • Inwoners moeten binnen de gemeente een wooncarrière kunnen doorlopen. Dat houdt in dat de gemeente jonge en startende woningzoekenden de kans wil geven binnen de gemeente de gewenste woning te vinden, waar mogelijk op kernenniveau.
  • Huishoudensgroei neemt af en bevolking verandert van samenstelling, o.a. vergrijzing. De gemeente wil deze groeiende groep ouderen en mensen met een zorgvraag ondersteunen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
  • De gemeente wil een huurwoningvoorraad die wat betreft omvang en betaalbaarheid past bij de woningvraag van de huidige en toekomstige inwoners. Daarnaast streeft de gemeente naar een meer duurzame en energiezuinige woningvoorraad.
  • Er zijn nog ruim 1.000 woningen nodig in de periode 2015-2025; met de provincie zijn afspraken gemaakt voor het realiseren van 419 woningen in de periode 2015-2019.
  • Leefbaarheid in de kernen en wijken bevorderen door woningbouw, door verbetering van bestaande woningen en de woonomgeving.

Analyse

Met de realisatie van maximaal 46 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, tweekappers, rijwoningen en rug-aan-rug-woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld.

Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/versterken van de leefbaarheid in de kern Stokkum. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de woonvisie. De woonvisie vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de 'Woonvisie Montferland 2016-2020'.

5.5.3 Woningmarktonderzoek Montferland 2024

In 2024 voerde Companen in opdracht van Plavei en gemeente Montferland een nieuw woningmarktonderzoek uit dat gebruikt wordt als basis voor de herziening van de woonvisie.


Krapte woningmarkt

In 2023 lag de gemiddelde transactieprijs van een koopwoning op bijna € 358.000. Ten opzichte van 2019 is de gemiddelde prijs voor een bestaande koopwoning met maar liefst 29% gestegen. De druk op de sociale huurvoorraad is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dit zien we terug in de toename van het gemiddeld aantal reacties per woning. Het gemiddeld aantal reacties is opgelopen van 83 in 2019 naar 185 in 2023. Didam trekt relatief veel vestigers uit Zevenaar en Arnhem aan.


Bevolkingsontwikkeling: groei door migratie

De gemeente Montferland groeide de afgelopen jaren met gemiddeld 260 inwoners per jaar. De bevolkingsgroei komt door binnenlandse migratie en door een toenemende buitenlandse migratie (sinds 2021). Er is een sterke verhuisrelatie met Doetinchem, Zevenaar, Oude IJselstreek en Arnhem. Het valt op dat het aantal vertrekkers naar Doetinchem daalt en het aantal vestigers uit de regio Arnhem-Nijmegen jaarlijks stijgt.


Migratie in de bevolkingsprognose

De ontwikkeling van de bevolking is in beeld gebracht met behulp van bevolkings- en huishoudensprognoses (Primos 2023). In de huishoudensprognose zijn verhuisstromen niet eenvoudig te voorspellen. We vergeleken daarom de uitgangspunten van Primos met betrekking tot migratie, met de daadwerkelijke migratie in de afgelopen 5 en de afgelopen 1 0 jaar. De migratiesaldo in de Primos prognose liggen substantieel lager dan de daadwerkelijke migratie van de afgelopen jaren:

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0015.png"

De uitkomsten van Primos 2023 beschouwen we als de minimale behoefteontwikkeling in de komende jaren. Daarnaast is er een aanvullende variant (migratievariant) doorgerekend die de ontwikkeling weergeeft als de migratietrend van de afgelopen 10 jaar zich voortzet. Voor de periode 2023-2030 is gerekend met een extra jaarlijkse instroom van +100 personen en in de periode 2030-2040 gaat het om +60 personen gemiddeld per jaar.


Ontwikkeling bevolking

De bevolking van Montferland groeit in de periode tot 2030 met minimaal 770 personen. In de migratievariant is de groei geraamd op +1.470 personen. Ook in de periode daarna is de verwachting dat de bevolking verder toeneemt. Primos 2023 gaat uit van een toename van +970 personen in de periode tot 2040. In de migratievariant is de verwachte groei ruim twee keer zo hoog, namelijk +2.270 inwoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0016.png"


Ontwikkeling van het aantal huishoudens

Het aantal huishoudens neemt in de periode tot 2030 met circa +880 huishoudens toe. In de migratievariant gaat het om een groei van +1.200 huishoudens. In de periode tot 2040 is de groei geraamd op +1.080 tot +1.680 huishoudens afhankelijk van de prognose.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0017.png"

De komende jaren zal de huishoudenssamenstelling in de gemeente Montferland veranderen. Het aantal jonge huishoudens zal iets afnemen en het aantal ouderen huishoudens, met name van 75 jaar en ouder, neemt sterk toe. Het aantal gezinnen neemt licht af in de komende jaren, het aantal 1-ouder gezinnen zal iets toenemen.


Kwalitatieve woningbehoefte

De kwalitatieve woningbehoefte is in beeld gebracht op basis van feitelijke verhuisgedrag (CAB-Microdata) en op basis van de woonwensen (WoON). De belangrijkste accenten in de ontwikkelrichtingen zijn:

  • Tot 2040 is er een behoefte van 360 sociale huurwoningen (netto toevoeging), waarvan het grootste deel appartementen/ levensloopgeschikt. In de vrije sector huur ligt de vraag bij appartementen en niet bij grondgebonden woningen.
  • Er is een sterke behoefte aan betaalbare koopwoningen. De vraag naar grondgebonden koopwoningen tot € 250.000 en tot € 355.000 komt vanuit de jonge huishoudens en gezinnen. Vooral in de kleinere kernen ontbreekt op dit moment aanbod van koopwoningen in deze prijsklassen.
  • Er is ook een behoefte aan koopappartementen. De vraag hiernaar komt vooral vanuit ouderen die graag een toegankelijke woning betrekken.
  • In de periode na 2030 tot 2040 neemt de vraag naar woningen in elk segment in meer of mindere mate toe en in de vrije sector huur verder af. De vraag naar sociale huurwoningen neemt in vergelijking tot de andere segmenten het meest toe na 2030.


Veel (jonge) huishoudens zijn aangewezen op de vrije sectorhuur omdat zij teveel verdienen voor een sociale huurwoning, maar te weinig om een koopwoning te kunnen kopen. Als er voldoende betaalbare koopwoningen worden gerealiseerd neemt de vraag naar vrije sectorhuur af. Als dit niet het geval is, en de prijzen blijven stijgen, dan zal de vraag naar vrije sectorhuur toenemen.


Woningbehoefte

De huishoudensgroei in de kleine kernen is door de beperkte omvang van de kern lastig te voorspellen. Voor de kleine kernen gezamenlijk wordt een woningbehoefte van 250 tot 275 woningen t/m 2040 geraamd. De grootste behoefte ligt in het toevoegen van 2 onder 1 kap en vrijstaande koopwoningen. De behoefte aan het toevoegen van sociale huurwoningen is in de kleine kernen het laagst.


Analyse

De realisatie van maximaal 46 woningen in Stokkum met een gedifferentieerd woningbouwprogramma sluit aan bij de geraamde woningbehoefte en is wenselijk gezien de sterk toegenomen druk op de koop- en huurmarkt. Er wordt een passend woningaanbod gecreëerd voor diverse doelgroepen. Het aandeel sociale huurwoningen op deze locatie is lager dan de uit de Woondeal 2.0 afgesproken 30%, zodat er beter wordt aangesloten bij de lokale vraag. Op de overige uitbreidingslocaties worden extra sociale huurwoningen toegevoegd (zie ook toelichting onder 5.3.2).


De regio Achterhoek en de Liemers richten zich op het opvangen van de bovenregionale vraag naar woningen en voldoende plancapaciteit is wenselijk om een passend realisatieniveau te bereiken.


Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het 'Woningmarktonderzoek Montferland 2024'.

5.5.4 Groenstructuurplan

Op 27 januari 2011 is het 'Groenstructuurplan' vastgesteld. Het groen is kenmerkend voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap, met name ook van de kernen. Velen hebben belang bij aantrekkelijke kernen die, naast mogelijkheden voor een vitale economie, rust en ruimte bieden.

Voor iedere kern is een werkboek opgesteld dat handreikingen biedt voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Drie motto's staan in het 'Groenstructuurplan' centraal:

  • 1. sluit aan bij het landschap;
  • 2. versterk de karakteristiek van de kern;
  • 3. draagvlak in projecten.

De visie benoemt voor Stokkum op de groenstructuurkaart de volgende uitgangspunten tot het jaar 2030:

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0018.png"

UITSNEDE GROENSTRUCTUURPLAN

Analyse

De groenstructuurkaart toont de rij eiken langs de Eltenseweg. Bijzonder is dat de rest van eiken langs de voormalige voetbalvereniging niet op de kaart staan. In voorliggend plan is behoud van alle eiken een belangrijk gegeven en richtinggevend voor de opzet van de nieuwe buurt. Daarnaast is er sprake van een verbrede groenzone aan de binnenzijde van het plan zodat de eiken met onderbegroeiing de benodigde ruimte krijgt. Voorts bestaat de hoofdgroenstructuur uit het groene hart in het midden van de nieuwe buurt. Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Groenstructuurplan.

Conclusie

Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het 'Groenstructuurplan'.

5.5.5 Bomenbeleidsplan 'De kracht van bomen' 2019

Op 9 januari 2020 is het bomenbeleidsplan 'De kracht van bomen' vastgesteld.

Het belang van bomen

Bomen spelen een belangrijke rol spelen in het landschap en de leefomgeving. Ze dragen bij aan welzijn, luchtkwaliteit en klimaatbeheersing, en vormen herkenningspunten in de omgeving. Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen, zoals groei van dorpen en infrastructuur, staat het bomenbestand in Montferland onder druk. Dit vraagt om een doordacht bomenbeleid dat kap van bomen alleen toestaat met compensatie, fysiek of financieel. De gemeente Montferland streeft ernaar haar groene imago te versterken door een duurzaam en goed gedragen bomenbeleid te ontwikkelen en te implementeren.

Ruimtelijke plannen en Bomen

Het integreren van bomen in ruimtelijke plannen en projecten is van belang voor de gemeente Montferland. De uitgangspunten zijn het beschermen, behouden en verbeteren van groeicondities van bomen. Bomen moeten in een vroeg stadium van de planvorming worden meegenomen, en een "bomentoets" is verplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen om de impact op bomen te beoordelen. Bomen dienen als waardevolle objecten gezien te worden, en er moet voldoende ruimte voor hun wortels en kruinen worden gecreëerd. Ook bij onderhoudswerkzaamheden, zoals het aanleggen van kabels en leidingen, moet rekening gehouden worden met de bescherming van bomen. De gemeente stimuleert het behoud van bomen in projecten en stelt compensatie verplicht als bomen worden gekapt.

Analyse

In het plan wordt overal afstand gehouden tot de bestaande waardevolle bomen die het voormalig sportveld omzoomen. Langs deze bomenrij met onderbegroeiing is rondom het plan een bufferzone gehouden. Hierdoor houdt de bestaande groenstructuur zijn groeiruimte waardoor zij duurzaam kunnen doorgroeien. In het groene hart is ruimte om nieuwe bomen aan te planten in verschillende categorieën. Dit zal in de nadere uitwerking van het stedenbouwkundig plan nader uitgewerkt worden.

Conclusie

Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Bomenbeleidsplan.

5.5.6 Groenbeleidsplan Montferland

Op 16 februari 2023 is het Groenbeleidsplan Gemeente Montferland: Waardering voor Groen! vastgesteld.

De gemeente Montferland staat bekend om haar rust, ruimte, afwisselende landschappen en veel groen, wat een belangrijke rol speelt in haar identiteit. Om dit groen te behouden, is toekomstbestendig beleid nodig dat inspeelt op maatschappelijke uitdagingen, zoals de toenemende druk op de openbare ruimte, een gezonde leefomgeving, klimaatverandering en betrokkenheid van inwoners. Montferland streeft naar een openbare ruimte die voor iedereen toegankelijk is, de leefbaarheid versterkt en aantrekkelijk is om in te wonen en werken. Het nieuwe beleid richt zich op actuele ontwikkelingen en vertaalt bestuurlijke doelen naar concrete resultaten en kwaliteitsniveaus voor beheer.

Montferland heeft een diepgaande visie op het belang van groen in de gemeente. Het groen speelt niet alleen een esthetische rol, maar is ook essentieel voor de biodiversiteit, klimaatadaptatie, gezondheid, recreatie en het toerisme in de regio. De gemeente heeft daarom vijf belangrijke thema's gedefinieerd die de basis vormen voor hun benadering van het groenbeheer. Deze thema’s helpen Montferland bij het waarborgen van de kwaliteit van leven voor de inwoners, en zijn leidend voor zowel toekomstige ontwikkelingen als het dagelijkse beheer van de openbare ruimte.

  • Biodiversiteit: Een Rijk Leefgebied voor Flora en Fauna
    Biodiversiteit is van cruciaal belang voor Montferland. De gemeente streeft naar een toekomstbestendig, afwisselend en gevarieerd openbaar groen dat een thuis biedt aan allerlei plant- en diersoorten. Hierbij wordt aandacht besteed aan de verbinding tussen groenstructuren en waterpartijen om de biodiversiteit te versterken. Het gebruik van inheemse planten, nectarrijke bloemen en bomen zorgt voor een kleurrijk en levendig landschap dat niet alleen mooi is, maar ook functioneel bijdraagt aan de gezondheid van ecosystemen. Door deze focus op biodiversiteit wil Montferland problemen zoals ziekten en plagen voorkomen, terwijl het tegelijkertijd een omgeving creëert waar de natuur en haar bewoners centraal staan.

  • Klimaat:
    Tegen effecten van klimaatverandering zet Montferland groen in als een belangrijk middel om het klimaatprobleem aan te pakken. Het openbaar groen helpt bijvoorbeeld om de gevolgen van hittestress en droogte tegen te gaan door verkoeling te bieden in de stedelijke omgeving. Vegetatie zoals bomen en struiken biedt schaduw en zorgt voor een prettiger microklimaat. Bovendien fungeert een gezonde bodem als een natuurlijke spons, die regenwater opneemt en overstromingen voorkomt. Door klimaatadaptieve inrichting en beheer wil de gemeente zorgen voor een leefbare en veilige toekomst, waarin zowel mensen als dieren kunnen gedijen.

  • Gezondheid: Groen voor Lichaam en Geest
    Groen is meer dan alleen mooi; het draagt actief bij aan de gezondheid van de inwoners van Montferland. Groene ruimtes nodigen uit tot bewegen, ontmoeten en ontspannen, wat niet alleen bijdraagt aan de fysieke, maar ook aan de mentale gezondheid. Mensen voelen zich beter in een groene omgeving, en dit verlaagt stress en stimuleert een gezondere levensstijl. Het openbaar groen in Montferland moet daarom toegankelijk zijn voor iedereen, met voldoende plekken waar mensen kunnen recreëren, wandelen en tot rust kunnen komen. Ook kinderen worden aangemoedigd om op een natuurlijke manier te spelen en de natuur te ontdekken, wat hun sociale en fysieke ontwikkeling ten goede komt.
    Recreatie en Toerisme: Groene Ruimtes als Trekpleisters
    Recreatie en toerisme spelen een belangrijke rol in de economie van Montferland. De groene omgeving trekt niet alleen toeristen aan, maar biedt ook de lokale bevolking volop mogelijkheden om te genieten van de natuur. De gemeente werkt nauw samen met natuurorganisaties, ondernemers en vrijwilligers om een balans te vinden tussen recreatief gebruik en het beschermen van de kwetsbare natuur. Groene fiets- en wandelroutes, zoals de bekende klompenpaden en mountainbikeroutes, zijn een essentieel onderdeel van het recreatieve landschap. Door aandacht te besteden aan de beplanting langs deze routes, zoals bomen en kruidenrijke bermen, wordt niet alleen de biodiversiteit versterkt, maar ook de recreatieve waarde van de gemeente vergroot.

  • Esthetiek: Groen als Sfeermaker en Identiteitsdrager
    Tot slot speelt esthetiek een grote rol in hoe mensen het groen in hun omgeving ervaren. Groen draagt bij aan de sfeer, de identiteit en de tevredenheid van de inwoners van Montferland. Door een gevarieerde beplanting die aansluit bij de seizoenen, kunnen mensen het hele jaar door genieten van de veranderingen in kleur en geur. Het groene landschap wordt zorgvuldig afgestemd op de omringende natuur en cultuur, waardoor het niet alleen functioneel is, maar ook aantrekkelijk en uitnodigend. Zo zorgt Montferland ervoor dat de openbare ruimte een fijne plek blijft om te wonen, werken en recreëren.

  • Naar de Toekomst: Samen Werken aan een Groen Montferland
    Montferland ziet groen als een onmisbaar onderdeel van de toekomst van de gemeente. Door deze vijf thema’s te combineren, wordt er gewerkt aan een groene openbare ruimte die bijdraagt aan biodiversiteit, klimaatbestendigheid, gezondheid, recreatie en esthetiek. Deze thema's zijn niet alleen van belang binnen de gemeentelijke organisatie, maar ook daarbuiten. De gemeente streeft ernaar om inwoners, bedrijven en andere organisaties actief te betrekken bij de ontwikkeling en bescherming van het groen. Dit kan door het stimuleren van eigen initiatieven en het samenwerken aan concrete projecten.

Analyse

Voorliggend plan geeft alle thema's uit het groenbeleidsplan ruimte. Hieronder staat kort beschreven hoe de thema's in het plan verwerkt zijn.

  • Esthetiek
    De opzet van de wijk, met het groene hart en het behoud van de bestaande bomen zorgen voor een intiem karakter. Op deze manier wordt de openbare ruimte en het groen ingezet als sfeermaker en identiteitsdrager.
  • Klimaatbestendigheid
    In het groene hart komt een grote wadi en in de groene omzooming komt een greppel. Zodoende wordt er gezorgd dat het hemelwater langzaam de bodem intrekt en de bodem rondom de bestaande waardevolle bomen niet uitdroogt. Zo blijft het water in de wijk. De inrichting van het groen en de plaatsing van de bomen zullen verder bijdragen aan een klimaatbestendige wijk.
  • Biodiversiteit
    Het behouden van de bomen met onderbegroeiing worden in hun waarde gelaten wat de bestaande flora en fauna ten goede komt. Het groen in de wijk zal daarnaast zo veel mogelijk biodivers worden ingericht met diverse soorten, ruigtes en diverse hoogtes.
  • Gezondheid
    Voorgaande punten leiden tot een uitnodigende openbare ruimte. Diverse paden in het plan verbindt de nieuwe buurt met het dorp en het buitengebied. Daarmee nodigen ze uit tot bewegen en ontmoeten. Zo wordt de geestelijke en fysieke gezondheid van mensen gestimuleerd.

Conclusie

Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Groenbeleidsplan.

5.5.7 Welstandsnota (derde wijziging) gemeente Montferland

Op 26 november 2015 is de welstandsnota van de gemeente Montferland vastgesteld. Op 1 januari 2016 is de 3e wijziging welstandsnota gemeente Montferland in werking getreden.

Destijds is de nota opgesteld naar aanleiding van gewijzigde regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht en de behoefte aan deregulering. Het streven is nog steeds om onze inwoners zo min mogelijk met administratieve lasten en procedures te belasten en hen de mogelijkheid te geven om zoveel als mogelijk naar eigen inzichten te kunnen (ver)bouwen. In plaats van alles tot in detail van bovenaf te reguleren. Door het aanwijzen van welstandsvrije gebieden hebben we hiermee reeds een aanvang gemaakt.

Het vigerende bestemmingsplan geeft kaders ten aanzien van situering, gebruik en maatvoering. Hierdoor is het risico van achteruitgang van de (ruimtelijke) beeldkwaliteit van de omgeving is beperkt.

Het gehele grondgebied van de gemeente Montferland, met uitzondering van de historische kern van ‘s-Heerenberg, is welstandsvrij.

Analyse

Ondanks dat de realisatie van de woonlocatie in Stokkum welstandsvrij is, wordt de kwaliteit van de nieuwe woningen bewaakt middels een kwaliteitsplan voor beeld, duurzaamheid en circulariteit (BKP CE+). Het BKP CE+ vormt een belangrijk instrument voor de kwaliteitsbewaking van ruimtelijke plannen. Het BKP CE+ stelt eisen aan zowel het uiterlijk van de gebouwen en de openbare ruimte als aan duurzaamheidsaspecten. In het BKP CE+ is naast de gewenste uitstraling van de gebouwde omgeving en (landschappelijke) inrichting ook aandacht voor de wijze waarop natuurinclusief bouwen een meerwaarde voor de ontwikkeling kan zijn.

Dit instrument kan worden ingezet bij nieuwe ontwikkelingen. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 3 bijgevoegd. De gemeente kan met het BKP CE+ toezien dat afspraken met bouwpartijen over de ruimtelijke kwaliteit worden nagekomen.

Hoewel gemeente Montferland grotendeels welstandsvrij is, geeft dit het BKP CE+ handvatten aan de ontwikkelende en bouwende partijen om een kwalitatieve duurzame (openbare) buitenruimte en kwalitatieve duurzame bebouwing te realiseren. Uiteindelijk is dit het BKP CE+ een hulpmiddel om tot een passende inrichting van de openbare ruimte en architectuur van de bebouwing te komen.

Om minimaal een bepaald niveau na te streven zijn enkele onderdelen uit het BKP CE+ als juridisch beoordelingskader vastgelegd in de regels met een koppeling naar de beleidsregels 'Kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland' (zie 5.5.8).

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Welstandsnota.

5.5.8 Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’ (ontwerp)

In de (beeld)kwaliteitsplannen (afgekort KP) voor de gemeentelijke woningbouwuitbreidingen in Didam-Oost, Beek, Kilder en Stokkum ambities zijn geformuleerd voor een kwalitatieve duurzame (openbare) buitenruimte en kwalitatieve duurzame bebouwing. Die kwaliteit wordt in hoge mate bepaald door de inrichting van het openbaar gebied en de stedenbouwkundige structuur van het plan.

Daarnaast levert ook de bebouwing een belangrijk aandeel in de totale beleving van het plan. Hoewel gemeente Montferland grotendeels welstandsvrij is (met uitzondering van het historisch centrum van ’s-Heerenberg), geeft het KP aan de ontwikkelende en bouwende partijen die in het gebied woningen gaan realiseren de handvatten voor het ontwerp van de woningen. Het KP geeft richtlijnen voor de ruimtelijke kwaliteit en de nodige inspiratie biedt met tal van tekeningen en referentiebeelden.


Omdat het KP als bijlage in de toelichting (zie bijlage 2) van het omgevingsplan is opgenomen en daarmee geen formeel juridisch beoordelingskader is bestond de wens om enkele onderdelen uit het KP als juridisch beoordelingskader vast te leggen via beleidsregels.

In dit kader zijn de Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’ (zie bijlage 3 bij de regels) opgesteld voor de aspecten Erfafscheidingen, Verhard oppervlak, Groene daken en nestvoorzieningen om een kwalitatieve duurzame (openbare) buitenruimte en kwalitatieve duurzame bebouwing te kunnen waarborgen.

Analyse

Tijdens de uitwerking van het stedenbouwkundig plan en het ontwerp van de woningen dienen de benoemde beleidsregels in acht te worden genomen.

Conclusie

Het Omgevingsplan vormt geen belemmering voor uitvoering van de beleidsregels.

5.5.9 Water & Rioleringsplan (2022 – 2026)

Gemeente Montferland benoemt in hun Water & Rioleringsplan (2022 – 2026) dat het hemelwater bijna overal in de gemeente op eigen terrein kan worden verwerkt. Nieuw stedelijk gebied moet waterneutraal worden ontworpen. Dat betekent dat er niet meer water wordt afgevoerd dan in de natuurlijke situatie (voor de ontwikkeling). De richtlijn voor de maximum afvoer is 0,8 l/s/ha. Hemelwater dat niet op eigen percelen wordt geïnfiltreerd, moet worden opgevangen in voorzieningen met voldoende bergings- en of infiltratiecapaciteit. De benodigde omvang van de berging wordt bepaald door de hoeveelheid verhard oppervlak (daken en verhardingen) die naar de voorzieningen afvoeren.

Uitgangspunten voor het ontwerp van infiltratie- en waterbergingsvoorzieningen bij uitbreidingen zijn:

  • Voorkeur 1: niet inzamelen in gemeentelijk stelsel, maar regenwater verwerken op eigen terrein;
  • Minimaal: 40 mm in bovengrondse infiltratievoorziening (wadi).

Het ontwerp moet daarnaast voldoen aan de eisen van het waterschap.

Analyse

In paragraaf 6.11 wordt hier verder op ingegaan.

Conclusie

Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij het 'Water & Rioleringsplan (2022-2026)'.

5.5.10 Biodiversiteitsplan Montferland 2021

Het 'Biodiversiteitsplan Montferland 202' is een initiatief van de gemeente Montferland om de biodiversiteit in de regio te versterken. De biodiversiteit, ofwel de verscheidenheid aan planten en dieren, staat onder druk. Er zijn steeds minder geschikte plekken voor flora en fauna. Om dit aan te pakken, heeft de gemeente een plan opgesteld met maatregelen om de biodiversiteit te bevorderen.

De gemeente is tevreden wanneer het volgende is bereikt:

  • De basisbehoeften voor planten en dieren zijn aanwezig in alle gebiedstypen, bebouwd en onbebouwd
  • In Montferland zijn veel mensen zich bewust van de waarde en het belang van biodiversiteit.

De gemeente gaat daarbij gebiedsgericht te werk omdat voor de vier verschillende gebiedstypen (bebouwd of onbebouwd) de eisen die soorten aan hun leefomgeving stellen én de al dan niet aanwezige elementen verschillend zijn. De vier gebiedstypen (kernen, agrarisch buitengebied, bedrijventerreinen en natuurgebieden) komen verspreid in de gemeente voor.

Bewustwording over de waarde en belang van biodiversiteit is van groot belang, zowel binnen de organisatie van de gemeente zelf, als bij haar bewoners. Deze bewustwording is noodzakelijk om een gedragsverandering mogelijk te kunnen maken.

Analyse

Om voor onderhavig plan te zoeken naar een passende invulling voor een wijk die bijdraagt aan de doelstellingen voor biodiversiteit is gebruik gemaakt van werkmethode CEES – Circulair, Energie, Ecologie en Samenleving. CEES heeft een “bottom-up” benadering en verbindt concrete duurzame ideeën met ambities en doelstellingen. Op deze manier krijgt het begrip duurzaamheid betekenis en kunnen projecten op lokale schaal bijdragen aan de mondiale opgave.

De context van klimaatadaptief ontwikkelingen betekent het voorkomen van wateroverlast, droogte en hittestress. De ambitie is groen en klimaatadaptief bouwen conform de maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. De consequentie is ruimer opgezet bouwen met meer groen en bergingsruimte voor water dat onvermijdelijk leidt tot een lager uitgeefbaar oppervlak en dus tot een andere kosten/baten-verhouding van de ontwikkeling. Daarnaast moet worden voorkomen dat wateroverlast afwentelt op omliggende percelen. Ook besparen klimaatadaptieve maatregelen op aanleg van ondergrondse infrastructuur (geen hemelwaterafvoer, infiltratiekratten en bergingsvoorzieningen, inclusief beheer en onderhoud daarvan).

In voorliggend plan is er nadrukkelijk rekening gehouden met ruimte voor hemelwaterberging door middel van een grote wadi in het groene hart en greppels in de groene zone langs de omringende bomenrij. Zodoende blijft het water binnen het plangebied en infiltreert het evenredig in het gebied. Daarnaast wordt het besparen van verharding beoogd door het toepassen van grasbeton voor de parkeerplaatsen en het slim ontwerpen van de rijbaan (geen voetpad maar shared space). Tot slot worden er door het behoud van bestaande bomen en het toevoegen van nieuwe bomen voldoende schaduwrijke plekken gecreëerd. Deze doelstellingen en inrichtingseisen worden bewaakt middels een kwaliteitsplan voor beeld, duurzaamheid en circulariteit (BKP CE+). Het BKP CE+ is als bijlage 2bijgevoegd en staat nader beschreven in paragraaf 3.1.6.

Conclusie

De voorliggende ontwikkeling past binnen het beleid zoals omschreven in het Biodiversiteitsplan Montferland 2021.

5.5.11 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Montferland 2021

In het 'Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Montferland 2021' geeft de gemeente haar visie op een klimaatbestendig Montferland.

In het uitvoeringsplan geeft ze aan wat de pijlers zijn waar deze visie op steunt:

  • Adaptief landelijk gebied: Het Bergherbos op de stuwwal en de heidevelden kenmerken Montferland. Droogte bedreigt landbouw en natuur. We streven naar een toekomstbestendig landelijk gebied voor deze functies.
  • Woonkernen gezond en groen: In deze groene, landelijke gemeente wonen meer dan 36.000 mensen, met name in de dorpskernen. Er heerst hier een gezond en aantrekkelijk woonklimaat. Dat wil ze behouden en versterken
  • Robuuste vitale infra en objecten: De vitale functies van de gemeente moeten worden beschermd omwille van de gezondheid, veiligheid en economie. De vitale netwerken zijn knooppunten van wegen, energie, dataverkeer en meer
  • Ontwikkelingen klimaatbestendig: Er wordt gebouwd met het oog op de toekomst. Als er nu iets wordt ontwikkelt, moet er rekening worden gehouden met het klimaat van de toekomst.
  • Betrokken en actieve mensen: De mensen maken Montferland. Als de gemeente zich wil aanpassen aan het veranderende klimaat moet dat samen gebeuren. Er wordt ingezet op samenwerking met inwoners en organisaties in de gemeente.

Analyse

Om voor onderhavig plan te zoeken naar een passende invulling van een klimaatbestendige wijk is gebruik gemaakt van werkmethode CEES – Circulair, Energie, Ecologie en Samenleving. CEES heeft een “bottom-up” benadering en verbindt concrete duurzame ideeën met ambities en doelstellingen. Op deze manier krijgt het begrip duurzaamheid betekenis en kunnen projecten op lokale schaal bijdragen aan de mondiale opgave.

Het doel is om de biodiversiteit te versterken door verbetering van de kwaliteit van het leefgebied en de verbinding van leefgebieden. Daarnaast bevordert meer groen in de wijken een gezonde leefomgeving voor de inwoners. De ambitie is om de bestaande situatie (ecologische structuren) als uitgangspunt te nemen en natuurinclusief bouwen hier op af te stemmen. Daarnaast bestaande bomen en andere groenstructuren zoveel mogelijk handhaven en waar mogelijk is groenstructuren vergroten.

In voorliggend plan is er nadrukkelijk rekening gehouden met ruimte voor biodiversiteit. Het behoud en verruimen van de omliggende groenstructuur met grote eiken, diverse onderbeplanting en kruidenlaag is zeer waardevol voor de bestaande en toekomstige biodiversiteit. Deze verruimde groenzone en het groene middengebied worden voorzien van een bloem- en kruidenrijk grasmengel waarvoor een ecologisch maaibeleid geldt. Voor de verlichte achterpaden geldt dat er rekening gehouden moet worden met lichthinder voor de vliegroutes van vleermuizen. Tot slot zijn er ook diverse maatregelen te nemen voor de nieuw te bouwen woningen. Voorwaarde is dat er sprake moet zijn van natuurinclusief bouwen dat is afgestemd om de bestaande ecologische structuren. Deze doelstellingen en inrichtingseisen worden bewaakt middels een kwaliteitsplan voor beeld, duurzaamheid en circulariteit (BKP CE+). Het BKP CE+ is als bijlage 2bijgevoegd en staat nader beschreven in paragraaf 3.1.6.

Conclusie

De voorliggende ontwikkeling past binnen het beleid zoals omschreven in het 'Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Montferland 2021'.

5.5.12 Mobiliteitsvisie Montferland

De gemeente Montferland heeft in 2024 een uitgebreide mobiliteitsvisie opgesteld die gericht is op de toekomst, met als horizon het jaar 2035. De visie speelt in op veranderende trends in mobiliteit, zoals de opkomst van elektrische fietsen, deelmobiliteit, en emissievrije voertuigen, terwijl tegelijkertijd wordt ingespeeld op uitdagingen zoals vergrijzing, klimaatverandering en het teruglopende openbaar vervoer. De visie omvat drie basisprincipes en vier kernthema's die het mobiliteitsbeleid de komende jaren zullen sturen.


Drie basisprincipes van de mobiliteitsvisie:

  • 1. Toegankelijke openbare ruimte voor iedereen:
    De gemeente wil dat de openbare ruimte uitnodigt om te wandelen en fietsen. Binnen de kernen krijgen voetgangers en fietsers voorrang en wordt de leefbaarheid versterkt door meer groen en ruimte voor ontmoeting. De infrastructuur moet toegankelijk zijn voor iedereen, inclusief mensen met beperkingen zoals rolstoelgebruikers en slechtzienden. Verkeersroutes voor auto's, vrachtwagens en landbouwvoertuigen worden zoveel mogelijk buiten de dorpskernen gehouden om doorstroming te bevorderen en de druk op de kernen te verminderen.
  • 2. Inspelen op de mobiliteitstransitie: De gemeente zet in op het stimuleren van duurzamer vervoer. Dit omvat drie belangrijke pijlers:
    • a. Verminderen van fossielbrandstofgebruik door de overstap naar elektrische of emissievrije voertuigen.
    • b. Stimuleren van duurzamere vervoersmiddelen, zoals fietsen en lopen, waarbij autoverkeer minder de norm is.
    • c. Flexibel autogebruik, zoals deelauto's, wordt aangemoedigd voor de momenten dat autovervoer noodzakelijk is.
  • 3. Rekening houden met de identiteit van kernen:
    Elke kern binnen de gemeente heeft zijn eigen karakter en behoeften. Bij het uitwerken van mobiliteitsplannen wordt hier rekening mee gehouden, zodat elke kern op een passende manier wordt ontwikkeld.


De vier kernthema's van de mobiliteitsvisie:

  • 1. Montferland verbindt:
    De gemeente wil een breed scala aan vervoersmogelijkheden bieden, zodat inwoners, bedrijven, forenzen en bezoekers keuzevrijheid hebben. Duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen worden gestimuleerd, zoals fietsen en openbaar vervoer, terwijl gemotoriseerd verkeer in de kernen minder prioriteit krijgt. Er komen verbeterde fietsroutes en openbaarvervoersverbindingen tussen kernen. Ook worden maatregelen genomen om sluipverkeer tegen te gaan en de verkeersveiligheid rondom scholen te verbeteren. Dit zorgt ervoor dat Montferland kan groeien, terwijl het gebied leefbaar en bereikbaar blijft.
  • 2. Montferland zorgt:
    Mobiliteit wordt gezien als een essentieel onderdeel van deelname aan de samenleving. Iedereen moet zich gemakkelijk en zelfstandig kunnen verplaatsen naar bijvoorbeeld scholen, markten of bibliotheken. Veel straten zijn nu ingericht voor auto's, maar de gemeente wil deze ruimte meer delen met andere vervoersmiddelen en gebruiksvormen, zoals voetgangers, fietsers, natuur en spelende kinderen. Door lagere snelheden in te voeren, fietspaden te verlichten en veilige routes te creëren, worden de straten aantrekkelijker en veiliger voor alle gebruikers. Zo zorgt Montferland voor gezondheid, veiligheid en duurzaamheid, met oog op zowel huidige als toekomstige generaties.
  • 3. Montferland onderneemt:
    Bereikbaarheid is van groot belang voor zowel het lokale bedrijfsleven als het toerisme. De gemeente wil een gezond ondernemersklimaat creëren door de bereikbaarheid van bedrijven te verbeteren en tegelijkertijd de leefbaarheid in de kernen te behouden. Dit betekent dat vrachtverkeer en landbouwverkeer via routes buiten de kernen worden geleid, terwijl het verblijfsklimaat binnen de dorpskernen wordt verbeterd. Toeristisch vervoer wordt geconcentreerd op locaties waar dit gewenst is, terwijl fietsvoorzieningen en deelfietsen voor toeristen worden verbeterd. Voor lokale ondernemers worden specifieke laad- en losplekken ingericht en tijden voor bevoorrading afgestemd om de overlast te beperken.
  • 4. Montferland leeft:
    Als een van de weinige rurale gemeenten in de Achterhoek groeit Montferland in inwoneraantal. Deze groei biedt kansen, maar brengt ook mobiliteitsuitdagingen met zich mee. De gemeente wil de groene omgeving en de ruimtelijke kwaliteit behouden door de openbare ruimte anders in te richten. Dit houdt in dat auto's in woonwijken en centra minder ruimte krijgen en voetgangers en fietsers voorrang hebben. Parkeren wordt buiten de centra geconcentreerd en wordt zodanig ingericht dat het toegankelijk blijft voor mensen met fysieke of visuele beperkingen. De gemeente streeft ernaar dat basisvoorzieningen zoals winkels en scholen binnen 15 minuten lopen of fietsen bereikbaar zijn. In 2035 moet Montferland een plek zijn waar ontmoeting, ontspanning en toegankelijkheid voor iedereen centraal staan.

Analyse

Middels voorliggend plan wordt aangesloten bij het basisprincipe dat de openbare ruimte toegankelijk is voor een ieder. Middels de oprichting van openbaar groen, straten en paden wordt hiermee een eigentijdse woningbouw ontwikkeling gerealiseerd. Daarnaast past voorliggende ontwikkeling binnen de vier kernthema's door de locatie van het planvoornemen.

Conclusie

De voorliggende ontwikkeling past binnen de 'Mobiliteitsvisie Montferland'.

5.5.13 Integraal verkeers- en vervoersplan

Dit IVVP legt het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Montferland vast voor de periode 2020 tot 2030. Het biedt inzicht in de prioriteiten van de gemeente voor deze jaren, waarbij de bijbehorende maatregelen zijn gerangschikt in het uitvoeringsprogramma.

Het doel van dit IVVP is het vaststellen van een gebalanceerd beleid dat gericht is op veilige en duurzame mobiliteit, zowel voor dagelijkse verplaatsingen als voor de groei van de gemeente. Dit plan vormt de basis voor het opstellen van jaarlijkse actieprogramma’s met maatregelen tot 2030. Op gemeentelijk niveau is een aantal beleidsgebieden van belang voor het IVVP van Montferland:

  • Economisch beleid: De logistieke sector biedt kansen voor werkgelegenheid, met de verdere ontwikkeling van ’s-Heerenberg als logistieke hotspot EMZ (Emmerich-Montferland-Zevenaar). Ook toerisme en recreatie vormen belangrijke speerpunten, waarbij de gemeente zich verder wil profileren als aantrekkelijke bestemming voor bezoekers.
  • Toegankelijkheid: Er wordt gestreefd naar een hoge toegankelijkheidsstandaard in de openbare ruimte, vooral rondom publieksaantrekkende voorzieningen.
  • Onverharde wegen: Het beleid is om zandwegen onverhard te laten, met de nadruk op behoud van natuur- en cultuurhistorische waarden, waarbij gemotoriseerd verkeer een ondergeschikte rol speelt.
  • Laadinfrastructuur: Voor het plaatsen van oplaadpalen is een ontheffing nodig, waarbij het college toetst op criteria zoals behoefte, gedeeld gebruik en parkeerdruk.

Analyse

Middels voorliggend planvoornemen wordt aangesloten bij de toegankelijkheid die is opgenomen in het IVVP. De woningbouwontwikkeling wordt op een juiste wijze aangesloten op het bestaande weggenet, waarbij geen overspannen situatie ontstaat. De overige aspecten zijn niet aan de orde.

Conclusie

De voorliggende ontwikkeling past binnen het 'IVVP'.

5.5.14 Relevante programma’s
5.5.14.1 Gezondheid

In Montferland streven ze ernaar dat elke inwoner het vermogen heeft om in goede gezondheid te wonen, werken en recreëren. Ze willen dat alle kinderen gelijke kansen hebben om gezond en zelfstandig op te groeien, terwijl alle ouderen kunnen genieten van een vitale en zorgeloze oude dag in hun vertrouwde omgeving. In Montferland wordt elke inwoner gewaardeerd en krijgt de mogelijkheid om actief deel te nemen aan de samenleving op basis van hun eigen capaciteiten.

Montferland erkent het belang van gezondheid bij het behoud van zelfstandigheid en het voorkomen van zorgafhankelijkheid. Door in te zetten op sport, beweging en gezonde leefstijl als preventieve maatregelen, tracht de gemeente maatschappelijke effecten te bereiken. De focus ligt op voorlichting, gezondheidszorg en toegankelijke sport- en beweegfaciliteiten, vooral gericht op inwoners met een lagere sociaaleconomische status (SES) en beperkte gezondheidsvaardigheden. Gezien het feit dat in Montferland meer inwoners met gezondheidsachterstanden leven dan het landelijk gemiddelde, richt de gemeente zich op het verkleinen van deze gezondheidsverschillen, waarbij alle inwoners recht hebben op een kans op een goede gezondheid.

Deze ambities wil de gemeente bereiken door:

  • het beheren en onderhouden van een goed dekkend AED netwerk;
  • het integraal bevorderen van gezondheid bij andere beleidsterreinen;
  • het opstellen van een preventie- en handhavingsplan alcohol en drugs;
  • het sluiten van een lokaal preventieakkoord;
  • het stimuleren van een gezonde en rookvrije omgeving;
  • het uitvoeren van taken vanuit de wet Publieke Gezondheid door de GGD Noord en Oost Gelderland;
  • het stimuleren van een gezonde leefstijl bij kwetsbare groepen/trajecten.

Met voorliggend plan is rekening gehouden met het aspect gezondheid. Het plan is voorzien van onder meer wandelroutes. De voorziene groenstructuur binnen het plangebied biedt onder meer de mogelijkheid om een ommetje te maken. Daarnaast is in paragraaf 6.15 aangetoond dat de ontwikkeling van de woonlocatie geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

5.5.15 Maatschappelijke behoefte

Met stedelijke ontwikkelingen dient een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling ‘buiten het stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied’ mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien. In paragraaf 6.13 is middels een Ladderonderbouwing voor duurzame verstedelijking de behoefte naar woningen aangetoond.

5.5.16 Conclusie gemeentelijk beleid

Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van de gemeente Montferland

5.6 Omgevingswaarden

De gemeente heeft voorlopig geen gebruik gemaakt van de in het Bkl verankerde bevoegdheid tot het vastleggen van facultatieve omgevingswaarden. Toetsing hieraan is daarom niet mogelijk.

Hoofdstuk 6 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze bij de ontwikkeling rekening is gehouden met diverse aspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Onderzocht is wat de gevolgen van de nieuwe ontwikkelingen zijn op het onderzochte omgevingsaspect.

6.1 Geluid

Veel activiteiten in de fysieke leefomgeving hebben te maken met geluid; ze veroorzaken geluid(hinder) of worden eraan blootgesteld. Daarom worden er regels gesteld aan geluid. Deze regels gaan over het beheersen van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen enerzijds en de bescherming van geluidgevoelige gebouwen en locaties anderzijds. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geluid.

6.1.1 (Wettelijk) kader

De aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting onder de Omgevingswet is vooral een decentrale afweging. Gemeenten geven met het omgevingsplan voor elke locatie in de gemeente de gewenste geluidskwaliteit vorm. Geluid kan van grote invloed zijn op het woon- en leefklimaat van mensen en op hun gezondheid. Het Bkl bevat geluidsregels die via het omgevingsplan zullen gelden voor milieubelastende activiteiten die geluid voortbrengen. Voor de andere belangrijke geluidsbronnen zoals industrieterreinen, wegen en spoorwegen worden via de Aanvullingswet geluid, het Aanvullingsbesluit geluid en de Aanvullingsregeling geluid regels toegevoegd aan de Omgevingswet en het Bkl.

De regels voor geluid hebben een tweezijdige werking om de bescherming tegen geluidsbelasting vorm te geven. Enerzijds bij de aanleg of aanpassing van (spoor)wegen of industrieterreinen en anderzijds bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en locaties nabij een geluidsbron.

De geluidinhoudelijke doelstellingen zijn:

  • Het voorkomen van een onbeheerste groei van de geluidsbelasting op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties;
  • Het reduceren van geluidbelastingen op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties die blootstaan aan zeer hoge geluidsbelastingen;
  • Het bevorderen van bronmaatregelen;
  • Het scheppen van een beter toegankelijk en minder complex geheel van regels;
  • Het beperken van de lasten bij de uitvoering van de regels.

Onder de Omgevingswet wordt gewerkt met geluidaandachtsgebieden. De geluidaandachtsgebieden worden rekenkundig afgeleid van geluidproductieplafonds en basisgeluidemissies. De geluidaandachtsgebieden moeten op termijn digitaal op kaart worden ontsloten in de Centrale Voorziening Geluidgegevens. De geluidnormen zijn opgenomen in het Bkl. Er moet ook rekening worden gehouden met cumulatie van alle relevante geluidbronnen.

Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw of locatie binnen een geluidaandachtsgebied moet het aspect geluid beoordeeld worden.

Overigens moet ook waar geen sprake is van een geluidaandachtsgebied in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties het aspect geluid afgewogen worden.

6.1.2 Onderzoek

Wegverkeerslawaai

In het kader van de Omgevingswet dienen nu ook 30 km/uur wegen meegenomen te worden in de berekeningen voor de geluidbelasting op de gevels en dient de geluidbelasting gecumuleerd te worden met alle betrokken wegen. Het plangebied ligt daarom binnen de wettelijke geluidzone van de Eltenseweg. In het kader van de TAM-IMRO procedure is conform het gestelde in de Omgevingswet een onderzoek uitgevoerd naar het geluid door wegen waarvan het geluidaandachtsgebied het plan overlapt. Het geluid is getoetst aan het stelsel van standaardwaarden en grenswaarden uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (4 juli 2024 MON050-0001). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.

Rekenresultaten

Het onderzoek is uitgevoerd volgens de standaard rekenmethode zoals omschreven in de meet- en rekenmethode geluid wegen uit bijlage IVe van de Omgevingsregeling.

Gemeentewegen

Het geluid vanwege verkeer op de gemeentewegen voldoet aan de standaardwaarde van 53 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0019.png"

Nieuwe weg(en)

Het geluid vanwege de nieuwe wegen binnen het plangebied bedraagt ter plaatse van de bestaande woningen minder dan de standaardwaarde. Er wordt voldaan aan artikel 5.78m lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0020.png"

Indirecte akoestische effecten

Als gevolg van die toename van de verkeersintensiteit vanwege de beoogde ontwikkeling op het sportveld (281 motorvoertuigen per etmaal op het maatgevende wegvak) is sprake van een toename van het geluid vanwege door die weg op bestaande geluidgevoelige gebouwen (in deze situatie de woningen aan de Eltenseweg ten oosten van de ontsluiting van het plangebied) van 2,4 dB. Er wordt niet voldaan aan artikel 5.78af lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Beoordeling en afweging maatregelen

Maatregelen om het geluid te reduceren zijn onderzocht. Deze stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige en landschappelijke aard. Het geluid op de geluidgevoelige gebouwen (woningen) aan de Eltenseweg bedraagt maximaal 51 dB en is ruim minder dan de grenswaarde, bedoeld in artikel 3.35 (70 Lden voor gemeentewegen), en tevens minder dan de standaardwaarde (53 dB). Het Omgevingsplan kan daarom voorzien in de toename van het geluid van meer dan 1,5 dB.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig. Uit nadere beschouwing van omliggende (bedrijfs)activiteiten (zie paragraaf 6.14) blijkt dat er geen belemmeringen te verwachten zijn.

6.1.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.2 Luchtkwaliteit

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect luchtkwaliteit.

6.2.1 (Wettelijk) kader

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de instructieregels opgenomen in het Bkl. Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect luchtkwaliteit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere de in de buitenlucht voorkomende stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5).

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de instructieregels opgenomen in het Bkl. Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect luchtkwaliteit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere de in de buitenlucht voorkomende stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5).

Een activiteit is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • Het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging

De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt niet overal plaats. Voor een activiteit die iet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, is geen toetsing aan de rijksomgevingswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof nodig. Uit artikel 5.53 en 5.54 Bkl volgt dat een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de toename van de concentratie NO2 en PM10 niet hoger is dan 1,2 ug/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBMgrens blijft:

  • 1. Motiveren dat het project binnen de getalsmatige grenzen van een aangewezen categorie blijft. Onder deze ‘standaardgevallen NIBM’ vallen kantoren, woonwijken en het telen van gewassen. Dit moet wel onder een bepaalde omvang blijven conform artikel 5.54 Bkl. Valt een project binnen de genoemde categorie, maar niet binnen de gestelde grenzen? Het is dan mogelijk om alsnog via detailberekeningen aannemelijk te maken dat de 3%-grens niet wordt overschreden;
  • 2. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project de 3%-grens niet overschrijdt. Soms kan een kwalitatieve berekening voldoende zijn. Veel mensen bepalen met de NIBM-tool op een eenvoudige en snelle manier of een project in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Soms zijn detailberekeningen nodig als aanvulling op de NIBM-tool.

Buiten de zogenaamde aandachtsgebieden (die liggen in de grotere stedelijke agglomeraties) blijft toetsing aan het onderwerp luchtkwaliteit in het omgevingsplan beperkt tot de aanleg van auto(snel)wegen en langere tunnelbuistrajecten. De rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit gelden niet voor arbeidsplaatsen. Daartoe behoren bijvoorbeeld bedrijventerreinen, maar ook bedrijfswoningen.

Tenslotte moet in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet afgewogen worden of de luchtkwaliteit ter plaatse van het plan aanvaardbaar is om een nieuwe woning te realiseren.

6.2.2 Onderzoek

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat 46 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Toch zijn de (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht.

Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0021.png"

Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;

Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

De monitoringstool die in het kader van het CIML (Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante (dichtstbijzijnde) meetpunt '09217772_84649 '. Dit meetpunt is ca 2.500m verwijderd van het plangebied en ligt in 's-Heerenberg

categorie   grenswaarde   2025   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   10,7   8,83  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   13,9   12,9  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   6,0   6,0  

6.2.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.3 Geur

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geur.

6.3.1 (wettelijk) kader

De instructieregels van het Bkl voor geur afkomstig van rioolwaterzuiveringen en landbouwhuisdieren zijn gericht op aangewezen geurgevoelige gebouwen. In de aanwijzing van geurgevoelige gebouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg. Voor overige gebouwen of locaties bepaalt de gemeente zelf de mate van geurbescherming. Dat doet de gemeente vanuit haar taak van het evenwichtig toedelen van functies aan locaties.

Op industrie- en bedrijventerreinen kunnen bedrijfsmatige activiteiten voorkomen die geurhinder veroorzaken. Die activiteiten zijn dan zelf een relevante geurbron. Het bevoegd gezag bepaalt echter zelf welke mate van geurhinder ze aanvaardbaar vindt. Er moet dus worden beoordeeld of de geur van een activiteit op een geurgevoelig gebouw aanvaardbaar is.

6.3.2 Onderzoek

Om de toetsten of ter plaatse van de nieuwe woningen voldaan wordt aan de eisen die de milieuregelgeving stelt ten aanzien van het aspect geur, heeft de Omgevingsdienst Achterhoek een advies opgesteld. Het advies is als bijlage 5 bijgevoegd.

Uit het advies volgt dat de rechten van de bedrijven in de buurt van het plangebied in voldoende mate worden gerespecteerd. Op geen enkele wijze heeft de uitbreiding van het woongebied consequenties voor deze bedrijven. Het woon- en leefklimaat van de ontwikkellocatie, voldoet echter qua aan te houden vaste afstanden, voor- en achtergrond- geurbelasting, aan de hieraan te stellen eisen.

6.3.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.4 Bodemkwaliteit

Bij iedere ontwikkeling met betrekking tot de fysieke leefomgeving is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect bodem.

6.4.1 (Wettelijk) kader

Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is via het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. Het aanvullingsbesluit bepaalt voor welke activiteiten kan worden volstaan met een melding.

Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De kaders zijn gebaseerd op de risicogrenswaarden die voor de betreffende situaties zijn afgeleid.

De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door in onderlinge samenhang;

  • Beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigen en aantastingen;
  • Evenwichtig toedeling van functies aan locaties, rekening houdend met demkwaliteiten van de bodem;
  • Duurzaam en doelmatig beheren van de resterende historische verontreinigingen en -aantastingen.

6.4.2 Onderzoek

Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Buro Antares een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend grond- en asbestbodemonderzoek Westerbroekweg Stokkum" (30-11-2022, 128 11 22 ). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.

Op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek wordt, de hypothese "onverdacht" voor de onderzoekslocatie, verworpen. In de grond zijn lichte overschrijdingen gemeten. De overschrijdingen zijn dermate dat aanvullende maatregelen of een bijstelling van de hypothese niet noodzakelijk worden geacht. Er is geen verhoogd asbestgehalte aangetroffen in het samengestelde mengmonster uit de puinverharding.

Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de voorgenomen nieuwbouw op de locatie

6.4.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.5 Mobiliteit en parkeren

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met de aspecten verkeer en parkeren.

6.5.1 (Wettelijk) kader

In de Omgevingswet is geen regelgeving opgenomen met betrekking tot mobiliteit en parkeren. De verkeersveiligheid is primair geborgd in de weg- en verkeerswetgeving, waaronder de Wegenverkeerswet. Daarnaast zijn richtlijnen opgenomen in het ASVV (Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen Binnen de Bebouwde Kom).

6.5.2 Onderzoek

In paragraaf 3.1.4 is zowel de parkeerbehoefte als de verkeersgeneratie als gevolg van de nieuwe woonwijk nader uitgewerkt. Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot de verkeersgeneratie en parkeerbalans te verwachten.

6.5.3 Conclusie

Voor het aspect verkeer en parkeren worden geen belemmeringen verwacht.

6.6 Omgevingsveiligheid

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit de omgevingsveiligheid gewaarborgd wordt. Omgevingsveiligheid beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Ook wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

6.6.1 (Wettelijk) kader

De hoofdlijnen van het (Wettelijk) kader voor de omgevingsveiligheid zijn opgenomen in instructieregels in afdeling 5.1.2 Bkl. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden.

Het betreft de volgende activiteiten:

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor);
  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteit leefomgeving.

Het werken met aandachtsgebieden voor omgevingsveiligheidsrisico’s is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico (artikel 5.12 t/m 5.15 Bkl). Een aandachtsgebied geldt van rechtswege. Deze worden vastgelegd in het Register Externe Veiligheid en zijn digitaal raadpleegbaar. In het deelplan moet binnen deze aandachtsgebieden rekening worden gehouden met het groepsrisico. Hier wordt aan voldaan door in het aandachtsgebied geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toe te laten en ook geen beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. Deze gebouwen en locaties zijn wel toelaatbaar als er daarvoor extra maatregelen worden genomen. Dat dient te geschieden met voorschriftengebieden. In een deelplan dient in principe een aandachtsgebied als voorschriftengebied te worden aangewezen als er met het deelplan kwetsbare gebouwen zijn toegestaan. In een voorschriftengebieden gelden de extra bouweisen van paragraaf 4.2.14 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

Daarnaast staan in het Bkl ook instructieregels voor de volgende risicobronnen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving:

  • Opslaan, bewerken en herverpakken van vuurwerk (afdeling 5.1.2.4 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (afdeling5.1.2.5 Bkl);
  • Exploiteren van een IPPC-installatie voor het maken van explosieven (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor militair gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl).

6.6.2 Onderzoek

Uit een inventarisatie is gebleken dat het plangebied niet gelegen is binnen een relevant aandachtsgebied. De Bevi inrichting Mainfreight Holding B.V., gelegen aan de Industriestraat 12 te ’s-Heerenberg is op circa 3,12 kilometer gelegen en de transportroutes, buisleidingen en overige inrichtingen liggen eveneens op voldoende afstand (zie afbeelding).

Het plangebied is eveneens niet gelegen is binnen een plaatsgebonden risicocontour(en). Daarnaast hoeft er geen rekening gehouden te worden met het groepsrisico.

Een beschouwing van het aspect externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk, aangezien het geen belemmeringen vormt voor de planvorming. Onderstaand is de ligging van het plangebied ten opzichte van de genoemde risicobronnen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0022.png"

6.6.3 Conclusie

Het aspect omgevingsveiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.7 Kabels, leidingen en straalpaden

Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen kabels, leidingen en/of straalpaden gelegen die zijn voorzien van een juridisch-planologische beschermingszone. Vanuit dit kader bestaan er geen belemmeringen en is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

6.8 Natuur

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect natuur en de gevolgen voor de omliggende natuur door stikstofdepositie.

6.8.1 (Wettelijk) kader

Ter bescherming van de natuur zijn in het Bkl diverse regels opgenomen. Deze regels komen grotendeels overeen met de regels die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming. Het gaat hierbij in de eerste plaats om regels voor de gebiedsbescherming van aangewezen Natura 2000-gebieden, regels voor de soortenbescherming van te beschermen planten en diersoorten (waaronder vogels) en regels ter bescherming van houtopstanden (buiten bebouwingscontour en erven).

Het gebieds- en soortenbeschermingsregime vloeit voor een belangrijk deel voort uit twee Europese richtlijnen, te weten de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG).

6.8.2 Analyse
6.8.2.1 Quickscan natuuronderzoek

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000 gebied. Ten zuidwesten van het plangebied ligt op 3,8 km afstand Vogelrichtlijngebied: “Unterer Niederrhein”. Ten zuiden van het plangebied ligt op 4,2 km het Habitatrichtlijngebied “Emmricher Ward”. Ten oosten van het plangebied ligt op 5 km Vogelrichtlijngebied “Untererer Niederrhein” en Habitatrichtlijngebied “Rijntakken”. Hiernaast ligt ten zuidoosten van het plangebied op 5 km Habitatrichtlijngebied “Hetter-Millinger Bruch”. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Om na te gaan of voorliggend plan verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland, is een quickscan natuuronderzoek uitgevoerd: 'Quickscan Woningbouw Gemeente Montferland: in de hoek van de Eltenseweg en Westerbroekweg in Stokkum', (25 januari 2023). Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd.


Het plangebied ligt buiten een GNN of Groene Ontwikkelingszone. De kernkwaliteiten zijn hierdoor niet van toepassing op dit gebied.

Stikstofdepositie

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen.

Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar. Om de effecten van het plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de 'Handreiking Passende Beoordeling Stikstofaspecten Bestemmingsplannen'. Het onderzoeksrapport 'Stikstofonderzoek, uitbreidingslocatie Stokkum' (9 januari 2025; 20231015-MON050-RAP-STD-5.0) is als bijlage 8 bijgevoegd.

Uit de uitgevoerde berekeningen van de aanlegfase en gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie niet meer dan 0,00 mol N/ha/jaar bedraagt. Het onderhavige plan zal afzonderlijk – of in combinatie met andere plannen – geen relevante significante cumulatieve effecten kunnen veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. In het kader van een voortoets kunnen significant negatieve effecten derhalve worden uitgesloten waardoor het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.

Houtopstanden

In het plangebied zijn houtopstanden aanwezig. Deze vallen echter buiten de Omgevingswet (natuurbescherming) gezien ze vallen binnen de bebouwde komgrenzen volgens de Wegenverkeerswet. Voor deze bomen is een gemeentelijke kapverordening nodig.

Soortenbescherming
Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen is middels het rapport 'Quickscan Woningbouw Gemeente Montferland: in de hoek van de Eltenseweg en Westerbroekweg in Stokkum', (25 januari 2023) beoordeeld of en zo ja, welke functie het onderzoeksgebied heeft voor beschermde soorten. Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd.

Op basis van de resultaten van de quickscan natuuronderzoek komt naar voren dat:

  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor de soortgroep flora niet overtreden wordt.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor de soortgroep amfibieën niet overtreden wordt.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor de soortgroep libellen niet overtreden wordt.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor de soortgroep overige ongewervelden niet overtreden wordt.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor wat betreft de vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen niet wordt overtreden.

Nadere onderzoeken zijn niet noodzakelijk.

  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor de soortgroep zoogdieren mogelijk wordt overtreden. De planlocatie is potentieel geschikt voor de grote bosmuis, bunzing, hermelijn en wezel. Nader onderzoek met behulp van wildcamera’s en marterboxen is noodzakelijk.
  • de Wet natuurbescherming voor de soortgroep reptielen betreft hazelwormen en levendbarende hagedissen mogelijk wordt overtreden. Nader onderzoek met behulp van reptielen platen en inventarisatierondes in de zomer naar de levendbarende hagedis is noodzakelijk.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor de soortgroep vlinders betreft de grote vos en grote weerschijnvlinder mogelijk wordt overtreden. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten in het vliegseizoen is noodzakelijk.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor broedvogels mogelijk wordt overtreden. Nader onderzoek naar het belang van de twee nesten voor roofvogels en het functioneel leefgebied van de steenuil en huismussen is noodzakelijk.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor wat betreft de foerageergebieden van vleermuizen mogelijk wordt overtreden. Nader onderzoek naar het foerageergebied is noodzakelijk.
  • de Omgevingswet (natuurbescherming) voor wat betreft vliegrouten van vleermuizen mogelijk wordt overtreden. Nader onderzoek is noodzakelijk.

Conclusie

Uit de quickscan komt naar voren dat een nader soortenonderzoek naar de grote bosmuis, bunzing, hermelijn, wezel en de aanwezigheid van vlinders in het vliegseizoen noodzakelijk is. Daarnaast dient een nader onderzoek met behulp van reptielen platen en inventarisatierondes in de zomer naar de levendbarende hagedis uitgevoerd te worden.

Ook dient een nader onderzoek naar het belang van de twee nesten voor roofvogels en het functioneel leefgebied van de steenuil en huismussen uitgevoerd te worden. Met betrekking tot de vleermuizen is een nader onderzoek naar het foerageergebied en de vliegroutes noodzakelijk.

Een nader soorten onderzoek naar bovengenoemde soorten is uitgevoerd. De resultaten en conclusies uit het onderzoek zijn in paragraaf 6.8.2.2 opgenomen.

6.8.2.2 Nader soorten onderzoek

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies is door Foreest Groen Consult B.V. een nader soortenonderzoek uitgevoerd, rapport: ''Nader onderzoek grote bosmuis, grote vos, grote weerschijnvlinder, hazelworm, levendbarende hagedis, huismus, kleine marterachtigen, roofvogels en vleermuis; Woningbouw Gemeente Montferland'' (2 november 2023). Het rapport is als bijlage 9 toegevoegd.

Op basis van het onderzoek komt naar voren dat:

Grote bosmuis

De grote bosmuis is op geen enkel moment waargenomen. De aanwezigheid van de soort kan worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft de grote bosmuis niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is betreft de grote bosmuis niet noodzakelijk.

Grote vos & Grote weerschijnvlinder

De grote vos of grote weerschijnvlinder zijn op geen enkel moment waargenomen. Er zijn geen andere beschermde vlindersoorten waargenomen. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft de grote vos en grote weerschijnvlinder niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is betreft de grote vos en grote weerschijnvlinder niet noodzakelijk.

Hazelworm & Levendbarende hagedis

De hazelworm of levendbarende hagedis zijn op geen enkel moment waargenomen. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft de hazelworm en levendbarende hagedis niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is betreft hazelworm en levendbarende hagedis niet noodzakelijk.

Huismus

Op de planlocatie en in de nabije omgeving zijn meerdere huismussen waargenomen. Het meest zuidelijke kwetterbosje met 15 individuen in de heg blijft behouden. Het kwetterbosje bij de parkeerplaats van 5 individuen is niet essentieel. Op de planlocatie zijn de huismussen soms aanwezig. Binnen een straal van 200 meter zijn veel alternatieve groene structuren aanwezig. Stokkum is zeer groen met voldoende alternatief foerageergebied.

Door de werkzaamheden gaat geen essentieel foerageergebied of kwetterbosje van de huismus verloren. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft de huismus niet overtreden zolang de haag bij de woning bij Westerbroekweg 6 behouden blijft. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is betreft de huismus op dat moment niet noodzakelijk.

Kleine marterachtigen

Op geen van de camerabeelden zijn kleine marterachtigen geregistreerd. Ook zijn er geen uitwerpselen aangetroffen. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft kleine marterachtigen niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is betreft de kleine marterachtigen niet noodzakelijk.

Roofvogels

Tijdens de veldbezoeken zijn geen roofvogelnesten waargenomen. De nesten zijn bewoond door de ekster, houtduif en zwarte kraai. De ekster en zwarte kraai worden nader toegelicht onder 'Overige waarnemingen'.

Tijdens het roofvogel onderzoek waren de aanwezige nesten bewoond door de ekster en zwarte kraai, niet door de buizerd of een andere roofvogel. De buizerd en andere roofvolgels zijn op geen enkel moment bij de nesten op de planlocatie waargenomen. Een nest op de locatie is uitgesloten. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft roofvogels niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is voor wat betreft roofvogels niet noodzakelijk.

Steenuil

Tijdens het onderzoek is de steenuil op 6 locaties in de nabije omgeving waargenomen. Van de nestlocaties overlapt het 300 meter territorium van 3 nestlocaties gedeeltelijk met het plangebied.

Een beoordeling van essentieel foerageergebied van de steenuilen is noodzakelijk. Indien blijkt dat het plangebied essentieel onderdeel is van het foerageergebied dient een ontheffing Wet natuurbescherming te worden aangevraagd. De gedragscode van Stadswerk is hier niet van toepassing, dit heeft enkel betrekking op vaste rust- en verblijfplaatsen en gefaseerd snoeien van knotbomen in het foerageergebied.

Vleermuis

Vaste rust- en verblijfplaatsen

Tijdens de onderzoeken zijn geen vaste rust- of verblijfplaatsen waargenomen. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming betreft vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen is niet noodzakelijk.

Foerageergebied

Foerageergebieden zijn uitsluitend beschermd indien deze essentieel zijn voor het functioneren van een verblijfplaats. Bij de bomenrijen zijn meerdere foeragerende en passerende vleermuizen aangetroffen.

De gewone dwergvleermuizen, rosse vleermuizen en laatvliegers foerageren langs veel verschillende objecten zoals: beplantingen, gevels, waterpartijen en bij lantarenpalen. Door de werkzaamheden zullen (delen van) de bomenrijen verdwijnen. In de nabije omgeving is meer groen aanwezig met houtwallen, al werd er veelvoudig gebruik gemaakt van de locatie. Bij de bouw van nieuwe woningen zal foerageergebied voor de vleermuizen terugkomen. De vleermuizen kunnen hier na de werkzaamheden weer jagen. De vliegroute wordt in de volgende paragraaf besproken.

De rosse vleermuis jaagt voornamelijk hoog boven open gebied. Hierdoor is het zeker dat de bouw geen gevolgen heeft voor het foerageergebied van de rosse vleermuis. De soort is eenmalig waargenomen. In de omgeving zijn meer geschikte jachtgebieden aanwezig. De voormalige sportvelden zijn niet essentieel.

De gewone grootoorvleermuis foerageert vooral in bosrijke omgeving, boven bospaden, in dichte bossen, langs bosranden en bij bomen lanen. De gewone grootoorvleermuis is meerdere keren foeragerend waargenomen bij de bomenrijen.

Indien de gedragscode van Stadswerk wordt opgevolgd is een ontheffing van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. Indien de bomenrijen worden verwijderd is een analyse voor de aanwezigheid van alternatief foerageergebied in de omgeving voor vleermuizen noodzakelijk. Als blijkt dat het essentieel foerageergebied betreft, dient voor de kap van de bomenrij(en) een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.

Vliegroute

Er is één vliegroute van gewone dwergvleermuizen waargenomen langs de bomenrij aan de Eltenseweg. Indien de bomen worden gekapt en/ of meer licht op de bomen wordt beschenen zal de vliegroute worden verstoord. Indien de gedragscode soortbescherming gemeenten wordt opgevolgd van Stadswerk is geen ontheffing op de Wet natuurbescherming nodig voor de vliegroute van gewone dwergvleermuizen. Indien Stadswerk niet wordt opgevolgd is een ontheffing Wet natuurbescherming voor de vliegroute noodzakelijk.

Overige waarnemingen

Intrinsieke waarde

Elke inheemse soort is beschermd voor diens intrinsieke waarde. Dit geldt ook voor soorten die niet in de lijsten van de Wet natuurbescherming staan en voor vrijgestelde soorten.

Vrijgestelde soorten

De volgende soorten zijn vrijgesteld bij ruimtelijke ontwikkeling in Gelderland: bosmuis, egel, gewone pad, haas, rosse woelmuis, spitsmuis en vos. De Wet natuurbescherming wordt betreft deze vrijgestelde soorten niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is voor deze soorten niet noodzakelijk.

Bescherming vogels tijdens het broedseizoen

Alle inheemse vogels zijn in het broedseizoen beschermd, ook de grasmus, heggenmus, houtduif, koolmees, tjiftjaf, vink, scholekster en winterkoning. Beplanting dient verwijderd te worden buiten het broedseizoen. Indien dit niet mogelijk is dient de locatie vooraf te worden gecontroleerd door een ecoloog.

Categorie 4 nest – gierzwaluw

De gierzwaluw heeft een categorie 4 jaarrond beschermd nest. Door het ontbreken van bebouwing is de locatie ongeschikt voor de gierzwaluw. Het elektriciteitshuisje is volledig gemaakt van beton en vormt geen nestmogelijkheid. De aangetroffen gierzwaluw had geen binding met het plangebied. De Wet natuurbescherming wordt betreft de gierzwaluw niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is voor de gierzwaluw niet noodzakelijk.

Categorie 5 nest - groene specht

Het nest van de groene specht valt onder categorie 5 nesten. Categorie 5 nesten zijn enkel jaarrond beschermd bij onvoldoende alternatieven. Bij de bomen zijn geen nestlocaties van de groene specht aangetroffen. De Wet natuurbescherming wordt betreft de groene specht niet overtreden. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is voor de groene specht niet noodzakelijk.

Categorie 5 nest – ekster & zwarte kraai

De ekster en zwarte kraai hebben een categorie 5 beschermd nest: enkel jaarrond bij onvoldoende alternatieve locaties. Zowel in Stokkum als het buitengebied zijn voldoende alternatieve bomen aanwezig die geschikt zijn voor de nestbouw van de ekster en zwarte kraai. De nesten zijn enkel tijdens het broeden beschermd. Voor de ekster en zwarte kraai is dit broedseizoen hetzelfde als van de meeste vogels van ~maart – juni. Indien kapwerkzaamheden plaatsvinden binnen deze periode dienen de nesten vooraf door een ecoloog te worden gecontroleerd.

Conclusie

Indien kap plaatsvindt buiten het broedseizoen wordt de Wet natuurbescherming betreft de ekster en zwarte kraai niet overtreden. Onder deze voorwaarde is een ontheffing van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk.

6.8.3 Beoordeling steenuil en vleermuizen

Ten behoeve van de Steenuil is een beoordeling opgesteld: rapport "Beoordeling territorium steenuil in de hoek van de Eltenseweg en Westerbroekweg in Stokkum 6 mei 2024). Het rapport is als bijlage 10 bijgevoegd.

Uit de beoordeling blijkt het volgende:

Tijdens het onderzoek is de steenuil op geen enkel moment waargenomen op het plangebied. De belangrijkste delen van het foerageergebied ligt voor de Landerswal 1 oostelijk van het plangebied, voor de Oosterbroekweg 1 zuidelijk van het plangebied en voor de Gildestraat 1 ten noordoosten van het plangebied.

In de uitgangssituatie gaat voor de steenuil aan de Landerswal 1 bij de werkzaamheden 0,5 hectare verloren en voor de steenuil aan de Oosterbroekweg 1 gaat 1,0 hectare verloren. In werkelijkheid zullen deze waarden mogelijk lager liggen, afhankelijk van de mate groen in de nieuwe wijk. Voor de steenuil aan de Landerswal 1 blijft hierdoor 13,6 hectare aan optimaal en 3,5 hectare aan suboptimaal territorium over binnen 300 meter. Voor de Oosterbroekweg 1 betreft dit 21,7 hectare aan optimaal en 4 hectare aan suboptimaal territorium binnen 300 meter. Tot slot betreft dit voor de steenuil aan de Gildestraat 1 een 16,5 hectare aan optimaal territorium (geen verlies) binnen 300 meter.

Een steenuil heeft minimaal 4,5 tot 5 hectare optimaal leefgebied nodig binnen een straal van 300 meter rondom zijn nestlocatie. In zowel de huidige situatie als de nieuwe situatie hebben de drie steenuilen de beschikking over een meer dan voldoende groot gebied voor het onderhouden van een zelfstandig territorium.

De huidige plannen leiden daarom niet tot een aantasting van essentieel leefgebied van de steenuil. Een ontheffing voor de Omgevingswet hoeft niet te worden aangevraagd.

Voor de Vleermuizen zal gewerkt worden volgens de gedragscode van Stadswerk. Er is geen ontheffing noodzakelijk.

6.8.4 Conclusie

Vleermuizen

Voor de Vleermuizen zal gewerkt worden volgens de gedragscode van Stadswerk. Een ontheffing voor de Omgevingswet hoeft niet te worden aangevraagd.

Steenuil

De huidige plannen leiden niet tot een aantasting van essentieel leefgebied van de steenuil. Een ontheffing voor de Omgevingswet hoeft niet te worden aangevraagd.

6.9 Cultureel erfgoed

Gemeenten moeten in hun omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening is gehouden met binnen of buiten de locatie van de activiteit aanwezige archeologische of cultuurhistorische waarde. Gezien de aspecten archeologie en cultuurhistorie vaak met elkaar verweven zijn, worden deze hier gezamenlijk besproken.

6.9.1 (Wettelijk) kader

Bij het beschermen van cultureel erfgoed in het omgevingsplan moet rekening worden

gehouden met bepaalde uitgangspunten. Het Rijk geeft hiervoor instructieregels

(artikel 5.130 lid 2 Bkl).

Deze gaan over:

  • Ontsiering, beschadiging of sloop van beschermde monumenten of archeologische monumenten;
  • Verplaatsing van beschermde monumenten;
  • Gebruik van monumenten ter voorkoming van leegstand;
  • Aantasting van de omgeving van een beschermd monument;
  • Conserveren en in stand houden van archeologische monumenten.

6.9.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. Op onderstaande uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Montferland is te zien dat het plangebied is gelegen binnen het gebied dat is aangewezen als 'jonge landbouwontginning in het droge zandgebied'. Met de ontwikkeling van de woonlocatie worden geen relevante cultuurhistorische waarden aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0023.png"

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART GEMEENTE MONTFERLAND

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.9.3 Archeologie

Om te ondervinden of ter plaatse van het gehele plangebied historische resten in de bodem aanwezig zijn is een archeologisch bureau onderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd: Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)" (juni 2023; V-23.0044-005 ). Het rapport is als bijlage 11 bijgevoegd.

Op basis van de resultaten uit het bureauonderzoek komt naar voren dat:

  • binnen het plangebied geen bekende archeologische waarden aanwezig zijn .
  • het plangebied op een glooiing van erosiemateriaal (grof zand) ligt waar mogelijk nog een laagje dekzand op is afgezet. In deze afzettingen zijn gooreerdgronden ontstaan. Op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland kan gesteld worden dat het plangebied grotendeels geëgaliseerd is ten behoeve van de aanleg van een sportveld.
  • de verwachting op het aantreffen van archeologische waarden binnen het plangebied laag is voor alle perioden.

Op basis van de resultaten uit het inventariserend veldonderzoek blijkt dat:

  • In de meeste boringen een grijs/geelgrijs gevlekte of opgebrachte bovengrond is aangetroffen, waarvan de dikte kan variëren van 30 tot 110 cm. In andere boringen is een 15 tot 60 cm dikke zwak tot humeuze bovengrond (Ap-horizont aangetroffen die direct overgaat in de C-horizont. In een aantal gevallen is deze bovengrond door verploeging zwak gevlekt of ligt de grondwaterspiegel aan de basis van de bovengrond. De ongeroerde ondergrond (C-horizont) bestaat uit erosiemateriaal (hellingafzettingen).
  • Archeologische resten niet verwacht worden en derhalve ook niet bedreigd. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Bovenstaand advies is voorgelegd en wordt onderschreven door de bevoegde overheid (gemeente Montferland) en vormt de basis voor het selectiebesluit van de gemeente.

Ondanks een zorgvuldig onderzoek of een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij bevoegd gezag.

6.9.4 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.10 Duurzaamheid

Duurzaamheid krijgt een steeds prominentere rol in onze samenleving. De Omgevingswet biedt mogelijkheden om een transitie naar een duurzamere samenleving te bevorderen. In deze onderbouwing is het begrip duurzaamheid uitgesplitst in drie categorieën; ‘energietransitie’, ‘circulariteit’ en ‘klimaatadaptatie en water’.

6.10.1 (Wettelijk) kader

Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingswet en komt tot uiting in verschillende aspecten van de wet. Zo introduceert de Omgevingswet het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ als een overkoepelend doel. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit betekent dat bij besluitvorming rekening moet worden gehouden met langetermijneffecten. Het (wettelijk) kader voor duurzaamheid onder de Omgevingswet wordt verder ingevuld door onderliggende regelgeving, zoals het Bkl en het Bbl.

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stelt eisen aan de energiezuinigheid van nieuw te bouwen bouwwerken. Er gelden BENG-eisen voor de thermische isolatie, de luchtdichtheid en de technische bouwsystemen. De berekening dat aan de eisen wordt voldaan is onderdeel van een aanvraag omgevingsvergunning. Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van een alternatief voor aardgas voor verwarming.

Circulariteit

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stelt eisen aan de milieuprestatie van een woonfunctie, een kantoorgebouw en nevengebruiksfuncties daarvan (artikel 4.159 Bbl).

De milieuprestatie wordt bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie gebouwen en GWW-werken.

Klimaatadaptatie en water

Voor het kader voor klimaatadaptatie en water wordt verwezen naar het beleid van rijk, provincie, gemeente en waterschap op het gebied van klimaatadaptatie en water.

Natuurinclusief bouwen

Bij natuurinclusief bouwen wordt er extra rekening gehouden met alles wat leeft in de gebouwde omgeving door plek op te nemen voor flora en fauna Natuurinclusief ontwerpen wordt de norm. Deze landelijke ambitie wordt door de gemeente Montferland toegepast bij nieuwe initiatieven zoals nieuwbouw en herontwikkeling.

Bouwstenen Maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving

De landelijke maatlat is de basis voor het klimaatadaptief bouwen, waaraan voldaan moet worden om toekomstbestendig te ontwikkelen.

6.10.2 Energietransitie

Met het oog op het stimuleren van de energieopgave wordt in de gemeente Montferland gebruik gemaakt van bodemenergie. Om inzicht te krijgen in de haalbaarheid, effectiviteit en toepasbaarheid van diverse energieconcepten, heeft de gemeente Montferland aan IF Technology gevraagd om per deelgebied de meest kansrijke energieconcepten te onderzoeken. De woningbouwplannen voor Didam-Oost, Zeddam, Beek, Kilder en Stokkum hebben veel overeenkomsten, waardoor één algehele conclusie kan worden getrokken (met 2 uitzonderingen):

  • Door de hoge variatie in woningen en de lage woning- en warmtedichtheid wordt het individuele concept het meest kansrijk geacht;
  • Gesloten bodem energiesystemen (GBES) hebben hoge potentie;
  • In kader van netcongestie kan worden gekeken naar slimme warmtepompen en E-boilers en koppeling met dynamische energieprijzen.

6.10.3 Circulariteit

Op het gebied van circulariteit kan ook bijgedragen worden aan de duurzaamheidsambities. Daarbij kan gedacht worden aan een bijdragen aan de ambitie om in 2050 volledig circulair te zijn, klimaatneutraal bouwen en circulaire bouwsystemen. In het BKP CE+ (Bijlage 2) staat dit nader omschreven.

6.10.4 Klimaatadaptatie

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • water in openbare ruimte (waterbergende, ecologische, landschappelijke, recreatieve functie);
  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • eventuele verblijfsmogelijkheden in gebouwen (nestkastjes, vleermuiskasten etc.)
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;
  • zoveel mogelijk behoud van bestaand groen en versterken van bestaande groenstructuren.
  • goede langzaam verkeersnetwerken.

Deze aspecten zijn tevens nader beschreven in bijlage 2. De wijze waarop de waterberging wordt gerealiseerd is opgenomen in paragraaf 6.11.

6.10.5 Natuurinclusief bouwen

Met voorliggend plan wordt zo veel mogelijk gestreefd naar:

  • het behoud van het leefgebied van aanwezige dieren; met name vogels en vleermuizen.
  • een natuurinclusief gebied met onder andere geïntegreerde nestkasten, insectenhotels etc., zowel in bebouwing als in openbaar gebied;
  • ruimte voor volwassen bomen; zowel bij inpassen bestaande bomen als bij nieuwe bomen.
  • een gebiedseigen beplantingsassortiment, met voldoende variatie. Zowel natuurlijk als meer aangeharkt en gecultiveerd groen. Versterk daarmee de lokale biotopen.

Deze aspecten zijn tevens nader beschreven in bijlage 2.

6.10.6 Conclusie

Voorliggend plan draagt bij aan het bevorderen van een duurzame samenleving.

6.11 Water

6.11.1 (Wettelijk) kader

In paragraaf 5.4 is het (wettelijk) kader voor het aspect Water opgenomen. Hierna is de uitwerking hiervan beschreven.

6.11.2 Waterparagraaf

Door Kragten is de notitie 'Weging van het waterbelang, locatie Stokkum' (15 juli 2024) opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage 12. In onderstaande paragraaf zijn de relevante uitgangspunten zoals het beleid, de beoogde waterhuishoudkundige voorzieningen beschreven en getoetst aan het beleid van Waterschap Rijn en IJssel en Gemeente Montferland ten aanzien van het afkoppelen van hemelwater.

6.11.2.1 Uitgangspunten wateropgave

Het voornemen bestaat om in de gemeente Montferland in Stokkum woningen te ontwikkelen. Het waterschap heeft als norm dat 80 mm per m² aan toename van verhard oppervlak aan hemelwater geborgen dient te worden binnen het plangebied. De gemeente heeft als norm dat bij uitbreidingen minimaal 40 mm in bovengrondse infiltratievoorzieningen (zoals een wadi) geborgen dient te worden, maar dat het ontwerp ook dient te voldoen aan de eisen van het waterschap.

De GHG bevindt zich tussen circa 3,1 – 4,2 m onder het maaiveld, waardoor er genoeg ruimte is voor bovengrondse infiltratievoorzieningen die boven de GHG liggen. Uit de boringen van het infiltratieonderzoek komt naar voren dat de bovenlaag van de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn zand dat matig siltig en zwak grindig is. Op een wisselende diepte van 1,3 – 1,8 m onder maaiveld zit een matig zandige kleilaag van circa 2,0 – 2,4 m dik. Daaronder zit een sterk kleiige veenlaag. In het zuiden van het gebied zit op 0,6 m onder maaiveld een grindlaag waardoor niet verder geboord is dan 1,1 m onder maaiveld. Bij het bepalen van de locaties van de infiltratievoorzieningen dient hiermee rekening gehouden te worden.

De doorlatendheid waarmee voor een eventuele infiltratievoorziening in het matig fijne zand rekening gehouden dient te worden is 4,7 m/d en kan oplopen tot 17,7 m/d. Dit is een goede doorlatendheid en de leegloop kan waarschijnlijk via infiltratie verlopen.

6.11.2.2 Waterbergingsopgave

Onderstaand zijn uitgangspunten opgesteld, met punten waarmee rekening gehouden dient te worden tijdens het verder uitwerken van het stedenbouwkundig plan.

Door de ontwikkeling is er een toename van verhard oppervlak.

Aan de hand van het schetsontwerp (d.d. 14-02-2024) is het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling vastgesteld. In het ontwerp is verharding in de vorm van uitgeefbare percelen (bebouwing), en openbare verharding zoals wegen en parkeervakken aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0024.png"

De uitgeefbare percelen hebben een oppervlak van circa 9.255 m2. Hier zit het oppervlak van de tuinen die deels ook onverhard zijn bij in. We gaan ervanuit dat circa 20% van de elk perceel onverhard zal zijn. De openbare verharding heeft een verhard oppervlak van circa 3.540 m2.

In totaal bedraagt het verharde oppervlak in de toekomstige situatie circa (9.255 * 0,8 + 3.137 =) 10.541 m2. Voor de parkeervakken wordt uitgegaan van een uitvoering in grasbeton (50% afwaterend).

In onderstaande tabellen zijn de berekeningen opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0025.png"

Waterbergingsopgave

Door de ontwikkeling is er een toename van verhard oppervlak van circa 10.541 m2. Hierom dient er volgens het beleid van Waterschap Rijn en IJssel circa (10.541 * 0,08=) 843 m3 water geborgen te worden binnen het plangebied.

6.11.2.3 Invulling waterberging

Waterberging kan op verschillende manieren worden ingericht. Er kan hierbij gekeken worden naar ondergrondse en bovengrondse oplossingen. Ondergrondse oplossingen zijn in de regel financieel minder aantrekkelijk dan bovengrondse oplossingen. Bovengrondse maatregelen kosten echter meer ruimte aan het maaiveld.

In het ontwerp is een aanzet gedaan voor de invulling van waterberging (zie ). Aandachtspunt hierbij is dat de wadi in het midden op het hoogste punt van het projectgebied wordt gerealiseerd (circa NAP +17,5 m ten opzicht van een omgeving van circa NAP +17,0 m tot NAP 17,4 m). Hierdoor is het noodzakelijk om ofwel dit gehele gebied zodanig te verlagen dat het water uit de omgeving hierheen stroomt, ofwel het omliggende gebied zodanig te verhogen dat het water uit de omgeving naar de wadi stroomt. Met de blauwe pijlen is de afwateringsrichting van het hemelwater weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0026.png"

VOORGESTELDE OPZET VOOR OMGANG MET WATER IN HET PROJECTGEBIED

Wanneer de waterberging op deze manier ingevuld wordt kan er circa 440 m³ (talud 1:3) worden geborgen in de middelste berging. De greppels aan de achterzijde van de woningen hebben een capaciteit van circa 124 m³ (talud 1:2). In totaal is er in de opzet voor de omgang met hemelwater een berging opgenomen van circa (440 + 124 =) 564 m³. De verdeling over de verschillende voorzieningen is weergegeven in . Dit is een tekort van (843 – 564 =) 279 m³.

In het middengebied is voldoende ruimte beschikbaar om de berging te vergroten. Wanner deze berging met 308 m² wordt vergroot dan ontstaat er een extra capaciteit van (721-440=) 281 m³. Er is hiermee voldoende berging binnen het plangebied om te voldoen aan de eis van 80 mm.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01_0027.png"

VOORSTEL VOOR EXTRA BERGING IN HET ONTWERP (LICHTBLAUWE RAND RONDOM WADI))

Indien deze verruiming niet gewenst is, kan ingezet worden op groene daken of ondergrondse berging zoals infiltratiekratten bij de openbare parkeerplaatsen.

Aandachtspunten

  • Er wordt vanuit gegaan dat de watergang op een deel van de zuidwestgrens behouden blijft in de toekomstige situatie.
  • Aandachtspunt is dat de wadi in het midden op het hoogste punt van het projectgebied wordt gerealiseerd (circa NAP +17,5 m ten opzicht van een omgeving van circa NAP +17,0 m tot NAP 17,4 m). Hierdoor is het noodzakelijk om ofwel dit gehele gebied zodanig te verlagen dat het water uit de omgeving hierheen stroomt, ofwel het omliggende gebied zodanig te verhogen dat het water uit de omgeving naar de wadi stroomt.

6.11.2.4 Leegloop en overstort

1 voor een eventuele infiltratievoorziening in het matig fijne zand rekening gehouden dient te worden is 4,7 m/d en dit kan oplopen tot 17,7 m/d. Dit is een goede doorlatendheid en de leegloop kan dus via infiltratie verlopen.

Echter, op 1,3 – 1,8 m onder maaiveld zit een matig zandige kleilaag van circa 2,0 – 2,4 m. Daaronder zit een sterk kleiige veenlaag. Hierdoor kunnen er schijngrondwaterstanden boven de kleilaag ontstaan. In de bouwrijpfase kunnen deze kleilagen ter plekke van de infiltratievoorzieningen doorboort worden zodat het water alsnog in de bodem kan infiltreren.

6.11.2.5 Overstort-/escapemogelijkheid

Voor het geval de bergingsinhoud ter plaatse van de voorzieningen overbelast raakt (om welke reden dan ook) dient een overstortmogelijkheid (escape) te worden voorzien. Op de perceelsgrens moet het water vrijelijk kunnen overstorten naar het openbare gebied zonder daarbij overlast te veroorzaken. De overstort van de grote wadi in het midden kan eventueel naar de bestaande watergang gaan.

6.11.3 Waterkwaliteit

Montferland streeft naar water dat helder en schoon is. De kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater moet op alle punten aan de vereiste ecologische en milieukwaliteitsmaatstaven voldoen. De vuiluitworp van overstorten en andere lozingen mogen het oppervlaktewater niet nadelig beïnvloeden. Voor de waterkwaliteit wordt de strategie gevolgd van schoon houden, schoon en vuil scheiden, zuiveren.

6.11.4 Waterketen

De gemeentelijke riolering moet op termijn volledig voldoen aan het waterkwaliteitsspoor. Om dit te bereiken wordt zoveel mogelijk regenwater afgekoppeld van het riool en worden de schoon- en vuilwaterstromen zoveel mogelijk gescheiden. Al het afvalwater moet worden gezuiverd.

6.11.5 Conclusie

In bovenstaande waterparagraaf is aangetoond dat voldoende waterberging kan worden gerealiseerd binnen het voorgestelde stedenbouwkundig plan. Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.

6.12 M.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een toets om na te gaan of sprake is van een plan met grote milieugevolgen. Bij wijzigingen van het omgevingsplan en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu moet worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling in het kader van de fysieke leefomgeving een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven.

6.12.1 (Wettelijk) kader

De wetgeving over de milieueffectrapportage is opgenomen in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit (hierna: Ob).

Onder de Omgevingswet geldt de plan-m.e.r.-plicht voor een plan:

  • Dat een kader vormt voor een te nemen project-m.e.r.-plichtig of projectm.e.r.-beoordelingsplichtig besluit of;
  • Waarvoor een passende beoordeling vanwege Natura 2000-gebieden nodig is.

In bijlage V van het Ob zijn de projecten genoemd met mogelijk aanzienlijke milieueffecten. Deze lijst is niet limitatief, zodat ook voor andere dan de hierin genoemde projecten moet worden bezien of sprake is van mogelijk aanzienlijke milieueffecten.

Daarnaast is er de figuur van de plan-m.e.r-beoordeling voor kleine gebieden op lokaal niveau of voor kleine wijzigingen. Deze beoordeling is alleen verplicht als het plan leidt tot mogelijk aanzienlijke milieueffecten en significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden optreden. Een plan-m.e.r.-beoordeling is ook van toepassing op plannen of programma’s die een kader vormen voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten die niet in het Ob zijn genoemd.

6.12.2 Analyse

De beoogde ontwikkeling moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject en staat genoemd onder J11 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit. In deze bijlage zijn voor deze activiteit geen indicatieve drempelwaarden meer benoemd. Dit betekent dat het bevoegd gezag ten behoeve van de besluitvorming over wijziging van het Omgevingsplan in alle gevallen dient te bepalen of het initiatief leidt tot aanzienlijke milieugevolgen en er aanleiding is tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure. Ten behoeve van dit besluit stelt de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie op die dient te voldoen aan de criteria uit Bijlage III van de 'Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Voor voorliggend project is een aanmeldingsnotitie opgesteld (19 januari 2025) die in bijlage 13 is opgenomen. Naar aanleiding hiervan heeft het bevoegd gezag ingestemd met de conclusie uit de aanmeldingsnotitie en besloten dat er voor de ontwikkeling geen verdere m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.

6.12.3 Conclusie

Gelet op de kenmerken van de ontwikkeling en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn er geen belangrijke negatieve milieugevolgen te verwachten. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet nodig.

6.13 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van leegstand. Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik en de totstandkoming van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling ‘buiten het stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied’ mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.

6.13.1 Onderzoek

Betekenis voor het plangebied 

Voorliggend plan, zoals omschreven in paragraaf 1.1 voorziet in het realiseren van een woonlocatie met maximaal 46 woningen in Stokkum. Dit betekent een toename van maximaal 46 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt daarmee onder de definitie van een 'stedelijke ontwikkeling'.

Verantwoording

Het plangebied is binnen bestaand stedelijk gebied (BSG) gelegen. Daarom is beoordeeld welke potentiële alternatieve locaties er in het verzorgingsgebied zijn binnen BSG. De gemeente Montferland heeft hiervoor input geleverd. Op basis van deze lijst wordt geconstateerd dat de potentiële locaties binnen BSG kunnen voorzien in circa 1.500 woningen. Voor alle kleine kernen (behalve Didam, 's-Heerenberg, Zeddam en Beek) inclusief Stokkum geldt een behoefte van 250 tot 275 woningen. Om te kunnen voorzien in de gewenste uitbreidingsbehoefte is een plancapaciteit van 130% gewenst (conform afspraken Woondeal 2.0). Dit betreft 325 tot 350 woningen. De plancapaciteit van de kleine kernen (inclusief deze uitbreidingslocatie) zijn in lijn met de geprognotiseerde woningbehoefte. Stokkum ondersteunt hiermee de woningbehoefte voor alle kernen.

De toevoeging van maximaal 46 woningen is noodzakelijk om de woningbouwopgave die op de gemeente Montferland afkomt de komende jaren, te kunnen faciliteren (zie hiervoor paragraaf 5.3.2, 5.3.4, 5.5.2, 5.5.3) Met de realisatie van de woningen wordt voorzien in de actuele behoefte aan woningen in de gemeente Montferland. Binnen de beperkt beschikbare inbreidingslocaties in Stokkum zijn deze 50 woningen niet in te passen. Die beschikbare ruimte is veel kleiner dan de vraag aan capaciteit van nieuwbouw.

6.13.2 Conclusie

De nieuwe stedelijk e ontwikkeling voorziet in een actuele kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. Geconcludeerd wordt dat het voorgenomen initiatief binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. De voorliggende ontwikkeling voldoet wel aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is niet in strijd met het Bkl.

6.14 Milieubelastende activiteiten

Een goede omgevingskwaliteit en de integratie van milieu en ruimte betekent het integreren van (vaak technische) milieunormen in het omgevingsplan/vergunning. In deze paragraaf is duidelijk gemaakt:

  • Of de ontwikkeling een nieuwe milieubelastende activiteit (mba's) mogelijk maakt, en zo ja;
  • Op welke manier een keuze is gemaakt in de na te streven omgevingskwaliteit binnen het gemeentelijk grondgebied vanuit het thema milieubelastende activiteiten;
  • Op welke manier aan het reguleren van de omgevingskwaliteit vanuit het thema milieubelastende activiteiten in een omgevingsplan vorm zou kunnen worden gegeven dan wel via een omgevingsvergunning kan worden geregeld.

6.14.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

6.14.2 (Wettelijk) kader

Het begrip 'milieubelastende activiteit' (mba) is als volgt gedefinieerd in de bijlage bij artikel 1 van de Omgevingswet: "activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewater lichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit". Het gaat dus in feite om alle activiteiten die enig negatief effect op het milieu kunnen hebben (met uitzondering van 'directe lozingen' en wateronttrekkingsactiviteiten).

Het is een breed begrip; er vallen namelijk ook niet-bedrijfsmatige activiteiten, ook niet-plaatsgebonden activiteiten en tijdelijke activiteiten onder het mba-begrip.

In dit gedeelte worden regels over mba's bedoeld die op gemeentelijk niveau kunnen worden geregeld. Zie bijvoorbeeld afdeling 2.3 van de Bruidsschat, die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege in het tijdelijke deel van elk gemeentelijk omgevingsplan wordt opgenomen. Deze afdeling 2.3 is getiteld 'Milieubelastende activiteiten' en bevat gemeentelijke regels over mba's. Het Bkl bevat in hoofdstuk 5 onder andere instructieregels voor het omgevingsplan over milieu. De Bkl-regels spreken daarbij van 'activiteiten'. Uit de NvT van het Bkl blijkt dat daarmee 'milieubelastende activiteiten' worden bedoeld.

6.14.3 Onderzoek

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is sprake van beperkte functiemenging en er is weinig verstorend verkeer.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen percelen met een planologische bedrijfsbestemming. Wel ligt er naast het plangebied een enkelbestemming 'Gemengd' met functie aanduiding horeca.

De afstand van deze bestemming tot de dichtstbijzijnde woonbestemming bedraagt ca. 60 meter. Dit is voldoende afstand om een goede woonomgeving te realiseren. Daarnaast is deze bestemming omringd door meerdere woonbestemmingen waarmee de horecagelegenheid reeds rekening dient te houden en vormt daarom ook geen belemmering voor het huidige plan.

6.14.4 Conclusie

Het aspect milieubelastende activiteiten vormt geen planologische belemmering voor het plan.

6.15 Volksgezondheid

De Omgevingswet bevordert integrale besluitvorming en samenhang door alle relevante aspecten - waaronder gezondheid - in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect gezondheid.

Het gaat om:

  • Het beschermen van gezondheid (is er sprake van bijzondere omstandigheden waardoor het verlenen van de vergunning leidt tot ernstige nadelige of mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid?);
  • Het bevorderen van de gezondheid, zoals bevorderen sport en ontspanning (positieve gezondheid).
6.15.1 (Wettelijk) kader

Volgens artikel 1.3 sub a Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit een belangrijk maatschappelijk doel van de Omgevingswet. De aspecten veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit hangen nauw met elkaar samen.

6.15.2 Onderzoek
6.15.2.1 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

6.15.2.2 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

6.15.2.3 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

6.15.2.4 Gezonde Leefomgeving

In een woonomgeving spelen veel verschillende aspecten een rol om te komen tot een gezonde leefomgeving , onder andere:

  • geluid op de gevels van woningen,
  • waterkwaliteit van wadi's,
  • toestaan van houtstook,
  • vormgeving weg mbt geluid, luchtkwaliteit en snelheid verkeer,
  • spuitzones ten opzichte van agrarische percelen.

6.15.2.5 Toetsing

Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 bevat een praktisch stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is. De stappen dienen stuk voor stuk te worden doorlopen en beantwoord om na te gaan of er knelpunten worden gevonden en of advisering door de GGD wenselijk is. De uiteindelijke keuze om wel of geen medewerking te verlenen aan een ontwikkeling is een afweging die wordt gemaakt door de gemeente.

Stap 1 Endotoxine

Op basis van het ‘Endotoxine toetsingskader 2.0’ kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. De concentratie endotoxine in het plangebied voldoet aan de adviesnorm van 30 EU/m³. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1.000 meter rondom het plangebied is een pluimveeveehouderij actief. Er liggen geen overige intensieve veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Bovendien is binnen de straal van 250 meter een rundveehouderij actief. Deze wordt echter niet bestempeld als intensieve veehouders. Er dient een nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden voor de veehouderij met pluimvee.

Stap 2 Emissies

Er is geen sprake van een ontwikkeling van een veehouderij. De ontwikkeling betreft een wijziging naar een woonbestemming en leidt niet tot een toename van emissies van geur en/of fijnstof en/of ammoniak.

Stap 3a Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. wettelijk kader

De ontwikkeling vindt niet plaats in een gebied met een overbelaste geursituatie. Zie paragraaf 6.2.2 voor onderzoek naar geurbelasting.

Stap 3b Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/ leefklimaat.

De geurbelasting voldoet voor het hele plangebied aan de gezondheidskundige advieswaarde van 5,0 ouE/m³. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als gevolg van de geursituatie in het gebied.

Stap 4a Meerdere diersoorten in één veehouderij

Aan de Oosterbroekweg 4 te Stokkum worden kippen en runderen gehouden.

Stap 4b De afstand tussen een varkensbedrijf en pluimveebedrijf

De afstand tussen het plangebied en de dichtstbijzijnde varkensbedrijf en pluimveebedrijf is groter dan 100 meter.

Stap 5a Geitenhouderijen

Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.

Stap 5b Pluimveebedrijven

Het plangebied is gelegen binnen een afstand van 1 kilometer van twee pluimveebedrijf. Op Oosterbroekweg 4 te Stokkum is een veehouderij met 40 kippen aanwezig. De afstand bedraagt ca. 150 meter.

Stap 5c Overige veehouderijen

Binnen 250 meter liggen 2 veehouderijen. Aan de Oosterbroekweg 4 te Stokkum is een agrarisch bedrijf met 37 runderen gevestigd. Het agrarisch bedrijf aan de Westerbroekweg 8 te Stokkum heeft een vergunning voor 337 runderen.

Er dient een advies opgevraagd te worden bij de GGD omdat er een overige veehouderij zich binnen 250 m bevindt. De GGD adviseert inzake de aanwezigheid van een agrarisch bedrijf binnen 250 m van het plangebied om de toekomstige bewoners van het plan hierover te informeren en welk risico daarmee samenhangt. Op die manier kunnen toekomstige bewoners zelf een afweging maken.

Stap 6 Mestbewerking

Er is in de nabijheid geen mestbewerking of verwerking.

Stap 7 Ongerustheid over de volksgezondheid

Voor zover bekend, zijn er geen klachten/vragen bekend in de omgeving wat betreft de volksgezondheid in relatie tot de veehouderijen.

Uit het stappenplan blijkt dat overwogen dient te worden om advies van de GGD in te winnen. De gemeente heeft derhalve de GGD verzocht een advies op te laten stellen. Dit advies is bijgevoegd als bijlage 14.

Boom- en fruitteelt

Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Er mogen volgens het vigerend omgevingsplan 'Buitengebied' alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', nieuwe kwekerijen worden opgericht. Deze aanduiding is niet opgenomen op omliggende gronden.

Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

Hoogspanningsverbindingen

Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Deze hoogspanningsverbinding ligt namelijk op ca 7.200 meter met een voltage van 150kV en met een maximale rekenafstand van 70 m aan weerkanten dat het schadelijke magneetveld zich uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

Gezonde Leefomgeving

De GGD ondersteunt de groene invulling van het plan. Aanvullend adviseert de GGD:

  • Maak zo veel mogelijk gebruik van het bestaande groen.
  • Vermijd indien mogelijk soorten die allergieën kunnen veroorzaken.
  • Voorkom dat bijvoorbeeld honden in of vlak bij open water en wadi's hun behoefte doen, om zo het risico op infectieziekten te verkleinen. Probeer daarnaast stilstaand water in wadi’s te voorkomen (in verband met het voorkomen van verontreiniging en muggen).
  • Zorg tenslotte naast een klimaatadaptieve buitenruimte ook voor klimaatadaptieve woningen, door middel van voldoende ventilatie, dakoverstekken en/of zonwering.
  • Heb aandacht voor toegankelijkheid bij het inrichten van de openbare ruimte. De genoemde aspecten ter bevordering van een gezonde leefomgeving zullen in de nadere uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp.

De genoemde aspecten ter bevordering van een gezonde leefomgeving zullen in de nadere uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp.

6.15.3 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid voor dit plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Kostenverhaal en nadeelcompensatie

7.1.1 Algemeen

Met dit omgevingsplan wordt de mogelijkheid geboden voor bouwactiviteiten in het plangebied. Hiervoor maakt de gemeente kosten, zoals voor het wijzigen van dit omgevingsplan, voor de aanleg van openbare voorzieningen en voor nadeelcompensatie. De gemeente is verplicht de gemaakte kosten te verhalen op een initiatiefnemer als deze nieuwe bouwactiviteiten wil uitvoeren (artikel 13.11 Omgevingswet).

Dit kostenverhaal kan privaatrechtelijk of publiekrechtelijk worden geregeld. Het privaatrechtelijk kostenverhaal heeft de voorkeur boven het publiekrechtelijk kostenverhaal. Bij privaatrechtelijk kostenverhaal sluiten de gemeente en de initiatiefnemer van de bouwactiviteit een overeenkomst.

Is het niet mogelijk om een overeenkomst te sluiten, dan past de gemeente de regeling van het publiekrechtelijk kostenverhaal toe. Publiekrechtelijk kostenverhaal vindt plaats bij:

  • 1. Het publiekrechtelijk toelaten van kostenverhaalplichtige activiteiten en
  • 2. Er geen overeenkomst met de initiatiefnemer is gesloten.

Er vindt geen kostenverhaal plaats bij bouw op gronden die door gemeente zijn verkocht of in erfpacht zijn uitgegeven. De kosten worden dan verrekend in de verkoopprijs van de grond of in de erfpachtcanon.

7.1.2 Nadeelcompensatie

Wanneer een (rechtmatig) besluit, zoals een omgevingsvergunning, leidt tot schade, kan deze schade onder voorwaarden voor vergoeding in aanmerking komen. Ook de schade bij uitvoering en onvoorziene schade kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Dit is de zogenaamde nadeelcompensatie (artikel 15.1 eerste lid van de Omgevingswet).

De voorwaarden zijn onder meer dat de schade uitstijgt boven normaal maatschappelijk risico en dat de burger/bedrijf onevenredig zwaar worden belast.

Het risico op nadeelcompensatie is betrokken in de exploitatieopzet.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Participatie

Het overleg met de ketenpartners en het participatieproces met omwonenden en belanghebbenden is al besproken in het hoofdstuk 'voorbereiding en participatie' (zie paragraaf 4.1. Onder deze paragraaf wordt het formele participatietraject dat hierop volgt behandeld.

De gemeente publiceert de wijziging van het omgevingsplan digitaal via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB), het landelijke publicatieplatform. De regels van het ontwerp-omgevingsplan komen dan automatisch in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) c.q. Omgevingsloket. Via het onderdeel 'Regels op de Kaart' kan iedereen zien welke regels waar gelden.

7.2.2 Ter inzagelegging

Het ontwerp-wijzigingsbesluit en de daarbij behorende stukken worden gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd (artikel 3:11, Awb). Binnen deze termijn heeft eenieder de mogelijkheid een zienswijze in te brengen. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling. Eventuele zienswijzen worden beantwoord in een separate notitie, die te zijner tijd als bijlage bij het wijzigingsbesluit wordt opgenomen.

Hoofdstuk 8 Opzet regels

Onderhavig TAM-omgevingsplan vormt een wijziging van het omgevingsplan. Woningbouw op deze locatie is in strijd met in het tijdelijke deel onderdeel uitmakende bestemmingsplan 'Montferland', waardoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden.

Het TAM-omgevingsplan is op het oog een omgevingsplan dat losstaat van de rest van het omgevingsplan. Toch is het functioneel en juridisch een integraal onderdeel van het omgevingsplan.

Om te zorgen dat het TAM-omgevingsplan juridisch één geheel is met het omgevingsplan van rechtswege, wordt het als het ware als een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Onderhavig TAM-omgevingsplan dient dus ook als dusdanig gelezen te worden, in samenhang met de bruidsschat van het omgevingsplan. Daarom is er in de regels van onderhavig TAM-omgevingsplan een pre-ambule opgenomen, waarin staat dat het plan vigeert als hoofdstuk 22b. van het omgevingsplan.

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen

Dit TAM-omgevingsplan maakt onderdeel uit van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. Dat betekent dat alle regels uit het omgevingsplan ook van toepassing zijn op onderhavige ontwikkeling in Stokkum (tenzij ze daarmee strijdig zijn). Daarom worden in de regels alleen maar bepalingen opgenomen welke specifiek relevant zijn voor onderhavige ontwikkeling. Zo is er voor dit plan ook gekozen om niet de specifieke bepaling over de het afwijken van bepalingen uit de bruidsschat op te nemen, aangezien er bij dit TAM-omgevingsplan nauwelijks wordt afgeweken van de bruidsschat. Op de onderdelen waar dit wel gebeurt (bijvoorbeeld reken- en meetbepalingen) zijn specifieke voorrangsbepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 2 - Specifieke regels over functies en activiteiten

Conform de eisen vanuit de Omgevingswet worden in dit hoofdstuk de specifieke regels over functies en activiteiten beschreven voor de specifieke locatie. Alhoewel de regels niet hoeven te voldoen aan de SVBP, en er dus over 'functies en activiteiten' wordt gesproken in plaats van 'bestemmingen', staan deze op de verbeelding behorend bij onderhavig plan nog wel aangeduid als zijnde 'bestemming'. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet juist gepubliceerd kan worden op de (nog tijdelijke) landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor onderhavig AM-omgevingsplan is beoogd zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regels en bepalingen voor vergelijkbare functies en activiteiten uit het tijdelijk deel omgevingsplan Montferland (bestemmingsplan 'Kernen'). Deze zijn wel dusdanig omgevormd dat deze voldoen aan de regels van de Omgevingswet.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels over functies

Voor dit hoofdstuk zijn er algemene bepalingen opgenomen die alleen betrekking hebben op de artikelen uit dit TAM-omgevingsplan. Hier zitten bijvoorbeeld algemene bouw- en functieregels in die gelden voor het gehele grondgebied van de ontwikkellocatie.

Hoofdstuk 4: Overgangsregels

In TAM-omgevingsplannen hoeven geen bepalingen te worden opgenomen voor het overgangsrecht. Echter, in onderhavig voorbeeld TAM-omgevingsplan wordt een bestaande functie wegbestemd. Daarom zijn er overgangsrechtelijke bepalingen kopgenomen, zodat de bestaande functies mogen worden voortgezet zolang de nieuwe ontwikkeling nog niet is gerealiseerd.

Bijlagen bij de regels

Conform kernvereiste 1 wordt er zo min mogelijk gebruik gemaakt van bijlagen bij regels, om het plan zo overzichtelijk mogelijk te houden. Voor dit plan is er 1 bijlage opgenomen bij de regels die is gekoppeld aan de algemene beoordelingsregels.

Verbeelding

De verbeelding die is opgesteld voor voorliggend TAM-omgevingsplan dient te worden opgesteld conform de technische eisen van IMRO2012. Dat betekent dat er op de verbeelding wel 'bestemmingen' zijn te zien, en dat specifieke functies als zijnde 'functieaanduidingen' worden benoemd. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet door de validator van ruimtelijke plannen komt.