direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b, woningbouw Eltenseweg - Westerbroekweg, Stokkum
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01

Regels

Pre-ambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling op de locatie 'Eltenseweg e.o.' en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22b.]) van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22b.] van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22b.]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22b.]' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Montferland

Dit plan wijzigt het omgevingsplan Montferland in die zin dat na hoofdstuk 22 een hoofdstuk 22b. voor Eltenseweg e.o. wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van de regels van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk [22b.] zijn van toepassing op de locatie Eltenseweg e.o., waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

Artikel 3 Aanvullende begripsbepalingen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de volgende begrippen gehanteerd:

3.1 plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b, woningbouw Eltenseweg - Westerbroekweg, Stokkum met identificatienummer NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01 van de gemeente Montferland.

3.2 TAM-omgevingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01 met de bijbehorende regels.

3.3 locatievlak

een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel.

3.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

3.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

3.6 grens locatievlak

de grens van een locatievlak.

3.7 achtergevel

Een gevel van een gebouw aan de tegenovergestelde zijde van de voorgevel.

3.8 archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

3.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.10 bebouwingspercentage

De oppervlakte van de bebouwing binnen het bebouwingsvlak of, bij afwezigheid daarvan, het locatievlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

3.11 bed and breakfast

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning of bedrijfswoning, gericht op het bieden van een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

3.12 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.

3.13 bedrijf aan huis

Een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door een bewoner van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is. Hieronder wordt mede verstaan een bed and breakfast en een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een horecabedrijf, een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het bedrijf kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of prostitutie in welke vorm dan ook.

3.14 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

3.15 beroep aan huis

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, financieel, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, persoonlijk, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken daarvan, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van kappersactiviteiten, het voeren van een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het beroep kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een beroep in de prostitutie, in welke vorm dan ook.

3.16 bestaand
  • a. Ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik; het gebruik van grond en opstallen zoals op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens bestaat.

3.17 Bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

3.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

3.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

3.20 bouwlaag

Een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

3.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

3.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

3.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

3.24 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

3.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens verstaan verkoop via internet, waarbij sprake is van publieksgerichte activiteiten in de vorm van een showroom en/of een afhaalpunt voor consumenten.

3.26 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen

Detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een woon-/winkelgebied niet verantwoord is.

3.27 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

3.28 evenement

Een meerdaags jaarlijks terugkerend en verplaatsbare georganiseerde gebeurtenis die meestal publiek is, maar ook besloten kan zijn.

3.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

3.30 geluidzone

zone waarbinnen het verplicht is een akoestisch onderzoek uit te voeren bij de aanvraag van een omgevingsvergunning van geluidsgevoelig object.

3.31 hoofdgebouw

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.

3.32 horeca

Hotel, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bed and breakfast en een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

3.33 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor beperkte duur en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

3.34 huishouden

Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

3.35 kelder

Onder de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, onder peil, aanwezige constructiedeel of -delen worden niet meegerekend voor zover die zijn gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van de scheidingsmuren) én voor zover niet rechtstreeks buiten de woning bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang.

3.36 kwaliteitsteam

Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen team van deskundigen dat de realisatie kwalitatief begeleidt en beoordeelt op basis van de beleidsregels Ruimtelijke Kwaliteit.

3.37 levensloopbestendige woning

Een woning waarbij voorzieningen voor wonen, koken, slapen en baden/douchen gelijkvloers op de begane grond van de woning of de bijbehorende bouwwerken met een primaire functie zijn gerealiseerd en waarbij al deze ruimtes rolstoeltoegankelijk zijn zonder trappen of treden.

3.38 maatschappelijke voorzieningen

Culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Hieronder wordt in ieder geval begrepen; kinderopvang en bestaande zorg.

3.39 molen

Een door windkracht aangedreven krachtwerktuig van monumentale waarde, inclusief het bouwwerk waarin bedoeld werktuig zich bevindt, dat specifiek is opgericht, bestemd of geschikt is voor de uitoefening van het maalbedrijf.

3.40 ondergeschikte functie

De functie die ondersteunend is aan de primaire functie overeenkomstig de planologische functie van het hoofdgebouw. Bij een woning zal dat in het merendeel van de gevallen gaan om een garage/berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte.

3.41 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie -geen gebouw zijnde- van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

3.42 overkapping

Een bouwwerk dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

3.43 peil
  • a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld, hierbij dient te worden uitgegaan van de oorspronkelijke hoogte van het bouwperceel;
  • c. indien in of op het water gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

3.44 permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

3.45 primaire functie

De functie conform de planologische functie van het hoofdgebouw, bijvoorbeeld de woning.

3.46 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

3.47 rug-aan-rug woning

Woning waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning.

3.48 seksbedrijf

Een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:

  • a. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elke geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd.

3.49 slopen

Het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.

3.50 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

3.51 Stedenbouwkundig ontwerp

In een stedenbouwkundig ontwerp zijn de volgende zaken vastgelegd:

  • stedenbouwkundige hoofdopzet
  • duurzaamheidsmaatregelen die op gebiedsniveau getroffen moeten worden
  • woonmilieudifferentiatie, verdeling woningtypen
  • verkeersontsluiting
  • wandel- en fietsroutes
  • waterstructuur, inclusief benodigde waterberging eventueel benodigde bruggen en duikers
  • groenstructuur
  • ligging en doelgroep speelvoorzieningen
  • parkeeroplossingen in het openbaar gebied
  • afbakening deelplannen binnen project
  • afbakening grens openbaar-privé
  • principeprofielen infrastructuur.

3.52 verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het omgevingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

3.53 vloeroppervlak

De totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

3.54 voorgevel

De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of,

  • a. indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt; of
  • b. de gevel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.

3.55 voorgevellijn

Denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

3.56 voorziening waterhuishouding

Voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.

3.57 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden en niet zijnde een woonwagen. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen met in ieder geval een eigen toegang, toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.

Bij levensloopbestendige woningen mogen de badruimte, toiletruimte, keuken en badkamer ook in het bijbehorend bouwwerk met een primaire functie worden gerealiseerd.

3.58 wonen

Huisvesting in een woning waarbij de bewoner(s) gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen.

3.59 woongebouw

Een woongebouw is een gebouw waarin twee of meer woningen zijn gelegen. Deze woningen zijn bereikbaar via een of meer gemeenschappelijke verkeersruimtes

3.60 woonwagen

Een voor de huisvesting van personen bestemde woonruimte die is geplaatst op een woonwagenstandplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

3.61 zijgevel

Een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel.

4.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

4.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

4.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.4 diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

4.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, uitgezonderd dakkapellen.

4.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.

4.8 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en de aangegeven maximale bouwhoogten, niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functies en activiteiten

Artikel 5 Groen

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen.

5.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. inritten voor aanliggende woningen;
  • c. dierenweiden,
  • d. geluidwerende voorzieningen,
  • e. paden en verhardingen,
  • f. kunstwerken,
  • g. speelvoorzieningen,
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van groen - structurerend groen', structurerend groen

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen en werken.

5.3 Gebruiksactiviteit - verboden
5.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 5.2 genoemde functies van de gronden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - structurerend groen' om zonder of in afwijking van een schriftelijke (omgevings)vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld.
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 5.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
5.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. zij verband houden met de genoemde doeleinden in artikel 5.2;
  • b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden.

5.5 Bouwactiviteiten - beoordelingsregels
5.5.1 Algemeen
  • a. bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 5.2;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.5.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer - Verblijfsgebied.

6.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer - Verblijfsgebied heeft de volgende functies:

  • a. wegen, pleinen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf, waaronder terrassen;
  • b. markten;
  • c. parkeer-, groen-, water- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
  • e. abri's;
  • f. esthetische kunstwerken zoals beelden, waaronder ook begrepen oorlogsmonumenten;

met overige bouwwerken waaronder ook begrepen zitelementen, podiums en bankjes.

6.3 Gebruiksactiviteit - verboden
6.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 6.2 genoemde functies.

6.4 Bouwactiviteiten - beoordelingsregels
6.4.1 Algemeen
  • a. bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 6.2;
  • b. alleen bouwwerken in de vorm van:
    • 1. ondergeschikte gebouwen, zoals abri's, kabelkasten en gemaalgebouwtjes; en
    • 2. verkeerstekens, lichtmasten, palen, straatmeubilair en speelobjecten;
    • 3. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

zijn toegestaan.

6.4.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, als bedoeld in 6.4.1 onder b gelden de volgende regels:

  • a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 10 m² bedragen;
  • b. van gebouwen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van licht- en andere masten, verkeerstekens en regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen; en
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.opsgskkwonelwgwewg-on01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen.

7.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. beroep aan huis; en
  • c. tuinen en erven;
  • d. groen- en speel- en nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
  • f. wegen en paden.

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

7.3 Gebruiksactiviteit - verboden
7.3.1 Algemeen
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 7.2 genoemde functies van de gronden.
  • b. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet in overeenstemming is met de in 7.5 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.

7.4 Gebruiksactiviteit - voorwaardelijke verplichting onderzoeksaspecten

Het gebruik van de gronden overeenkomstig het bepaalde in 7.2 is uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat voldaan wordt aan de regeling in artikel 9.4.

7.5 Gebruiksactiviteit - nadere regels
7.5.1 Beroep aan huis

Voor het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroep aan huis gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep mag, in voorkomend geval samen met de oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in 7.6.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 50 m².

7.6 Gebruiksactiviteit - omgevingsplanactiviteit
7.6.1 Bedrijf aan huis
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een bedrijf aan huis.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a wordt verleend als toepassing wordt gegeven aan de volgende regels:
    • 1. het bedrijven betreft die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
    • 2. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep als bedoeld in 7.5.1, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m²;
    • 3. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
    • 4. de bedrijfsactiviteiten geen prostitutie, horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
    • 5. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
    • 6. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - structurerend groen' om zonder of in afwijking van een schriftelijke (omgevings)vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld.
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
7.7.2 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 5.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
7.7.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. zij verband houden met de genoemde doeleinden in artikel 5.2;
  • b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden.

7.8 Bouwactiviteit - beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning wordt verleend als toepassing wordt gegeven aan de volgende regels:

7.8.1 Algemeen
  • a. Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 7.2.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - geurzone' mogen geen geurgevoelige objecten worden gerealiseerd;
  • c. Alleen bouwwerken in de vorm van (hoofdgebouwen van) woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken , geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair zijn toegestaan.
  • d. Het aantal woningen binnen de locatievlakken 'Wonen' mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, onder voorwaarde dat voldaan wordt aan de regeling in artikel 9.1
7.8.2 Woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer woningen zijn toegestaan dan in dat vlak aangegeven.
  • b. binnen bouwvlakken mogen vrijstaande, twee-aan-een gebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde, halfvrijstaande of vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend halfvrijstaande of vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • c. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een punt van de voorgevel in of ten hoogste 3 m achter de aanduiding 'gevellijn' of, bij afwezigheid daarvan, met een punt van de voorgevel in of ten hoogste 3 m achter bouwgrens die is gekeerd naar de weg, waaraan het betreffende gebouw is gelegen;
  • d. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, zonder aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen, bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen aan twee zijden 2,5 m;
    • 2. twee-aaneengebouwde woningen aan één zijde 2,5 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen 0 m;
    • 4. gestapelde woningen, aan beide zijden 0 m;
    • 5. indien de bestaande afstand minder bedraagt dan hiervoor aangegeven, dan is dat de te hanteren minimale afstand;
  • e. de diepte van woningen, zonder aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de bij de bouwwijze aangegeven diepte:
    bouwwijze   max. diepte  
    aaneengebouwd   12 m  
    twee-aan-een   12 m  
    vrijstaand   15 m  
    gestapeld   15 m  
  • f. de goot- en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte met de aanduiding 'maximale goothoogte, maximale bouwhoogte (m)';
7.8.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een primaire functie gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen binnen het locatievlak 'Wonen' worden gebouwd;
  • b. bij levensloopbestendige woningen mogen voorzieningen voor wonen, koken, slapen en baden/douchen gelijkvloers op de begane grond van de woning in de bijbehorende bouwwerken met een primaire functie worden gerealiseerd;
  • c. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie met een verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 33% van de breedte van de voorgevel;
    • 3. er kan worden afgeweken van de geldende maximum goothoogte, doch niet van de in het omgevingsplan maximum toegestane hoogte;
  • d. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie zonder verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de hoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag maximaal bedragen:
      • indien het voorerf ten minste 6 meter diep is: 2,5 meter;
      • indien het voorerf minder dan 6 meter diep is, 1,5 meter;
      • de breedte mag maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen.
    • 3. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 1 meter te bedragen;
    • 4. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 0,25 meter te bedragen;
  • e. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen aan de zijgevel van een woning worden gebouwd, mits:
    • 1. minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
    • 2. mits de diepte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 meter of maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. mits de goothoogte niet meer dan 4 meter en de nokhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • f. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen aan de achtergevel van een woning worden gebouwd , mits
    • 1. de in het omgevingsplan toegestane diepte van het hoofdgebouw plus maximaal 3 meter niet wordt overschreden;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • g. onverminderd het vorenstaande dienen bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik op minimaal 1 meter achter de voorgevel te zijn gelegen en mag het bouwperceel voor ten hoogste 50% worden bebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik en/of overige bouwwerken:
    • 1. op een perceel met een oppervlakte van tot en met 400 m² niet meer dan 75 m² bedragen;
    • 2. op een perceel met een oppervlakte van meer dan 400 m² niet meer dan 100 m² bedragen;
    • 3. voor bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik mag de goothoogte niet meer dan 4 meter bedragen en mag de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen.
7.8.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige erf- of perceelafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
7.8.5 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan onder het hoofdgebouw en aan- of uitbouwen
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag.

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies

Artikel 8 Aanvraagvereisten

  • 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van omgevingsplan Montferland, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    • a. het bepaalde in artikel 22.284 van omgevingsplan Montferland van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden in dit plan; en
    • b. het bepaalde in 22.286 van omgevingsplan Montferland van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit inhoudende een gebruiksactiviteit of een bouwactiviteit in dit plan.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de aan de omgevingsvergunning verbonden beoordelingsregels.

Artikel 9 Algemene beoordelingsregels

9.1 Aantal en type woningen
  • a. Het maximum aantal te bouwen woningen voor het gehele plangebied mag niet meer bedragen dan 46;
  • b. Binnen het plangebied dient minimaal 30% van het aantal woningen als sociale huurwoningen te worden gerealiseerd en minimaal 25 jaar als sociale huurwoningen in stand te worden gehouden;
  • c. De gerealiseerde middenhuur woningen dienen minimaal 10 jaar als middenhuur woningen in stand te worden gehouden.

9.2 Groen en biodiversiteit

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming 'Wonen', is uitsluitend toegestaan wanneer is aangetoond dat het initiatief voldoet aan de eisen die worden gesteld in het kader van groen en biodiversiteit:

  • a. per woning dient ten minste het aantal faunavoorzieningen te worden gerealiseerd, zoals voorgeschreven in de Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
  • b. op het bouwperceel groene erfafscheidingen gerealiseerd, zoals voorgeschreven in de Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
  • c. het verhardingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen, zoals voorgeschreven in de Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
  • d. per kavel dienen bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik (bijgebouwen) voorzien te zijn van een groen dak, zoals voorgeschreven in de Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels.

9.3 Kwalitatieve duurzame (openbare) buitenruimte en kwalitatieve duurzame bebouwing

Het oprichten van gebouwen en/of gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken waarop het gebruiksdoel van toepassing is, is alleen toegestaan, danwel het verlenen van een omgevingsvergunning is uitsluitend toegestaan wanneer is aangetoond dat het initiatief ten aanzien van de volgende aspecten:

  • 1. Erfafscheidingen
  • 2. Verhard oppervlak
  • 3. Groene daken
  • 4. Nestvoorzieningen

voldoet aan de Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’ zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels.

9.4 Onderzoeksaspecten

Het oprichten van gebouwen en/of gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken waarop het gebruiksdoel van toepassing is, danwel het verlenen van een omgevingsvergunning is uitsluitend toegestaan wanneer is aangetoond dat het initiatief voldoet aan een gezonde en veilige fysieke leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit , waarbij getoetst wordt aan de volgende milieuaspecten:

  • a. geluid: er dient sprake te zijn van een aanvaardbare geluidsituatie;
  • b. water: er dient voldoende waterberging te worden gerealiseerd en deze waterberging dient te worden gehandhaafd waarbij voldaan wordt aan de regeling artikel 9.6;
  • c. stikstof; de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden mag niet meer dan 0,00 mol/ha bedragen;
  • d. bodemkwaliteit: de bodem dient geschikt te zijn voor de beoogde functie;
  • e. Natuurwaarden, .er dient via nader onderzoek aangetoond te worden dat er geen Natuurwaarden worden aangetast, waarbij voldaan moet worden aan de regels onder 9.5.

9.5 Natuurwaarden

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden overeenkomstig binnen het plangebied is alleen toegestaan, mits voor de bescherming van vleermuizen gewerkt wordt volgens de gedragscode van Stadswerk.

9.6 Hemelwaterberging

Het oprichten van gebouwen en/of gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken waarop het gebruiksdoel van toepassing is is alleen toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd te worden.
  • c. de compensatie bedraagt tenminste 80 mm per m2 verharding.
  • d. de waterhuishoudkundige voorzieningen welke strekken tot de berging van het hemelwater als opgenomen in de omgevingsvergunning bouwen danwel een voorziening die een daarmee vergelijkbaar resultaat bewerkstelligd dienen uiterlijk binnen één jaar na de bouw van het project worden gerealiseerd en in stand gehouden.

9.7 Parkeren
9.7.1 Parkeernormen
  • a. Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren voor motorvoertuigen als eventueel het laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen als opgenomen in de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' dan wel de opvolger(s) hiervan. Uitgegaan wordt van de categorieën 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwd kom'.
  • b. De parkeerplaatsen voor motorvoertuigen dienen de afmetingen te hebben die zijn afgestemd op gangbare motorvoertuigen zoals deze zijn opgenomen in de richtlijnen van het CROW.
9.7.2 Maatwerkvoorschrift
  • a. Met een maatwerkvoorschrift kunnen nadere eisen worden gesteld aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.
  • b. Met een maatwerkvoorschrift kunnen nadere eisen worden gesteld aan de maatvoering van een parkeerplaats.
  • c. Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van het gestelde in 9.7.1:
    • 1. indien het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
    • 3. Het maatwerkvoorschrift moet worden voorzien van een motivering waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.

Artikel 10 Algemene regels gebruiksactiviteiten

10.1 Strijdig gebruik

Het is in ieder geval verboden om de gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. als stand- of ligplaats van onderkomens;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de functie gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden;
  • e. het gebruik van één afzonderlijk gebouw voor wonen in combinatie met een hotel.

10.2 Evenementen
  • a. Voor het gebruik van gronden binnen de locatievlakken 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' voor evenementen gelden de volgende regels:
    • 1. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
    • 2. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
    • 3. het evenement duurt maximaal 5 (aaneengesloten) dagen;
    • 4. de bereikbaarheid voor hulpdiensten gewaarborgd is;
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in a. om het tijdelijk gebruik van gronden voor langduriger evenementen toe te kunnen staan. Hierbij dient te worden voldaan aan het volgende voorwaarden:
    • 1. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
    • 2. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn. Dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
    • 3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;
    • 4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 5. de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Specifieke beoordelingsregels bouwen

12.1 Bevoegdheden

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 Omgevingsplan 'Montferland' verlenen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van locatievlakken, bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 10 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.

12.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10 %.

13.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het bestemmingsplan c.q. (tijdelijk) omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit artikel, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.