direct naar inhoud van Motivering
Plan: TAM-omgevingsplan IKC 's-Heerenberg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01

Motivering

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Montferland heeft al jarenlang de wens om in 's-Heerenberg een multifunctioneel Integraal Kindcentrum (IKC) te vestigen. Na uitgebreid onderzoek van verschillende locaties is er in 2020 door de gemeente Montferland een geschikte locatie gevonden aan de Zeddamseweg 84. De gemeenteraad heeft op 8 juli 2021 ingestemd met deze locatie voor de huisvesting van een multifunctioneel IKC. Het IKC is een maatschappelijke voorziening met diverse functies gericht op de ontwikkeling van kinderen. Hierdoor kunnen deze (op pedagogisch vlak) optimaal van elkaar profiteren en kan er een integraal gebouw worden ontwikkeld. Tevens kan het multifunctionele IKC door de bundeling van diverse functies de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de kern 's-Heerenberg vergroten.

De voorgenomen ontwikkeling op de planlocatie is op grond van het 'Omgevingsplan gemeente Montferland' niet geheel mogelijk. Om die reden moet het 'Omgevingsplan gemeente Montferland' worden gewijzigd. Dit wordt gedaan door middel van dit TAM-omgevingsplan. TAM staat voor 'tijdelijke alternatieve maatregel'. Kort gezegd wordt bij een TAM-omgevingsplan de techniek voor planvorming gebruikt zoals deze onder de voormalige Wet ruimtelijke ordening (Wro) tijdelijk gebruikt wordt onder de Omgevingswet. Deze techniek betreft de uitwisselingsstandaard IMRO (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de voorziening Ruimtelijkeplannen.nl. Juridisch is echter sprake van een wijziging van het 'Omgevingsplan gemeente Montferland' onder de Omgevingswet.

1.2 Ligging planlocatie

Het projectgebied is gelegen aan de noordelijke rand van de bebouwde kom van 's-Heerenberg. Het projectgebied is gelegen op het perceel aan Zeddamseweg 84. Het projectgebied wordt begrensd door de Zeddamseweg aan de westzijde, de Maria van Nassaulaan aan de noord- en oostzijde en de Hogestraat aan de zuidzijde. Ten westen van het projectgebied is een akker gelegen met een aangrenzend stuk van het Bergherbos. Het projectgebied bestaat uit de percelen die kadastraal bekend staan als 'gemeente Bergh, sectie E, nummers 749 en 1136'.

Op de navolgende afbeelding is globaal de ligging en begrenzing van het projectgebied met een gele markering weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het projectgebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit TAM-omgevingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0001.jpg"

Globale ligging projectgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0002.jpg"

Globale begrenzing projectgebied

1.3 Huidig planologisch kader

Voor het projectgebied geldt het 'Omgevingsplan gemeente Montferland'. Onderdeel van dit omgevingsplan zijn de bruidsschatregels en de bestemmingsplannen. De bruidsschatregels zijn voormalige rijksregels die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn komen te vervallen en in het omgevingsplan van de gemeente zijn opgenomen. Alle (voorheen of op 31 december 2023) geldende bestemmingsplannen zijn per 1 januari 2024 van rechtswege onderdeel geworden van het 'Omgevingsplan gemeente Montferland'.

Ter plaatse van het projectgebied zijn nog geen specifieke regelingen opgenomen in het omgevingsplan. Daarom geldt het bestemmingsplan 'Kernen' dat op 30 juni 2016 is vastgesteld door de raad van de gemeente Montferland. In het geldend bestemmingsplan is het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik vastgelegd.

Naast het bestemmingsplan 'Kernen' geldt het bestemmingsplan 'Parapluherziening Wonen en Horeca' dat door de raad van de gemeente Montferland is vastgesteld op 21 november 2019. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de regie te houden op de huisvesting van arbeidsmigranten. Voor zover van toepassing zijn de regels uit dat bestemmingsplan opgenomen in onderhavig TAM-omgevingsplan.

Op grond van het vigerende bestemmingsplan kent het projectgebied de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen'. Ook zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde Archeologische verwachting 4' toegekend.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. Het projectgebied is hierop globaal met een rode lijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0003.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan 'Kernen'

Volgens de regels, behorende bij de bestemming 'Bedrijf', zijn de gronden, onder voorwaarden, bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 (Staat van bedrijfs- activiteiten) en verschillende functies, waaronder bouwwerken, parkeer-, groen- en watervoorzieningen, wegen, paden, tuinen en erven.

De gronden behorende bij de bestemming 'Groen' zijn, volgens de regels, onder voorwaarden, bestemd voor verschillende functies, waaronder groen-, speel- en watervoorzieningen, bermen, beplanting, parken en plantsoenen.

Ter plaatse van de bestaande bebouwing is een bouwvlak opgenomen. Op grond van de regels zijn binnen het bouwvlak bedrijfsgebouwen toegestaan. De realisatie van een IKC is op basis van het Omgevingsplan niet toegestaan. Om de voorgenomen ontwikkeling op de locatie mogelijk te maken, is voorliggend TAM-omgevingsplan in procedure gebracht.

1.4 Participatie voorbereidingsfase

Vanuit de gemeente Montferland is ervoor gekozen om de voorgenomen ontwikkeling van het multifunctionele IKC met een zo breed mogelijk participatieproces uit te werken. Allereerst zijn hiervoor de partijen betrokken behorende bij de toekomstige functies van het IKC. Dit betreft de schoolbesturen van de twee te vestigen basisscholen, de bibliotheek en de organisaties achter het kinderdagverblijf en het consultatiebureau.

Daarnaast worden ook omwonenden in de directe omgeving van het toekomstige IKC betrokken in het bestemmingsplanproces. Hierdoor worden omwonenden op de hoogte gehouden van de voorgenomen planontwikkeling en kan er input geleverd worden qua wensen en aanbevelingen aan de invulling van het pand en het omliggende terrein. Een eerste informatiebijeenkomst is in oktober 2021 gehouden in het bestaande pand in het projectgebied. Hierbij heeft de gemeente Montferland gedurende de informatiebijeenkomst uitgelegd waarom het IKC voor 's-Heerenberg een belangrijk project is en hoe het gehele ontwikkelproces eruit zal komen te zien. Daarnaast hebben een stedenbouwkundig adviesbureau en verkeerskundigen informatie gegeven en vragen beantwoord ten aanzien van het bestemmingsplan, de benodigde haalbaarheidsonderzoeken en de gehele verkeerssituatie behorende bij het IKC. Voor een groot gedeelte is er positief gereageerd door de directe omgeving. Wel zijn er de nodige vragen over de toekomstige verkeers- en parkeersituatie in relatie tot verkeersveiligheid, het geluid afkomstig van het terrein en het behoud van het groen in het projectgebied. Al deze aspecten zijn meegenomen in de verdere afstemming van de planontwikkeling. Vervolgens is afgesproken met de directe omwonenden dat de buurt verder op de hoogte wordt gehouden van de voorgenomen planontwikkeling. Een volgende informatiebijeenkomst als vervolg op deze eerste bijeenkomst heeft op 28 maart 2022 plaatsgevonden. Ook hierbij is de buurt breed geïnformeerd en bijgepraat over de stand van zaken.

In de periode hierna heeft er voornamelijk afstemming plaatsgevonden tussen de gemeente Montferland, de Stuurgroep IKC 's-Heerenberg (bestaande uit betrokken partijen), de architect en een verkeerskundig-, bouwkundig- en stedenbouwkundig bureau.

Vervolgens is er in april 2024 een volgende informatiebijeenkomst georganiseerd voor omwonenden uit de nabije omgeving van het projectgebied ten aanzien van de stand van zaken voor het toekomstige multifunctionele IKC. Hierbij is door de architect het nieuwe ontwerp van het gebouw en het buitenterrein gepresenteerd aan de hand van diverse schetsontwerpen en impressiebeelden. Daarnaast is ook het vervolgproces nader toegelicht over het verdere verloop van de procedure. Hierbij is door omwonenden positief gereageerd op de voortgang van het project en de getoonde schetsontwerpen en impressiebeelden. Verder zijn er voornamelijk vragen over de nog uit te voeren onderzoeken en de nog op te zetten bouwplanning.

Daarnaast heeft op 28 november 2024 een informatiebijeenkomst plaatsgevonden, waarbij omwonenden opnieuw zijn geïnformeerd over de stand van zaken van de voorgenomen ontwikkeling in het projectgebied, waaronder op het gebied van onderwijs en verkeersafwikkeling op het terrein. Hierbij is ook meer informatie verstrekt worden over de te doorlopen stappen van de te volgen procedure. Daarnaast is tijdens deze bijeenkomst aandacht geweest voor de reeds bestaande klankbordgroep (inclusief een vertegenwoordiging van bewoners) die gevraagd is om mee te denken met de inrichting van de '30-meter zone' aan de noordelijke, oostelijke en zuidelijke rand van het projectgebied. Bij deze bijeenkomst is wederom de gemeente Montferland, de architect, het verkeerskundig bureau en het stedenbouwkundig bureau aanwezig geweest.

1.5 Leeswijzer

Deze motivering is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) is de bestaande en toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 heeft een overzicht van het ruimtelijke beleid en regelgeving. In Hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het initiatief aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde milieu- en omgevingsaspecten wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom voorliggend initiatief kan worden uitgevoerd. Een toelichting op de juridische aspecten van dit TAM-omgevingsplan wordt gegeven in Hoofdstuk 5. Afgesloten wordt met Hoofdstuk 6 waarin de focus op de aspecten economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (de procedure) ligt.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Locatiekeuze

Vanaf 2013 wordt er in 's-Heerenberg gesproken over de komst van een Integraal Kindcentrum (IKC). Gedurende de afgelopen jaren zijn er 19 mogelijke locaties de revue gepasseerd die allemaal uiteindelijk niet geschikt bleken te zijn. In 2020 is de locatie aan de Zeddamseweg 84 in 's-Heerenberg weer naar voren gekomen, omdat het bedrijf Specialized naar een andere locatie is verhuisd. Deze locatie beschikt over een ruim oppervlakte met een bestaand pand (circa 5.000 m2). Dit gebouw biedt mogelijkheden voor verschillende aanpassingen, waardoor er sprake is van duurzaam hergebruik.

Langer uitstellen van een locatiekeuze is niet meer wenselijk, omdat de staat van het onderhoud van de drie basisscholen in 's-Heerenberg (Pastoor Galamaschool, Mariabasisschool en OBS 't Montferland) steeds verder achteruitgaat. Bovendien staan deze basisscholen in de top-5 van de scan 'Onderwijsachterstanden van de gemeente Montferland', hetgeen betekent dat er sprake is van een educatieve achterstand bij de leerlingen. De bestemmingen van deze locaties van de drie basisscholen worden herzien in een andere bestemmingsplanprocedure passend bij de toekomstige functies.

De schoolbesturen zijn in overeenstemming met de locatiekeuze, omdat alle betrokken scholen naar een nieuwe plek gaan en het IKC niet gerealiseerd wordt op de plek van een van de drie huidige scholen. Dit zorgt ervoor dat alle kinderen een frisse start kunnen maken. Met de realisatie van het multifunctionele IKC kan het onderwijs weer gegeven worden in een gebouw dat voldoet aan de hedendaagse eisen, wordt de overcapaciteit van de gebouwen voor onderwijs in 's-Heerenberg opgeheven en kunnen partijen samengebracht worden die zich mede bezighouden met het opgroeien van kinderen.

Deze factoren waren aanleiding voor de gemeente Montferland om de locatiekeuze definitief te maken en het traject op te starten om daadwerkelijk tot de realisatie van een multifunctioneel IKC te komen.

2.2 Huidige situatie

Het projectgebied heeft een ruime oppervlakte van circa 10.500 m2. Hierop is een bedrijfsverzamelgebouw (circa 5.000 m2) gevestigd dat omringd wordt door groen. Verschillende bedrijven, waaronder hoofdzakelijk het fietsbedrijf Specialized, hebben door de jaren heen gebruik gemaakt van dit gebouw. In de huidige situatie staat het bedrijfsverzamelgebouw grotendeels leeg en is het niet meer in gebruik. In de afgelopen jaren is de locatie door de gemeente Montferland gebruikt om in een gedeelte van het gebouw de opvang van Oekraïense ontheemden te faciliteren.

Rondom het bedrijfsverzamelgebouw zijn meerdere verharde parkeerplaatsen en groenelementen (grasvelden, planten en struiken) aanwezig. Verspreid op het terrein staan enkele bomen. Aan de achterzijde van het gebouw, in het oostelijke gedeelte van het projectgebied, ligt een omheinde dierenweide.

De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0004.jpg"

Vogelvluchtweergave huidige situatie projectgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0005.jpg"

Impressie huidige situatie projectgebied (noordwestzijde): bedrijfsverzamelgebouw en inrit parkeerplaats (gezien vanuit de Zeddamseweg)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0006.jpg"

Impressie huidige situatie projectgebied (zuidwestzijde): voorzijde bedrijfsverzamelgebouw met parkeerplaats (gezien vanuit de Zeddamseweg)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0007.jpg"

Impressie huidige situatie projectgebied (noordzijde): zijkant bedrijfsverzamelgebouw en inrit parkeerplaats (gezien vanuit de Maria van Nassaulaan)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0008.jpg"

Impressie huidige situatie projectgebied (noordzijde): achterzijde bedrijfsverzamelgebouw en dierenweide (gezien vanuit de Hogestraat)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0009.jpg"

Impressie huidige situatie projectgebied (zuidzijde): zijkant bedrijfsverzamelgebouw en inrit parkeerplaats (gezien vanuit de Hogestraat)

2.3 Toekomstige situatie

2.3.1 Programma

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC in een voormalig bedrijfsverzamelgebouw. Een definitief ontwerp van het IKC (januari 2025), goedgekeurd door de verschillende gebruikers uit de Stuurgroep IKC 's-Heerenberg, is bijgevoegd als Bijlage 1. Hierin is het ontwerpproces met diverse plattegronden en 3D-impressies van de voorgenomen ontwikkeling met het IKC zichtbaar.

Met de herontwikkeling van het projectgebied wordt antwoord gegeven op de vraag naar de instandhouding van educatie- en welzijnsvoorzieningen in 's-Heerenberg. Het plan geeft met het nieuwe multifunctionele IKC een impuls aan de leefbaarheid van 's-Heerenberg. Met de realisatie van het IKC wordt tevens voorzien in de actuele behoefte aan de huisvesting en kwaliteit van het basisonderwijs in de gemeente Montferland.

Het IKC verzorgt de huisvesting van diverse maatschappelijke functies:

  • Primair onderwijs (Basisscholen OBS 't Montferland, Mariaschool en Pastoor Galamaschool);
  • Kinderdagopvang (Puck&Co);
  • Bibliotheek (Bibliotheek Montferland);
  • Sport (Gymzaal);
  • Consultatiebureau (Yunio).

De huidige basisschool OBS 't Montferland blijft in de toekomstige situatie behouden. De PRO8-school wordt een fusiebasisschool bestaande uit de huidige Pastoor Galamaschool en de Mariabasisschool. De kinderdagopvang en het consultatiebureau passen binnen de voorgenomen herontwikkeling van het gebouw door de gehele pedagogische visie van het IKC. De bibliotheek past uitstekend in het IKC vanwege de ondersteuning in het beperken van onderwijsachterstanden van leerlingen.

Daarnaast wordt in het IKC ook een gymzaal gehuisvest. In het kader van het multifunctionele karakter van het IKC kan de gymzaal, naast het gebruik door de basisscholen, voor het geven van bewegingsonderwijs aan de leerlingen tot en met groep 4, ook gebruikt worden door diverse verenigingen met het uitvoeren van kleinschalige sportactiviteiten (bijvoorbeeld yogagroepen) De afmetingen voldoen niet aan NOC/NSF dus het gebruik in de avonduren zal slechts voor bepaalde kleine activiteiten beschikbaar zijn. Naast de diverse functies zijn er ook gemeenschappelijke ruimten in het IKC, zoals teamkamers en pantry's.

De inrichting en het interieur van het bestaande pand worden ten aanzien van de verschillende toekomstige functies volledig aangepast voor een goed pedagogisch leefklimaat ter bevordering van het primair onderwijs, kinderdagopvang, bibliotheek, gymzaal en consultatiebureau. Tevens zal er aan de noord- en zuidzijde van het pand gedeeltelijke aangrenzende nieuwbouw plaatsvinden ten behoeve van de gymzaal en de ruimtelijke uitbreiding voor de twee basisscholen vanwege het benodigde aantal klaslokalen. Op enkele plekken zal ook een deel van het bestaande pand gesloopt worden ten behoeve van een goede uitwerking van de vernieuwbouw voor het IKC. De bebouwing van het IKC bevat, mede door de verschillende hoogteliggingen dat het projectgebied kent, meerdere verdiepingen. Voornamelijk het middenstuk van het gebouw kent een aantal bouwlagen. Ook zal het multifunctionele IKC meerdere entrees bevatten, waardoor de diverse functies gemakkelijk afzonderlijk door gebruikers betreden kunnen worden.

Navolgende afbeeldingen geven een impressie met de verschillende gevelzijden van het nieuwe IKC in het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0010.jpg"

Impressie voorgevel IKC

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0011.jpg"

Impressie achtergevel IKC

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0012.jpg"

Impressie zijgevel links IKC

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0013.jpg"

Impressie zijgevel rechts IKC

2.3.2 Binnenruimte

Zoals in paragraaf 2.3.1 benoemd, biedt het multifunctionele IKC ruimte voor diverse maatschappelijke functies. De bebouwing van het IKC kenmerkt zich in verschillende bouwlagen, namelijk: het souterrain, de begane grond, de eerste verdieping en de tweede verdieping. De bouwlagen zijn in verschillende grootte reeds aanwezig of worden uitgebreid in de toekomstige situatie. Dit kenmerkt de opvallende vormgeving van de bebouwing van het IKC.

De maximale bouwhoogte van het multifunctionele IKC betreft circa 12 meter. Inclusief de installatie op het dak betreft de dakhoogte van de bebouwing circa 15,5 meter. De te installeren masten op de dakvloer zullen een hoogte hebben van circa 8,2 meter, waardoor het gebouw van het IKC inclusief masten een hoogte zal hebben van circa 20,7 meter ten opzichte van het vloerpeil.

Navolgend volgt een korte beschrijving van de binnenruimte per verdieping in het multifunctionele IKC.

  • Souterrain

In het souterrain zijn de basisschool OBS 't Montferland en de bibliotheek en de kinderdagopvang gehuisvest. Er zijn meerdere groepsruimten, een leerplein en een aparte entree voor de basisschool. De bibliotheek wordt op deze verdieping gerealiseerd met een collectieruimte, een pantry en een aparte entree. Verder bestaat de kinderopvang uit diverse ruimten ten behoeve van groepen, kleuters/peuters, baby's, buitenschoolse opvang, buiten spelen en overige doeleinden. Verder zijn er algemene ruimten en een fietsenstalling aanwezig.

  • Begane grond

Op de begane grond zijn de basisscholen OBS 't Montferland en PRO8-school, de kinderdagopvang, de gymzaal en het consultatiebureau gehuisvest. Voor de basisschool OBS 't Montferland zijn op de begane grond een leerplein en de overige groepsruimten aanwezig (in totaal vijftien). Voor de kinderdagopvang is er ruimte voor groepsruimten en speellokalen. Daarnaast zijn voor de PRO8-school zes groepsruimten, een wissellokaal/groepsruimte en een leerplein aanwezig op de begane grond. Verder blijft de bestaande gymzaal gehandhaafd in het multifunctionele IKC inclusief kleedkamers en toestelberging. Aan de voorzijde van de bebouwing is het consultatiebureau gevestigd bestaande uit diverse spreekkamers, wachtruimte en teamkamer. Verder zijn er diverse algemene ruimten (kantoor, gemeenschapsruimte/aula en bergingen) aanwezig op de begane grond.

  • Eerste en tweede verdieping

De eerste en tweede verdieping zijn ingericht voor de educatiefunctie. Hier zijn voornamelijk een leerplein en aantal groepsruimten voor de PRO8-school gesitueerd. Boven de tweede verdieping bevindt zich het dak van de bebouwing van het multifunctionele IKC.

2.3.3 Buitenruimte

Rondom het IKC wordt de buitenruimte van het omliggende terrein voor diverse doeleinden gebruikt. Aan de achterzijde van het IKC komen twee speelterreinen die afwisselend door de twee basisscholen en kinderdagopvang (dag- en peuteropvang) gebruikt worden. De speelterreinen zullen omheind worden om een veilige speelsituatie voor kinderen te creëren. Bovendien zullen diverse groene elementen worden toegevoegd om natuurlijk spelen te bevorderen.

Aan de rand van het projectgebied (noord-, west- en zuidzijde) wordt ter hoogte van de twee speelterreinen een (groene) geluidsbuffer gerealiseerd, waardoor geluidshinder afkomstig van spelende leerlingen/kinderen richting de directe nabije omgeving zoveel mogelijk beperkt wordt (zie nadere uitwerking 'geluidshinder' in paragraaf 4.3).

Verder krijgt het IKC aan de voorzijde een groene entree, waardoor dit één geheel vormt met de groene omgeving van het tegenovergelegen Bergherbos. Daarnaast wordt het projectgebied op meerdere plaatsen zichtbaar vergroend met diverse groenvoorzieningen.

2.3.4 Verkeer en parkeren

De toekomstige verkeerssituatie van het IKC wordt gekenmerkt door een splitsing van de bijbehorende verkeersstromen. De aan- en uitvoer van fietsverkeer wordt met een toegang via de achterzijde van het IKC geregeld (via Maria van Nassaulaan). De fietsenstalling wordt grotendeels inpandig in het souterrain gerealiseerd. Daarnaast wordt een kleine fietsenstalling buiten op het terrein toegevoegd. Het gemotoriseerde verkeer (voornamelijk auto's) bereiken het IKC aan de voorzijde via de Zeddamseweg.

Het lang- en kortparkeren van auto's vindt voornamelijk plaats op het bestaande parkeerterrein ten noorden en ten zuiden van het IKC-gebouw. Aan de voorzijde van het IKC-gebouw wordt een (groen ingepaste) Kiss & Ride-locatie gecreëerd ten behoeve van het brengen en halen door ouders van leerlingen van de twee basisscholen in het IKC, waarbij alleen het specifieke 'halen en brengen' is toegestaan. Hierbij stappen kinderen/leerlingen uit/in de auto zonder dat de ouders het IKC-gebouw in hoeven.

Rondom het IKC-gebouw wordt aandachtig ruimte ingericht speciaal voor voetgangers. Hierdoor zijn voetgangers gescheiden van het gemotoriseerde verkeer en is er een veilige verbinding met het trottoir aan de voorzijde aan de Zeddamseweg. Ook aan de achterzijde van het IKC-gebouw hebben voetgangers een eigen ruimte.

Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de fysieke inrichting van de omliggende wegen rondom het projectgebied. Rekening houdend met de totale verkeerscirculatie van 's-Heerenberg wordt een zo hoog mogelijke mate van verkeersveiligheid (ten aanzien van alle verkeersgebruikers) rondom het toekomstige IKC gerealiseerd.

Het aspect verkeer en parkeren is nader uitgewerkt in paragraaf 4.12.

2.3.5 Water en klimaatadaptatie

De toepassing van groen en onverhard terrein in het projectgebied zorgt voor meer ruimte voor hemelwater om te kunnen infiltreren. Daarnaast wordt op diverse plekken in het projectgebied waterpasserende verharding toegepast (ter plaatse van parkeerplaatsen en het speelterrein). Er wordt waterbergingscapaciteit gecreëerd en ter plaatse van de geluidsbuffer aan de achterzijde worden diverse groenvoorzieningen ingepast. Het aspect water wordt nader toegelicht in paragraaf 4.7. De bomen die op het terrein zijn gesitueerd, zullen het projectgebied van schaduw blijven voorzien. Het aspect bomen wordt nader toegelicht in paragraaf 4.11.

Met de toevoeging van groen (vergroten infiltratie en toevoegen schaduw), het verminderen van verhardingen (vergroten infiltratie en minder hittestress) en het creëren van waterberging ontstaat er een projectgebied met een toekomstbestendig multifunctioneel IKC dat voorbereid is op een veranderend klimaat.

Daarnaast is natuurinclusiviteit een essentieel onderdeel van een duurzame leefomgeving. Er zijn verschillende ingrepen die hier een bijdrage aan leveren. Denk aan natuurinclusief bouwen met bijvoorbeeld nest- en verblijfplaatsen in gevels en het toepassen groen op gevels. Op verschillende plekken op het terrein in het projectgebied kan de biodiversiteit worden vergroot door het toepassen van diverse groene afscheidingen, zoals bijvoorbeeld in de vorm van hagen of hekwerk met klimplanten.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • steden en regio's sterker en gezonder maken;
  • het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • afwentelen wordt voorkomen.

Beoordeling initiatief

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voornamelijk bijgedragen aan de prioriteiten "Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie" en "Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen" uit het NOVI.

Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.1.2 Instructieregels Rijk (AMvB's)

De Omgevingswet werkt door in vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB's):

  • 1. het Omgevingsbesluit (Ob);
  • 2. het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl);
  • 3. het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
  • 4. het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

In deze AMvB's staan regels voor het praktisch uitvoeren van de wet. Voor de volgende onderwerpen gelden er op grond van het Bkl instructieregels voor het vaststellen van een (wijziging van het) omgevingsplan:

  • de dienstenrichtlijn (artikel 5.1a Bkl);
  • waarborgen van veiligheid (§ 5.1.2 Bkl);
  • beschermen van waterbelangen (§ 5.1.3 Bkl);
  • beschermen van gezondheid en milieu, waaronder instructieregels voor de kwaliteit van de buitenlucht, trillingen, geluid en geur en bodemkwaliteit (§ 5.1.4 Bkl);
  • beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed, waaronder de ladder voor duurzame verstedelijking (§ 5.1.5 Bkl);
  • het behoud van ruimte voor toekomstige functies voor autowegen, buisleidingen, natuur- en recreatiegebieden (§ 5.1.6 Bkl);
  • het behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten, waaronder landsverdediging en nationale veiligheid, elektriciteitsvoorziening, rijksvaarwegen en luchtvaart, fiets- en wandelroutes, aanwijzing van woningbouwcategorieën (§ 5.1.7 Bkl);
  • het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen (§ 5.1.8 Bkl).

Daarnaast bevat afdeling 5.2 van het Bkl instructieregels voor de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving. Daarbij gaat het onder meer om het voorkomen van belemmeringen van gebruik en beheer van spoorwegen en rijkswegen. In heel bijzondere gevallen kunnen B&W de Minister vragen om een ontheffing van bepaalde instructieregels te verlenen. Dit volgt uit afdeling 5.3 van het Bkl.

Beoordeling initiatief

Voor het initiatief zijn, anders dan de instructieregels die verderop in deze motivering aan bod komen, geen specifieke instructieregels van toepassing.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Onder de Omgevingswet is in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

In artikel 5.129g van het Bkl wordt de ladder als volgt omschreven:

  • 1. Dit artikel is van toepassing op een stedelijke ontwikkeling die bestaat uit de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelsvoorziening of een andere stedelijke voorziening en die voldoende substantieel is.
  • 2. Voor zover een omgevingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, wordt met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand in het omgevingsplan rekening gehouden met:
    • a. de behoefte aan die stedelijke ontwikkeling; en
    • b. als die stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten het stedelijk gebied of buiten het stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied: de mogelijkheden om binnen dat stedelijk gebied of binnen dat stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied in die behoefte te voorzien.
  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid, onder b, wordt tot het stedelijk gebied niet gerekend een stedelijke ontwikkeling waarvoor:
    • a. op grond van het omgevingsplan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit is vereist; en
    • b. nog geen toepassing is gegeven aan het tweede lid.
  • 4. Als een omgevingsplan voorziet in de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en de beoordeling van de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, heeft die beoordeling alleen tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Beoordeling initiatief

In artikel 5.129g van het Bkl staat de instructieregel dat de Ladder wordt toegepast bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een stedelijke ontwikkeling is de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelsvoorziening of een andere stedelijke voorziening die voldoende substantieel is.

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC in een voormalig bedrijfsverzamelgebouw waar verschillende maatschappelijke functies gehuisvest worden. Het gaat hierbij om herschikking van bestaande functies/behoeften binnen de bebouwde kom.

In de 'Huisvestingsvisie Gemeente Montferland 2015-2023' (zie paragraaf 3.3.2) wordt ingegaan op de behoefte aan schoolhuisvesting in de gemeente Montferland. Er wordt een goede spreiding van basisscholen in de gemeente ten doel gesteld, met inachtname van de handhaving van een goede kwaliteit van het onderwijs. Daardoor zorgen vijf spreidingsgebieden voor een dekkend netwerk van basisscholen in de gemeente Montferland.

Het projectgebied ligt in het spreidingsgebied van ’s-Heerenberg, Lengel, Stokkum, Duitsland. In dit spreidingsgebied zijn de basisscholen Pastoor Galamaschool, Mariabasisschool en OBS ’t Montferland gevestigd (allen gelegen in 's-Heerenberg). Door een afname in het aantal leerlingen is er een overcapaciteit aan basisscholen en is het open houden van alle basisscholen niet reëel en onwenselijk. Behalve de te grote druk op de individuele basisscholen is er de matige staat van onderhoud van de Pastoor Galamaschool en de Mariabasisschool. Wegens de sluiting van de Sint Suitbertusschool in Stokkum in 2016 (samengevoegd met de Mariabasisschool) is ook de druk op het basisonderwijs in dit spreidingsgebied veranderd. De bereikbaarheid van onderwijs voor kinderen uit Stokkum zal gegarandeerd moeten blijven.

Door het realiseren van een multifunctioneel IKC, kan het onderwijs in dit spreidingsgebied de komende 40 jaar weer vooruit. Het gebouw is Paris Proof en voldoet aan de norm Frisse Scholen klasse B. Bovendien is er gekozen voor een duurzame oplossing: het gebruiken van een bestaand gebouw, waarbij er onder andere materialen worden hergebruikt en wordt ingezet op het verbeteren van de mate van klimaatadaptatie ter plaatse in het projectgebied (verminderen van wateroverlast, hittestress en droogte). Het gebouw bestaat namelijk uit een kolommenstructuur die mogelijkheden biedt om aangepast te worden. Voorheen is in het gebouw de lagere technische school gehuisvest geweest, waardoor door voorgenomen ontwikkeling hoofdzakelijk de onderwijsfunctie ook weer terugkeert. Het omliggende terrein biedt kansen om een diverse groene omgeving te realiseren.

In het multifunctionele IKC worden de kinderen van 0 tot 13 jaar uit 's-Heerenberg (tevens uit Lengel, Stokkum, Zeddam en Duitsland) optimale ontwikkelkansen geboden, omdat er vanuit een pedagogische visie wordt gewerkt. Verspreid over de onder-, midden- en bovenbouw zal het IKC plaats bieden voor maximaal 850 leerlingen. Naast het onderwijs met de twee te vestigen basisscholen wordt er in het multifunctionele IKC ook ruimte gemaakt voor een kinderdagopvang, een bibliotheek, sport (gymzaal) en een consultatiebureau. Elk van deze functies draagt bij aan de pedagogische visie van het toekomstige IKC. Tegelijkertijd waarborgt deze visie een doorgaande leerlijn, dat bijdraagt aan het terugdringen en beperken van onderwijsachterstanden. Ook komt er hierdoor een einde aan de lange zoektocht naar een goede locatie voor het multifunctionele IKC. Bovendien is de locatie dicht bij het Bergherbos gelegen, waarbij een groene omgeving ook positief werkt op de ontwikkeling van leerlingen.

Met inachtneming van bovenstaande voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de uitgangspunten van de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.

Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Voor de voorgenomen ontwikkeling zijn met name de ambities voor klimaatadaptatie en het woon- en leefklimaat van toepassing.

Klimaatadaptatie

Het klimaat is merkbaar aan het veranderen, waarbij hoosbuien, extreme hitte en langdurige droogte hierbij goede voorbeelden van zijn. Provincie Gelderland wil zich voorbereiden op het veranderende klimaat door in te zetten op het tegengaan van de bijbehorende risico's en gevaren. Dit heeft prioriteit: In 2050 wil Gelderland optimaal beschermd zijn en kunnen meebewegen met het veranderend klimaat. De provincie Gelderland werkt hierbij vooral vanuit haar betrokkenheid bij waterveiligheid, waterkwaliteit, bodem en natuur. Daarnaast wordt er rekening gehouden met de variatie van de Gelderse streken.

De provincie Gelderland wil met haar partners verder kijken. Bij de aanleg, inrichting, veiligheid en leefbaarheid van de gebouwde omgeving nemen we de gevolgen van het veranderende klimaat mee en maken afspraken over hoe met de risico's om te gaan. Klimaatbestendig werken is daarbij voor de provincie Gelderland een logische voorwaarde als er samengewerkt wordt met anderen. Verschillende ontwikkelingen binnen toerisme en recreatie horen hier ook bij. Deze ontwikkelen wil de provincie Gelderland benutten. Hierbij is het van belang dat de ontwikkelingen passen bij de Gelderse kwaliteiten. De provincie streeft naar een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid zodat Gelderland versterkt wordt voor nu en in de toekomst.

Woon- en leefklimaat

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.

Beoordeling initiatief

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt in het projectgebied rekening gehouden met het veranderende klimaat in de toekomst. Het terrein rondom het multifunctionele IKC wordt klimaatbestendig aangelegd en ingericht. Dit sluit aan bij de nabije (groene) omgeving en draagt bij aan de ontwikkeling van leerlingen. Een verdere uitwerking van het aspect klimaatadaptatie is uiteengezet in paragraaf 3.3.3.

De realisatie van het multifunctionele IKC zorgt voor een verbetering van het woon- en leefklimaat in 's-Heerenberg door het voorzieningenniveau op peil te houden. Met de herontwikkeling in het projectgebied wordt ook het hergebruik van bestaande bebouwing mogelijk gemaakt op een inbreidingslocatie in bestaand stedelijk gebied. De toekomstige functies binnen het IKC worden zorgvuldig ingepast in de bestaande bebouwingsstructuur in de omgeving van het projectgebied. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Het voorgenomen plan draagt bij aan de ambities uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Ten aanzien van voorliggend plan zijn de regels ten aanzien van de onderwerpen 'klimaatadaptatie' en 'molenbiotoop' relevant.

Klimaatadaptatie (paragraaf 5.7.6)

Voor zover een initiatief een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet op basis van de instructieregel klimaatadaptatie de toelichting bij het ruimtelijke plan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht of de ontwikkeling plaatsvindt.

Molenbiotoop (paragraaf 5.4.3)

Het projectgebied is gelegen binnen een straal van 400 meter van de nabijgelegen 'Zwarte Molen'. In de verordening zijn regels opgenomen ten behoeve van het behoud en bescherming van molenbiotopen van windmolens met een monumentenstatus. De bescherming van molenbiotopen betreft vooral behoud van het functioneren door middel van een vrije windvang. Voor windtoevoer geldt dat binnen een straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen, beperkingen moeten worden gesteld aan het oprichten van bebouwing en beplanting. In bestemmingsplannen/omgevingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen deze straal wordt geen nieuwe bebouwing dan wel beplanting toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan/omgevingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

Beoordeling initiatief

Ten aanzien van klimaatadaptatie wordt in paragraaf 3.3.3 nader ingegaan op dit aspect in het projectgebied. Uit de toetsing blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatief effect heeft op de risico's als gevolg van klimaatverandering. Het plan is in overeenstemming met de provinciale verordening.

Verder wordt in paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de molenbiotoop van de 'Zwarte Molen'. Uit de toetsing blijkt dat de planontwikkeling geen negatief effect heeft op de molenbiotoop van deze molen. Het plan is in overeenstemming met de provinciale verordening.

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de provinciale Omgevingsvisie en de regels op het gebied van 'klimaatadaptatie' en 'molenbiotoop'. De ontwikkeling is hiermee in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Montferland 2009

Op 23 april 2009 is de Structuurvisie Montferland "Ideeën voor een plek" vastgesteld. De structuurvisie geldt voor het gehele gemeentelijke grondgebied, met uitzondering van de bebouwde kommen. Het doel van de structuurvisie is tweeledig:

  • Het samenbrengen en actualiseren van bestaande visies en andere beleidsdocumenten in een nieuwe visie. Het gaat dus niet om het formuleren van nieuw beleid, maar om het samenbrengen in een visie van reeds bestaand beleid.
  • Het bestendigen van het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties; in het Regionaal Plan van de Stadsregio Arnhem/Nijmegen zijn een aantal uitbreidingsrichtingen van woonkernen opgenomen. In de structuurvisie worden deze zoekrichtingen vertaald en begrensd in concrete locaties. Daarnaast kan via de structuurvisie het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties worden bestendigd.

Deze structuurvisie blijft een visie op hoofdlijnen. De structuurvisie is in beeld gebracht op de kaart Structuurvisie Montferland. Op de kaart is het projectgebied (rode markering) aangeduid als 'contour bebouwd gebied'. Hierbinnen is de realisatie van een multifunctioneel IKC mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0014.jpg"

Uitsnede kaart Structuurvisie Montferland

Beoordeling initiatief

Het projectgebied behorend bij het voorgenomen plan ligt binnen contour bebouwd gebied. De realisatie van een multifunctioneel IKC is mogelijk binnen deze contour. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Structuurvisie van de gemeente Montferland.

3.3.2 Huisvestingsvisie Gemeente Montferland 2015-2023

Op 17 maart 2015 heeft de gemeenteraad van Montferland op het gebied van onderwijs de 'Huisvestingsvisie 2015-2023' vastgesteld. Met deze notitie wordt in beeld gebracht welke taken en verantwoordelijkheden de gemeente heeft op het gebied van onderwijshuisvesting. In het hele land, en dan met name in plattelandsgemeenten, doet zich ontgroening voor. In sommige gebieden doet zich dit in snel tempo voor, in andere gebieden speelt dat minder. In Montferland is deze problematiek ook aan de orde. Deze problematiek manifesteert zich ook in de daling van het aantal (basisschool)leerlingen, met onzekere toekomst van de scholen tot gevolg. De afgelopen jaren heeft dit gespeeld bij basisscholen in Loil, Nieuw-Dijk, Loerbeek en Stokkum.

In het Raadsprogramma 2014-2018 is het volgende opgenomen:

  • Maximale inzet voor het behoud van basisscholen in kleine kernen (zolang kwalitatief onderwijs is gegarandeerd);
  • Stimuleren van een totaalplan, voor de lange termijn voor het basisonderwijs (tevens visie op onderwijshuisvestingsbeleid).

De gemeente Montferland heeft een wettelijke zorgplicht voor de schoolgebouwen en haar grondgebied. De gemeente heeft hierbij de taak om te voorzien in adequate huisvesting voor het onderwijs op basis van een verordening. De ruimtebehoefte in (en om) de schoolgebouwen wordt bepaald door het aantal leerlingen dat elk jaar ingeschreven staat op de school. Centraal in deze visie staat een aantal uitgangspunten, die ook voor de komende jaren nog zullen gelden:

  • 1. Kwaliteit van het onderwijs gaat boven aanwezigheid van scholen in de kern;
  • 2. Scholen blijven bereikbaar voor alle inwoners;
  • 3. De klant (ouder-kind) staat centraal, de school bepaalt;
  • 4. Er is een pluriform onderwijsaanbod in de gemeente Montferland;
  • 5. Er wordt ingezet op het versterken van doorgaande leer-en ontwikkellijnen;
  • 6. Communicatie vanaf de beginfase is belangrijk.

Om kwalitatief onderwijs te kunnen bieden, binnen de gestelde uitgangspunten, introduceert de gemeente Montferland spreidingsgebieden. Streven is om binnen de spreidingsgebieden basisonderwijs aan te kunnen bieden. Door toepassing van spreidingsgebieden wordt een dekkend netwerk van basisscholen binnen de gemeente gecreëerd. Wanneer dit niet wordt gedaan, dan kan dit niet worden gegarandeerd. De demografische gegevens zullen dan bepalen hoe de toekomst eruit ziet, waardoor witte vlekken op onderwijsgebied kunnen ontstaan. Spreidingsgebieden worden bepaald aan de hand van geografische ligging. In navolgende afbeelding zijn de vijf spreidingsgebieden binnen de gemeente Montferland zichtbaar. Voor de realisatie van het multifunctionele IKC in 's-Heerenberg is deelgebied lV van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0015.jpg"

Uitsnede kaart Huisvestingsvisie basisonderwijs gemeente Montferland

Spreidingsgebied lV - 's-Heerenberg, Lengel, Stokkum, Duitsland

In het spreidingsgebied ’s-Heerenberg, Lengel, Stokkum, Duitsland zijn drie basisscholen aanwezig; de Pastoor Galamaschool, Mariaschool en OBS ’t Montferland (allen gelegen in ‘s-Heerenberg). De overcapaciteit aan scholen overstijgt op termijn de 50%; de kinderen zijn er eenvoudigweg niet en daarom is het open houden van alle scholen niet reëel en zelfs onwenselijk. De druk op de individuele scholen wordt hierdoor eenvoudigweg te groot. Wat tevens speelt is een onderzoek naar een brede school (ongeacht de verschijningsvorm) in ’s-Heerenberg en de matige staat van onderhoud van de Pastoor Galamaschool en de Mariabasisschool. Wegens de sluiting van de Suitbertusschool in Stokkum in 2016 (samengevoegd met de Mariabasisschool) is ook de druk op het basisonderwijs in dit spreidingsgebied veranderd. De bereikbaarheid van onderwijs voor kinderen uit Stokkum zal gegarandeerd moeten blijven, waarbij vooral infrastructurele maatregelen door de gemeente voor de hand liggen.

Concluderend:

  • Er is sprake van een sterke terugloop van het leerlingenaantal in de gemeente Montferland;
  • De komende periode van 10 jaar daalt het leerlingenaantal in het Primair Onderwijs met 30% gemeentebreed;
  • Er is op dit moment sprake van overcapaciteit van ruimte in de schoolgebouwen van 4.674m² bvo. Dit is 22% van het beschikbare bestand, dit loopt in de toekomst op tot 45%;
  • De bouwkundige staat van de gebouwen is voldoende tot goed. Uitzondering hierop zijn de Pastoor Galamaschool en de Mariabasisschool. In 's-Heerenberg is de noodzaak voor een nieuw schoolgebouw (in de vorm van een IKC) daardoor ook erg hoog;
  • Er wordt een goede spreiding van basisscholen in de gemeente ten doel gesteld, met inachtname van de handhaving van een goede kwaliteit van het onderwijs. Daardoor zorgen vijf spreidingsgebieden voor een dekkend netwerk van basisscholen in de gemeente Montferland.

Beoordeling initiatief

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC in een voormalig bedrijfsverzamelgebouw, waarbinnen diverse maatschappelijke functies gehuisvest worden. Met de ontwikkeling krijgt het bestaande pand een nieuwe toekomstbestendige functie, verbetert de kwaliteit van de voorzieningen en wordt het educatie- en welzijnsniveau verhoogd. Hiermee wordt een impuls gegeven aan de leefbaarheid van 's-Heerenberg.

De realisatie van een multifunctioneel IKC zal een positieve uitwerking hebben op de beschreven ontwikkelingen in de gemeente. Op basis hiervan kan worden gesteld dat onderhavige ontwikkeling aansluit bij de uitgangspunten van de 'Huisvestingsvisie 2015-2023' van de gemeente Montferland.

3.3.3 Klimaatadaptatieplan Montferland 2021-2026

Omdat klimaatverandering ons allemaal raakt moet iedereen daarin zijn bijdrage leveren. Op Nationaal niveau is in de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie (2015) de ambitie vastgelegd om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Daarmee is een transitie ingezet, die in 2050 voltooid moet zijn.

In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (2018) hebben gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk samen afgesproken om deze transitie te doorlopen. Het Deltaplan versnelt en intensiveert hiermee de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de beperking van gevolgen bij overstromingen.

In het Klimaatadaptatieplan Montferland staat hoe de gemeente Montferland de kwetsbaarheden in beeld heeft gebracht, hoe de risicodialogen zijn gevoerd en wat de visie, ambities, aanpak en speerpunten voor de periode 2021-2026 zijn. Door de visie, ambities en speerpunten van dit plan vast te stellen en het benodigde budget beschikbaar te stellen kan de gemeente Montferland werk maken van klimaatadaptatie.

In het Klimaatadaptatieplan Montferland staan vijf pijlers ('adaptief landelijk gebied', 'woonkernen gezond en groen', 'robuuste vitale infra en objecten', 'ontwikkelen klimaatbestendig' en 'betrokken actieve mensen') gedefinieerd waar de gemeentelijke visie op steunt. Per pijler zijn ambities/doelen gedefinieerd voor de komende 30 jaar. Er zijn leidende principes vastgesteld en dialogen gevoerd met inwoners, wijk- en dorpsraden, ondernemers en organisaties. Dat alles heeft geleid tot drie speerpunten voor de periode van 2021-2026):

1. Klimaatadaptatie vanzelfsprekend maken in de organisatie van gemeente Montferland;
2. Elke kans buiten benutten;
3. Stimuleren van klimaatbestendig gedrag bij inwoners, ondernemers en organisaties.

Bovenstaande gekozen speerpunten hebben met elkaar gemeen dat ze: het vaakst genoemd zijn in de gevoerde dialogen, uitvoerbaar zijn in de komende jaren, voor de komende jaren het grootste effect zullen bewerkstelligen en dat ze de basis vormen om in de volgende periode verder door te pakken.

Beoordeling initiatief

Met voorliggende ontwikkeling wordt rekening gehouden met klimaatadaptatie door zo veel mogelijk klimaatbestendige maatregelen toe te passen in het ontwerp van het IKC-gebouw en de omliggende ruimte in het projectgebied. Hierdoor wordt voornamelijk geanticipeerd op wateroverlast, hittestress en droogte in het projectgebied.

Op basis van de Klimaatatlas gemeente Montferland is in beeld gebracht welke risico's zich kunnen voordoen in het projectgebied als gevolg van klimaatverandering.

  • Wateroverlast: uit de kaartbeelden die horen bij het onderdeel wateroverlast is op te maken dat verspreid in het projectgebied lichte plasvorming wordt verwacht na een korte of lange bui en dat er voor de bebouwing (in de huidige staat) een grote kans op waterschade aanwezig is. In paragraaf 4.7 wordt verder ingegaan op het aspect water en hoe omgegaan wordt met hemelwater en waterberging.
  • Hittestress: uit de kaartbeelden die horen bij het onderdeel hittestress is op te maken dat de temperatuur in het projectgebied warmer zal zijn op warme dagen. Dit is overwegend ter plaatse van de bebouwing en verharding in het projectgebied. Het toekomstige multifunctionele IKC wordt goed geïsoleerd conform de huidige normen. Daarmee zijn de toekomstige functies in de bebouwing ook minder gevoelig voor opwarming. Daarnaast wordt het terrein van het projectgebied, waar mogelijk, zo veel mogelijk groen ingericht om een zo groot mogelijk verkoelend effect te creëren.
  • Droogte: de bijbehorende kaartbeelden laten wat betreft grondwaterstanden en droogtegevoeligheid in 2050 geen verandering zien ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee is en blijft in het projectgebied sprake van lagere grondwaterstanden en van grotere droogtegevoeligheid. Door het hemelwater binnen het projectgebied te bergen en te laten infiltreren blijft het hemelwater ook in het gebied zelf. Het meest noordelijke gedeelte van het projectgebied en overige gebieden in de nabije omgeving zijn gelegen in een gebied waar een grotere kans op natuurbranden is bij langdurige droogte door de grote mate van aanwezige groenvoorzieningen. Hier dient aandacht voor te zijn als het toekomstige multifunctionele IKC is gerealiseerd. In het projectgebied zijn verder geen waterpartijen en beken aanwezig die stil kunnen komen te staan of droog kunnen vallen. Daarmee is geen sprake van een risico voor de volksgezondheid. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door droogte als gevolg van klimaatverandering.
  • Overstroming: de bijbehorende kaartbeelden laten zien dat er geen watergangen in nabijheid van het projectgebied liggen. Mocht ergens de dijk van de IJssel of de Rijn bezwijken dan vormt overstroming geen risico voor het projectgebied.

Hierdoor kan worden gesteld dat onderhavig plan in overeenstemming is met de gestelde gemeentelijke speerpunten en uitgangspunten en het binnen de contouren van het Klimaatadaptatieplan van de gemeente Montferland past.

3.3.4 Groenstructuurplan 'Groen met karakter!'

Op 27 januari 2011 is het Groenstructuurplan voor de gemeente Montferland vastgesteld. Het groen is kenmerkend voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap, met name ook van de kernen. Velen hebben belang bij aantrekkelijke kernen die, naast mogelijkheden voor een vitale economie, rust en ruimte bieden.

Voor iedere kern is een werkboek opgesteld dat handreikingen biedt voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Drie motto's staan in het Groenstructuurplan centraal:

  • 1. sluit aan bij het landschap;
  • 2. versterk de karakteristiek van de kern;
  • 3. draagvlak in projecten.

De visie benoemt op de groenstructuurkaart de volgende uitgangspunten tot het jaar 2030:

  • lanen herstellen met nieuwe linden;
  • pleksgewijs solitaire eiken en linden in historische linten;
  • laanbeplanting met allure als zuidelijke entree;
  • groene poorten bij rotondes randweg versterken;
  • parken nieuw leven inblazen;
  • brinken op knooppunten historische linten creëren;
  • iedere wijk eigen variatie op grote lijn;
  • groenstructuur in het centrum behouden en versterken;
  • twee groene corridors in hoofdgroenstructuur versterken;
  • water beleefbaar maken in de Blauwe Graaf;
  • beplanting om dorp langs randweg versterken;
  • belangrijke zichtlijnen koesteren;
  • doorzichten vanuit dorp naar landschap behouden.

's-Heerenberg

Als onderdeel van het Groenstructuurplan, heeft de gemeente voor elke kern een werkboek gemaakt. Het werkboek vormt als het ware een brug tussen de groenstructuurvisie en de uitwerking ervan in projecten. ‘s-Heerenberg is bijzonder als grote kern op de overgang tussen de Montferlandse berg en het rivierengebied. De hoofdstructuur van 's-Heerenberg bouwt voort op de oude kern bij Huis Bergh en de historische wegen van daaruit naar de omgeving. Tussen die wegen liggen wijken op verschillende terrassen tegen de berg aan. Onder aan de berg begint het rivierengebied al. Dit kan via de groenstructuur beter ervaarbaar gemaakt worden. En via de groenstructuur kunnen ook de vele mythen en sagen van het oude stadje verteld worden.

Op de kaart met de visie voor de groenstructuur in het werkboek 'Groen in de kern 's-Heerenberg en Lengel!' grenst het projectgebied aan het project dat is aangeduid als 'Drieheuvelenweg'. Het is van belang om de aanwezige beeldbepalende beplantingen en de landschappelijke doorkijk in het projectgebied aan te sluiten op de openbare groenvoorzieningen in de nabije omgeving en op het ten westen gelegen groene landschap van het Bergherbos.

Beoordeling initiatief

Met de ontwikkeling van het projectgebied wordt de bestaande groenstructuur binnen het projectgebied grotendeels behouden. De herontwikkeling en inrichting van het terrein biedt daarnaast mogelijkheden om deze bestaande groenstructuur te versterken.

De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de uitgangspunten uit het Groenstructuurplan.

3.3.5 Bomenbeleid 'De kracht van Bomen'

Op 9 januari 2020 heeft de gemeenteraad van Montferland het bomenbeleid 'De kracht van Bomen' vastgesteld. Het beleid is bedoeld als ondersteuning bij het nemen van besluiten rondom bomen die de gemeente Montferland boomrijk en leefbaar houden.

Het bomenbeleid gaat in op de inventarisatie van monumentale en bijzondere bomen, het beheer van bomen, de omgang met bomen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ook wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met overlast en klachten over bomen.

Het uitgangspunt bij ruimtelijke plannen en ingrepen ten behoeve van vervanging dan wel onderhoud, is "bescherming, behoud en inpassing van het bomenbestand tenzij. Het tenzij betekent dan een zorgvuldig uitgewerkte motivatie en aanvullend onderzoek om de kap van bomen te onderbouwen".

Het is belangrijk om bij ruimtelijke plannen in een vroeg stadium te beoordelen of het mogelijk is waardevolle/of beeldbepalende bomen te behouden of in te passen. Vervolgens is ook tijdens de bestek en uitvoeringsfase de aandacht voor bomen binnen een project aan de orde.

Beoordeling initiatief

Met de ontwikkeling van het projectgebied worden de bestaande bomen binnen en aangrenzend aan het projectgebied grotendeels behouden. De inrichting van het buitenterrein, als onderdeel van de gehele voorgenomen ontwikkeling, biedt mogelijkheden om de bestaande bomen als een groene omzoming te gebruiken voor het multifunctionele IKC. Voor een verdere toelichting op bomen wordt verwezen naar paragraaf 4.11.

De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de uitgangspunten uit het Bomenbeleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Bij iedere ontwikkeling met betrekking tot de fysieke leefomgeving is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect bodem.

4.1.1 (Wettelijk) kader

Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is via het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. Het aanvullingsbesluit bepaalt voor welke activiteiten kan worden volstaan met een melding. Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De kaders zijn gebaseerd op de risicogrenswaarden die voor de betreffende situaties zijn afgeleid.

De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door in onderlinge samenhang;

  • de bodem te beschermen tegen nieuwe verontreinigen en aantastingen;
  • zorg te dragen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, daarbij rekening houdend met de kwaliteiten van de bodem;
  • duurzaam en doelmatig de resterende historische verontreinigingen en -aantastingen te beheren.
4.1.2 Toetsing

Door Econsultancy is in september 2021 in het projectgebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

Ter plaatse van één boring is in het traject 1,2 tot 1,3 m -mv een zwakke bijmenging van baksteen aangetroffen. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor bodembelastende activiteiten met betrekking tot asbest. Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond ter plaatse van de dierenweide (buiten het projectgebied) licht verhoogde gehalten aan lood en PAK zijn aangetoond. In de zwak humeuze bovengrond ter plaatse van klinkerverhardingen is een licht verhoogd gehalte aan minerale olie gemeten. In de overige vijf onderzochte (meng)monsters zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.

Gezien het feit dat het grondwater zich dieper dan 5,0 m -mv bevindt, heeft er conform de NEN 5740 geen grondwateronderzoek plaatsgevonden.

Gelet op de aard en mate van de lichte verontreinigingen, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de realisatie van een IKC in het projectgebied.

Tussen het moment van uitvoeren van het bodemonderzoek en nu, zijn de functies en het gebruik van de onderzochte gronden in het projectgebied niet veranderd. Daarnaast hebben er sinds het uitvoeren van het bodemonderzoek geen bodemverontreinigende activiteiten plaatsgevonden. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat de bodemkwaliteit niet langer geschikt is voor de beoogde functies.

4.1.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Geluid

Veel activiteiten in de fysieke leefomgeving hebben te maken met geluid; ze veroorzaken geluid(hinder) of worden eraan blootgesteld. Daarom worden er regels gesteld aan geluid. Deze regels gaan over het beheersen van geluid door bedrijven, wegen, spoorwegen en industrieterreinen enerzijds en de bescherming van geluidgevoelige gebouwen en locaties anderzijds. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geluid.

4.2.1 (Wettelijk) kader

De aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting onder de Omgevingswet is vooral een decentrale afweging. Gemeenten geven met het omgevingsplan voor elke locatie in de gemeente de gewenste geluidskwaliteit vorm. Geluid kan van grote invloed zijn op het woon- en leefklimaat van mensen en op hun gezondheid. Het Bkl bevat geluidsregels die via het omgevingsplan zullen gelden voor milieubelastende activiteiten die geluid voortbrengen. Voor de andere belangrijke geluidsbronnen, zoals industrieterreinen, wegen en spoorwegen, worden via de Aanvullingswet geluid, het Aanvullingsbesluit geluid en de Aanvullingsregeling geluid regels toegevoegd aan de Omgevingswet en het Bkl. De regels voor geluid hebben een tweezijdige werking om de bescherming tegen geluidsbelasting vorm te geven. Enerzijds bij de aanleg of aanpassing van (spoor)wegen of industrieterreinen en anderzijds bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en locaties nabij een geluidsbron. De geluidinhoudelijke doelstellingen zijn:

  • het voorkomen van een onbeheerste groei van de geluidsbelasting op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties;
  • het reduceren van geluidbelastingen op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties die blootstaan aan zeer hoge geluidsbelastingen;
  • het bevorderen van bronmaatregelen;
  • het scheppen van een beter toegankelijk en minder complex geheel van regels;
  • het beperken van de lasten bij de uitvoering van de regels.

Onder de Omgevingswet wordt gewerkt met geluidaandachtsgebieden. De geluidaandachtsgebieden worden rekenkundig afgeleid van geluidproductieplafonds en basisgeluidemissies. De geluidaandachtsgebieden moeten op termijn digitaal op kaart worden ontsloten in de Centrale Voorziening Geluidgegevens. De geluidnormen zijn opgenomen in het Bkl. Er moet ook rekening worden gehouden met cumulatie van alle relevante geluidbronnen.

Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw of locatie binnen een geluidaandachtsgebied moet het aspect geluid beoordeeld worden. Overigens moet ook waar geen sprake is van een geluidaandachtsgebied, in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, het aspect geluid afgewogen worden.

4.2.2 Toetsing

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in januari 2025 een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd. Hieronder worden de belangrijkste resultaten van dit onderzoek behandeld.

Selectie van geluidsbronnen

De ontwikkeling van het IKC staat nabij diverse geluidsbronnen. Aan de hand van de geluidaandachtsgebieden rondom de diverse wegen, spoorwegen en gezoneerde bedrijventerreinen kan worden bepaald voor welke geluidsbronnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Gezoneerde bedrijventerrein en spoorlijnen zijn in de nabijheid van de ontwikkeling niet aanwezig. De ontwikkeling ligt dan ook niet in de geluidaandachtsgebieden van gezoneerde bedrijventerrein en spoorlijnen. Akoestisch onderzoek naar gezoneerde bedrijventerreinen en spoorlijnen is daarom niet nodig.

De ontwikkeling ligt in de geluidaandachtsgebieden van 200 meter van de Zeddamseweg, de Drieheuvelenweg en de Hoge Distelweg. Voor deze drie gemeentelijke wegen (Zeddamseweg, Drieheuvelenweg en Hoge Distelweg) is akoestisch onderzoek noodzakelijk.

De ontwikkeling ligt aan de rustige woonstraten, zoals de Hogestraat en de Maria van Nassaulaan. Deze wegen hebben een verkeersintensiteit van minder dan 1.000 voertuigbewegingen per etmaal. Op basis van de Bkl hebben deze wegen geen geluidsaandachtsgebied. Gezien de lage verkeersintensiteit is te verwachten dat deze wegen geen invloed hebben op het akoestische klimaat ter plaatse van de ontwikkeling. Akoestisch onderzoek naar deze twee woonstraten is dan ook niet noodzakelijk.

Concluderend is akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidhinder afkomstig van de gemeentelijke wegen (Zeddamseweg, Drieheuvelenweg en Hoge Distelweg).

Resultaten

Zowel in de huidige situatie (Zeddamseweg met 50 km/uur) als de toekomstige situatie (Zeddamseweg met 30 km/uur) zijn de geluidsbelastingen van de gemeentelijke wegen bepaald.

Huidige situatie:

In de huidige situatie (Zeddamseweg 50 km/uur) bedraagt de hoogste geluidsbelasting (Ldag), afkomstig van de gemeentelijke wegen, 58 dB.

Bij het nieuwe IKC wordt in de huidige situatie de standaardwaarde van 53 dB uit het Bkl overschreden, echter er wordt wel voldaan aan de grenswaarde van 70 dB uit het Bkl.

Toekomstige situatie:

In de toekomstige situatie (Zeddamseweg 30 km/uur) bedraagt de hoogste geluidsbelasting (Ldag), afkomstig van de gemeentelijke wegen, 52 dB.

Bij het nieuwe IKC wordt in de toekomstige situatie voldaan aan de standaardwaarde van 53 dB uit het Bkl.

Eindconclusie Bkl

Bij het nieuwe IKC wordt voldaan aan de grenswaarde uit het Bkl. De standaardwaarde wordt echter niet gehaald. Omdat er geen geluidsreducerende maatregelen mogelijk zijn, moet beoordeel worden of de optredende geluidbelastingen acceptabel zijn. De optredende cumulatieve geluidsbelastingen (LCUM) komt overeen met classificatie van matig (huidige situatie) en redelijk (toekomstige situatie). Daarmee zijn de cumulatieve geluidbelastingen acceptabel. De realisatie van de ontwikkeling is daarmee mogelijk.

Eindconclusie Bbl

Op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) dient een akoestische binnenwaarde van 33 dB gegarandeerd te worden. Volgens artikel 3.2 van het Bbl bezit een standaard gevelconstructie een minimale geluidsisolatie van 20 dB.

De hoogste gezamenlijke geluidsbelasting in de huidige situatie (Zeddamseweg (50 km/uur) bedraagt 58 dB, in de toekomstige situatie (Zeddamseweg 30 km/uur) is dit 52 dB. Om de binnenwaarde bij het nieuwe IKC te halen, moet een minimale geluidsisolatie van (58-33=) 25 dB (huidige situatie) of (52-33=) 19 dB (toekomstige situatie) worden bereikt.

Gezien de minimale geluidsisolatie van een standaard gevelconstructie is in de toekomstige situatie een binnenwaarde van 33 dB gegarandeerd voor het nieuwe IKC en is een bouwakoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.2.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

4.3.1 (Wettelijk) kader

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.

Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd.

4.3.2 Toetsing

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC in een voormalig bedrijfsverzamelgebouw, waarbinnen diverse maatschappelijke functies gehuisvest worden. Gezien de omliggende functies (voornamelijk woningen) is er sprake van een 'rustige woonwijk'. De omliggende woningen zijn geluidsgevoelige bestemmingen waarvoor akoestisch onderzoek moet worden verricht.

Hinderveroorzakende functies binnen het projectgebied

Voor de betreffende inrichting (het nieuwe IKC) dient het geluid afkomstig hiervan voor de verschillende bedrijfssituaties onderzocht te worden. Dit betreft de representatieve bedrijfssituatie alsook de indirecte hinder. Door Buro Ontwerp & Omgeving is in eind 2024 een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd, waarbij gebruik is gemaakt van toetsing volgens de systematiek van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering, editie 2009". Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 4. Hieronder zijn kort de resultaten uitgewerkt.

Langtijdgemiddelde geluidsbelasting

Bij de omliggende woningen wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Omgevingsplan. Daarmee voldoet de langtijdgemiddelde geluidsbelastingen aan grenswaarden uit het Omgevingsplan.

Bij de toetsing in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) worden de geluidsbronnen die zijn uitgezonderd op grond van het Omgevingsplan wel betrokken in de berekening. In deze situatie wordt in het kader van de beoordeling op grond van ETFAL ook het stemgeluid van de kinderen meegenomen in de berekening.

Op grond van de toetsing in het kader van ETFAL bedraagt de hoogste langtijdgemiddelde geluidsbelasting 55 dB(A). Bij 16 omliggende woningen wordt de richtwaarde (stap 3) van 50 dB(A) uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering, editie 2009’ overschreden.

Maximale geluidsbelasting

Bij de omliggende woningen wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Omgevingsplan.

Bij de toetsing in het kader van een ETFAL worden de geluidsbronnen die zijn uitgezonderd op grond van het Omgevingsplan wel betrokken in de berekening. De berekende maximale geluidsbelastingen in het kader van ETFAL voldoen aan de richtwaarde (stap 3) uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering, editie 2009'.

Geluidsbelasting afkomstig van de indirecte hinder

Bij de omliggende woningen bedraagt de hoogste geluidsbelasting afkomstig van de indirecte hinder 56 dB(A). Bij de bestaande woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) van Activiteitenbesluit overschreden, wel wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen van 65 dB(A) uit het Schrikkelcirculaire.

Samenvatting

Bij de omliggende geluidsgevoelige objecten (woningen) wordt er voldaan aan de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde en de maximale geluidsbelastingen van uit het Omgevingsplan, tevens wordt voldoen aan de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen uit de Schrikkelcirculaire.

Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het projectgebied

In de omgeving van het projectgebied is een enkele hinderveroorzakende functie gelegen in de vorm van veehouderijen. Voor veehouderijen is het aspect geur van belang. Dit aspect is nader uitgewerkt in paragraaf 4.4. Concluderend vormen de veehouderijen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling in het projectgebied. Om die reden is verdere toetsing aan het aspect bedrijven- en milieuzonering niet noodzakelijk.

4.3.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Geur

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geur.

4.4.1 (Wettelijk) kader

Bij bedrijven kunnen activiteiten plaatsvinden die geurhinder veroorzaken. Die activiteiten zijn dan zelf een relevante geurbron. Het bevoegd gezag bepaalt echter zelf welke mate van geurhinder ze aanvaardbaar vindt. Er moet dus worden beoordeeld of de geur van een activiteit op een geurgevoelig gebouw aanvaardbaar is.

De instructieregels van het Bkl voor geur afkomstig van rioolwaterzuiveringen en landbouwhuisdieren zijn gericht op aangewezen geurgevoelige gebouwen. In de aanwijzing van geurgevoelige gebouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg. Voor overige gebouwen of locaties bepaalt de gemeente zelf de mate van geurbescherming. Dat doet de gemeente vanuit haar taak van het evenwichtig toedelen van functies aan locaties.

4.4.2 Toetsing

Het projectgebied is gelegen aan de Zeddamseweg 84 in de bebouwde kom van 's-Heerenberg. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC in een voormalig bedrijfsverzamelgebouw. Hiermee is sprake van de realisatie van een nieuwe geurgevoelige functie.

In de directe omgeving van het projectgebied zijn geen geurveroorzakende bedrijven (in dit geval veehouderijen) gelegen. Op grotere afstand liggen wel veehouderijen. Gezien de ruime afstand tot deze veehouderijen (dichtstbijzijnde op circa 1,5 km) zijn er geen overschrijdingen van de geurnormen binnen het projectgebied te verwachten. Gezien het feit dat er op kortere afstand van de veehouderijen reeds geurgevoelige objecten zijn gelegen, zorgt de realisatie van het voorgenomen plan niet voor een beperking van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderijen in de omgeving.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect luchtkwaliteit.

4.5.1 (Wettelijk) kader

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de instructieregels opgenomen in het Bkl. Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect luchtkwaliteit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere de in de buitenlucht voorkomende stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5).

Een activiteit is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt niet overal plaats. Voor een activiteit die niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, is geen toetsing aan de rijksomgevingswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof nodig. Uit artikel 5.53 en 5.54 Bkl volgt dat een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de toename van de concentratie NO2 en PM10 niet hoger is dan 1,2 ug/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • 1. Motiveren dat het project binnen de getalsmatige grenzen van een aangewezen categorie blijft. Onder deze 'standaardgevallen NIBM' vallen kantoren, woonwijken en het telen van gewassen. Dit moet wel onder een bepaalde omvang blijven conform artikel 5.54 Bkl. Valt een project binnen de genoemde categorie, maar niet binnen de gestelde grenzen? Het is dan mogelijk om alsnog via detailberekeningen aannemelijk te maken dat de 3%-grens niet wordt overschreden.
  • 2. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project de 3%-grens niet overschrijdt. Soms kan een kwalitatieve berekening voldoende zijn. Met de NIBM-tool kan op een eenvoudige en snelle manier berekend worden of een project in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Soms zijn detailberekeningen nodig als aanvulling op de NIBM-tool.

Buiten de zogenaamde aandachtsgebieden (die liggen in de grotere stedelijke agglomeraties) blijft toetsing aan het onderwerp luchtkwaliteit in het omgevingsplan beperkt tot de aanleg van auto(snel)wegen en langere tunnelbuistrajecten. De rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit gelden niet voor arbeidsplaatsen. Daartoe behoren bijvoorbeeld bedrijventerreinen, maar ook bedrijfswoningen.

Ten slotte moet in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet afgewogen worden of de luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief aanvaardbaar is om een nieuwe woning te realiseren.

4.5.2 Toetsing

Het voorgenomen plan voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Logischerwijs kan het bouwplan van een multifunctioneel IKC gelijk worden gesteld aan een bouwplan met minder dan 1.500 woningen. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. Het CIMLK geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) in het projectgebied tussen 2022 en 2030. Het CIMLK maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2022, 2025 en 2030 in het projectgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Het rekenpunt (09217772_84656) dat het dichtst bij het projectgebied ligt (gelegen aan De Immenhorst), kent de volgende gemeten waarden voor NO2, PM10 en PM2,5 in 2022:

  • NO2: 18,5046 µg/m3 
  • PM10: 17,2583 µg/m3 
  • PM2,5: 9,3573 µg/m3 

Voor NO2 en PM10 verbindingen geldt een grenswaarde van 40 µg/m3. Voor PM2,5 geldt een grenswaarde van 20 µg/m3. De hoeveelheid NO2, PM10 en PM2,5 in het projectgebied blijft ruimschoots onder de gestelde grenswaarden. De monitoringstool maakt dus duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2022, 2025 en 2030 in het projectgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Om het aspect luchtkwaliteit nog nader te onderzoeken voor de voorgenomen ontwikkeling wordt navolgend de NIBM-tool gebruikt.

NIBM-tool

Binnen en rondom de locatie van het projectgebied is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de NIBM-grens. De ruimtelijke procedure voorziet in de realisatie van een hierin niet opgenomen (multifunctioneel) IKC. Wel zijn gevoelige bestemmingen zoals de twee te vestigen basisscholen en een kinderdagopvang in het toekomstige IKC aanwezig. Deze ontwikkeling heeft een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zodat moet worden bezien wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit.

Het verkeer van en naar het IKC beweegt zich via verschillende straten/wegvakken. Het grootste aantal verkeersbewegingen doet zich daarbij uiteraard voor ter hoogte van de IKC zelf. Dit aantal is geschat op 1.048 extra voertuigen per dag (zie paragraaf 4.12). De bijdrage aan de luchtverontreiniging is berekend met de NIBM-tool. Hierbij is (worst-case) uitgegaan van 2% vrachtverkeer (voor bevoorrading en afvoer).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0016.jpg"

NIBM-tool

Uit de berekening met NIBM-tool volgt dat de maximale extra bijdrage nog ver onder de NIBM-grens zit. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is daardoor niet benodigd.

Bovenstaande berekening levert overigens een overschatting op van de daadwerkelijke toename aan NO2 en PM10. Bij het aantal van 1.048 voertuigbewegingen gaat het namelijk om de totale verkeersgeneratie van het IKC, terwijl eigenlijk alleen het effect van het extra verkeer in beeld hoeft te worden gebracht. Dat betekent concreet dat de voertuigbewegingen die samenhingen met het voormalige bedrijfsverzamelgebouw mogen worden afgetrokken van het opgegeven aantal voertuigbewegingen voor het IKC. Het is niet bekend hoeveel voertuigbewegingen dat scheelt, maar het betekent wel dat bovenstaande waarden in de praktijk lager uitvallen.

De ruimtelijke procedure voorziet in de ontwikkeling van een gevoelige bestemming. De locatie ligt echter op een afstand van:

  • meer dan 300 meter van een rijksweg;
  • meer dan 50 meter van een provinciale weg.

De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is sprake van het realiseren van een gevoelige bestemming. De locatie ligt echter op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig. Het onderwerp luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Omgevingsveiligheid

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit de omgevingsveiligheid gewaarborgd wordt. Omgevingsveiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Ook wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

4.6.1 (Wettelijk) kader

De hoofdlijnen van het (Wettelijk) kader voor de omgevingsveiligheid zijn opgenomen in instructieregels in afdeling 5.1.2 Bkl. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden. Het betreft de volgende activiteiten:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor);
  • buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteit leefomgeving.

Het werken met aandachtsgebieden voor omgevingsveiligheidsrisico's is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico (artikel 5.12 t/m 5.15 Bkl). Een aandachtsgebied geldt van rechtswege. Deze worden vastgelegd in het Register Externe Veiligheid en zijn digitaal raadpleegbaar. Met een initiatief moet binnen deze aandachtsgebieden rekening worden gehouden met het groepsrisico. Hier wordt aan voldaan door in het aandachtsgebied geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toe te laten en ook geen beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. Deze gebouwen en locaties zijn wel toelaatbaar als er daarvoor extra maatregelen worden genomen. Dat dient te geschieden met voorschriftengebieden. Binnen een initiatief dient in principe een aandachtsgebied als voorschriftengebied te worden aangewezen als er met het initiatief kwetsbare gebouwen zijn toegestaan. In een voorschriftengebieden gelden de extra bouweisen van paragraaf 4.2.14 'Besluit bouwwerken leefomgeving' (Bbl).

Daarnaast staan in het Bkl ook instructieregels voor de volgende risicobronnen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving:

  • opslaan, bewerken en herverpakken van vuurwerk (afdeling 5.1.2.4 Bkl);
  • opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • exploiteren van een IPPC-installatie voor het maken van explosieven (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor militair gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl).
4.6.2 Toetsing

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC in een voormalig bedrijfsverzamelgebouw, waarbinnen diverse maatschappelijke functies gehuisvest worden. Door de voorgenomen ontwikkeling worden er zeer kwetsbare gebouwen/functies gerealiseerd.

De navolgende afbeelding bevat een uitsnede van de externe veiligheidskaart van de Atlas Leefomgeving. De globale ligging van het projectgebied is hierop aangeduid met een rood kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0017.jpg"

Uitsnede externe veiligheidskaart van de Atlas Leefomgeving

In de directe omgeving van het projectgebied bevinden zich geen stationaire of mobiele risicobronnen waarvan de plaatsgebonden risicocontouren of aandachtsgebieden over het projectgebied reiken. Een nadere toetsing aan het aspect omgevingsveiligheid is daarom niet noodzakelijk.

4.6.3 Conclusie

Het aspect omgevingsveiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Water

4.7.1 (Wettelijk) kader

In artikel 5.37 van het Bkl is een instructieregel voor het meewegen van het waterbelang opgenomen. In de navolgende paragrafen wordt het beleid van het waterschap en de gemeente beschreven. Daarop volgt de toetsing aan het aspect water, het resultaat van de Digitale Watertoets en het overleg met het waterschap.

Waterschapsverordening waterschap Rijn en IJssel

De waterschapsverordening bevat de regels van het Waterschap Rijn en IJssel over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de watersystemen, de zuiveringtechnische werken en de wegen die in beheer zijn bij Waterschap Rijn en IJssel.
De waterschapsverordening berust op artikel 2.5 van de Omgevingswet en vervangt de keur en de algemene regels. Bovendien bevat de waterschapsverordening regels over lozingen. Lozingen waren eerst op het niveau van de centrale overheid geregeld.

Waterbeheerprogramma 2022-2027

In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rijn en IJssel staat beschreven wat de doelen zijn voor de komende zes jaar in de Achterhoek en Liemers en hoe het waterschap deze wil halen. Naast het uitvoeren van kerntaken zijn het aanpassen van de leefomgeving aan de gevolgen van klimaatverandering en waterveiligheid de grootste prioriteiten. Ook een schone leefomgeving en de circulaire economie en energietransitie staan hoog op de agenda.

Voor het waterbeheerprogramma zijn de werkzaamheden van het waterschap weergegeven in vier thema's.

Klimaatrobuust gebied

De ambitie is om richting 2050 wendbaar invulling te geven aan het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem. Dit wordt gedaan in combinatie met aanpassingen in gebruik en inrichting van de omgeving, zodat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.

Veilig gebied

De bescherming tegen hoog water is een randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken in ons gebied. Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. Dat wordt gedaan door dagelijks beheer van de keringen en door continu inzicht in de keringen. Het beheer wordt op een duurzame wijze uitgevoerd en er wordt gewerkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken. De ambitie is dat de keringen van het waterschap in 2050 voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar ingespeeld wordt op ontwikkelingen.

Circulaire Economie en Energietransitie

Het waterschap wil bij het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil zij in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin de taken klimaatneutraal worden uitgevoerd.

Gezonde leefomgeving

Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het waterschap streeft ernaar dat het water in de leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.

Gemeentelijk Water & Rioleringsplan Montferland (GWRP 2022-2026)

Montferland wil de gemeentelijke watertaken zo veel mogelijk op een natuurlijke manier invullen en uitvoeren. Dit houdt in dat ernaar gestreefd wordt om de natuurlijke waterhuishouding in bebouwde omgeving te herstellen, door zo veel mogelijk te kiezen voor:

  • natuurlijke maatregelen daar waar dat kan, in plaats van 'technische' maatregelen en
  • 'groene' maatregelen boven 'grijze' maatregelen.

De infiltratie van neerslag in de bodem kan op een natuurlijke manier, bijvoorbeeld door oppervlak niet te verharden of door afstromend hemelwater lokaal in de bodem te infiltreren met wadi's. Het herstel van een natuurlijke situatie kan ook via technische 'grijze maatregelen', bijvoorbeeld door middel van ondergrondse voorzieningen. De voorkeursvolgorde voor het omgaan met hemelwater is:

  • 1. Beperken van verhardingen in openbare ruimte en particuliere terreinen;
  • 2. Niet inzamelen van hemelwater afkomstig van particulieren op locaties waar dit mogelijk en redelijk is;
  • 3. Hemelwater lokaal inzamelen en infiltreren in bovengrondse groene voorzieningen zoals wadi's;
  • 4. Hemelwater lokaal inzamelen en infiltreren in ondergrondse (technische) voorzieningen zoals kratten of infiltratieriolering;
  • 5. Afvoeren van afstromend hemelwater naar bergingsvijvers en oppervlaktewater;
  • 6. Afvoer van (te) vervuild hemelwater naar de rioolwaterzuivering, tenzij dit in het buitengebied is (hier mag geen hemelwater of ander 'rioolvreemd water' zoals erfafspoelwater op de riolering worden geloosd).
4.7.2 Toetsing

Toekomstige situatie projectgebied

Met het aspect water wordt binnen het projectgebied met de voorgenomen ontwikkeling omgegaan door hemelwater afkomstig van het multifunctionele IKC en bijbehorende verharding op te vangen op eigen terrein en te laten infiltreren in de bodem. Zoals in paragraaf 2.3.5 is benoemd, wordt de ruimte rondom het multifunctionele IKC zo groen mogelijk ingericht, met bijvoorbeeld groene speelterreinen en halfverharding op de parkeerplaatsen. Daarnaast wordt de geluidsbuffer aan de rand van het terrein groen ingepast. Een eerste opzet van de omgang met hemelwater is uitgewerkt in een memo (zie Bijlage 5).

De gemeente Montferland hanteert bij omgaan met hemelwater (zowel bij nieuwbouw als bij renovaties), de volgende voorkeursvolgorde:

  • 1. Beperken van verhardingen in openbare ruimte en particuliere terreinen;
  • 2. Niet inzamelen van hemelwater afkomstig van particulieren op locaties waar dit mogelijk en redelijk is;
  • 3. Hemelwater lokaal inzamelen en infiltreren in bovengrondse groene voorzieningen zoals wadi's;
  • 4. Hemelwater lokaal inzamelen en infiltreren in ondergrondse (technische) voorzieningen zoals kratten of infiltratieriolering;
  • 5. Afvoeren van afstromend hemelwater naar bergingsvijvers en oppervlaktewater.

Mogelijkheden voor infiltratie en (tijdelijke) waterberging in het projectgebied kunnen plaatsvinden in:

  • Groenstroken aan de voorzijde van de bebouwing;
  • Waterbergend cunet onder de verharding, met name parkeerplaatsen;
  • Parkeerplaatsen kunnen (eventueel) verlaagd worden aangelegd;
  • Wadi's in het noordoostelijke gedeelte van het terrein.

In navolgende afbeelding is het voorgestelde bergings- en infiltratiesysteem weergegeven, evenals de afstroomrichting van de bebouwing. Tevens zijn de hoogteverschillen aangeduid, middels het kleurverloop. Hierbij zijn de rode delen (bomen en het gebouw) het hoogst, en de groene delen het laagst. De maaiveldhoogte binnen het voorgestelde watersysteem varieert van circa 37,5 m +NAP (zuidelijk deel) tot circa 34,9 m +NAP tot het noordoostelijke deel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0018.jpg"

Voorstel bergings- en infiltratiesysteem oostzijde projectgebied

Door het afstromende hemelwater zichtbaar te maken zal dit bijdragen aan de bewustwording van het (veranderende) klimaat, en kan er geleidelijke infiltratie van het water plaatsvinden. Dit heeft een positieve invloed heeft op het voorkomen van droogteschade en het ontstaan van een natuurinclusief speelelement.

Digitale Watertoets

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in augustus 2023 een Digitale Watertoets ingevuld. Deze is als Bijlage 6 bijgevoegd. Via de Digitale Watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor de voorgenomen ontwikkeling in het projectgebied relevant zijn. Ten aanzien van het wateradvies geldt dat de normale procedure doorlopen dient te worden. Het hemelwater dient in de toekomstige situatie te worden geïnfiltreerd binnen het projectgebied.

Zoals wordt toegelicht in paragraaf 6.2.1, wordt het ontwerp TAM-omgevingsplan ter vooroverleg naar het Waterschap Rijn en IJssel voorgelegd.

PM Invoegen uitwerking reactie Waterschap Rijn en IJssel

4.7.3 Conclusie

PM

4.8 Molenbiotoop

4.8.1 (Wettelijk) kader

In de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Gelderland wordt gestreefd naar het in stand houden van de molens in Gelderland. De molens zijn namelijk een identiteitsbepalend onderdeel van Gelderland. De provincie heeft dan ook als ambitie dat de omgeving van de molens zodanig wordt ingericht dat de molens kunnen blijven draaien. Daartoe beschermt de provincie de ruimte rond de molens tegen ongewenste ingrepen. In de Omgevingsverordening is daarom geregeld dat op gronden die zijn aangewezen als 'molenbiotoop' geen nieuwe bebouwing en/of beplanting is toegestaan, tenzij is aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

4.8.2 Toetsing

Ten westen van het projectgebied in 's-Heerenberg is een molen aanwezig. Het betreft de Zwarte Molen aan de Zeddamseweg 79 in 's-Heerenberg. Het te realiseren IKC (en de bijbehorende nieuwbouw) ligt binnen de molenbiotoop van deze molen. De Zwarte Molen is een in 1829 gebouwde beltmolen. Vanaf 2016 tot en met 2018 is de molen volledig gerestaureerd. Daarnaast is de molen tegenwoordig niet meer in werking.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0019.jpg"

De Zwarte Molen

Volgens gegevens (bron: www.gelderland.molenbiotoop.nl; Biotooprapport 32) heeft de molen een askophoogte van 16,85 m. De hoogte van het maaiveld bij de molen is circa 41,9 m +NAP. De locatie waar het IKC in het projectgebied wordt gerealiseerd ligt op een maaiveldhoogte dat varieert van circa 35,0 m tot en met 39,0 m +NAP (gemiddeld 37,0 m). Tussen de molen en het projectgebied is dus sprake van hoogteverschil.

Verder geeft het rapport weer dat binnen de straal van 400 meter in de huidige situatie reeds 3.192 windhinderobjecten, zoals bebouwing en bomen, aanwezig zijn, die de hoogte van de biotoopnorm overschrijden. Navolgende kaartbeelden geven dit weer. Het linker kaartbeeld is een overzichtskaart van de hoogtemetingen, geclassificeerd in categorieën afhankelijk van de mate van overschrijding van de biotoopnorm. Het rechter kaartbeeld bevat gestandaardiseerde sectorscores, geclassificeerd aan de hand van de mate van overschrijding van de biotoopnorm in een sector.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0020.jpg"

Overschrijdingen maximale hoogte (bron: www.gelderland.molenbiotoop.nl)

De sectorscores zijn vervolgens toegekend aan de acht hoofdwindrichtingen. De resultaten zijn in bijgaande tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0021.jpg"

Tabel resultaten hoofdwindrichtingen

Uit deze tabel valt op te maken dat in de huidige situatie de mate van overschrijding van de biotoopnorm bij de noordelijke hoofdwindrichting het grootst is, namelijk 101.

Per molen is de omgeving geïnventariseerd en beoordeeld als slecht, bedenkelijk, matig, aanvaardbaar of goed. De totaalscore van 304 houdt in dat de molenbiotoop van 'De Zwarte Molen' in de huidige situatie als matig wordt beoordeeld.

Formule molenbiotoop

Op basis van de molenverordening van de provincie Gelderland, die onderdeel is geworden van de Omgevingsverordening, gold een formule, op basis waarvan beoordeeld kon worden of de windvang van de molen al dan niet verslechterde. Hoewel deze formule formeel niet meer geldt in Gelderland, wordt het beschouwd als een goed hulpmiddel om te beoordelen of de windvang van een molen verslechtert door de komst van een ruimtelijke ontwikkeling. De formule is om die reden toegepast in het onderhavige geval.

De formule luidt als volgt:

Hx=X/n + (c*z)


waarin:

Hx = de toelaatbare hoogte van een gebouw in meters op een afstand x meter uit de molen. De toelaatbare hoogte wordt gemeten vanaf het waterpasniveau van de begane grond of het maaiveld van de molen;

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen;

n = de ruwheidcoëfficiënt volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa: 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied en 50 voor gesloten gebied;

c = constante 0,2 (in verband met een windreductie van 5%);

z = askophoogte van de molen.


Wanneer de formule wordt toegepast ten behoeve van voorliggend plan, ontstaat het volgende beeld:

H(x) = 135/50 + 0,2 * 16,85 = 6,07 m.

De maximale bouwhoogte in het projectgebied, gelegen op circa 135 meter afstand van de molen, mag volgens de formule 6,07 meter bedragen. Daar moet het verschil in maaiveldniveau bij worden opgeteld. In onderhavig plan bedraagt dit (41,9-37,0=) 4,9 meter. De bouwhoogte in het projectgebied mag daarom (6,07+4,9=) 10,97 meter bedragen, gemeten vanaf het peil ter plaatse van het projectgebied. In de bovenstaande berekening is uitgegaan van de ruwheidsklasse 50, omdat het gebied tussen het projectgebied en de molen bebost is.

In de bestaande situatie is reeds bebouwing aanwezig in het projectgebied. De hoogste bebouwing mag maximaal 12 m hoog zijn. Hierdoor wordt de maximale bouwhoogte uit de formule overschreden. Gezien het feit dat de bestaande bebouwing ook al een bouwhoogte van 12 m heeft en er sprake is van een molenromp zonder (uitzicht op) werkende wieken, is er geen sprake van een significante verslechtering.

Motivering inpasbaarheid initiatief

Om de volgende redenen wordt de bouwhoogte van 12 m voor het IKC inpasbaar geacht:

  • 1. 'De Zwarte Molen' betreft een molenromp en is in de huidige situatie niet meer functioneel. Het ligt ook niet in de lijn der verwachting dat er een initiatief zal komen om de molen weer maalvaardig te maken.
  • 2. Tussen de locatie van de molen en het projectgebied ligt reeds bebossing. Deze bebossing zal de eventuele windvang meer beïnvloeden dan de (bestaande) bebouwing in het projectgebied.
  • 3. Het projectgebied ligt ten oosten van de molen. Hiermee ligt het projectgebied in een andere richting van de meest voorkomende windrichting bij de molen (namelijk noordelijk). Daarmee beïnvloedt de (bestaande) bebouwing in het projectgebied de windvang van de molen in mindere mate dan bebouwing/bebossing die aan de andere kant van de molen aanwezig is of wordt toegevoegd.
  • 4. Voor molenrompen is de belevingswaarde wel van belang. Het projectgebied maakt geen deel uit van een zichtlijn richting de molenromp. In de toekomstige situatie is er daarmee geen sprake van verstoring van zichtlijnen. De realisatie van het IKC binnen het projectgebied heeft daarmee geen invloed op de belevingswaarde van 'De Zwarte Molen' als landschapselement.

Windvangonderzoek

Om de verwachte invloed van het windaanbod op de Zwarte Molen, ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling van de realisatie van het multifunctionele IKC in het projectgebied, in kaart te brengen is door Alhof een windvangonderzoek uitgevoerd. De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 7. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

Conclusie

Het voorliggende plan met de ontwikkeling van het IKC betreft 'het verhogen' van een deel van het gebouwcomplex op de locatie van het projectgebied ten oosten van De Zwarte Molen in 's-Heerenberg. Tegelijkertijd wordt het hoogste gedeelte van hetzelfde gebouwcomplex wat verlaagd.

Realisering van het bouwplan houdt in dat met het verlagen van het hoge bouwdeel oostelijk van de molen de windvang hier wat wordt verbeterd. Het verhogen van het bouwdeel noordoostelijk van de molen levert een iets slechtere windvang op voor de molen, maar dit is te verwaarlozen, aangezien dit bouwdeel nog circa 1,5 meter onder het niveau van de belt blijft. Netto zou dus de windvang iets kunnen verbeteren.

Beide effecten vallen echter weg tegen de invloed van de groenring rond De Zwarte Molen. Dit is en blijft de grootste barrière in de windbaan.

Met andere woorden, de veranderingen in windregime ten gevolge van de bouwplannen behorend bij de ontwikkeling van het IKC nabij De Zwarte Molen, zullen voor de molen in de huidige toestand geen merkbare invloed hebben.

Eindconclusie

De uitwerking van de molenbiotoopformule en het windvangonderzoek laten zien dat de voorgenomen ontwikkeling met de realisatie van het IKC niet zorgt voor een verslechtering van de molenbiotoop van De Zwarte Molen.

4.8.3 Conclusie

Het aspect molenbiotoop vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Gemeenten moeten in hun omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening is gehouden met binnen of buiten de locatie van de activiteit aanwezige archeologische of cultuurhistorische waarde. Gezien de aspecten archeologie en cultuurhistorie vaak met elkaar verweven zijn, worden deze hier gezamenlijk besproken.

4.9.1 (Wettelijk) kader

Bij het beschermen van cultureel erfgoed in het omgevingsplan moet rekening worden gehouden met bepaalde uitgangspunten. Het Rijk geeft hiervoor instructieregels (artikel 5.130 lid 2 Bkl). Deze gaan over:

  • ontsiering, beschadiging of sloop van beschermde monumenten of archeologische monumenten;
  • verplaatsing van beschermde monumenten;
  • gebruik van monumenten ter voorkoming van leegstand;
  • aantasting van de omgeving van een beschermd monument;
  • conserveren en in stand houden van archeologische monumenten.
4.9.2 Toetsing

Archeologie

Door Hamaland Advies is in november 2020 een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd ter plaatse van het projectgebied. Het rapport is bijgevoegd als Bijlage 8.

Bureauonderzoek

Het projectgebied ligt op een stuwwal en in het projectgebied is sprake van een loopodzolgrond. Door de relatief hoge ligging in verhouding met omliggende gebieden, is het projectgebied in theorie een geschikte bewoningslocatie geweest vanaf de prehistorie. Uit de bestudering van het historisch kaartmateriaal en de bouwdossiers blijkt dat het projectgebied tot in de jaren 60 onbebouwd is geweest. Op het kadastrale minuutplan van 1811 is het projectgebied in gebruik als bouwland. In 1966 werd de vergunning aangevraagd voor een technische school. Pas in 1978 is deze huidige bebouwing te zien op de historische kaarten.

Uit de onderzochte bouwtekeningen van de school is te concluderen dat door realisatie van de huidige bebouwing een bodemverstoring van minimaal 100 cm-mv ontstaan is door aanleg van de bouwkuip. De kruipruimten zijn op een diepte van ca. 100 cm-mv aangelegd. De funderingsdiepte van het gebouw is minimaal 120 cm. Echter is de fundering op meerdere plaatsen dieper dan 120 cm-mv aangelegd en komen dieptes tot 370 cm voor. Daarnaast is een deel van de ondergrond afgegraven tijdens de bebouwing. Binnen het projectgebied komt van nature veel reliëf voor, waardoor het afgraven nodig was om een egale ondergrond te creëren. Ook is een ruimte met vluchtdeuren tot een diepte van ca. 370 cm gebouwd en hiervoor is ook grond afgegraven. De funderingspoeren hebben een maximale breedte van ca. 160 cm. De tussenruimtes tussen de funderingspoeren zijn minimaal ca. 150 cm breed. De archeologische lagen worden op een minimale diepte van ca. 50 cm-mv verwacht. De kans dat onder de huidige bebouwing nog archeologische waarden aanwezig zijn, is daardoor nihil.

De verwachtingskaart van de gemeente Montferland geeft weer dat in de omgeving van het projectgebied enkele archeologische vindplaatsen gelegen zijn. Uit de data van Archis blijkt dat in een straal van 350 m rondom het projectgebied geen archeologische resten zijn aangetroffen. Door de ligging op een stuwwal is het echter niet geheel onwaarschijnlijk dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Archeologische resten kunnen bestaan uit vuursteenvindplaatsen, kampementen, nederzettingen van jagers/verzamelaars en restanten van landbouwende samenlevingen, zoals bijvoorbeeld werktuigen. Organische resten en bot zullen door de overwegend droge bodemomstandigheden matig tot slecht zijn geconserveerd. Andere typen indicatoren zoals aardewerk en houtskool zijn waarschijnlijk matig goed geconserveerd.

Verkennend booronderzoek

Uit de resultaten van het verkennend booronderzoek blijkt dat in het projectgebied ter plaatse van de geplande uitbreidingen geen intacte bodems (meer) aanwezig zijn, als gevolg van subrecente bodemingrepen die waarschijnlijk samenhangen met de bouw van de voormalige school. Op grond hiervan kan de middelhoge archeologische verwachting conform de gemeentelijke beleidsadvieskaart komen te vervallen met als indicatie 'verstoord'.

Selectieadvies en selectiebesluit

Op basis van de resultaten van het booronderzoek wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. De kans dat met de geplande bodemingrepen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden verstoord is nihil.

Het conceptrapport en het selectieadvies zijn op 7 juli 2022 namens gemeente Montferland beoordeeld door mw. A. Zonneveld. Er zijn geen opmerkingen op het rapport en het selectieadvies wordt overgenomen. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Tussen het moment van uitvoeren van het archeologisch onderzoek en nu, zijn de functies en het gebruik van de onderzochte gronden in het projectgebied niet veranderd. Daarnaast hebben er sinds het uitvoeren van het archeologisch onderzoek geen bodemverstorende activiteiten plaatsgevonden. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat de bodemkwaliteit op archeologisch gebied niet langer geschikt is voor de beoogde functies.

Cultuurhistorie

In het projectgebied bevinden zich geen als gemeentelijk monument aangewezen gebouwen. Het dichtstbijzijnde gemeentelijke monument is de Zwarte Molen op circa 135 meter ten westen van het projectgebied.

Volgens de 'Cultuurhistorische waarderingskaart' van de gemeente Montferland heeft de bestaande bebouwing in het projectgebied de cultuurlandschappelijke waardering 'zeer laag' en is de overige grond niet gewaardeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0022.jpg"

Uitsnede 'Cultuurhistorische waarderingskaart' (projectgebied in rode cirkel)

Op de 'Cultuurhistorische kenmerkenkaart' van de gemeente Montferland is het projectgebied gelegen binnen de zone 'droge kampontginning'. Vanuit historische stedenbouw is er beschreven dat er bebouwing heeft gestaan binnen het projectgebied, aangemerkt als 'boerderij of woonhuis, verdwenen voor 1832'. Tegenwoordig is hier weinig tot niets meer van zichtbaar in het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0023.jpg"

Uitsnede 'Cultuurhistorische kenmerkenkaart' (projectgebied in blauwe cirkel)

Met de voorgenomen ontwikkeling in het projectgebied vindt geen aantasting aan cultuurhistorisch waardevolle lijnen of elementen plaats. De realisatie van het multifunctionele IKC heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor het aspect cultuurhistorie.

4.9.3 Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Ontplofbare Oorlogsresten (OO)

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze in het projectgebied bij de activiteit rekening wordt gehouden met niet-gesprongen explosieven en ontplofbare oorlogsresten. Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitieartikelen uit de Tweede Wereldoorlog. Van al het explosieve materiaal dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) is ingezet, verschoten of afgeworpen, is een gedeelte om verschillende redenen niet tot uitwerking gekomen of gebracht.

4.10.1 (Wettelijk) kader

In Nederland kennen we geen wet- en regelgeving of landelijk beleid dat richting geeft aan de omgang met risico's/gevaren van Ontplofbare Oorlogsresten (OO), tenminste waar het gaat om publieke risico's (dus anders dan het arbeidsomstandighedenrisico). Er is dus geen sprake van landelijke risiconormen over welke risico's/gevaren van OO al dan niet aanvaardbaar zijn. Dit betekent dat het lokaal bevoegd gezag een eigen afweging moet maken op grond van haar verantwoordelijkheid voor de openbare veiligheid over de acceptatie van risico's/gevaren van OO.

4.10.2 Toetsing

Om de risico's op het aantreffen van NGE's binnen het projectgebied in kaart te brengen is door Armaex een risicoanalyse uitgevoerd naar ontplofbare oorlogsresten. De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 9. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

Conclusie

Uit het vooronderzoek blijkt dat binnen het onderzoeksgebied sprake kan zijn van de aanwezigheid van geschutmunitie (37 mm tot 15 cm en infanteriegevechtsmunitie). Ondanks eerdere werkzaamheden in het gebied, zijn er geen indicaties dat op de projectlocatie reeds ontplofbare oorlogsresten (OO) zijn aangetroffen of dat de gehele bodem eerder geroerd is. Dit betekent echter niet dat er geen OO aanwezig zijn. De verticale afbakening van OO is vastgesteld tot 1,50 meter onder het maaiveld voor geschutmunitie en tot 0,5 meter voor infanteriegevechtsmunitie. Een uitzondering hierop vormt de locatie van de huidige bebouwing: binnen de contouren van het bestaande gebouw is geen verhoogd risico van toepassing. Uiteindelijk is in de risicoanalyse vastgesteld dat tijdens het uitvoeren van de geplande werkzaamheden buiten de bestaande gebouwcontouren een verhoogd risico van toepassing is inzake de aanwezigheid van achtergebleven OO. In de risicoanalyse is gebruik gemaakt van het vooronderzoek van de gemeente Montferland. Tijdens het onderzoek is de mogelijke invloed van naoorlogse gebiedsontwikkelingen onderzocht, evenals de soort, subsoort en toestand van de te verwachten OO, en dit in relatie tot de wijze waarop de geplande werkzaamheden uitgevoerd gaan worden.

Navolgende afbeelding geeft de bodembelasting weer van het projectgebied. De groene kleur geeft weer waar er geen sprake is van een OO-Verwachtingsgebied. De rode kleur geeft weer waar een OO-Verwachtingsgebied aanwezig is vanaf het maaiveld met meerdere hoofdsoorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0024.jpg"

Bodembelasting projectgebied ten aanzien van OO-Verwachtingsgebied

Advies

Om de werkzaamheden, behorend bij de conclusie veilig te kunnen uitvoeren wordt hieronder per activiteit een advies gegeven.

  • Ontgraven nieuwbouwlocatie

Bij het ontgraven van de nieuwbouwlocatie is binnen de contouren van het bestaande gebouw geen sprake van een verhoogd risico en kunnen de werkzaamheden regulier worden uitgevoerd. Indien buiten de contouren van het bestaande gebouw ontgravingen zullen plaatsvinden dan wordt geadviseerd om deze middels opsporingswerkzaamheden nader te gaan onderzoeken (geschutmunitie en infanteriemunitie tot op een diepte van 1,50 m¹ -/- maaiveld).

  • Slopen van bestaande fundering

Bij het slopen van de bestaande funderingen ligt het niet in de lijn der verwachting dat hierbij sprake kan zijn van contact met verdachte bodemlagen. De werkzaamheden kunnen regulier worden uitgevoerd.

  • Graven sleuven ten behoeve van leggen nieuwe nutsvoorzieningen

Bij het ontgraven van de nutstracés wordt geadviseerd om deze middels opsporingswerkzaamheden nader te gaan onderzoeken (infanteriemunitie en geschutmunitie tot op een diepte van 1,50 m¹ -/- maaiveld). Indien binnen de bestaande tracés wordt gegraven is geen nadere opsporing nodig.

  • Uitvoeren van bodemkundig en geofysisch onderzoek

Bij het uitvoeren van bodemkundig en/of geofysisch onderzoek wordt geadviseerd om de werkzaamheden te laten begeleiden door middel van detectie. Hierbij worden de afzonderlijke locaties middels detectie onderzocht en vrijgegeven, waarna de onderzoekswerkzaamheden kunnen plaatsvinden.

  • Aanbrengen fundatiepalen

Indien de funderingspalen binnen de contouren van het bestaande gebouw geplaatst worden, kunnen deze zonder verdere maatregelen worden geplaatst. Echter, wanneer deze daarbuiten (dus in het verdachte gebied) worden geplaatst dan wordt geadviseerd om de locatie(s) nader te onderzoeken middels detectie (infanteriemunitie en geschutmunitie tot op een diepte van 1,50 m¹ -/- maaiveld).

  • Toekomstig gebruik

Indien buiten de contouren van het bestaande gebouw grondroeringen zullen plaatsvinden dan wordt geadviseerd om deze middels opsporingswerkzaamheden nader te gaan onderzoeken (geschutmunitie en infanteriegevechtsmunitie tot op een diepte van 1,50 m¹ -/- maaiveld).

4.10.3 Conclusie

Het aspect Ontplofbare Oorlogsresten (OO) vormt, indien met het advies rekening wordt gehouden, geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 Natuur

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect natuur en de gevolgen voor de omliggende natuur door stikstofdepositie.

4.11.1 (Wettelijk) kader

Op grond van de Omgevingswet moeten bestuursorganen bij het uitoefenen van hun taken zorgdragen voor de bescherming van natuurwaarden. Als uitwerking van Europese richtlijnen richt deze waarborg voor de kwaliteit en integriteit van natuurwaarden zich op de bescherming van (kwetsbare) soorten en gebieden; onder andere door het beperken van de uitstoot en neerslag van stikstof in de natuur.

De soortenbescherming richt zich in het nationale beleid op aangewezen beschermde soorten in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Nationaal beschermde soorten. De gebiedsbescherming richt zich op de Natura 2000-gebieden, de gebieden aangewezen als Natuurnetwerk Nederland en houtopstanden. Tot slot richt de natuurbescherming in het kader van de Omgevingswet zich op het thema faunabeheer.

De opdracht om bij het uitvoeren van taken en bevoegdheden op grond van de Omgevingswet zorg te dragen voor de natuur, is in hoofdstuk 11 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) opgenomen. In hoofdstuk 11 van het Bal zijn hiervoor regels opgenomen over activiteiten met mogelijke gevolgen voor Natura 2000-gebieden, activiteiten met betrekking tot dieren of planten in het wild en activiteiten die houtopstanden, hout en houtproducten betreffen.

4.11.2 Toetsing

Quickscan natuuronderzoek

In het kader van onderhavige ontwikkeling is door Foreest Groen Consult in mei 2021 een quickscan natuuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 10 bijgevoegd. Opgemerkt wordt dat het onderzoek is uitgevoerd ten tijde dat de Wet natuurbescherming het wettelijk kader vormde voor wat betreft de bescherming van natuurwaarden. Thans zijn deze regels opgenomen in de Omgevingswet. Waar in onderstaande passages wordt gesproken over de 'Wet natuurbescherming' kan 'Omgevingswet' worden gelezen.

Tussen het moment van uitvoeren van het ecologisch onderzoek en nu, zijn de functies en het gebruik van de onderzochte gronden in het projectgebied niet veranderd. Daarnaast hebben er sinds het uitvoeren van het ecologisch onderzoek geen activiteiten plaatsgevonden op het terrein en aan het gebouw. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat de ten aanzien van soortenbescherming het projectgebied niet langer geschikt is voor de beoogde functies.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het projectgebied ligt buiten de Natura 2000 gebieden en op enige afstand tot deze gebieden. De meeste, directe invloeden worden door deze afstand geheel geabsorbeerd. Door de aard van de grondgebonden activiteiten (diverse activiteiten op het bestaande kavel), is het optreden van externe storingsfactoren door de grondgebonden activiteiten, op het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied, uit te sluiten. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreft de in Duitsland gelegen 'Klevsche Landwehr, Anholtsche Issel, Feldschlaggraben und Regnieter Bach' dat op een afstand van circa 4,7 km ten zuidoosten van het projectgebied ligt. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied in Nederland is 'Rijntakken' en dit gebied ligt op een afstand van circa 7,0 km zuidwestelijk van het projectgebied. Om de eventuele effecten van stikstofdepositie voor voorliggend plan toch inzichtelijk te maken, is een bijbehorende AERIUS-berekening uitgevoerd (zie onderstaande 'Effectbeoordeling stikstofdepositie').

Het projectgebied ligt zelf buiten de zones van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Aangezien er geen werkzaamheden uitgevoerd worden binnen deze gebieden en de geplande werkzaamheden niet leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone, wordt een verder nader onderzoek naar effecten op deze gebieden niet nodig geacht. Het projectgebied is ten oosten gelegen van de Zeddamseweg. Deze weg grenst aan het Bergherbos dat zowel GNN als een GO is. De kernkwaliteiten van het Bergherbos worden echter met de voorgenomen ontwikkeling niet aangetast.

Soortenbescherming

  • Broedvogels

Veel van de aanwezige bebouwing is niet geschikt voor broedvogels. Het gebouw heeft wel een voldoende hoogte voor de gierzwaluw. De platte daken zijn niet optimaal, maar het kan niet worden uitgesloten dat de gierzwaluw aanwezig is. Verder is in de omliggende omgeving de huismus aanwezig, maar is het gebouw zelf niet van belang. De groenstroken rondom de planlocatie kunnen echter wel onderdeel zijn van het functioneel leefgebied van de soort. Zolang de groene stroken bij de werkzaamheden intact blijven zal de huismus geen schade ondervinden bij de werkzaamheden. In de verspreidingsgegevens van de nabije omgeving komen enkele beschermde vogelsoorten (buizerd, wespendief, havik, sperwer, kerkuil, steenuil en ooievaar) naar voren. Bij de veldinspectie zijn geen nesten aangetroffen. De gebouw bewonende kerkuil en steenuil kunnen het gebouw niet in. De schuur in de dierenweide (gelegen buiten het projectgebied) kan voor de steenuil geschikt zijn. De dierenweide is echter te klein voor de steenuil om een zelfstandig territorium te vormen. De akkers aan de westzijde van de Zeddamseweg zijn voor de steenuil van geen belang. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de dierenweide weliswaar potentieel geschikt is, maar dat de steenuil hier niet aanwezig zal zijn omdat er onvoldoende kwalitatief goed foerageergebied in de omgeving aanwezig is.

De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep broedvogels niet overtreden zolang de beplanting binnen het gebied in de broedperiode intact blijft. Worden geen werkzaamheden aan het dak uitgevoerd, dan is er ook geen risico voor de gierzwaluw. Nader onderzoek is onder deze condities niet nodig.

  • Vleermuizen

Vaste rust- en verblijfplaatsen

De open stootvoegen en kierende daktrimmen bieden mogelijkheden voor vleermuizen het gebouw te betreden. Bomen met holtes zijn binnen de planlocatie niet aanwezig. Gaan bij de nieuwbouw bestaande openingen verloren of worden deze niet meer toegankelijk dan is nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Dit geldt ook bij verbouwingen of isolatie van gevels. Alleen kleine ingrepen die geen gevolgen hebben op eventuele vaste rust en verblijfplaatsen kunnen zonder nader onderzoek worden uitgevoerd.

De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft de vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen mogelijk overtreden. Nader onderzoek is alleen noodzakelijk indien bestaande openingen in het gebouw verloren gaan of niet meer toegankelijk worden zoals in deze subparagraaf is beschreven.

Foerageergebied

Foerageergebieden zijn uitsluitend beschermd als deze een essentieel onderdeel vormen bij een vaste rust- en verblijfplaats. Het projectgebied kan onderdeel zijn van een foerageergebied voor vleermuizen. Gezien de vele beplantingen in de omgeving zal het projectgebied geen essentieel onderdeel zijn van een foerageerbied. Hiervoor zijn de foerageer mogelijkheden voor de vleermuizen te uitgebreid en is de planlocatie op dit moment door buitenverlichting al aangetast.

De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft de foerageergebieden van vleermuizen niet overtreden. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Vliegroute

De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft vliegrouten van vleermuizen mogelijk overtreden indien teveel beplantingen worden verwijderd en er hierdoor gaten ontstaan die breder zijn dan 30 meter. Nader onderzoek is onder deze condities noodzakelijk. Hierbij zijn vooral de beplantingen langs de omringende wegen: Maria van Nassaulaan en Hogestraat van belang. Het gebouw zelf kan ook als geleiding worden gebruikt om het boomloze deel van de Zeddamseweg te passeren.

Er worden echter geen (grote) delen van het gebouw gesloopt en zolang de groene randstructuren onaangetast blijven zullen vleermuizen wat betreft vliegroutes geen hinder ondervinden van de werkzaamheden. Nader onderzoek is onder deze omstandigheden niet noodzakelijk.

Nader onderzoek vleermuizen

Door Foreest Groen Consult is gedurende de maanden mei tot en met september 2022 nader ecologisch onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen. De rapportage van het nader onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 11. De conclusie van het onderzoek wordt hieronder kort behandeld. In de navolgende tabel staat een samenvatting van de resultaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0025.jpg"

Tabel samenvatting nader onderzoek

Aanvragen omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit

Geadviseerd wordt om voor het dubbeldoel paar- en kraamverblijf aan de westzijde en het dubbeldoel paar-, zomer- en kraamverblijf aan de oostzijde een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit aan te vragen. De aanvraag hiervoor is reeds ingediend.

Door tijdig een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit aan te vragen, kan ook op tijd worden begonnen met de mitigerende maatregelen en kunnen de vleermuizen langzaam wennen aan de veranderingen in het leefgebied. Gezien de voorgenomen ontwikkeling wordt het aannemelijk geacht dat een omgevingsvergunning flora- en fauna-activtiteit verleend wordt door de provincie Gelderland.

In de regels van voorliggend TAM-omgevingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te waarborgen dat er een door de provincie Gelderland te verlenen omgevingsvergunning dient te worden verkregen alvorens het IKC in gebruik mag worden genomen.

Bomen

Zoals in paragraaf 2.2 benoemd is, staan er op het terrein en aangrenzend aan het projectgebied diverse bomen. In het kader van het groene karakter van de nabije omgeving blijven de bomen aan de rand van het projectgebied gehandhaafd om het toekomstige IKC groen omzoomd te houden.

Vanwege het bouwplan en terreininrichting (parkeerplaatsen en speelterreinen) behorende bij het IKC, zullen enkele bomen in het projectgebied gekapt worden. De markante boom aan de voorzijde van het gebouw blijft behouden, waardoor dit toonaangevende beeld ongewijzigd blijft. Een bomenkaart met een overzicht van de te behouden/kappen bomen in het projectgebied is bijgevoegd als Bijlage 12.

Effectbeoordeling stikstofdepositie

Gezien het type werkzaamheden en de ligging van het projectgebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden zijn er geen negatieve effecten als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door trilling, geluid en mechanische effecten. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is namelijk meer dan 1 km. Door het gebruik van werktuigen en een toename van voertuigbewegingen kunnen er wel gevolgen zijn door stikstofdepositie vanuit de lucht.

Om de eventuele effecten van stikstofdepositie inzichtelijk te maken is door Buro Ontwerp & Omgeving in oktober 2024 een voortoets stikstof (AERIUS-berekening) uitgevoerd voor zowel de realisatiefase als gebruiksfase van de voorgenomen ontwikkeling met het multifunctionele IKC in het projectgebied. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 13. Uit het onderzoek blijkt dat er geen toename van stikstofdepositie groter dan 0,00 mol N/ha/jr plaatsvindt voor zowel de realisatiefase als gebruiksfase. De voorgenomen ontwikkeling betreft dus geen Natura 2000-activiteit zoals beschreven in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), waardoor de aanvraag van een omgevingsvergunning niet van toepassing is.

4.11.3 Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.12 Mobiliteit en parkeren

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met de aspecten verkeer en parkeren.

4.12.1 (Wettelijk) kader

In de Omgevingswet is geen regelgeving opgenomen met betrekking tot mobiliteit en parkeren. De verkeersveiligheid is primair geborgd in de weg- en verkeerswetgeving, waaronder de Wegenverkeerswet. Daarnaast zijn richtlijnen opgenomen in het ASVV (Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen Binnen de Bebouwde Kom).

Wel kan een verandering van functies zorgen voor een verkeersaantrekkende werking. Bij het toelaten van een nieuwe functie moet daarom worden aangetoond wat het effect is op de bereikbaarheid en verkeersafwikkeling. Daarbij dient in beeld te worden gebracht of er sprake is van een (extra) parkeerbehoefte voor auto's, fietsen en/of scooters. Er mag geen onaanvaardbaar effect zijn. In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moeten deze aspecten onderbouwd en indien noodzakelijk onderzocht worden.

4.12.2 Toetsing

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeersituatie ter plaatse.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een multifunctioneel IKC in een voormalig bedrijfsverzamelgebouw. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling en de bijbehorende verkeersgeneratie en parkeerbehoefte is door Royal HaskoningDHV in augustus 2023 een mobiliteitsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 14 bijgevoegd.

De berekening van de verkeersgeneratie voor de basisscholen is op basis van het onderzoek en de rekenmethode van RHDHV (zie Bijlage 14). Ten tijde van de terinzagelegging van voorliggend TAM-omgevingsplan is een berekening uitgevoerd op basis van de nieuwe hoeveelheid leerlingen en personeel.

Verkeer

Op de locatie verzorgt het toekomstige IKC de huisvesting van diverse maatschappelijke functies bestaande uit de twee te vestigen basisscholen, een bibliotheek, een kinderdagopvang, een consultatiebureau en een gymzaal. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse uitgangspunten, waarmee het toekomstige mobiliteitsbeeld van het IKC (verkeersgeneratie en parkeerbehoefte) in beeld is gebracht.

Verkeersafwikkeling

Een goede verkeersafwikkeling van de verschillende verkeersstromen is van groot belang voor het multifunctionele IKC met de diverse maatschappelijke voorzieningen. De verkeersstromen zullen gevormd worden door personeel, bezoekers, ouders en leerlingen die zich per auto, fiets of te voet richting het IKC komen. Het toekomstige verkeerseffect van het IKC hangt ook samen met de uitwerking van het gemeentelijke verkeerscirculatieplan (VCP).

Door de ligging van het IKC in het projectgebied aan de noordelijke rand van de kern van 's-Heerenberg, vormt er zich een belangrijke noord-zuidverbinding ten aanzien van de verkeersafwikkeling. De verschillende verkeersstromen kunnen verwacht worden uit voornamelijk 's-Heerenberg, Lengel, Stokkum, Zeddam en Duitsland. Met betrekking tot het auto-, fiets- en loopverkeer is in de planuitwerking rekening gehouden met de infrastructurele opzet op het terrein van het IKC en de nabije omgeving rondom het projectgebied.

Verkeersveiligheid

Door de verkeersstromen zoveel mogelijk te verdelen over verschillende ingangen bij het IKC wordt de verkeerssituatie verbeterd. Een belangrijke aanrijroute naar het IKC is aan de voorzijde van het gebouw via de Zeddamseweg. Deze aanrijroute is voornamelijk voor auto's bedoeld om gemakkelijk het IKC te bereiken en bij de parkeerplaatsen terecht te komen. Om fietsers en autoverkeer goed te kunnen scheiden, kunnen fietsers en voetgangers hoofdzakelijk gebruik maken van de aanrijroute via de Maria van Nassaulaan. Hierdoor kunnen zij het IKC bereiken via de toegang aan de achterzijde.

Een Kiss & Ride moet zorgen voor de mogelijkheid tot kortparkeren en een snelle doorstroming van het autoverkeer. Bovendien is dit een veilige kortparkeerlocatie waar leerlingen met openslaande deuren andere verkeersdeelnemers niet hoeven te hinderen. Daarnaast wordt er op het terrein specifieke ruimte ingericht voor wachtende ouders. En door het parkeren in parkeerkoffers te realiseren, wordt dit gescheiden van de overige verkeersstromen en zijn er geen gevaarlijke verkeerssituaties waarbij auto's (achteruit) de rijbaan (Zeddamseweg) op rijden.

Daarnaast krijgen voetgangers, nadat zij zijn de auto zijn in- of uitgestapt, ook voldoende ruimte aan de voorzijde van het IKC. Het autoparkeren kan daardoor zo veilig mogelijk plaatsvinden. Door deze verkeersgerichte invullingen van het projectgebied wordt het gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk gescheiden van het langzaam verkeer (fietsers en voetgangers), waardoor de verkeersveiligheid in en rondom het projectgebied van het IKC toeneemt.

Verkeersgeneratie functies IKC

  • Basisscholen

Het aantal verkeersbewegingen ten aanzien van de twee te vestigen basisscholen zal bestaan uit het halen en brengen van kinderen (leerlingen) en het personeel.

Personeel

Er wordt uitgegaan van 36 werkende personeelsleden bij de twee basisscholen in het IKC. De totale verkeersgeneratie ten aanzien van het basisschoolpersoneel is dus (36x2=) 72 verkeersbewegingen per dag.

Ouders/leerlingen 

Uitgaande van het huidige aantal leerlingen verdeeld over de drie bestaande basisscholen (en de toekomstige groei in aantal leerlingen), zullen in de toekomstige situatie maximaal 850 leerlingen gebruik gaan maken van het IKC. Met 30 beoogde klaslokalen, sluit dat aantal goed aan op het gemiddeld aantal leerlingen in een klas in Nederland, namelijk 23. Met dit getal is gerekend in het uitgevoerde mobiliteitsonderzoek.

Afgaande op de huidige herkomst zijn leerlingen grotendeels afkomstig uit 's-Heerenberg (80%). Het overige gedeelte van de leerlingen is afkomstig uit Zeddam, Stokkum, Lengel en overige plaatsen. De leerlingen zijn verdeeld over de onderbouw (groepen 1, 2 en 3), middenbouw (groepen 4 en 5) en bovenbouw (groepen 6, 7 en 8). De verdeling van leerlingen in onder-, midden- en bovenbouw is belangrijk, omdat deze classificatie iets zegt over het mobiliteitsprofiel. Uitgaande van de toedeling gebaseerd op klasse (onder-, midden- of bovenbouw) en herkomst kan een inschatting worden gemaakt van de verdeling per modaliteit (lopen, fiets of auto). Dit geeft een beeld van het totale verkeersbeeld. De modaliteit is gebaseerd op de CROW publicatie 'Schoolmobiliteit en gedrag'.

De toekomstige verkeersgeneratie ten aanzien van het aantal leerlingen voor de twee basisscholen in het IKC wordt als volgt verdeeld:

Vervoersmiddel   Aantal verkeersbewegingen per dag  
Auto   590  
Fiets   566  
Lopen   276  

  • Bibliotheek

Het aantal verkeersbewegingen ten aanzien van de bibliotheek zal bestaan uit bezoekers, personeel en bevoorrading. Bezoekers komen te voet, op de fiets en met de auto. De verwachting is dat het aantal bewegingen met de auto zal toenemen omdat de locatie van de nieuwe bibliotheek in het IKC decentraal ligt ten opzichte van de huidige situatie, waarbij de bibliotheek in het centrum van 's-Heerenberg is gelegen. Qua personeel zal één persoon met de auto komen. De bevoorrading bestaat uit een bestelbus die dagelijks kratten met boeken en krantenbezorging komt afleveren buiten openingstijden.

Personeel

Het personeelslid van de bibliotheek zal logischerwijs 2 verkeersbewegingen per dag teweegbrengen.

Bezoekers

De bibliotheek heeft een oppervlakte van circa 725 m2 bvo. Volgens de CROW-norm is in de categorie 'weinig stedelijk - rest bebouwde kom' ten aanzien van verkeersgeneratie de minimale norm 8,2 en de maximale norm 13 per 100 m2 bvo. Hierdoor bedraagt de verkeersgeneratie minimaal 59 en maximaal 94 verkeersbewegingen per dag.

Totaal

De bibliotheek in het IKC heeft dus een totale verkeersgeneratie van minimaal 61 en maximaal 96 verkeersbewegingen per dag.

  • Kinderdagopvang

Personeel

Het aantal verkeersbewegingen ten aanzien van de kinderdagopvang zal bestaan uit personeel en het halen en brengen van kinderen. Het personeel bestaat uit 12 medewerkers die bij een volledige bezetting allen aanwezig kunnen zijn. Er wordt uitgegaan dat deze werknemers allemaal met de auto naar de kinderdagopvang in het IKC komen. Dit betekent een verkeersgeneratie van 24 verkeersbewegingen per dag ten aanzien van het personeel.

Ouders/kinderen

De kinderdagopvang heeft een oppervlakte van circa 529 m2 bvo. Volgens de CROW-norm is in de categorie 'weinig stedelijk - rest bebouwde kom' ten aanzien van verkeersgeneratie de minimale norm 33 en de maximale norm 38 per 100 m2 bvo. Hierdoor bedraagt de verkeersgeneratie minimaal 176 en maximaal 201 verkeersbewegingen per dag.

Totaal

De kinderdagopvang in het IKC heeft dus een totale verkeersgeneratie van minimaal (24+176=) 200 en maximaal (24+201=) 205 verkeersbewegingen per dag.

  • Consultatiebureau

Het aantal verkeersbewegingen ten aanzien van het consultatiebureau zal bestaan uit bezoekers en personeel. Hierbij wordt uitgegaan van 16 bezoekers en 4 personeelsleden die met de auto naar het consultatiebureau komen.

Totaal

Het consultatiebureau in het IKC heeft dus een totale verkeersgeneratie van (32+8=) 40 verkeersbewegingen per dag.

  • Gymzaal

Onderdeel van de basisscholen is een gymzaal. Deze is te klein van formaat om te functioneren voor groepen om te sporten. De gymzaal zal tijdens de schooltijden gebruikt worden door de kinderen van de twee te vestigen basisscholen. Buiten de schooltijden kan de gymzaal gebruikt worden voor kleinschalige bewegingsgroepen, zoals bijvoorbeeld yogalessen. Dit zorgt voor een beperkte verkeersgeneratie buiten de schooltijden (ochtend- en middagspits) en is daardoor verwaarloosbaar.

Dubbelgebruik

Belangrijk om te vermelden is dat een aantal kinderen/leerlingen gebruik zal maken van de kinderdagopvang en een basisschool. Ook gaat er een aantal kinderen naar de basisschool en de bibliotheek. Hierdoor ontstaat dubbelgebruik van verschillende functies. Deze kinderen/leerlingen hebben geen extra verkeersgeneratie. Dit is in het mobiliteitsonderzoek (zie Bijlage 14) wel aangenomen, waardoor de totale verkeersgeneratie in werkelijkheid waarschijnlijk lager is.

Maatregelen verkeersafwikkeling IKC

Om een veilige en goede toekomstbestendige verkeersafwikkeling en inrichting van het IKC mogelijk te maken dienen er diverse (mogelijke en noodzakelijke) maatregelen in en rondom het projectgebied te worden genomen. Een definitieve uitwerking hiervan wordt in ander gemeentelijk verkeersplan nader toegelicht. In ieder geval dienen de desbetreffende fysieke maatregelen de verkeersveiligheid rondom het IKC te vergroten. Het betreft voornamelijk de volgende maatregelen:

  • Inrichting Zeddamseweg;
  • Inrichting Maria van Nassaulaan;
  • Bereikbaarheid via Zandakkers;
  • Circulatie parkeerplaats (inrichting buitenterrein IKC).

Navolgende afbeelding laat met een schets de ligging van de voorgestelde maatregelen zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0026.jpg"

Schets van ligging toekomstige maatregelen IKC

Duidelijk is dat het multifunctionele IKC op deze planlocatie voor extra verkeersbewegingen gaat zorgen ten aanzien van de bestaande situatie. Aan de hand van Deel 2 'Mobiliteitseffecten IKC 's-Heerenberg' van het mobiliteitsonderzoek (zie Bijlage 14) wordt onderbouwd dat de Zeddamseweg en andere naar het IKC toeleidende wegen het extra verkeer kunnen verwerken. Er is berekend dat in de toekomstige situatie de verkeersintensiteit onder de acceptabele richtintensiteit van maximaal 6.000 motorvoertuigen per etmaal en een capaciteit van maximaal 1.200 motorvoertuigen per uur. Door fysieke infrastructurele maatregelen/voorzieningen op de Zeddamseweg en overige wegen te treffen, wil de gemeente Montferland garanderen dat het extra verkeer niet leidt tot verkeersonveiligheid of andersoortige verkeersgerelateerde overlast.

Parkeren

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de parkeersituatie ter plaatse.

Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in diverse maatschappelijke functies die ieder een bepaalde parkeerbehoefte hebben. In het projectgebied is in de huidige situatie een ruim aantal parkeerplaatsen aanwezig. Er dient wel aangetoond te worden dat er sprake is van voldoende parkeergelegenheid als gevolg van de nieuwe functies in de toekomstige situatie.

Parkeerbehoefte

De totale parkeerbehoefte voor het verwachtte leerlingenaantal van maximaal 850 is 148 parkeerplaatsen. Voor dit aantal parkeerplaatsen is ruimte voorzien in de inrichting van het terrein in het projectgebied. Navolgende tabel geeft de parkeerbehoefte weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01_0027.jpg" Halen en brengen basisscholen

Er zijn twee scholen in het IKC die verschillende begin- en eindtijden kunnen hebben. Hierdoor kunnen de K+R plaatsen dubbel gebruikt worden, de parkeerplekken voor halen en brengen kunnen gehalveerd worden. Dan zouden er 42 parkeerplekken voor K+R over blijven (afgerond 45). Hierbij rekening houdend met dat de onderbouw ander parkeergedrag heeft dan bovenbouw. Ouders lopen met kinderen mee naar binnen bij onderbouw, ze parkeren langer. Bovenbouw is alleen afzetten en weer gaan, zij parkeren kort (K+R). Om de parkeerplekken van de onderbouw dubbel te gebruiken moet er genoeg tijd tussen de start- en eindtijden van de twee te vestigen scholen zijn. Voor het personeel zijn er 36 parkeerplaatsen nodig, 1 per klaslokaal.

Kinderdagopvang

Het kinderdagverblijf en de peuteropvang heeft brengtijden vergelijkbaar met die van de scholen. Het personeel wordt rond dezelfde tijd verwacht. De buitenschoolse opvang heeft geen extra parkeerplaatsen nodig. Op het moment van halen zijn de parkeerplaatsen van de scholen weer beschikbaar. Het personeel voor de BSO wordt meegerekend bij de kinderdagopvang.

Bibliotheek

De bibliotheek gaat open rond de sluiting van de scholen. De parkeerplaatsen van de school kunnen hiervoor gebruikt worden. Mogelijk kunnen er wat plaatsen beschikbaar gemaakt worden voor personeel en mensen die vroeg naar de bibliotheek komen.

Parkeervoorzieningen

De grootste parkeerdruk bij het IKC komt door de aanwezigheid van de basisscholen en ontstaat ten tijde van de piekmomenten in de ochtend en middag. Op deze momenten worden leerlingen gebracht naar en opgehaald van school. Overigens zijn deze piekmomenten overdag meestal maar voor een korte tijdsperiode. Daarnaast dienen er parkeerplaatsen beschikbaar te zijn voor het kinderdagverblijf, de bibliotheek en het consultatiebureau. Zoals benoemd in paragraaf 2.3 worden aan meerdere zijden van het IKC-gebouw parkeerruimten ingericht met voldoende verschillende parkeermogelijkheden. Hierdoor kan er lang- en kortgeparkeerd worden en kan gebruik worden gemaakt van de Kiss & Ride-locatie.

Een veilige schoolomgeving kenmerkt zich (voor wat betreft parkeren) door onder andere een Kiss & Ride-locatie te creëren dicht bij het IKC met de mogelijkheid om kort te parkeren ten behoeve van het brengen en halen van leerlingen. Ten aanzien van het kortparkeren ter plaatse van de Kiss & Ride-locatie zullen, zoals benoemd, 20 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Dit is voldoende om de parkeerstroom (wegbrengen en ophalen van kinderen/leerlingen) van de twee basisscholen op te vangen tijdens de piekmomenten in de ochtend en middag.

Rondom het IKC-gebouw in het projectgebied is voldoende parkeerruimte met parkeerplaatsen aanwezig waar ten aanzien van de verschillende functies ook in de toekomstige situatie gebruik van gemaakt kan worden. In het projectgebied is daarmee voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van het multifunctionele IKC.

Op basis van het voorgaande is aangetoond dat in het projectgebied voldoende ruimte is om te voorzien in de toekomstige parkeerbehoefte van alle gebruikers voor de diverse functies van het IKC (gedurende de gehele dag- en avondperiode).

Dubbelgebruik

Ook is bij het IKC sprake van dubbelgebruik van de beschikbare parkeerplaatsen op het terrein door de gebruikers van de diverse functies. Zo is het aantal parkeerplaatsen van de bibliotheek daarin bij de basisscholen opgeteld. Bezoekers van de bibliotheek kunnen echter overdag parkeren op de Kiss & Ride-plaatsen bijvoorbeeld. Dit vermindert uiteindelijk het aantal benodigde parkeerplaatsen. Hierdoor wordt niet constant in dezelfde tijdspanne gebruikt gemaakt van de parkeerplaatsen, waardoor de parkeerbehoefte verspreid over de dag kan worden.

Daarnaast kunnen de twee te vestigen basisscholen ervoor kiezen om in de toekomstige situatie gespreide schooltijden te hanteren. Conform het mobiliteitsbeeld zal dat dit dan resulteren in een dalende verkeersgeneratie en parkeerbehoefte. Bij dubbelgebruik van de Kiss and Ride plekken blijven er 103 benodigde parkeerplekken nodig. Dit kan mogelijk naar 110 afgerond worden om wat extra ruimte voor bijvoorbeeld de bibliotheek over te houden. Ook is het wenselijk wat ruimte op of nabij het IKC terrein beschikbaar te hebben voor toekomstige uitbereiding van de parkeerplaatsen, indien nodig.

4.12.3 Conclusie

De aspecten mobiliteit en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.13 Kabels en leidingen

4.13.1 (Wettelijk) kader

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van planologisch relevante kabels en leidingen.

4.13.2 Toetsing

In en om het projectgebied zijn geen kabels en leidingen gelegen, die een juridisch- planologische bescherming genieten. Het projectgebied valt niet samen met een zakelijk rechtstrook of een toetsingszone van een leiding, lijn of straalverbinding gemeten uit het hart van een kabel, leiding of verbinding.

4.13.3 Conclusie

De aspecten kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.14 Milieueffectenrapportage

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een toets om na te gaan of sprake is van een initiatief met grote milieugevolgen. Bij wijzigingen van het omgevingsplan en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu moet worden beoordeeld of ten behoeve van het voorgenomen initiatief, in het kader van de fysieke leefomgeving, een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven.

4.14.1 (Wettelijk) kader

De wetgeving over de milieueffectrapportage is opgenomen in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit (hierna: Ob).

Onder de Omgevingswet geldt de plan-m.e.r.-plicht voor een initiatief:

  • dat een kader vormt voor een te nemen project-m.e.r.-plichtig of project-m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit of;
  • waarvoor een passende beoordeling vanwege Natura 2000-gebieden nodig is.

In bijlage V van het Ob zijn de projecten genoemd met mogelijk aanzienlijke milieueffecten. Deze lijst is niet limitatief, zodat ook voor andere dan de hierin genoemde projecten moet worden bezien of sprake is van mogelijk aanzienlijke milieueffecten.

Daarnaast is er de figuur van de plan-m.e.r-beoordeling voor kleine gebieden op lokaal niveau of voor kleine wijzigingen. Deze beoordeling is alleen verplicht als het initiatief leidt tot mogelijk aanzienlijke milieueffecten en significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden optreden. Een plan-m.e.r.-beoordeling is ook van toepassing op initiatieven of programma's die een kader vormen voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten die niet in het Ob zijn genoemd.

4.14.2 Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling met het multifunctionele IKC in het projectgebied is te categoriseren als een 'Stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en de aanleg van parkeerterreinen', zoals opgenomen onder Nr. J11 in Bijlage V bij het Ob. Om te beoordelen of aanzienlijke milieueffecten zijn te verwachten is een project-m.e.r.(-beoordeling) uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 15 bijgevoegd.

4.14.3 Conclusie

Gelet op de kenmerken van de voorgenomen ontwikkeling en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn er geen belangrijke negatieve milieugevolgen te verwachten. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet nodig.

4.15 Milieubelastende activiteiten

4.15.1 (Wettelijk) kader

Een goede omgevingskwaliteit en de integratie van milieu en ruimte betekent het integreren van (vaak technische) milieunormen in het omgevingsplan/vergunning. In deze paragraaf is duidelijk gemaakt op welke manier aan het reguleren van de omgevingskwaliteit vanuit het thema milieubelastende (bedrijfs)activiteiten in een omgevingsplan vorm zou kunnen worden gegeven dan wel via een omgevingsvergunning kan worden geregeld.

4.15.2 Toetsing

Met de voorgenomen ontwikkeling is sprake van de realisatie van een multifunctioneel IKC in een bestaande woonwijk in het stedelijk gebied van 's-Heerenberg. Voorliggend plan ziet toe op gedeeltelijke sloop van bestaande bebouwing en gedeeltelijke nieuwbouw. De bestaande bebouwing blijft grotendeels gehandhaafd. Daarnaast wordt het buitenterrein rondom het IKC met aandacht voor parkeren, spelen, water, groen en klimaatadaptatie. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering ten aanzien van diverse maatschappelijke functies in de kern 's-Heerenberg en een kwaliteitsimpuls voor de nabije omgeving.

Een multifunctioneel IKC is geen functie die zorgt voor milieubelastende activiteiten. Een nadere toetsing aan dit aspect is daarom niet noodzakelijk.

4.15.3 Conclusie

Het aspect milieubelastende activiteiten vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.16 Gezondheid

4.16.1 (Wettelijk) kader

Volgens artikel 1.3 sub a Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit een belangrijk maatschappelijk doel van de Omgevingswet. Dit belangrijke maatschappelijke doel is o.a. doorvertaald naar een aantal instructieregels in het Bkl die specifiek de bescherming van de gezondheid en het milieu tot doel hebben. De instructieregels hebben onder andere betrekking op de aspecten geluid, geur, trillingen, luchtkwaliteit en bodem. Deze aspecten worden in voorgaande paragrafen gemotiveerd. In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met enerzijds het beschermen van gezondheid en anderzijds het bevorderen van de gezondheid, zoals bevorderen sport en ontspanning (positieve gezondheid).

4.16.2 Toetsing

Met de voorgenomen ontwikkeling is sprake van de realisatie van een multifunctioneel IKC in een bestaande woonwijk in het stedelijk gebied van 's-Heerenberg. Voorliggend plan ziet toe op gedeeltelijke sloop van bestaande bebouwing en gedeeltelijke nieuwbouw. De bestaande bebouwing blijft grotendeels gehandhaafd. Daarnaast wordt het buitenterrein rondom het IKC met aandacht voor parkeren, spelen, water, groen en klimaatadaptatie. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering ten aanzien van diverse maatschappelijke functies in de kern 's-Heerenberg en een kwaliteitsimpuls voor de nabije omgeving.

Mede gelet op de overige omgevingsaspecten is er in de toekomstige situatie voor alle gebruikers sprake van een veilige, klimaatbestendige en gezonde fysieke leefomgeving in het projectgebied en in de nabije omgeving.

4.16.3 Conclusie

Het aspect gezondheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.17 Duurzaamheid

4.17.1 (Wettelijk) kader

Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingswet en komt tot uiting in verschillende aspecten van de wet. Zo introduceert de Omgevingswet het begrip 'duurzame ontwikkeling' als een overkoepelend doel. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit betekent dat bij besluitvorming rekening moet worden gehouden met langetermijneffecten. Het (wettelijk) kader voor duurzaamheid onder de Omgevingswet wordt verder ingevuld door onderliggende regelgeving, zoals het Bkl en het Bbl.

4.17.2 Toetsing

Met de voorgenomen ontwikkeling is sprake van de realisatie van een multifunctioneel IKC in een bestaande woonwijk in het stedelijk gebied van 's-Heerenberg. Voorliggend plan ziet toe op gedeeltelijke sloop van bestaande bebouwing en gedeeltelijke nieuwbouw. De bestaande bebouwing blijft grotendeels gehandhaafd. Daarnaast wordt het buitenterrein rondom het IKC met aandacht voor parkeren, spelen, water, groen en klimaatadaptatie. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering ten aanzien van diverse maatschappelijke functies in de kern 's-Heerenberg en een kwaliteitsimpuls voor de nabije omgeving.

De bebouwing van het multifunctionele IKC en de inrichting van het buitenterrein in het projectgebied zullen duurzaam en toekomstbestendig worden (her)ontwikkeld. Er is voor de voorgenomen ontwikkeling gekozen voor een duurzame oplossing door het gebruiken van een bestaand gebouw. De kolommenstructuur van het gebouw biedt mogelijkheden om aangepast te worden. Hierdoor kunnen diverse materialen ook worden hergebruikt.

Verder wordt in de toekomstige situatie rekening gehouden met de huidig geldende normen, waardoor de bebouwing Paris Proof is en het voldoet aan de norm Frisse Scholen klasse B. Bovendien wordt het IKC ook gasloos opgeleverd. Gezamenlijk met de groene en klimaatadaptieve inrichting van het buitenterrein kan het multifunctionele IKC jaren vooruit, waardoor een duurzame toekomstbestendigheid gewaarborgd is.

4.17.3 Conclusie

Het aspect duurzaamheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de relevante milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van dit TAM-IMRO Omgevingsplan, bestaande uit een plankaart (verbeelding) en regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit TAM-IMRO omgevingsplan.

Met het TAM-omgevingsplan IKC 's-Heerenberg wordt de herstructurering van het projectgebied mogelijk gemaakt. Deze wijziging op het tijdelijk deel van het 'Omgevingsplan gemeente Montferland' is technisch opgesteld conform het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) op basis van de voormalige Wet ruimtelijke ordening (Wro), maar inhoudelijk uitgewerkt op basis van de vereisten volgens de Omgevingswet.

Omgevingsplan

Op 1 januari 2024 is het 'Omgevingsplan gemeente Montferland' van rechtswege ontstaan. Dit omgevingsplan bestaat uit alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen en wijzigingsplannen, en uit de Bruidsschat die de gemeente van het Rijk heeft ontvangen. In deze Bruidsschat zitten onder meer regels voor milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten. Gemeenten krijgen tot 1 januari 2032 de tijd om het omgevingsplan van rechtswege en andere regels over de fysieke leefomgeving om te zetten naar een nieuw omgevingsplan. Op grond van artikel 2.4 en 22.6 van de Omgevingswet kan de gemeenteraad het omgevingsplan van rechtswege (laten) wijzigen.

 

Toepassing TAM-IMRO

De Omgevingswet integreert wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) ondersteunt bij de uitvoering van de Omgevingswet. Het bestaat uit lokale systemen van overheden en de landelijke voorziening (DSO-LV), zoals Regels op de kaart en het Omgevingsloket. Er zijn tijdelijke alternatieve maatregelen (TAMs) ontwikkeld voor organisaties die nog geen gebruik kunnen maken van lokale of landelijke onderdelen van het DSO. Een van deze TAMs is TAM-IMRO. Bij TAM-IMRO wordt het omgevingsplan gewijzigd via de – onder de Wro gebruikte – IMRO-standaard en de voorziening ruimtelijkeplannen.nl.

Het gebruik van TAM-IMRO is toegestaan tot en met 31 december 2025. Als het ontwerp van een TAM-omgevingsplan uiterlijk 31 december 2025 ter inzage is gelegd, mag het ook na 1 januari 2026 worden afgemaakt met TAM-IMRO.

 

Werkingsgebied

De regels in dit TAM-omgevingsplan zijn van toepassing op het werkingsgebied, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.opsgshbikcsheerenb-on01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl. In paragraaf 1.2 van deze motivering is een globale begrenzing van het werkingsgebied c.q. projectgebied opgenomen.

5.2 Toedelen van functies aan locaties

Voor de inhoudelijke regels van dit TAM-omgevingsplan is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels van het bestemmingsplan 'Kernen', vastgesteld op 30 juni 2016 door de raad van de gemeente Montferland.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat bepalingen die gelden voor het gehele projectgebied en bestaat uit:

Artikel 1 Toepassingsbereik: In dit artikel is opgenomen dat het TAM-omgevingsplan gelezen moet worden als hoofdstuk in het 'Omgevingsplan gemeente Montferland' en de artikelen als paragrafen van dat hoofdstuk. Dit om onduidelijkheden met het omgevingsplan van rechtswege te voorkomen. Het artikel geeft aan voor welk werkingsgebied de regels van toepassing zijn. Tevens wordt aangegeven dat specifieke artikelen uit de Omgevingswet en het omgevingsplan van rechtswege niet van toepassing zijn, indien strijdigheid bestaat met de regels uit het TAM- omgevingsplan.

Artikel 2 Begrippen: In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.

Artikel 3 Wijze van meten: Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.2 Specifieke regels over functies

In Hoofdstuk 2 is opgenomen welke functies binnen het projectgebied zijn toegestaan. Per toegestane functie is aangegeven waar en hoe bouwen ten behoeve van de functie is toegestaan. In dit TAM-omgevingsplan zijn de functies 'Maatschappelijk', 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen. Navolgend worden de regels die zijn opgenomen voor deze functies nader toegelicht.

Maatschappelijk (Artikel 4)

De gronden die zijn beoogd als groenvoorziening zijn aangewezen als 'Maatschappelijk'. Aan deze gronden zijn de functies maatschappelijke voorzieningen toegestaan met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

Met een aanduiding 'speelterrein' is aangegeven waar de speelterreinen voor de twee basisscholen en kinderdagopvang zijn toegestaan. Voor het gebruik van de gronden en de bouwwerken binnen de functie is een tijdsbeperking opgenomen die gelijk gesteld is aan het gebruik van de kinderopvang.

Binnen de functie is een bouwvlak opgenomen. De bebouwing ten behoeve van het IKC is alleen binnen het bouwvlak toegestaan. Op de verbeelding is met een maatvoeringsaanduiding ('maximum bouwhoogte (m)') aangegeven welke maximale bouwhoogte is toegestaan. Voor bergingen ten behoeve van het schoolplein is een specifieke regeling opgenomen. Deze is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein'.

Binnen deze locaties zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de regels onder het artikel 'bouwactiviteiten'.

5.2.3 Algemene regels over functies

Hoofdstuk 3 bevat de algemene bepalingen. Deze bepalingen gelden voor het gehele projectgebied en zijn van algemene aard. Deze worden daarom niet nader toegelicht in deze paragraaf.

5.2.4 Algemene regels ter bescherming van waarden en objecten

In Hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen die als doel hebben om specifieke waarden in het projectgebied te beschermen. In voorliggend TAM-omgevingsplan gaat het om de volgende waarden.

Waarde - Archeologische verwachting 3 (Artikel 11)

Een locatie die is aangewezen als 'Waarde - Archeologische verwachting 3' heeft mede als functie het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. Hiertoe zijn in dit artikel regels opgenomen.

Waarde - Archeologische verwachting 4 (Artikel 12)

Een locatie die is aangewezen als 'Waarde - Archeologische verwachting 4' heeft mede als functie het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. Hiertoe zijn in dit artikel regels opgenomen.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 5 staan de overgangs- en slotregels. In Artikel 13 is het overgangsrecht beschreven. Hierin wordt aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met het omgevingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid van het plan

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend plan wordt op gemeentelijk initiatief gerealiseerd. De kosten die gepaard gaan met het plan en de kosten verband houdende met de (her)ontwikkeling en inrichting van het projectgebied zijn, komen voor rekening van de gemeente Montferland. Hiervoor is door de gemeenteraad krediet beschikbaar gesteld, waarbij dit is opgenomen in de gemeentelijke begroting.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan wordt in het kader van vooroverleg voorgelegd aan de provincie Gelderland, Omgevingsdienst Achterhoek en Waterschap Rijn en IJssel.

6.2.2 Participatie

In paragraaf 1.4 is opgenomen op welke wijze burgers (omwonenden in de buurt) bij de voorbereiding van de voorgenomen planontwikkeling en het TAM-omgevingsplan zijn betrokken.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan wordt op grond van artikel 3:11 van Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegd en het wordt tegelijkertijd elektronisch beschikbaar gesteld via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB). Voorafgaand wordt hiervan mededeling gedaan in het Gemeenteblad. Gedurende deze periode kan eenieder een zienswijze over het ontwerpbesluit bij de gemeenteraad naar voren brengen.