Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a, woningbouw Rozenpas - Doetinchemseweg, Kilder |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.opsgkldwonropadowg-on01 |
Dit TAM-Omgevingsplan voorziet in de planologische basis voor de realisatie van maximaal 85 woningen in verschillende woningbouwtypen in het gebied tussen de Doetinchemseweg en de Rozenpas, aangrenzend aan de kern Kilder.
Het initiatief past niet binnen het van rechtswege verkregen vigerende omgevingsplan ''Omgevingsplan gemeente Montferland'' (planologisch kader ''Bestemmingsplan Buitengebied''. De gemeente Montferland heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een wijziging van het omgevingsplan door middel van een TAM-Omgevingsplan voor dit plangebied.
Onderstaande afbeelding geeft globaal de topografische ligging van voorliggend planvoornemen weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van het TAM-omgevingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gezamenlijke oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 35.000 m². De gronden zijn zowel particulier als gemeentelijk eigendom.
Na dit inleidende hoofdstuk vormen de daaropvolgende hoofdstukken de verantwoording van het TAM- omgevingsplan. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving en analyse van de huidige ruimtelijk-functionele situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de gewenste situatie, de beoogde ontwikkeling en wordt aan het huidige omgevingsplan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt het proces en participatietraject behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 6 wordt inzicht gegeven in diverse omgevingsaspecten die relevant zijn voor de fysieke leefomgeving. In hoofdstuk 7 komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt de juridisch opzet beschreven.
In deze paragraaf is de huidige ruimtelijke en functionele situatie beschreven, ook in relatie tot de omgeving.
Het plangebied ligt in het buitengebied, in het zuidoosten van de huidige kern Kilder, tussen de Doetinchemseweg en de Rozenpas.
Namen
Kilder is een dorp in de gemeente Montferland, gelegen in de Gelderse streek de Liemers. Het was onderdeel van de voormalige gemeente Bergh. De eerste vermelding van Kilder dateert uit 1340 als het als Killer vermeld wordt in het 'Register op de leenen' van het huis Bergh'.
Kilder lag in een omgeving met bossen en heidevelden. In 1453 komt het in de leenakten voor als Kylre. De naam Kilder werd in 1288 geschreven als Kelre, ca. 1400 die boerschap killer, ca. 1400 dat guet to kilre, 1443 dat guet to kijlre; 1845 Kilder, Kelder of Killer. Men gaat ervan uit dat deze naam gerelateerd is aan het latijnse cellarium ‘kelder, bewaarplaats van spijzen’.
Ruimtelijke ontwikkeling Kilder
Kilder is een typische plattelandskern met een agrarische achtergrond. Tot het eind van de negentiende eeuw bestond Kilder uit een verzameling losstaande boerderijen. Typisch is dat de voornaamste van die boerderijen niet aan de weg gesitueerd was, maar midden op de huiskavel. Dat doet sterk denken aan individuele ontginningen (kampenlandschap). Van komvorming was tot die tijd nog geen sprake. Dat veranderde na 1886 toen in Kilder een kerk werd gesticht. Een van die losstaande boerderijen was het Kilderkruis, op de locatie midden in het studiegebied. Op die locatie staat nu een relatief nieuwe boerderij. De navolgende topografische kaarten geeft de ruimtelijke veranderingen van Kilder van de afgelopen decennia weer.
![]() |
![]() |
![]() |
TOPOGRAFISCHE KAARTEN VAN KILDER IN 1880 (LINKS), 1950 (MIDDEN) EN 2000 (RECHTS).
Het plangebied lag op de rand van het akkercomplex het Kildersche Veld, dat behoorde bij de boerderijzwerm die Kilder genoemd werd. De wegenstructuur in de omgeving van het studiegebied volgt nog vrijwel ongewijzigd de tracés van de oude, waarschijnlijk grotendeels middeleeuwse wegen in de omgeving. In de loop van de twintigste eeuw vond er verdichting van de bebouwing plaats in de omgeving van de in 1886 gestichte kerk, waardoor de kern Kilder ontstond. Waar het plangebied in 1880 nog geheel omgeven was door open akkers, was dat in 2000 nog maar zeer gedeeltelijk het geval. Op de navolgende topografische Manustriptkaart is rondom het akkerbouwgebied 'Het Kildersche Veld' een zwerm aan boerderijen te herkennen, waarvan de boerderij in het plangebied er één is. Bij de boerderij staat 'Windhaan' vermeld, waarmee waarschijnlijk het hagelkruis wordt bedoeld. Het hagelkruis is een monument net buiten het plangebied, op de hoek van de Doetinchemseweg en de Rozenpas, staat en had oorspronkelijk niet alleen een functie voor het afweren van onheil, maar was ook een oriëntatiepunt voor reizigers. Het stond nabij het kruispunt van doorgaande wegen. Vandaar dat het kruis regelmatig op oude kaarten stond aangegeven.
TOPOGRAFISCHE MANUSCRIPTKAART (VERKEND 1843)
Opvallend aan de situatie in 1843 is de onregelmatig gevormde houtwal achter de boerderij. De achtergrond daarvan is niet geheel duidelijk. Het plangebied omvat nu één kavel rondom de bestaande boerderij. In 1832, ten tijde van de opstelling van het kadaster, was dat wel anders. Door de ontwikkelingen sindsdien zijn de meeste perceelsgrenzen binnen het plangebied verdwenen. Bijzonder is de toegangsweg naar de boerderij. In 1832 liep deze vanaf wat nu de Rozenpas heet. In de jaren 80 werd er ook een bedrijfsweg in zuidelijke richting aangelegd, die in de loop van de jaren 90 weer is opgeheven. De huidige toegangslaan lag ongeveer op de plaats van de oorspronkelijke toegangslaan.
Het plangebied is een open gebied en bestaat overwegend uit agrarische gronden in de vorm van akkers en weilanden. Midden in het plangebied is een vrijliggend boerenerf met een bedrijfswoning en bijgebouwen gelegen. Het erf wordt ontsloten middels een toegangsweg naar de Rozenpas, die uit 1882 dateert. Aan de noord- en oostrand wordt het plangebied omringd door een groene bomenrij/houtsingel.
Kijkend naar de directe omgeving van het plangebied, grenst het plangebied aan de noord- en oostkant aan agrarische gronden. Aan de zuid- en westkant grenst het plangebied aan overwegend woningen, die binnen de kern Kilder gelegen zijn. Net buiten het plangebied, op de hoek van de Doetinchemseweg en de Rozenpas, staat het monumentale hagelkruis.
Op de navolgende luchtfoto is de bestaande situatie van het plangebied en de directe omgeving in kaart gebracht.
LUCHTFOTO PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING
In deze paragraaf de beoogde ontwikkeling omschrijven, ook in relatie tot de omgeving. Op basis van deze paragraaf moet duidelijk worden wat het programma is en de ruimtelijke uitstraling en inpassing in de omgeving. Visuele ondersteuning d.m.v. tekeningen van beoogde ontwikkeling
Zoals in paragraaf 1.1 is omschreven voorziet dit omgevingsplan in de planologische basis voor de realisatie van maximaal 85 woningen in het gebied tussen de Doetinchemseweg en de Rozenpas, aangrenzend aan de kern Kilder, Het Kolde Weike.
De hoofdstructuur van dit stedenbouwkundig ontwerp wordt met dit omgevingsplan vastgelegd. Om een beeld te geven hoe deze structuur kan worden ingevuld met woningen, is ook een verkaveling ingetekend. Deze is tevens als bijlage 1 opgenomen.
VOORLOPIG STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP
In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de hoofd-, verkeers-, en groenstructuur en het woningbouwprogramma van het plangebied.
Het is de ambitie om de nieuwe buurt goed aan te laten sluiten op en op te laten gaan in de gebouwde en landschappelijke omgeving in dit deel van Kilder. Het plan speelt in op de ligging aan het open landschap aan de ene kant, het kenmerkende vrijliggende boerenerf in het midden van het plangebied en de bestaande woonwijk aan de andere kant. Op basis van de cultuurhistorische en bestaande functionele situatie worden meerdere 'Erven in het landschap' gerealiseerd, waarbij het bestaande boerenerf de basis is. Hierbij wordt ingezet op de cultuurhistorie van het gebied door het behoud van de toegangsweg naar het boerenerf en het vrijliggend boerenerf in het landschap. Eveneens blijven het monumentale hagelkruis aan de zuidwestkant en de groene bomenrij/houtsingel aan de noord-oostrand van het plangebied behouden.
Het plangebied kan worden opgedeeld in drie woonvlekken, bestaande uit:
De huidige zichtlijnen op de stuwwal vanuit de Rozenpas verdwijnen grotendeels, echter komen er nieuwe zichtlijnen vanuit de nieuwe buurt voor terug. De dorpsgrens en de beleving van dorp en landschap wordt als het ware verlegd. De ontwikkeling richt zich dan ook op aansluiting van het dorp aan de zijde van de Rozenpas (west) en aansluiting op het landschap aan de noord-, oost- en zuidzijde. Het behoud van het cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle 'erf in het landschap', zorgt voor het behoud van een stuk cultuurhistorisch landschap en biedt tegelijkertijd een groene ruimte vanuit waar nieuw beleefbare zichtlijnen op de stuwwal ontstaan.
Het Hagelkruis is integraal onderdeel van het plan voor Kilder. Daar waar het Hagelkruis nu wat onopvallend in de berm staat, komt het straks op een prominente plek in de openbare ruimte te staan waar ruimte is voor een bankje of informatiebord zodat het verhaal verteld en beleefd kan worden. De locatie van het Hagelkruis wordt onderdeel van het landschap dat om het bestaande erf en langs de Doetinchemseweg en Rozenpas ligt.
Woonhofjes aan de noord- en oostkant
Aan de noord- en oostrand van het plangebied worden vier woonclusters gerealiseerd, bestaande uit diverse woningtypes, die een hofjes structuur weergeven. De hofjes worden van elkaar gescheiden door de interne toegangswegen. Ten zuiden van de woonhofjes wordt een straat gerealiseerd. Doordat de hofjes hier haaks opstaan ontstaan er meerdere voordelen. Allereerst creëren de hofjes een dorpse intieme sfeer met een buurtgevoel die daarmee een knipoog naar het 'Erf in het landschap' zijn. Daarnaast zorgen de hofjes voor een groene verbinding tussen het groen rondom het boerenerf en de groene bomenrij/houtsingel aan de noord- en oostrand, die open zichtlijnen richting het buitengebied creëren.
Woongebied aan de zuid- en westkant
Ten zuiden van de te realiseren woonstraat worden rondom het boerenerf maximaal 34 woningen gerealiseerd, bestaande uit rug- aan-rugwoningen en/of gestapelde woningen (tweelaags). Voor wat betreft dit deel van het stedenbouwkundig ontwerp is er nog sprake van enige bewegingsruimte, waar bij de definitieve invulling van het programma wordt ingespeeld op de behoefte- en marktontwikkelingen. Het hoofduitgangspunt is dat de bebouwing vrij en goed ingepast in het landschap ligt.
Boerenerf
Het bestaande boerenerf, dat in het midden van het plangebied is gelegen, behoudt zijn vorm. De bestaande woning wordt gesplitst in twee reguliere woningen. Daarnaast wordt aan de zuidoostkant van het perceel een extra woning gerealiseerd. De twee nieuwe woningen krijgen ieder een eigen oprit vanaf de interne toegangsweg. De bestaande woning behoud de oprijlaan als oprit.
De hoofdgroenstructuur van het plangebied bestaat voornamelijk uit het groen rondom het bestaande boerenerf en de groene rand aan de buitenzijde. Het groen tussen de hofjes in de noord- en westkant verbindt deze structuren. De groene bomenrij/houtsingel aan de noord-oostrand van het plangebied blijft behouden en krijgt een groene bufferzone tot aan de percelen. Zodoende wordt het landschap naar binnen gehaald. Deze groenstructuur zorgt voor een verbinding van de hofjes en het 'erf in het landschap' en leidt tot een groene dooradering van de hele buurt.
De laansctructuur langs de bestaande ontsluitingsweg naar het boerenerf blijven behouden. Daarnaast worden binnen het plangebied nog enkele bomen aangeplant en is er ruimte voor een bloemrijk grasland, ruigtes en speelelementen.
De groenstructuur binnen het plangebied zorgt zowel voor een ecologische meerwaarde en biedt de mogelijkheid om een ommetje te maken.
Ontsluitingen
Het plangebied wordt middels vier ontsluitingen op het bestaande wegennet ontsloten. Dit betreft één bestaande ontsluiting, die dateert uit 1882 en een toegangsweg van het boerenerf naar de Rozenpas is. Daarnaast wordt er aan de Doetinchemseweg een ontsluiting gerealiseerd naar een parkeerterrein, behorende bij het woongebied aan de zuid- en westkant van het plangebied. Tot slot worden er twee ontsluitingen voor de interne toegangsweg gerealiseerd, één op de Doetinchemseweg en één op de Rozenpas. Deze ontsluitingen zorgen voor zowel een interne verbinding met de woningen binnen het plangebied als een verbindingen met de bestaande woonkern Kilder. Met de aansluiting op de Doetinchemseweg en de Rozenpas wordt de wijk onderdeel van de dorpse ontsluitingsstructuur.
Parkeren
Om de toekomstige parkeerbehoefte in beeld te krijgen, is in de hieronder opgenomen tabel de parkeerbalans op basis van het meest recente stedenbouwkundig ontwerp (d.d.2 april 2024) opgenomen, zijnde maximaal 85 woningen. Voor het berekenen van het benodigd aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van de parkeernormen die in het CROW-publicatie 317 zijn opgenomen en die nader met de gemeente zijn afgestemd.
PARKEERBALANS WOONLOCATIE KILDER
De beoogde ontwikkeling (uitgaande van het stedenbouwkundig ontwerp, d.d. 2 april 2024) zorgt naar verwachting voor een parkeerbehoefte van 118,6 parkeerplaatsen, waarvan 38 op eigen terrein en 80 in de openbare ruimte. In het stedenbouwkundig plan zijn 78 parkeerplaatsen opgenomen, maar is er ruimte voor meer.
Zodra het ontwerp definitief is, dient het definitieve stedenbouwkundig plan te voldoen aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317 In de regels van dit omgevingsplan is een regeling opgenomen die borgt dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden.
Verkeer
Het realiseren van nieuwe woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. Allereerst is hiertoe het aantal motorvoertuigenbewegingen per etmaal voor de bestaande situatie van de totale ontwikkellocatie bepaald. De publicatie "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie” van het CROW" bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies.
De beoogde ontwikkeling (uitgaande van het voorlopige stedenbouwkundig ontwerp, (d.d. 2 april 2024) zorgt naar verwachting voor een maximale verkeerstoename van 596 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde werkdag. Deze toename van het aantal verkeersbewegingen leidt niet tot een relevante verhoging van het totaal aantal verkeersbewegingen per etmaal. Het wegprofiel (inclusief vrijliggend fietspad) kan deze toename van het verkeer op een acceptabele wijze afwikkelen over het omliggend wegennet.
Met voorliggend plan wordt een divers woningbouwprogramma voor verschillende doelgroepen gerealiseerd. Voor de definities van het segment wordt aangesloten bij de definities zoals opgenomen in de Woondeal, te weten:
In de volgende tabel is het maximale woningbouwprogramma opgenomen.
Type woning | Segment | Percentage (afgerond) |
Rug aan rug woning (microwoning) | sociale huur | 28 |
Bovenwoning | goedkope koop | 7 |
Hoekwoning | betaalbare koop | 5 |
Tussenwoning | betaalbare koop | 14 |
Appartement | betaalbare koop | 12 |
Benedenwoning levensloopbestendig | betaalbare koop | 7 (38 cumulatief) |
Vrijstaand (incl. 1 nieuwe vrijstaande woning op bestaand boerenerf) | dure koop | 15 |
Tweekapper (incl. 2 gesplitste woningen op bestaand erf) | dure koop | 9 |
Hoekwoning | dure koop | 3 (27 cumulatief) |
Totaal | 100 |
Met deze mix van woningtypen en aanbod voor verschillende doelgroepen ontstaat een gevarieerd straatbeeld. De mix aan woningtypen zorgt voor een gevarieerd beeld in de hofjes. De solitaire gebouwen in het groen, de rug aan rug-woningen krijgen een landelijk karakter en gaan op in het landschap. De rijwoningen, tweekappers en vrijstaande woningen krijgen meer een dorpse uitstraling die bijdragen aan het buurtgevoel van de hofjes.
De kwaliteit van de nieuwe woningen wordt bewaakt middels een kwaliteitsplan voor beeld, duurzaamheid en circulariteit (BKP CE+). Het BKP CE+ vormt een belangrijk instrument voor de kwaliteitsbewaking van ruimtelijke plannen. Het BKP CE+ geeft aanbevelingen voor zowel het uiterlijk van de gebouwen en de openbare ruimte als aan duurzaamheidsaspecten.
In het BKP CE+ is naast de gewenste uitstraling van de gebouwde omgeving en (landschappelijke) inrichting ook aandacht voor de wijze waarop natuurinclusief bouwen een meerwaarde voor de ontwikkeling kan zijn.
Dit instrument kan worden ingezet bij nieuwe ontwikkelingen. Het BKP CE+ is als bijlage 2 bijgevoegd. De gemeente kan met het BKP CE+ toezien dat afspraken met bouwpartijen over de ruimtelijke kwaliteit worden nagekomen. Om de realisatie van de gewenste (landschappelijke) inrichting te borgen is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen die aangeeft dat de (landschappelijke) inrichting dient plaats te vinden conform de opgenomen beleidsregels.
Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan is ook rekening gehouden met de relevante milieukundige aspecten, waaronder water en natuurwaarden.
Er worden verschillende waterbergingen verdeeld over het plangebied aangelegd om het water snel te kunnen bergen en langzaam in de grond te laten infiltreren.
Daarnaast is de bestaande groene begrenzing van het plangebied behouden als landschappelijke omzooming, maar nog meer voor behoud en versterking van de aanwezige flora en fauna. In het Kwaliteitsplan wordt daarnaast nog beschreven hoe de natuur ook in de nabijheid van de woningen zelf kan worden versterkt.
In hoofdstuk 6 worden de diverse milieuaspecten nader beschreven.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het van rechtswege verkregen "Omgevingsplan gemeente Montferland", in werking vanaf 1 januari 2024. Onderliggend ruimtelijk kader betreft het bestemmingsplan "Buitengebied": onherroepelijk door de uitspraak van de Raad van State op 6 november 2013 (incl. 1e t/m 5e herziening en herziening woonregels).
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven op onderstaande afbeelding.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De gronden ter plaatse van het plangebied hebben in het van rechtswege verkregen "Omgevingsplan gemeente Montferland" (onderliggende bestemmingsplan ''Buitengebied'') de volgende (dubbel)bestemmingen:
Agrarisch | De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor agrarische bedrijven, het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen en aan huis gebonden beroep of het bestaande bedrijf aan huis. |
Waarde - Archeologische Verwachting 1 | De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. |
Wonen | De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor wonen met de daarbij behorende tuinen en ontsluitingen/inritten. |
Verkeer | De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor wegen met de daarbij behorende rotondes, fiets- en voetpaden, bermen, nuts-en groenvoorzieningen en overige noodzakelijke en passende voorzieningen. |
Daarnaast kent het plangebied de volgende gebiedsaanduidingen:
Voorliggend planvoornemen, nader toegelicht in paragraaf 3.1, is niet passend binnen het van rechtswege verkregen omgevingsplan, omdat binnen de functionele gebiedsaanwijzing 'Agrarisch met waarden' woningbouwontwikkelingen niet zijn toegestaan. Om het plan te kunnen realiseren, dient het omgevingsplan gewijzigd te worden.
Gelet op de woningbehoefte, de aansluiting van het plangebied op de bestaande woningbouw en daarmee op de bebouwde kom van de kern Beek, het gegeven dat de ontwikkeling aansluit en rekening houdt met de structuren van het gebied (lagenbenadering), passend is binnen het gemeentelijk beleid, past binnen de ruimtelijke visies en gelet op het feit dat de ontwikkeling past binnen de woonvisie is het gemeentebestuur bereid om het omgevingsplan te wijzigen om daarmee de voorgestane ontwikkeling mogelijk te maken.
Met dit TAM-omgevingsplan krijgen de gronden, die voorheen deel uitmaakten van het bestemmingsplan "Buitengebied", de functionele gebiedsaanwijzingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen' en 'Woongebied. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de gronden uitsluitend voor de in hoofdstuk 3 beschreven doeleinden worden gebruikt.
Participatie is onder de Omgevingswet een belangrijk aspect in de procedure van het wijzigen van het omgevingsplan. Dit komt omdat een omgevingsplan niet alleen invloed heeft op de fysieke leefomgeving, maar ook op de mensen die daar wonen, werken en recreëren. Het is daarom van belang dat deze mensen in een vroeg stadium worden betrokken bij het initiatief. In dit hoofdstuk zal hier verder op worden ingegaan.
De gemeente Montferland heeft in het voortraject, vooruitlopend op dit omgevingsplan, de omgeving en direct omwonenden actief geïnformeerd en betrokken bij de planvorming. De wijze waarop deze dialoog heeft plaatsgevonden is hierna en in het verslag over de omgevingsdialoog opgenomen in bijlage 3.
Om te komen tot een zoveel mogelijk gedragen stedenbouwkundig ontwerp op hoofdlijn voor woningbouwlocatie Kilder is er een participatietraject opgestart. Uitgangspunt voor het gesprek met omwonenden, woningzoekenden en andere stakeholders in het participatietraject was een blanco vel met vooraf opgestelde kaders op basis van beleid en wetgeving.
Er zijn in Kilder in de periode 2022-2023 vier informatiebijeenkomsten georganiseerd waarin samen met belanghebbenden en andere geïnteresseerden is toegewerkt naar een stedenbouwkundige schets op hoofdlijnen. Dit betrof de volgende bijeenkomsten: een startsessie op 8 september 2022, een ophaalsessie op 19 oktober 2022, een ontwerpsessie op 8 februari 2023 en een terugkoppelsessie op 28 juni 2023. Gezien de impact op de omgeving en de ruimte in het plan voor aanpassingen, is er gekozen om hierbij te participeren op het niveau van mee-denken.
In de startsessie is gebleken dat direct omwonenden behoefte hadden aan een parallelle overlegstructuur. Hier is gehoor aan gegeven door separaat met een groep aanwonenden verschillende gesprekken te voeren om hun belangen goed in beeld te krijgen. Er hebben diverse gesprekken plaatsgevonden in de periode 2022 tot en met 2024.
Alle opgehaalde informatie is meegewogen om tot de stedenbouwkundige schets op hoofdlijn te komen die de basis vormt voor het bijbehorende omgevingsplan voor deze woningbouwlocatie. Waar de informatie bij de eerste avond nog vooral op procesniveau is opgehaald, is dat bij daaropvolgende bijeenkomsten steeds meer verschoven naar concrete ontwerpkeuzes. Soms hebben we ervoor gekozen om bepaalde suggesties of wensen niet mee te nemen in het ontwerp. Daar waar dat het geval is, is die keuze zo goed mogelijk onderbouwd en terug te lezen in het verslag.
Tijdens het participatietraject is alle actuele informatie bijgehouden op en gedeeld via de projectenwebsite van de gemeente: www.montferland.info/woningbouw. Alle informatiebijeenkomsten zijn daarnaast aangekondigd via sociale media en het lokale huis-aan-huis-blad Montferland Journaal. Speciaal voor jongeren hebben we ook een jongerenambassadeur gevraagd om het woningbouwplan zoveel mogelijk onder de aandacht van Kilderse jongeren te brengen.
In deze paragraaf wordt het beleid dat relevant is voor de activiteit toegelicht getoetst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Beleid dat niet relevant is voor de ontwikkeling is niet in dit hoofdstuk opgenomen.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De NOVI is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.
Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In Nederland staan we voor een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Denk aan:
Dit zijn voorbeelden van grote, ingewikkelde opgaven. Deze opgaven kunnen niet meer apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen.
Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk dus een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken met als doel om het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
Analyse
Met de realisatie van maximaal 85 woningen wordt bijgedragen aan de bouw van nieuwe woningen om het nationale woningtekort op te lossen. Gelet op het feit dat er met voorliggend plan wordt voorzien in een toekomstbestendige invulling van de agrarische gronden in het buitengebied van Kilder, aangrenzend aan de kern, waarbij de bestaande kwaliteiten en identiteit van de omgeving van het plangebied centraal staan, komen geen van bovenstaande nationale belangen in het geding.
Conclusie
De activiteit past binnen de doelstellingen, het beleid en de regels van de NOVI.
De Omgevingswet werkt door in vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s):
In deze AMvB's staan regels voor het praktisch uitvoeren van de wet.
Voor de volgende onderwerpen gelden er rijksinstructieregels:
Daarnaast bevat afdeling 5.2 van het Bkl instructieregels voor de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving. Daarbij gaat het onder meer om het voorkomen van belemmeringen van gebruik en beheer van spoorwegen en rijkswegen. In heel bijzondere gevallen kunnen B&W de Minister vragen om een ontheffing van bepaalde instructieregels te verlenen. Dit volgt uit afdeling 5.3 van het Bkl.
Analyse
Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met de rijksinstructieregels uit de AMvB’s .
Conclusie
Het plan past binnen de instructieregels van de AMvB’s.
Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid en de regels van het Rijk.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland.
De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland.
Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:
Themakaarten
Bij de visie is een aantal themakaarten aanwezig. Voor een aantal onderwerpen is hierin specifiek beleid vastgelegd Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:
Met betrekking tot de woon- en leefomgeving speelt de kwaliteit een cruciale rol in het behoud van aantrekkelijkheid voor zowel bewoners als bedrijven, met een focus op gezondheid en diverse voorzieningen. Gelderland kenmerkt zich door een diversiteit aan woonmilieus, van stedelijk tot landelijk, die elk een unieke identiteit hebben en bewoners een gevoel van verbondenheid bieden. Om open en groene landschappen te behouden en leegstand te voorkomen, wordt prioriteit gegeven aan bouwen binnen bestaand stedelijk gebied en het hergebruik van bestaande gebouwen. De dynamische woningmarkt vereist aanpassingen aan bestaande woningen en stimuleert innovaties op het gebied van duurzaamheid, zoals aardgasvrije oplossingen en klimaatadaptatie. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, wordt uitgebreid aan de randen van steden/dorpen. Deze aanpak streeft naar een evenwichtige verhouding tussen vraag en aanbod in diverse prijscategorieën, met aandacht voor een gezonde leefomgeving voor alle inwoners.
Er wordt gestreefd naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat dat flexibel is in het anticiperen op ontwikkelingen, waardoor de economische kracht en levenskwaliteit in Gelderland worden versterkt, zowel nu als in de toekomst.
De ambitie is om een scala aan woningtypen en woonmilieus aan te bieden die passen bij diverse woonbehoeften, met optimale benutting van de bestaande bebouwde omgeving en ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw zal aardgasvrij en circulair zijn, met als doel om tegen 2035 alle wijken in Gelderland van aardgas te voorzien en tegen 2050 klimaatneutrale woningen te realiseren. Ook wordt innovatie gestimuleerd in duurzame woonwijken en de herbestemming van bestaande gebouwen tot woonruimtes.
Uitvoering beleid
In het kader van de uitvoering van de visie, zijn ook drie beleidsdocumenten
vastgesteld:
Analyse
Op de themakaart milieubeleid en waterbeleid staan geen aspecten die betrekking hebben op de het plangebied. Op onderstaande themakaart 'Ruimtelijk beleid' is de woningbouwlocatie aangewezen als een plek waar grote zonneparken mogelijk zijn en is tevens aangewezen als aandachtsgebied voor windenergie.
THEMAKAART RUIMTELIJK BELEID
Deze aanwijzing betreft echter een algemene aanwijzing die eigenlijk overal buiten de kern wind en zonne-energie opwekking mogelijk is. Het is geen specifieke aanwijzing voor enkele plekken waarmee deze woningbouwontwikkeling een belemmering zou vormen voor de natuurlijke energieopwekking.
Met de realisatie van maximaal 85 nieuwe woningen in Kilder wordt voorzien in de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Samen met een goede stedenbouwkundige inpassing zorgt het initiatief voor een goede woon- en leefkwaliteit van de leefomgeving voor Kilder, waarbij rekening is gehouden met de hierboven genoemde ambities. Het plan is daarmee in overeenstemming met ambitie voor het woon- en leefklimaat van de provinciale Omgevingsvisie.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de 'Omgevingsvisie Gaaf Gelderland'.
De Omgevingsverordening is op 21 december 2022 door de Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en is in werking getreden na invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024. In de verordening staan alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. De verordening is onderdeel van de beleidscyclus van de provincie en één van de instrumenten waarmee wordt gewerkt aan de ambities uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Die beleidscyclus en daarmee ook de verordening is gericht op zowel het beschermen als het (duurzaam) benutten van de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Telkens wordt er gelet op een goede balans tussen het beschermen en borgen van belangen en het mogelijk maken van ontwikkelingen in een bepaald gebied binnen de provincie. Daarbij worden ook belangrijke waarden als het Gelders Natuurnetwerk en grondwaterbeschermingsgebieden voor de openbare drinkwatervoorziening beschermd.
Voor de volgende onderwerpen gelden er provinciale regels over activiteiten in de leefomgeving:
Voor de volgende onderwerpen gelden er provinciale instructieregels:
Bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling dient daarnaast rekening gehouden te worden met de voor die streek vastgestelde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van het landschap als bedoeld in de rapportage Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap Gelderse streek Liemers (Artikel 5.40 (beschermen landschap Gelderse streken: Liemers - Montferland & Land van Wehl)).
De genoemde kernkwaliteiten voor de streek Liemers - Montferland & Land van Wehl zijn:
Een planvoornemen dient op een volgende wijze aan de kernkwaliteiten getoetst te worden:
Analyse
Met de realisatie van maximaal 85 nieuwe woningen in Kilder wordt voorzien in de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Samen met een goede stedenbouwkundige inpassing zorgt het initiatief voor een goede kwaliteit van de leefomgeving voor Kilder. Hierbij is rekening gehouden met zowel de cultuurhistorisch waarden, klimaatadaptatie als diverse omgevingsaspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Met deze woningbouwontwikkeling worden geen grondwaterbedreigende activiteiten voorzien. Deze ontwikkeling vormt geen bedreiging voor het drinkwaterreserveringsgebied.
In paragraaf 6.10.4 wordt een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
De kernkwaliteit van Kilder aangaande de hoofdstructuur van beboste stuwwalkern van met daaromheen de karakteristieke krans van kleine dorpen en open essen blijft met het plan behouden. Ter plaatse van Kilder vormt de Zeddamseweg de 'ringweg' en de overgang van het kleine dorp en de essen. Ten noorden van deze weg ligt Kilder en de planlocatie, ten zuiden hiervan de essen. Het plan doet geen inbreuk op deze hoofdstructuur.
Het klopt dat de huidige zichtlijnen op de stuwwal vanuit de Rozenpas grotendeels verdwijnen, hier komen echter nieuwe zichtlijnen vanuit de nieuwe buurt op de stuwwal voor terug. De dorpsgrens en de beleving van dorp en landschap wordt als het ware verlegd. De ontwikkeling richt zich dan ook op aansluiting van het dorp aan de zijde van de Rozenpas (west) en aansluiting op het landschap aan de noord-, oost- en zuidzijde. Het behoud van het cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle 'erf in het landschap', zorgt voor het behoud van een stuk cultuurhistorisch landschap en biedt tegelijkertijd een groene ruimte vanuit waar nieuw beleefbare zichtlijnen op de stuwwal ontstaan.
Conclusie
Het plan past binnen de regels over activiteiten in de leefomgeving en instructieregels van de 'Omgevingsverordening Gelderland'.
Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past de het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen, beleid en regels van de provincie Gelderland.
Op 26 april 2012 is de 'Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. Dit is een actualisatie van de 'Regionale structuurvisie uit 2004'. Als basis voor ruimtelijk beleid is er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:
Dat zijn:
VISIEKAART
Huidige kwaliteit als basis voor de toekomst
Bovenstaande kaart geeft de regionale structuren en kwaliteiten weer.
Landschap:
De verschillen in landschapstypen zijn een belangrijke identiteitsdrager van de Achterhoek. De Achterhoekse gemeenten willen die kenmerken en landschappelijke verschillen in de toekomst behouden, versterken of herstellen. Het gaat er daarbij niet om terug te keren naar het verleden, maar om het opdoen van inspiratie uit het verleden bij de toekomstige inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De karakteristieken van deze landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Het Achterhoekse landschap kan veel functies absorberen. De ‘landschapstypekaart’ uit de structuurvisie is hieronder weergegeven en geeft het regionale kader weer. De aanbevelingen met betrekking tot lokale wijze van inpassing staan hier ook verder beschreven.
LANDSCHAPSTYPEKAART
Landschapstype Heide-ontginningen:
Kilder is binnen het landschapstype 'Heide-ontginningen' gelegen. De heideontginning wordt gekenmerkt door een grote mate van openheid en lange lijnvormige structuren. Incidenteel komen lijnvormige landschapselementen voor. De verkaveling wordt gekenmerkt door een rationeel rechthoekig patroon. De boerderijen zijn volgens een regelmatige spreiding direct langs de wegen gelegen. Erfbeplanting is grotendeels afwezig. Indien aanwezig bestaat het uit een enkel lijnelement. Vrij scherpe overgang tussen kernen en landelijk gebied.
Het landschap in dit gebied is in hoge mate in evenwicht. Het streven is gericht op het behouden van het totale beeld. Nieuwe ontwikkelingen worden met de grootst mogelijke zorgvuldigheid ingepast, op basis van een landschappelijke visie op het 'Heide-ontginningslandschap' als geheel.
Infrastructuur:
Bereikbaarheid van en in de regio is van groot belang. De infrastructuur is derhalve wel functioneel van belang. Deze is voor de toekomst maar zeer beperkt ruimtelijk relevant (niet meer dan het nu het geval is).
Dorpenlandschap:
Voorzieningen worden in een bepaalde mate geconcentreerd in bestaande grotere kernen, te weten Doetinchem, Winterswijk, Vorden, Hengelo, Borculo, Eibergen, Ruurlo, Neede, Lichtenvoorde, Groenlo, Aalten, Dinxperlo, Varsseveld, Gendringen, Steenderen, Wehl, Didam, 's-Heerenberg, Zelhem, Ulft /Gendringen en Silvolde/Gaanderen/Terborg.
Dit betekent echter niet dat overal hetzelfde voorzieningenniveau wordt nagestreefd. In eerste instantie bepalen lokale behoefte en initiatief het niveau van de voorzieningen. Regionaal wordt afstemming gezocht om overaanbod en/of concurrentie door nabijheid te voorkomen. Het
uitkristalliseren van deze afstemming is nog in voorbereiding.
Overige speerpunten, zoals duurzame energie, toerisme enzovoort:
Deze speerpunten gelden regionaal en zijn in banners in de zijkant weergegeven. Er zijn geen specifieke locaties voor aangewezen. Wel wordt regionale afstemming nagestreefd.
Analyse
De nieuwe woonlocatie, aangrenzend aan de kern Kilder, draagt bij aan het versterken van de identiteit van het dorp. In het ontwerp is rekening gehouden met de bestaande structuren landschapselementen.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de 'Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012'.
De gemeenten binnen de Groene Metropoolregio werken samen aan de woningmarktopgaven in de Groene Metropoolregio. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio’s met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt. Landelijk is sindsdien de opgave steeds manifester geworden. Nationaal wordt daarom ingezet op de bouw van 900.000 woningen tot en met 2030, met als streven dat hiervan minimaal 2/3 deel betaalbaar is. In vervolg op deze nationale ambitie zijn bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincie Gelderland over de realisatie van 100.000 woningen tot en met 2030. Dit krijgt nadere invulling via deze woondeal.
De woondeal moet de basis zijn om de komende jaren de noodzakelijke extra inzet te kunnen garanderen. Deze inzet bestaat onder andere uit het leveren van extra capaciteit en expertise, het beschikbaar stellen van subsidieregelingen, en het doen van ondersteunende investeringen voor de brede ruimtelijke investeringen die nodig zijn om de groei van de regio in goede banen te leiden.
Doorwerking in gemeente Montferland
Voor de gemeente Montferland is de ambitie om circa 1.500 woningen te realiseren tot en met 2030. Het meest recente woonbehoefteonderzoek, zoals in paragraaf 5.5.3 opgenomen, laat onder andere zien dat op het niveau van de (sub)regio de opgave nog hoger ligt dan de afspraken en ambities uit de woondeal. Voor Montferland is vooral veel behoefte aan sociale- betaalbare woningen.
Geïndexeerde bedragen zijn bekend in de Woondeal 2.0 van 2024. Via afspraken met de bouwende partij kunnen we aan deze meest actuele woondeal voldoen. Enige uitzondering daarop is het aandeel sociale woningbouw (25% i.p.v. 30%) omdat daarover al voor vaststelling van de woondeal 2.0 afspraken met de woningcorporatie gemaakt zijn en het aandeel aan sociale woningbouw niet per kern, maar over het geheel aan woningaanbod voor de 4 kernen bezien moet worden omdat dit beter aansluit bij de lokale behoefte.
De sociale huur wordt opgepakt door woningcorporatie Plavei. De woningbouw in Didam, Beek, Kilder en Stokkum voldoet gezamenlijk aan de prestatieafspraken met woningbouwcorporatie Plavei, te weten 25% in de categorie sociaal. Dit is als volgt opgebouwd:
Analyse
Met de realisatie van maximaal 85 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, rijwoningen, gestapelde woningen en rug-aan-rug-woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de regionale woningbehoefte. In paragraaf 3.1.5 is het woningbouwprogramma opgenomen. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld.
Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/ versterken van de leefbaarheid in de kern Kilder. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de Woondeal.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Woondeal 2.0 regio Arnhem-Nijmegen.
De gemeente Montferland maakt deel uit van de woningmarktregio Arnhem-Nijmegen. Dit betekent dat in Montferland de in de regio Arnhem en Nijmegen afgestemde huisvestingsverordening van kracht is. De gemeente Montferland neemt op het gebied van wonen, zorg en welzijn, verduurzaming en veiligheid deel aan de regio Achterhoek. De gemeente Montferland vormt samen met de gemeenten Duiven, Zevenaar, Doesburg en Westervoort de subregio de Liemers. In de Liemerse woonagenda wordt voor Montferland een ruimte voorzien in de periode 2017 - 2027 van 880 tot 1.110 woningen (koop en huur).
Woningmarkt Montferland
Bevolking en huishoudens
Op lange termijn gaat het aantal inwoners in de gemeente Montferland dalen wat wederom invloed heeft op de huishoudenontwikkeling. Het wordt geprognosticeerd dat vanaf 2030 het aantal inwoners als ook het aantal huishoudens gaat dalen.
Hoewel het aantal huishoudens vanaf 2030 daalt, zal tot 2050 het totale aantal huishoudens niet onder 15.800 dalen, zoals geprognosticeerd in Primos2017 en CBS. Tot 2030 wordt een huishoudengroei van 6,3% geprognosticeerd. In 2050 is het aantal huishoudens ten opzichte van 2018 met ca. 3% gegroeid. Door een daling in de gemiddelde huishoudgrootte stijgt het aantal huishoudens, alsmede stijgt de vraag naar kleinere woonruimtes zoals bijvoorbeeld één- en tweepersoonshuishoudens voor 75 plussers.
Woningvoorraad en woningbehoefte
70% van de woningvoorraad bestaat uit koopwoningen, ca. 25% uit corporatiewoningen en 5% zijn commerciële huurwoningen. De huidige koopvoorraad bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen en voor een klein deel uit appartementen. De gemeente gaat uit van een groei van de woningvoorraad die minimaal gelijk is aan de geprognosticeerde huishoudensgroei. De gemeente kiest voor de gewenste toename van de woningvoorraad tot 2030 een bandbreedte van 950 tot 1.350 woningen. De woningvoorraad is in 2030 hiermee 16.000 tot 16.400 woningen groot.
Er bestaat voornamelijk behoefte aan woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens in de koopsector als ook sociale huurwoningen. Ook is er behoefte aan eengezins- en levensloopbestendige koopwoningen om gezinnen en ouderen te huisvesten.
Woningbehoefteonderzoek 2022 - 2040
De notitie woningbouwbehoefte 2019-2030 gaat nog uit van Primos2017. Inmiddels is de prognose aangepast. Voor de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen is in samenwerking met de provincie het 'Woonbehoefteonderzoek 2022 - 2040' uitgevoerd. Voor de gemeente Montferland is daarin de volgende woningbehoefte opgenomen.
Woningbehoefte gemeente Montferland
De woningbehoefte bestaat uit twee componenten: de huishoudensontwikkeling én een tekort aan woningen dat er nu al is en ingelopen moet worden. In de periode tot en met 2030 is er in Montferland behoefte aan 1.075 extra woningen. In de Woondeal zijn GMR 2.0 afspraken gemaakt om 1.500 woningen toe te voegen aan de woningvoorraad tot 2030 om zo bij te dragen aan het opvangen van de druk op de woningmarkt.
Voor de sociale huur is in de gemeente Montferland - afhankelijk van economische ontwikkelingen - behoefte aan 280 tot 330 extra woningen. In het lage scenario, dat het beste aansluit bij het huidige tijdsbeeld, is dit 30% van de totale woningbehoefte in de periode tot en met 2030. Het accent in de aanvullende behoefte ligt duidelijk op het toevoegen van appartementen en levensloopgeschikte woningen.
Analyse
Met de realisatie van 85 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, tweekappers, rijwoningen en gestapelde woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld.
De woningbouw moet voldoen aan de woondeal 2.0 van de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen. Daarin is afgesproken dat Montferland een netto plancapaciteit van 1.930 woningen heeft en 1.490 te realiseren woningen bruto. In de woondeal is afgesproken dat vanaf 2025 in de nieuwbouw minimaal 67% betaalbare woningen en minimaal 30% sociale huur zit.
In april 2023 is door bureau Companen woonbehoefteonderzoek uitgevoerd voor de regio. Daaruit blijkt dat de behoefte nog groter is dan eerder gedacht, met name door buitenlande migratie. Companen concludeert dat er meer woningen nodig zijn dan in de woondeal 2.0 is afgesproken.
Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/versterken van de leefbaarheid in de kern Kilder. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de woonvisie. De woonvisie vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In paragraaf 3.1.5 is het woningbouwprogramma opgenomen.
Conclusie
Voorliggend plan draagt bij aan de woningbehoefte voor de groene 'Metropoolregio Arnhem-Nijmegen'.
De woningmarkt in de Achterhoek heeft de laatste jaren aanzienlijk aangetrokken, waardoor de druk op de regio toeneemt en het woningtekort hoog is. Veel huishoudens ervaren moeilijkheden bij het vinden van een geschikte woning vanwege zowel het tekort als de betaalbaarheid van woningen. Het aanbod sluit vaak niet aan op de levensfase of woonbehoefte van woningzoekenden, vooral voor jonge huishoudens, starters, ouderen, arbeidskrachten en aandachtsgroepen. Er is een grote behoefte aan meer betaalbare woningen om de diversiteit in de woningvoorraad te vergroten en daarmee ook de bevolkingssamenstelling in de kernen.
De ambitie is om in elke kern en buurt een gevarieerd aanbod te creëren, geschikt voor verschillende leeftijdsgroepen en financiële mogelijkheden. Het streven is om 11.500 extra woningen te realiseren in de Achterhoek, waarbij een versnelde uitbreiding van de woningvoorraad wordt nagestreefd. Deze ambitie is vastgelegd in de Woondeal Achterhoek als onderdeel van de Nationale Woon- en Bouwagenda van het ministerie van BZK.
Met de vaststelling van de regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030 zijn ook de kwalitatieve toetsingscriteria opnieuw beoordeeld. Dankzij afspraken in het kader van de woondeal hoeft de behoefte niet meer per project te worden aangetoond. Elke gemeente heeft de vrijheid om binnen de gemaakte afspraken haar eigen ambitie in te vullen en deze naar behoefte over de kernen te verdelen.
Analyse
Met de realisatie van de woonlocatie in Kilder wordt bijgedragen aan de woningbouwopgave in de Achterhoek. Met de realisatie van maximaal 85 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, rijwoningen, gestapelde woningen en rug-aan-rug-woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld. In paragraaf 3.1.5 is het woningbouwprogramma opgenomen.
Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/ versterken van de leefbaarheid in de kern Kilder. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de woonagenda.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Regionale Woonagenda Achterhoek 2023-2030.
Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past de het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van de regio Achterhoek.
De waterschapsverordening is de verordening op grond van de Omgevingswet, waarin vrijwel alle regels over de fysieke leefomgeving van het waterschap zijn opgenomen. Vrijwel alle regels, omdat enkele onderwerpen op grond van artikel 2.2 van het Omgevingsbesluit buiten de waterschapsverordening moeten blijven.
De kern van de waterschapsverordening bestaat uit regels over activiteiten van burgers, bedrijven en mede-overheden die van invloed zijn op het watersysteem, de waterveiligheid en de zuiveringtechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallaties, RWZI). Voor de opbouw van de waterschapsverordening is daarom gekozen naar een indeling in de verschillende soorten activiteiten.
Het beleid van het waterschap waterschap Rijn en IJssel (WRIJ) staat in het waterbeheerplan 2022-2027. Het waterbeheerplan is een uitwerking van de 'Watervisie 2030' waarin het waterschap de lange termijn visie heeft verwoord. In het waterbeheerplan is het beleid voor de primaire taak het bieden van waterveiligheid, voldoende water, schoonwater, afvalwaterketen en vaarwegbeheer beschreven.
In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de doelen van waterschap Rijn en IJssel weergegeven in vier thema’s:
Het waterschap heeft als norm dat 80 mm per m² aan toename van verhard oppervlak aan hemelwater geborgen dient te worden binnen het plangebied. Verder is het belangrijkste uitgangspunt voor het waterbeheer bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen 'waterneutraal ontwikkelen', dus dat een ontwikkeling zijn omgeving niet belast met meer of minder water. Zo wordt voorkomen dat verdroging of wateroverlast optreedt in het plangebied van de ontwikkeling en in zijn omgeving.
Analyse
In paragraaf 6.11 is een beschrijving en onderbouwing opgenomen van de wijze waarop rekening wordt gehouden met voorgenoemd beleid. In de Watertoets is beschreven op welke wijze het water wordt geborgen binnen het plangebied.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van Waterschap Rijn en IJssel.
Weging van het waterbelang.
De weging van het waterbelang is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. Het heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De weging heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het projectgebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.
Met behulp van de weging van het waterbelang kan eenvoudig worden bepaald welke wateraspecten van belang zijn. Naarmate er een groter waterbelang is, zal een uitgebreidere procedure van de weging van het waterbelang moeten worden doorlopen.
We maken onderscheid in de volgende drie resultaten van de weging van het waterbelang:
In de toelichting op de omgevingsplanwijziging moet een stapsgewijze benadering van het huidige en toekomstige watersysteem worden opgenomen.
Deze bestaat uit de volgende stappen:
De weging van het waterbelang kan plaatsvinden via de Digitale Watertoets (dewatertoets.nl).
Hieruit kwam naar voren dat een watertoets uitgevoerd diende te worden. Deze weging van het waterbelang is opgenomen in paragraaf 6.11.
Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past de het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van het waterschap Rijn en IJssel. Voor de uitwerking/resultaten van de watertoets wordt verwezen naar paragraaf 6.11.
Op 23 april 2009 is de Structuurvisie Montferland 'Ideeën voor een plek' vastgesteld. De structuurvisie geldt voor het gehele gemeentelijke grondgebied, met uitzondering van de bebouwde kommen. Het doel van de structuurvisie is tweeledig:
Analyse
Deze structuurvisie is een visie op hoofdlijnen. De structuurvisie is in beeld gebracht op de kaart 'Structuurvisie Montferland'. Op de kaart is het plangebied gelegen in een gebied dat is aangeduid als 'hoofdfunctie landbouw'. Hierbinnen is woningbouw onder de voorwaarden mogelijk.
Zoals beschreven in paragrafen 5.2.2 en 5.3 kan met het behoud van de openheid en relatie met het landschap woningbouw worden toegevoegd op deze locatie.
PLANGEBIED BINNEN STRUCTUURVISIE (RODE KADER)
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de 'Structuurvisie Montferland'.
In de 'Woonvisie Montferland 2016-2020' heeft de gemeente haar ambities, doelstellingen en maatregelen over het wonen in de gemeente voor de komende jaren vastgelegd. De gemeente hanteert daarbij de volgende visie op het wonen:
“De gemeente Montferland is een groene gemeente, die haar inwoners de kans geeft binnen deze gemeente de wooncarrière te doorlopen. Bijzondere aandacht krijgen de jonge, vaak startende huishoudens en de groeiende groep ouderen. Bestaande woongebieden, woningen en vastgoed worden optimaal benut en ontbrekende woningen en woonruimten voegen we toe. De gemeente Montferland wil haar bewoners een prettige woon- en leefsituatie op kernenniveau blijven bieden. De gemeente heeft vooral een regierol bij het realiseren van haar doelen.”
Bij deze visie behoren de volgende ambities:
Analyse
Met de realisatie van maximaal 85 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma (o.a. vrijstaande woningen, tweekappers, rijwoningen, gestapelde woningen en rug-aan-rug-woningen) voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld.
Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/versterken van de leefbaarheid in de kern Kilder. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de woonvisie. De woonvisie vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In paragraaf 3.1.5 is het woningbouwprogramma opgenomen.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de 'Woonvisie Montferland 2016-2020'.
In 2024 voerde Companen in opdracht van Plavei en gemeente Montferland een nieuw woningmarktonderzoek uit dat gebruikt wordt als basis voor de herziening van de woonvisie.
Krapte woningmarkt
In 2023 lag de gemiddelde transactieprijs van een koopwoning op bijna € 358.000. Ten opzichte van 2019 is de gemiddelde prijs voor een bestaande koopwoning met maar liefst 29% gestegen. De druk op de sociale huurvoorraad is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dit zien we terug in de toename van het gemiddeld aantal reacties per woning. Het gemiddeld aantal reacties is opgelopen van 83 in 2019 naar 185 in 2023. Didam trekt relatief veel vestigers uit Zevenaar en Arnhem aan.
Bevolkingsontwikkeling: groei door migratie
De gemeente Montferland groeide de afgelopen jaren met gemiddeld 260 inwoners per jaar. De bevolkingsgroei komt door binnenlandse migratie en door een toenemende buitenlandse migratie (sinds 2021). Er is een sterke verhuisrelatie met Doetinchem, Zevenaar, Oude IJselstreek en Arnhem. Het valt op dat het aantal vertrekkers naar Doetinchem daalt en het aantal vestigers uit de regio Arnhem-Nijmegen jaarlijks stijgt.
Migratie in de bevolkingsprognose
De ontwikkeling van de bevolking is in beeld gebracht met behulp van bevolkings- en huishoudensprognoses (Primos 2023). In de huishoudensprognose zijn verhuisstromen niet eenvoudig te voorspellen. We vergeleken daarom de uitgangspunten van Primos met betrekking tot migratie, met de daadwerkelijke migratie in de afgelopen 5 en de afgelopen 10 jaar. De migratiesaldo in de Primos prognose liggen substantieel lager dan de daadwerkelijke migratie van de afgelopen jaren:
De uitkomsten van Primos 2023 beschouwen we als de minimale behoefteontwikkeling in de komende jaren. Daarnaast is er een aanvullende variant (migratievariant) doorgerekend die de ontwikkeling weergeeft als de migratietrend van de afgelopen 10 jaar zich voortzet. Voor de periode 2023-2030 is gerekend met een extra jaarlijkse instroom van +100 personen en in de periode 2030-2040 gaat het om +60 personen gemiddeld per jaar.
Ontwikkeling bevolking
De bevolking van Montferland groeit in de periode tot 2030 met minimaal 770 personen. In de migratievariant is de groei geraamd op +1.470 personen. Ook in de periode daarna is de verwachting dat de bevolking verder toeneemt. Primos 2023 gaat uit van een toename van +970 personen in de periode tot 2040. In de migratievariant is de verwachte groei ruim twee keer zo hoog, namelijk +2.270 inwoners.
Ontwikkeling van het aantal huishoudens
Het aantal huishoudens neemt in de periode tot 2030 met circa +880 huishoudens toe. In de migratievariant gaat het om een groei van +1.200 huishoudens. In de periode tot 2040 is de groei geraamd op +1.080 tot +1.680 huishoudens afhankelijk van de prognose.
De komende jaren zal de huishoudenssamenstelling in de gemeente Montferland veranderen. Het aantal jonge huishoudens zal iets afnemen en het aantal ouderen huishoudens, met name van 75 jaar en ouder, neemt sterk toe. Het aantal gezinnen neemt licht af in de komende jaren, het aantal 1-ouder gezinnen zal iets toenemen.
Kwalitatieve woningbehoefte
De kwalitatieve woningbehoefte is in beeld gebracht op basis van feitelijke verhuisgedrag (CAB-Microdata) en op basis van de woonwensen (WoON). De belangrijkste accenten in de ontwikkelrichtingen zijn:
Veel (jonge) huishoudens zijn aangewezen op de vrije sectorhuur omdat zij teveel verdienen voor een sociale huurwoning, maar te weinig om een koopwoning te kunnen kopen. Als er voldoende betaalbare koopwoningen worden gerealiseerd neemt de vraag naar vrije sectorhuur af. Als dit niet het geval is, en de prijzen blijven stijgen, dan zal de vraag naar vrije sectorhuur toenemen.
Woningbehoefte
De huishoudensgroei in de kleine kernen is door de beperkte omvang van de kern lastig te voorspellen. Voor de kleine kernen gezamenlijk wordt een woningbehoefte van 250 tot 275 woningen t/m 2040 geraamd. De grootste behoefte ligt in het toevoegen van 2 onder 1 kap en vrijstaande koopwoningen. De behoefte aan het toevoegen van sociale huurwoningen is in de kleine kernen het laagst.
Analyse
De realisatie van maximaal 85 woningen in Kilder met een gedifferentieerd woningbouwprogramma sluit aan bij de geraamde woningbehoefte en is wenselijk gezien de sterk toegenomen druk op de koop- en huurmarkt. Er wordt een passend woningaanbod gecreëerd voor diverse doelgroepen. Het aandeel sociale huurwoningen op deze locatie is lager dan de uit de Woondeal 2.0 afgesproken 30%, zodat er beter wordt aangesloten bij de lokale vraag. Op de overige uitbreidingslocaties worden extra sociale huurwoningen toegevoegd (zie ook toelichting onder 5.3.2).
De regio Achterhoek en de Liemers richten zich op het opvangen van de bovenregionale vraag naar woningen en voldoende plancapaciteit is wenselijk om een passend realisatieniveau te bereiken.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het 'Woningmarktonderzoek Montferland 2024'.
Op 27 januari 2011 is het 'Groenstructuurplan' vastgesteld. Het groen is kenmerkend voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap, met name ook van de kernen. Velen hebben belang bij aantrekkelijke kernen die, naast mogelijkheden voor een vitale economie, rust en ruimte bieden.
Voor iedere kern is een werkboek opgesteld dat handreikingen biedt voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Drie motto's staan in het 'Groenstructuurplan' centraal:
De visie benoemt voor Kilder op de groenstructuurkaart de volgende uitgangspunten tot het jaar 2030:
Analyse
De hoofdgroenstructuur van het plangebied bestaat voornamelijk uit het groen rondom het De bestaande hoofdgroenstructuur van het plangebied bestaat voornamelijk uit het groen rondom het bestaande boerenerf en de groene rand aan de buitenzijde. Ter plaatse van het plangebied is het uitzicht door de haag rondom de bestaande bebouwing en de groene perceelsrand al beperkt tot de gronden aansluitend aan de Doetinchemseweg.
In het voorliggend stedenbouwkundig plan is wel rekening gehouden met doorzichten tot aan het bestaande erf. Het gebied tussen de Doetinchemseweg weg heeft een lagere bebouwingsdichtheid waarmee er doorzichten ontstaan.
Naast het behouden van de doorzichten aan de Doetinchemseweg wordt de groene bomenrij/houtsingel aan de noord-oostrand van het plangebied behouden en komt er een groene bufferzone tot aan de percelen. Het groen tussen de hofjes in de noord- en westkant verbindt de aanwezige structuren. Zodoende wordt het landschap naar binnen gehaald. Deze groenstructuur zorgt voor een verbinding van de hofjes en het 'erf in het landschap' en leidt tot een groene dooradering van de hele buurt.
De bomen langs de bestaande ontsluitingsweg naar het boerenerf blijven behouden. Daarnaast worden binnen het plangebied nog enkele bomen aangeplant en is er ruimte voor een bloemrijk grasland, ruigtes en speelelementen. Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Groenstructuurplan.
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling past binnen het beleid zoals omschreven in het Groenstructuurplan.
Op 9 januari 2020 is het bomenbeleidsplan 'De kracht van bomen' vastgesteld.
Het belang van bomen
Bomen spelen een belangrijke rol spelen in het landschap en de leefomgeving. Ze dragen bij aan welzijn, luchtkwaliteit en klimaatbeheersing, en vormen herkenningspunten in de omgeving. Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen, zoals groei van dorpen en infrastructuur, staat het bomenbestand in Montferland onder druk. Dit vraagt om een doordacht bomenbeleid dat kap van bomen alleen toestaat met compensatie, fysiek of financieel. De gemeente Montferland streeft ernaar haar groene imago te versterken door een duurzaam en goed gedragen bomenbeleid te ontwikkelen en te implementeren.
Ruimtelijke plannen en Bomen
Het integreren van bomen in ruimtelijke plannen en projecten is van belang voor de gemeente Montferland. De uitgangspunten zijn het beschermen, behouden en verbeteren van groeicondities van bomen. Bomen moeten in een vroeg stadium van de planvorming worden meegenomen, en een "bomentoets" is verplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen om de impact op bomen te beoordelen. Bomen dienen als waardevolle objecten gezien te worden, en er moet voldoende ruimte voor hun wortels en kruinen worden gecreëerd. Ook bij onderhoudswerkzaamheden, zoals het aanleggen van kabels en leidingen, moet rekening gehouden worden met de bescherming van bomen. De gemeente stimuleert het behoud van bomen in projecten en stelt compensatie verplicht als bomen worden gekapt.
Analyse
In het plan wordt overal afstand gehouden tot de bestaande bomen en struwelen die aan het plangebied grenzen of net daar binnen vallen zodat deze ruimte houden om te groeien. Daarnaast blijven de bolboomjes langs de oprijlaan behouden. Binnen de nieuwe buurt is er veel ruimte om nieuwe bomen aan te planten in verschillende categorieën. Dit zal in de nadere uitwerking van het stedenbouwkundig plan worden gedefinieerd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Bomenbeleidsplan.
Op 16 februari 2023 is het Groenbeleidsplan 'Gemeente Montferland: Waardering voor Groen!' vastgesteld.
De gemeente Montferland staat bekend om haar rust, ruimte, afwisselende landschappen en veel groen, wat een belangrijke rol speelt in haar identiteit. Om dit groen te behouden, is toekomstbestendig beleid nodig dat inspeelt op maatschappelijke uitdagingen, zoals de toenemende druk op de openbare ruimte, een gezonde leefomgeving, klimaatverandering en betrokkenheid van inwoners. Montferland streeft naar een openbare ruimte die voor iedereen toegankelijk is, de leefbaarheid versterkt en aantrekkelijk is om in te wonen en werken. Het nieuwe beleid richt zich op actuele ontwikkelingen en vertaalt bestuurlijke doelen naar concrete resultaten en kwaliteitsniveaus voor beheer.
Montferland heeft een diepgaande visie op het belang van groen in de gemeente. Het groen speelt niet alleen een esthetische rol, maar is ook essentieel voor de biodiversiteit, klimaatadaptatie, gezondheid, recreatie en het toerisme in de regio. De gemeente heeft daarom vijf belangrijke thema's gedefinieerd die de basis vormen voor hun benadering van het groenbeheer. Deze thema’s helpen Montferland bij het waarborgen van de kwaliteit van leven voor de inwoners, en zijn leidend voor zowel toekomstige ontwikkelingen als het dagelijkse beheer van de openbare ruimte.
Analyse
Voorliggend plan geeft alle thema's uit het groenbeleidsplan ruimte. Hieronder staat kort beschreven hoe de thema's in het plan verwerkt zijn.
Conclusie
Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Groenbeleidsplan.
Op 26 november 2015 is de welstandsnota van de gemeente Montferland vastgesteld. Op 1 januari 2016 is de 3e wijziging welstandsnota gemeente Montferland in werking getreden.
Destijds is de nota opgesteld naar aanleiding van gewijzigde regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht en de behoefte aan deregulering. Het streven is nog steeds om onze inwoners zo min mogelijk met administratieve lasten en procedures te belasten en hen de mogelijkheid te geven om zoveel als mogelijk naar eigen inzichten te kunnen (ver)bouwen. In plaats van alles tot in detail van bovenaf te reguleren. Door het aanwijzen van welstandsvrije gebieden hebben we hiermee reeds een aanvang gemaakt.
Het vigerende bestemmingsplan geeft kaders ten aanzien van situering, gebruik en maatvoering. Hierdoor is het risico van achteruitgang van de (ruimtelijke) beeldkwaliteit van de omgeving is beperkt.
Het gehele grondgebied van de gemeente Montferland, met uitzondering van de historische kern van ‘s-Heerenberg, is welstandsvrij.
Analyse
Ondanks dat de realisatie van de woonlocatie in Kilder welstandsvrij is, wordt de kwaliteit van de nieuwe woningen bewaakt middels een kwaliteitsplan voor beeld, duurzaamheid en circulariteit (BKP CE+). Het BKP CE+ vormt een belangrijk instrument voor de kwaliteitsbewaking van ruimtelijke plannen. Het BKP CE+ stelt eisen aan zowel het uiterlijk van de gebouwen en de openbare ruimte als aan duurzaamheidsaspecten. In het BKP CE+ is naast de gewenste uitstraling van de gebouwde omgeving en (landschappelijke) inrichting ook aandacht voor de wijze waarop natuurinclusief bouwen een meerwaarde voor de ontwikkeling kan zijn.
Dit instrument kan worden ingezet bij nieuwe ontwikkelingen. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 7.7.1 bijgevoegd. De gemeente kan met het BKP CE+ toezien dat afspraken met bouwpartijen over de ruimtelijke kwaliteit worden nagekomen.
Hoewel gemeente Montferland grotendeels welstandsvrij is, geeft dit het BKP CE+ handvatten aan de ontwikkelende en bouwende partijen om een kwalitatieve duurzame (openbare) buitenruimte en kwalitatieve duurzame bebouwing te realiseren. Uiteindelijk is dit het BKP CE+ een hulpmiddel om tot een passende inrichting van de openbare ruimte en architectuur van de bebouwing te komen.
Om minimaal een bepaald niveau na te streven zijn enkele onderdelen uit het het BKP CE+ als juridisch beoordelingskader vastgelegd in de regels met een koppeling naar de beleidsregels 'Kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland' (zie 5.5.8).
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Welstandsnota.
In de (beeld)kwaliteitsplannen (afgekort KP) voor de gemeentelijke woningbouwuitbreidingen in Didam-Oost, Beek, Kilder en Stokkum ambities zijn geformuleerd voor een kwalitatieve duurzame (openbare) buitenruimte en kwalitatieve duurzame bebouwing. Die kwaliteit wordt in hoge mate bepaald door de inrichting van het openbaar gebied en de stedenbouwkundige structuur van het plan.
Daarnaast levert ook de bebouwing een belangrijk aandeel in de totale beleving van het plan. Hoewel gemeente Montferland grotendeels welstandsvrij is (met uitzondering van het historisch centrum van ’s-Heerenberg), geeft het KP aan de ontwikkelende en bouwende partijen die in het gebied woningen gaan realiseren de handvatten voor het ontwerp van de woningen. Het KP geeft richtlijnen voor de ruimtelijke kwaliteit en de nodige inspiratie biedt met tal van tekeningen en referentiebeelden.
Omdat het KP als bijlage in de toelichting (zie bijlage 2) van het omgevingsplan is opgenomen en daarmee geen formeel juridisch beoordelingskader is bestond de wens om enkele onderdelen uit het KP als juridisch beoordelingskader vast te leggen via beleidsregels.
In dit kader zijn de Beleidsregels ‘kwaliteit gemeentelijke woningbouwuitbreidingen Montferland’ (zie bijlage 3 bij de regels) opgesteld voor de aspecten Erfafscheidingen, Verhard oppervlak, Groene daken en nestvoorzieningen om een kwalitatieve duurzame (openbare) buitenruimte en kwalitatieve duurzame bebouwing te kunnen waarborgen.
Analyse
Tijdens de uitwerking van het stedenbouwkundig plan en het ontwerp van de woningen dienen de benoemde beleidsregels in acht te worden genomen.
Conclusie
Het Omgevingsplan vormt geen belemmering voor uitvoering van de beleidsregels.
Gemeente Montferland benoemt in hun Water & Rioleringsplan (2022 – 2026) dat het hemelwater bijna overal in de gemeente op eigen terrein kan worden verwerkt. Nieuw stedelijk gebied moet waterneutraal worden ontworpen. Dat betekent dat er niet meer water wordt afgevoerd dan in de natuurlijke situatie (voor de ontwikkeling). De richtlijn voor de maximum afvoer is 0,8 l/s/ha. Hemelwater dat niet op eigen percelen wordt geïnfiltreerd, moet worden opgevangen in voorzieningen met voldoende bergings- en of infiltratiecapaciteit. De benodigde omvang van de berging wordt bepaald door de hoeveelheid verhard oppervlak (daken en verhardingen) die naar de voorzieningen afvoeren.
Uitgangspunten voor het ontwerp van infiltratie- en waterbergingsvoorzieningen bij uitbreidingen zijn:
Het ontwerp moet daarnaast voldoen aan de eisen van het waterschap.
Analyse
In paragraaf 6.11 wordt hier verder op ingegaan.
Conclusie
Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij het 'Water & Rioleringsplan (2022-2026).
Het 'Biodiversiteitsplan Montferland 202' is een initiatief van de gemeente Montferland om de biodiversiteit in de regio te versterken. De biodiversiteit, ofwel de verscheidenheid aan planten en dieren, staat onder druk. Er zijn steeds minder geschikte plekken voor flora en fauna. Om dit aan te pakken, heeft de gemeente een plan opgesteld met maatregelen om de biodiversiteit te bevorderen.
De gemeente is tevreden wanneer het volgende is bereikt:
De gemeente gaat daarbij gebiedsgericht te werk omdat voor de vier verschillende gebiedstypen (bebouwd of onbebouwd) de eisen die soorten aan hun leefomgeving stellen én de al dan niet aanwezige elementen verschillend zijn. De vier gebiedstypen (kernen, agrarisch buitengebied, bedrijventerreinen en natuurgebieden) komen verspreid in de gemeente voor.
Bewustwording over de waarde en belang van biodiversiteit is van groot belang, zowel binnen de organisatie van de gemeente zelf, als bij haar bewoners. Deze bewustwording is noodzakelijk om een gedragsverandering mogelijk te kunnen maken.
Toets
In het (Beeld)kwaliteitsplan (zie bijlage 2) zijn de gewenste acties met betrekking tot biodiversiteit opgenomen. In het stedenbouwkundig ontwerp is reeds rekening gehouden met diverse aspecten van biodiversiteit. In de vervolgfase zal een beplantingsplan worden opgesteld waarin de biodiversiteit een belangrijke leidraad is.
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling past binnen het beleid zoals omschreven in het Biodiversiteitsplan Montferland 2021.
In het 'Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Montferland 2021' geeft de gemeente haar visie op een klimaatbestendig Montferland.
In het uitvoeringsplan geeft ze aan wat de pijlers zijn waar deze visie op steunt:
Toets
In het (Beeld)kwaliteitsplan (zie bijlage 2) zijn de gewenste acties met betrekking tot klimaatadaptatie opgenomen. In het stedenbouwkundig ontwerp is reeds rekening gehouden met diverse aspecten van klimaatadaptatie waaronder 3-30-300 regel. In de vervolgfase zal een beplantingsplan worden opgesteld om de aspecten van klimaatadaptatie een plek te geven (aanplant bomen, verminderen verhard oppervlak).
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling past binnen het beleid zoals omschreven in het 'Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Montferland 2021'.
De gemeente Montferland heeft in 2024 een uitgebreide mobiliteitsvisie opgesteld die gericht is op de toekomst, met als horizon het jaar 2035. De visie speelt in op veranderende trends in mobiliteit, zoals de opkomst van elektrische fietsen, deelmobiliteit, en emissievrije voertuigen, terwijl tegelijkertijd wordt ingespeeld op uitdagingen zoals vergrijzing, klimaatverandering en het teruglopende openbaar vervoer. De visie omvat drie basisprincipes en vier kernthema's die het mobiliteitsbeleid de komende jaren zullen sturen.
Drie basisprincipes van de mobiliteitsvisie:
De vier kernthema's van de mobiliteitsvisie:
Analyse
Middels voorliggend plan wordt aangesloten bij het basisprincipe dat de openbare ruimte toegankelijk is voor een ieder. Middels de oprichting van openbaar groen, straten en paden wordt hiermee een eigentijdse woningbouw ontwikkeling gerealiseerd. Daarnaast past voorliggende ontwikkeling binnen de vier kernthema's door de locatie van het planvoornemen.
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling past binnen de 'Mobiliteitsvisie Montferland'.
Dit IVVP legt het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Montferland vast voor de periode 2020 tot 2030. Het biedt inzicht in de prioriteiten van de gemeente voor deze jaren, waarbij de bijbehorende maatregelen zijn gerangschikt in het uitvoeringsprogramma.
Het doel van dit IVVP is het vaststellen van een gebalanceerd beleid dat gericht is op veilige en duurzame mobiliteit, zowel voor dagelijkse verplaatsingen als voor de groei van de gemeente. Dit plan vormt de basis voor het opstellen van jaarlijkse actieprogramma’s met maatregelen tot 2030. Op gemeentelijk niveau is een aantal beleidsgebieden van belang voor het IVVP van Montferland:
Analyse
Middels voorliggend planvoornemen wordt aangesloten bij de toegankelijkheid die is opgenomen in het IVVP. De woningbouwontwikkeling wordt op een juiste wijze aangesloten op het bestaande weggenet, waarbij geen overspannen situatie ontstaat. De overige aspecten zijn niet aan de orde.
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling past binnen het 'IVVP'.
In Montferland streven ze ernaar dat elke inwoner het vermogen heeft om in goede gezondheid te wonen, werken en recreëren. Ze willen dat alle kinderen gelijke kansen hebben om gezond en zelfstandig op te groeien, terwijl alle ouderen kunnen genieten van een vitale en zorgeloze oude dag in hun vertrouwde omgeving. In Montferland wordt elke inwoner gewaardeerd en krijgt de mogelijkheid om actief deel te nemen aan de samenleving op basis van hun eigen capaciteiten.
Montferland erkent het belang van gezondheid bij het behoud van zelfstandigheid en het voorkomen van zorgafhankelijkheid. Door in te zetten op sport, beweging en gezonde leefstijl als preventieve maatregelen, tracht de gemeente maatschappelijke effecten te bereiken. De focus ligt op voorlichting, gezondheidszorg en toegankelijke sport- en beweegfaciliteiten, vooral gericht op inwoners met een lagere sociaaleconomische status (SES) en beperkte gezondheidsvaardigheden. Gezien het feit dat in Montferland meer inwoners met gezondheidsachterstanden leven dan het landelijk gemiddelde, richt de gemeente zich op het verkleinen van deze gezondheidsverschillen, waarbij alle inwoners recht hebben op een kans op een goede gezondheid.
Deze ambities wil de gemeente bereiken door:
Met voorliggend plan is rekening gehouden met het aspect gezondheid. Het plan is voorzien van onder meer wandelroutes. De voorziene groenstructuur binnen het plangebied biedt onder meer de mogelijkheid om een ommetje te maken. Daarnaast is in paragraaf 6.15 aangetoond dat de ontwikkeling van de woonlocatie geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Met stedelijke ontwikkelingen dient een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling ‘buiten het stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied’ mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien. In paragraaf 6.13 is middels een Ladderonderbouwing voor duurzame verstedelijking de behoefte naar woningen aangetoond.
Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van de gemeente Montferland
De gemeente heeft voorlopig geen gebruik gemaakt van de in het Bkl verankerde bevoegdheid tot het vastleggen van facultatieve omgevingswaarden. Toetsing hieraan is daarom niet mogelijk.
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze bij de ontwikkeling rekening is gehouden met diverse aspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Onderzocht is wat de gevolgen van de nieuwe ontwikkelingen zijn op het onderzochte omgevingsaspect.
Veel activiteiten in de fysieke leefomgeving hebben te maken met geluid; ze veroorzaken geluid(hinder) of worden eraan blootgesteld. Daarom worden er regels gesteld aan geluid. Deze regels gaan over het beheersen van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen enerzijds en de bescherming van geluidgevoelige gebouwen en locaties anderzijds. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geluid.
De aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting onder de Omgevingswet is vooral een decentrale afweging. Gemeenten geven met het omgevingsplan voor elke locatie in de gemeente de gewenste geluidskwaliteit vorm. Geluid kan van grote invloed zijn op het woon- en leefklimaat van mensen en op hun gezondheid. Het Bkl bevat geluidsregels die via het omgevingsplan zullen gelden voor milieubelastende activiteiten die geluid voortbrengen. Voor de andere belangrijke geluidsbronnen zoals industrieterreinen, wegen en spoorwegen worden via de Aanvullingswet geluid, het Aanvullingsbesluit geluid en de Aanvullingsregeling geluid regels toegevoegd aan de Omgevingswet en het Bkl.
De regels voor geluid hebben een tweezijdige werking om de bescherming tegen geluidsbelasting vorm te geven. Enerzijds bij de aanleg of aanpassing van (spoor)wegen of industrieterreinen en anderzijds bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en locaties nabij een geluidsbron.
De geluidinhoudelijke doelstellingen zijn:
Onder de Omgevingswet wordt gewerkt met geluidaandachtsgebieden. De geluidaandachtsgebieden worden rekenkundig afgeleid van geluidproductieplafonds en basisgeluidemissies. De geluidaandachtsgebieden moeten op termijn digitaal op kaart worden ontsloten in de Centrale Voorziening Geluidgegevens. De geluidnormen zijn opgenomen in het Bkl. Er moet ook rekening worden gehouden met cumulatie van alle relevante geluidbronnen.
Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw of locatie binnen een geluidaandachtsgebied moet het aspect geluid beoordeeld worden.
Overigens moet ook waar geen sprake is van een geluidaandachtsgebied in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties het aspect geluid afgewogen worden.
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Omgevingswet dienen nu ook 30 km/uur wegen meegenomen te worden in de berekeningen voor de geluidbelasting op de gevels en dient de geluidbelasting gecumuleerd te worden met alle betrokken wegen. Het plangebied ligt daarom binnen de wettelijke geluidzone van de Doetinchemseweg, Rozenpas, interne ontsluitingsweg en de Zeddamseweg. In het kader van de TAM-IMRO procedure is conform het gestelde in de Omgevingswet een onderzoek uitgevoerd naar het geluid door wegen waarvan het geluidaandachtsgebied het plan overlapt. Het geluid is getoetst aan het stelsel van standaardwaarden en grenswaarden uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (22 april 2024 MON049-0001). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.
Rekenresultaten
Het onderzoek is uitgevoerd volgens de standaard rekenmethode zoals omschreven in de meet- en rekenmethode geluid wegen uit bijlage IVe van de Omgevingsregeling.
Provinciale wegen en gemeentewegen
Het geluid vanwege verkeer op de provinciale weg N815 voldoet ter plaatse van het gehele plangebied aan de standaardwaarde van 50 dB.
![]() |
![]() |
Geluid vanwege provinciale weg (N815) | Geluid vanwege gemeentewegen |
Het geluid voldoet vanwege verkeer op de gemeentewegen, met uitzondering van de beoogde geluidgevoelige gebouwen nabij de Rozenpas, aan de standaardwaarde van 53 dB. Er wordt wel overal voldaan aan de grenswaarde van 70 dB.
Omliggende woningen
Het geluid vanwege de nieuwe ontsluitingsweg bedraagt ter plaatse van de bestaande woningen minder dan de standaardwaarde. Er wordt voldaan aan artikel 5.78m lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Geluid op bestaande woningen vanwege nieuwe gemeenteweg binnen plangebied
Indirecte hinder
Als gevolg van die toename van de verkeersintensiteit vanwege de beoogde ontwikkeling is geen sprake van een toename van het geluid vanwege omliggende wegen op geluidgevoelige gebouwen met meer dan 1,5 dB. Er wordt voldaan aan artikel 5.78af van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Beoordeling geluid
Maatregelen om het geluid te reduceren tot de standaardwaarde zijn onderzocht.
Aangezien het plangebied niet is gelegen binnen het geluidaandachtsgebied van spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchtvaart, en er ook geen sprake is van andere geluidbronnen (windturbine, windpark, buitenschietbaan of militair springterrein), is enkel sprake van gecumuleerd en gezamenlijk geluid vanwege de beschouwde provinciale en gemeentewegen.
Zowel het gecumuleerd geluid als het gezamenlijk geluid bedraagt maximaal 56 dB. Middels een in het kader van de aanvraag om Omgevingsvergunning Bouwen uit te voeren onderzoek dient aangetoond te worden dat de karakteristieke geluidwering van de geluidbelaste gevels van de geluidgevoelig gebouwen voldoet aan de eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Deze vereiste is ook in de regels vastgelegd voor de woningen gelegen in de geluidzone met geluid van meer dan 53dB.
De beoogde woningen hebben allen minimaal één gevel die, ten opzichte van de geluidbelaste gevel, relatief weinig belast wordt door geluid en voldoet aan de standaardwaarde. Deze is daarom als geluidluw aan te merken.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig. Uit nadere beschouwing van omliggende (bedrijfs)activiteiten (zie paragraaf 6.14) blijkt dat er geen belemmeringen te verwachten zijn.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan. Wanneer het stedenbouwkundig plan definitief is zal een nader akoestisch onderzoek worden uitgevoerd voor de gevelbelastingen. Middels een regeling wegverkeerslawaai is geborgd dat voor de woningen binnen de geluidszone een akoestisch onderzoek gevelwering dient te worden opgesteld alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden afgegeven.
In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect luchtkwaliteit.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de instructieregels opgenomen in het Bkl. Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect luchtkwaliteit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere de in de buitenlucht voorkomende stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5).
Een activiteit is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt niet overal plaats. Voor een activiteit die iet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, is geen toetsing aan de rijksomgevingswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof nodig. Uit artikel 5.53 en 5.54 Bkl volgt dat een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de toename van de concentratie NO2 en PM10 niet hoger is dan 1,2 ug/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBMgrens blijft:
Buiten de zogenaamde aandachtsgebieden (die liggen in de grotere stedelijke agglomeraties) blijft toetsing aan het onderwerp luchtkwaliteit in het omgevingsplan beperkt tot de aanleg van auto(snel)wegen en langere tunnelbuistrajecten. De rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit gelden niet voor arbeidsplaatsen. Daartoe behoren bijvoorbeeld bedrijventerreinen, maar ook bedrijfswoningen.
Tenslotte moet in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet afgewogen worden of de luchtkwaliteit ter plaatse van het plan aanvaardbaar is om een nieuwe woning te realiseren.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat maximaal 85 woningen met 2 ontsluitingen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Toch zijn de mogelijke (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht.
Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.
Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer is voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geur.
De instructieregels van het Bkl voor geur afkomstig van rioolwaterzuiveringen en landbouwhuisdieren zijn gericht op aangewezen geurgevoelige gebouwen. In de aanwijzing van geurgevoelige gebouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg. Voor overige gebouwen of locaties bepaalt de gemeente zelf de mate van geurbescherming. Dat doet de gemeente vanuit haar taak van het evenwichtig toedelen van functies aan locaties.
Op industrie- en bedrijventerreinen kunnen bedrijfsmatige activiteiten voorkomen die geurhinder veroorzaken. Die activiteiten zijn dan zelf een relevante geurbron. Het bevoegd gezag bepaalt echter zelf welke mate van geurhinder ze aanvaardbaar vindt. Er moet dus worden beoordeeld of de geur van een activiteit op een geurgevoelig gebouw aanvaardbaar is.
Om de toetsten of ter plaatse van de nieuwe woningen voldaan wordt aan de eisen die de milieuregelgeving stelt ten aanzien van het aspect geur, heeft de Omgevingsdienst Achterhoek een advies (26 juni 2023) opgesteld. Het advies is als bijlage 5 bijgevoegd.
Uit het advies volgt dat de rechten van de aanwezige bedrijven in de buurt van het plangebied in voldoende mate worden gerespecteerd. Op geen enkele wijze heeft de uitbreiding van het woongebied consequenties voor deze bedrijven. Het woon- en leefklimaat van de ontwikkellocatie, voldoet ten aanzien van de aan te houden vaste afstanden, voor- en achtergrond- geurbelasting, in aan de hieraan te stellen eisen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij iedere ontwikkeling met betrekking tot de fysieke leefomgeving is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect bodem.
Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is via het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. Het aanvullingsbesluit bepaalt voor welke activiteiten kan worden volstaan met een melding.
Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De kaders zijn gebaseerd op de risicogrenswaarden die voor de betreffende situaties zijn afgeleid.
De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door in onderlinge samenhang;
Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Buro Antares een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodem- en asbestonderzoek: Rozenpas ong. te Kilder" (25-05-2022, 401830 ). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
Op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn geen 1 verhoogd dat deze geen risico’s voor het milieu of de volksgezondheid vormen.
Op basis van de onderzoeksresultaten uit het verkennend asbestonderzoek blijkt dat ter plaatse van proefgat 101 de interventiewaarde en dat ter plaatse van proefgat 123 de norm voor nader
asbestonderzoek wordt overschreden. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat ter plaatse van het weiland asbestverdachte materialen zijn aangetroffen. Aanvullend en nader asbestonderzoek wordt dan ook noodzakelijk geacht om de aard, omvang en eventuele spoedeisendheid vast te stellen. Momenteel vormen de resultaten een belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Nader asbestonderzoek
Op basis van de resultaten uit het verkennend bodem- en asbestonderzoek komt naar voren dat ter plaatse van het weiland asbestverdachte materialen zijn aangetroffen en een aanvullend en nader asbestonderzoek noodzakelijk werd geacht. Buro Antares heeft een nader asbestonderzoek uitgevoerd: rapport "Nader asbestonderzoek: Rozenpas 2 te Kilder" (03-08-2022, 402189 ). Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd.
Op basis van de verkregen asbestresultaten blijkt dat er binnen de onderzoekslocatie daadwerkelijk verhoogde asbestconcentraties zijn aangetoond, waarbij zelfs ter plaatse van de akker in de proefsleuven SL10 en SL11 de interventiewaarde wordt overschreden (240 en 426 mg/kg ds.). Ter plaatse is dan ook sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. In het merendeel van de overige proefsleuven is ook asbest aangetroffen, maar liggen de berekende gehalten nog wel beneden de interventiewaarde van 100 mg/kg ds.
Op dit moment kan er geen uitspraak worden gedaan over het ontstaan van de verontreiniging met asbest. Wel is op oude luchtfoto’s te zien dat de locatie tot 2019 begroeid was, waarna het vervolgens bij de naastgelegen akker is getrokken. Op de luchtfoto’s zijn geen oude bouwwerken zichtbaar, mogelijk hebben deze er in het verleden wel gestaan.
Formeel is op de locatie een aanvullend onderzoek noodzakelijk om de omvang in de richting van het erf vast te stellen. De aangetroffen gehalten aan asbest vormen momenteel een belemmering voor de voorgenomen aankoop en ontwikkeling van de locatie.
Conform de conclusies uit het nader asbestonderzoek is de grond in de nabijheid van de bestaande woning gesaneerd, zodat deze voldoet aan de bodemkwaliteit van de toekomstige functie.
De Bus-evaluatie en de goedkeuring van de sanering door het bevoegd gezag zijn bijgveoegd als bijlage 8.
Na de uitgevoerde sanering is de bodem geschikt voor de geplande ontwikkeling.
In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt
gehouden met de aspecten verkeer en parkeren.
In de Omgevingswet is geen regelgeving opgenomen met betrekking tot mobiliteit en parkeren. De verkeersveiligheid is primair geborgd in de weg- en verkeerswetgeving, waaronder de Wegenverkeerswet. Daarnaast zijn richtlijnen opgenomen in het ASVV (Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen Binnen de Bebouwde Kom).
In paragraaf 3.1.4 is zowel de parkeerbehoefte als de verkeersgeneratie als gevolg van de nieuwe woonwijk nader uitgewerkt. Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot de verkeersgeneratie en parkeerbalans te verwachten.
Voor het aspect verkeer en parkeren worden geen belemmeringen verwacht.
In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit de omgevingsveiligheid gewaarborgd wordt. Omgevingsveiligheid beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Ook wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
De hoofdlijnen van het (Wettelijk) kader voor de omgevingsveiligheid zijn opgenomen in instructieregels in afdeling 5.1.2 Bkl. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden.
Het betreft de volgende activiteiten:
Het werken met aandachtsgebieden voor omgevingsveiligheidsrisico’s is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico (artikel 5.12 t/m 5.15 Bkl). Een aandachtsgebied geldt van rechtswege. Deze worden vastgelegd in het Register Externe Veiligheid en zijn digitaal raadpleegbaar. In het deelplan moet binnen deze aandachtsgebieden rekening worden gehouden met het groepsrisico. Hier wordt aan voldaan door in het aandachtsgebied geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toe te laten en ook geen beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. Deze gebouwen en locaties zijn wel toelaatbaar als er daarvoor extra maatregelen worden genomen. Dat dient te geschieden met voorschriftengebieden. In een deelplan dient in principe een aandachtsgebied als voorschriftengebied te worden aangewezen als er met het deelplan kwetsbare gebouwen zijn toegestaan. In een voorschriftengebieden gelden de extra bouweisen van paragraaf 4.2.14 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Daarnaast staan in het Bkl ook instructieregels voor de volgende risicobronnen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving:
Uit een inventarisatie is gebleken dat het plangebied niet gelegen is binnen een relevant aandachtsgebied. De rijksweg A18 is op ruim 700 meter gelegen en de hogedruk aardgasleidingen liggen eveneens op voldoende afstand (zie afbeelding).
Het plangebied is eveneens niet gelegen is binnen een plaatsgebonden risicocontour(en). Daarnaast hoeft er geen rekening gehouden te worden met het groepsrisico.
Een beschouwing van het aspect externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk, aangezien het geen belemmeringen vormt voor de planvorming.
Onderstaand is de ligging van het plangebied ten opzichte van de genoemde risicobronnen weergegeven.
UITSNEDE RISICOKAART
Het aspect omgevingsveiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen kabels, leidingen en/of straalpaden gelegen die zijn voorzien van een juridisch-planologische beschermingszone. Vanuit dit kader bestaan er geen belemmeringen en is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect natuur en de gevolgen voor de omliggende natuur door stikstofdepositie.
Ter bescherming van de natuur zijn in het Bkl diverse regels opgenomen. Deze regels komen grotendeels overeen met de regels die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming. Het gaat hierbij in de eerste plaats om regels voor de gebiedsbescherming van aangewezen Natura 2000-gebieden, regels voor de soortenbescherming van te beschermen planten en diersoorten (waaronder vogels) en regels ter bescherming van houtopstanden (buiten bebouwingscontour en erven).
Het gebieds- en soortenbeschermingsregime vloeit voor een belangrijk deel voort uit twee Europese richtlijnen, te weten de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG).
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000 gebied. Het Natura 2000 gebied Rijntakken ligt op 9,5 kilometer afstand ten zuidwesten van de planlocatie. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Om na te gaan of voorliggend plan verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland, is een quickscan natuuronderzoek uitgevoerd: rapport 'Quickscan natuuronderzoek Rozenpas 2 te Kilder', (16 juni 2021) Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bijgevoegd.
Het plangebied ligt buiten een GNN of Groene Ontwikkelingszone. De kernkwaliteiten hiervan zijn hierdoor niet van toepassing op dit gebied.
Stikstofdepositie
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen.
Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar. Om de effecten van het plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de 'Handreiking Passende Beoordeling Stikstofaspecten Bestemmingsplannen'. Het onderzoeksrapport 'Stikstofonderzoek, uitbreidingslocatie Kilder'(15 januari 2025, 20241015-MON049-RAP-STD-5.0) is als bijlage 10 bijgevoegd.
Uit de uitgevoerde berekeningen van de aanlegfase en gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie niet meer dan 0,00 mol N/ha/jaar bedraagt. Het onderhavige plan zal afzonderlijk – of in combinatie met andere plannen – geen relevante significante cumulatieve effecten kunnen veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. In het kader van een voortoets kunnen significant negatieve effecten derhalve worden uitgesloten waardoor het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan
Soortenbescherming
Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen is middels de 'Quickscan natuuronderzoek Rozenpas 2 te Kilder', (16 juni 2021)beoordeeld of en zo ja, welke functie het onderzoeksgebied heeft voor beschermde soorten. Het onderzoeksrapport is als bijlage 11 bijgevoegd.
Op basis van de resultaten van de quickscan natuuronderzoek komt naar voren dat:
Nadere onderzoeken zijn niet noodzakelijk.
Conclusie
Uit de quickscan komt naar voren dat een nader soortenonderzoek naar de Grote vos, Kerkuil, Kleine marterachtigen, Steenuil, Vleermuis (vliegroute) uitgevoerd dient te worden indien de aanwezige verblijfsgebieden worden aangetast. Omdat dit niet op voorhand kan worden uitgesloten is het nader soorten onderzoek uitgevoerd en wordt in paragraaf hier verder op 11 ingegaan.
Ten behoeve van de Grote vos, Kerkuil, Kleine marterachtigen, Steenuil, Vleermuis (vliegroute) is een nader soortenonderzoek uitgevoerd: rapport "Nader onderzoek Rozenpas 2 te Kilder (24 november 2022). Het rapport is als bijlage 11 bijgevoegd.
Uit het nader soorten onderzoek komt naar voren dat:
Conclusie
Uit het nader soortenonderzoek komt naar voren dat voor de steenuil een beoordeling van het leefgebied noodzakelijk is. Hier wordt in paragraaf 6.8.4 verder op ingegaan.
Ten behoeve van de Steenuil is een beoordeling opgesteld: rapport "Beoordeling territorium steenuil Rozenpas 2 te Kilder 21 maart 2023). Het rapport is als bijlage 12 bijgevoegd.
Uit de beoordeling blijkt dat de huidige plannen niet tot een aantasting van het leefgebied van de steenuil leiden. Een ontheffing voor de Omgevingswet hoeft niet te worden aangevraagd.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Gemeenten moeten in hun omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening is gehouden met binnen of buiten de locatie van de activiteit aanwezige archeologische of cultuurhistorische waarde. Gezien de aspecten archeologie en cultuurhistorie vaak met elkaar verweven zijn, worden deze hier gezamenlijk besproken.
Bij het beschermen van cultureel erfgoed in het omgevingsplan moet rekening wordengehouden met bepaalde uitgangspunten. Het Rijk geeft hiervoor instructieregels (artikel 5.130 lid 2 Bkl). Deze gaan over:
Binnen het plangebied is geen rijks- of gemeentelijk gebouwd monument aanwezig. Wel is er een Rijksmonumentaal hagelkruis aanwezig. Om na te gaan of er wel andere cultuurhistorische waarden aanwezig zijn, is een analyse van de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied gemaakt: 'cultuurhistorisch advies Doetinchemseweg/Rozenpas te Kilder (gem. Montferland)'. Het rapport is als bijlage 14 bijgevoegd.
CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART GEMEENTE MONTFERLAND
Op basis van de cultuurhistorische analyse komt naar voren dat de belangrijkste historisch-landschappelijke kenmerken in het gebied verloren zijn gegaan. Wel zijn er nog elementen aanwezig die bescherming behoeven en/of aanleiding kunnen zijn de aanwezige waarden te versterken.
Bebouwing van het plangebied met (kleinschalige, in de omgeving passende) woningbouw is mogelijk, mits:
Analyse
Voorliggend plan houdt rekening met bovengenoemde uitgangspunten. Het Rijksmonumentale hagelkruis is integraal onderdeel van het plan voor Kilder. Daar waar het hagelkruis nu wat onopvallend in de berm staat, komt het straks op een prominente plek in de openbare ruimte te staan waar ruimte is voor een bankje of informatiebord zodat het verhaal verteld en beleefd kan worden. De locatie van het hagelkruis wordt onderdeel van het landschap dat om het bestaande erf en langs de Doetinchemseweg en Rozenpas ligt. Met deze aanpak worden geen relevante cultuurhistorische waarden aangetast
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te ondervinden of ter plaatse van het gehele plangebied historische resten in de bodem aanwezig zijn is een archeologisch bureau onderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd: Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)" (juni 2023; V-23.0044-004 ). Het rapport is als bijlage 15 bijgevoegd.
Op basis van de resultaten uit het bureauonderzoek komt naar voren dat:
Op basis van de resultaten uit het inventariserend veldonderzoek blijkt dat :
Bovenstaand advies is voorgelegd en wordt onderschreven door de bevoegde overheid (gemeente Montferland) en vormt de basis voor het selectiebesluit van de gemeente.
Ondanks een zorgvuldig onderzoek of een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij bevoegd gezag.
Programma van eisen proefsleuvenonderzoek
Op basis van het archeologisch bureau onderzoek en inventariserend veldonderzoek adviseert BAAC om een vervolgonderzoek, in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Het proefsleuvenonderzoek wordt in het kader van de omgevingsvergunning uitgevoerd. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld.
Conclusie
Ter bescherming van de mogelijke archeologische vondsten, is de bestaande dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 1 overgenomen in dit omgevingsplan. Hierdoor is geborgd dat voorafgaand aan de werkzaamheden een het proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd. Hiermee vormt het aspect archeologie geen planologische belemmering voor het plan.
Duurzaamheid krijgt een steeds prominentere rol in onze samenleving. De Omgevingswet biedt mogelijkheden om een transitie naar een duurzamere samenleving te bevorderen. In deze onderbouwing is het begrip duurzaamheid uitgesplitst in drie categorieën; ‘energietransitie’, ‘circulariteit’ en ‘klimaatadaptatie en water’.
Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingswet en komt tot uiting in verschillende aspecten van de wet. Zo introduceert de Omgevingswet het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ als een overkoepelend doel. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit betekent dat bij besluitvorming rekening moet worden gehouden met langetermijneffecten. Het (wettelijk) kader voor duurzaamheid onder de Omgevingswet wordt verder ingevuld door onderliggende regelgeving, zoals het Bkl en het Bbl.
Energietransitie
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stelt eisen aan de energiezuinigheid van nieuw te bouwen bouwwerken. Er gelden BENG-eisen voor de thermische isolatie, de luchtdichtheid en de technische bouwsystemen. De berekening dat aan de eisen wordt voldaan is onderdeel van een aanvraag omgevingsvergunning. Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van een alternatief voor aardgas voor verwarming.
Circulariteit
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stelt eisen aan de milieuprestatie van een woonfunctie, een kantoorgebouw en nevengebruiksfuncties daarvan (artikel 4.159 Bbl).
De milieuprestatie wordt bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie gebouwen en GWW-werken.
Klimaatadaptatie en water
Voor het kader voor klimaatadaptatie en water wordt verwezen naar het beleid van rijk, provincie, gemeente en waterschap op het gebied van klimaatadaptatie en water.
Natuurinclusief bouwen
Bij natuurinclusief bouwen wordt er extra rekening gehouden met alles wat leeft in de gebouwde omgeving door plek op te nemen voor flora en fauna Natuurinclusief ontwerpen wordt de norm. Deze landelijke ambitie wordt door de gemeente Montferland toegepast bij nieuwe initiatieven zoals nieuwbouw en herontwikkeling.
Bouwstenen Maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving.
De landelijke maatlat is de basis voor het klimaatadaptief bouwen, waaraan voldaan moet worden om toekomstbestendig te ontwikkelen.
Met het oog op het stimuleren van de energieopgave wordt in de gemeente Montferland gebruik gemaakt van bodemenergie. Om inzicht te krijgen in de haalbaarheid, effectiviteit en toepasbaarheid van diverse energieconcepten, heeft de gemeente Montferland aan IF Technology gevraagd om per deelgebied de meest kansrijke energieconcepten te onderzoeken. De woningbouwplannen voor Didam-Oost, Zeddam, Beek, Kilder en Stokkum hebben veel overeenkomsten, waardoor één algehele conclusie kan worden getrokken (met 2 uitzonderingen):
Op het gebied van circulariteit kan ook bijgedragen worden aan de duurzaamheidsambities. Daarbij kan gedacht worden aan een bijdragen aan de ambitie om in 2050 volledig circulair te zijn, klimaatneutraal bouwen en circulaire bouwsystemen. In het BKP CE+ (Bijlage 2) staat dit nader omschreven.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
Deze aspecten zijn tevens nader beschreven in bijlage 2. De wijze waarop de waterberging wordt gerealiseerd is opgenomen in paragraaf 6.11.
Met voorliggend plan wordt zo veel mogelijk gestreefd naar:
Deze aspecten zijn tevens nader beschreven in bijlage 2.
Voorliggend plan draagt bij aan het bevorderen van een duurzame samenleving.
In paragraaf 5.4 is het (wettelijk) kader voor het aspect Water opgenomen. Hierna is de uitwerking hiervan beschreven.
Door Kragten is de notitie 'Weging van het waterbelang, locatie Kilder' (1 juli 2024) opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage 16.
In onderstaande paragraaf zijn de relevante uitgangspunten zoals het beleid, de beoogde waterhuishoudkundige voorzieningen beschreven en getoetst aan het beleid van Waterschap Rijn en IJssel en Gemeente Montferland ten aanzien van het afkoppelen van hemelwater.
Het voornemen bestaat om in de gemeente Montferland in Kilder woningen te ontwikkelen. Het waterschap heeft als norm dat 80 mm per m² aan toename van verhard oppervlak aan hemelwater geborgen dient te worden binnen het plangebied. De gemeente heeft als norm dat bij uitbreidingen minimaal 40 mm in bovengrondse infiltratievoorzieningen (zoals een wadi) geborgen dient te worden, maar dat het ontwerp ook dient te voldoen aan de eisen van het waterschap.
De GHG bevindt zich tussen circa 0,4 - 1,7 m onder het maaiveld, waardoor er niet veel ruimte is voor bovengrondse infiltratievoorzieningen die boven de GHG dienen te liggen. Uit de boringen van het infiltratieonderzoek komt naar voren dat de bovenlaag van de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn zand dat zwak tot matig siltig is. Op 0,8 m onder maaiveld is een sterk zandige kleilaag aanwezig van circa 0,2 - 0,5 m dik. Daaronder zit weer matig fijn zand dat zwak tot matig siltig is. Echter, in het zuidwesten van het projectgebied zit deze kleilaag niet.
De doorlatendheid waarmee voor een infiltratievoorziening in matig fijn zand dat zwak tot matig siltig is rekening gehouden dient te worden is 3,1 m/d en kan oplopen tot 14 m/d. Dit is een goede doorlatendheid en de leegloop kan waarschijnlijk wel via infiltratie verlopen.
Door de ontwikkeling is er een toename van verhard oppervlak.
Aan de hand van het schetsontwerp (d.d. 02-04-2024) is het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling vastgesteld (zie onderstaande afbeelding). In het ontwerp is verharding in de vorm van uitgeefbare percelen (bebouwing en tuinen), en openbare verharding zoals wegen en parkeervakken aangegeven (zie onderstaande tabellen). Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het zuidelijke deel (onder de weg die door het gebied loopt) en het noordelijke deel. Dit onderscheid is gemaakt omdat het noordelijk deel voor een gedeelte afwatert naar een greppel aan de projectgrens. Het zuidelijke deel en een groot gedeelte van het noordelijke deel wordt naar verschillende wadi's geleid.
TOEKOMSTIG VERHARD OPPERVLAK
De uitgeefbare percelen hebben een totaal oppervlak van circa 17.194 m2. Hier zit het oppervlak van de tuinen die deels ook onverhard zijn bij in. We gaan voor de vrijstaande woningen en de grote tweekappers uit van een verhardingspercentage van 60%, daarnaast wordt voor de percelen van de rijwoningen en overige typologieën een verhardingspercentage van 80% gerekend. Het middengebied (zuidelijk deel) kent een aantal bestaande percelen met veel groen, hiervoor wordt een verhardingspercentage gerekend van 50%. Voor de parkeervakken wordt uitgegaan van een uitvoering in grasbeton (50% afwaterend).
In totaal bedraagt het verharde oppervlak van het noordelijk deel in de toekomstige situatie circa 11.308 m2. Het verharde oppervlak van het zuidelijke deel bedraagt in de toekomstige situatie circa 6.034 m2.
In onderstaande tabellen zijn de berekeningen opgenomen:
Beoogde verharde oppervlaktes noordelijk deel
Beoogde verharde oppervlaktes zuidelijk deel
Door de ontwikkeling is er een toename van verhard oppervlak van circa 17.341 m2. Hierom dient er volgens het beleid van Waterschap Rijn en IJssel circa (17.341 * 0,08 =) 1.388 m3 water geborgen te worden binnen het plangebied. Hiervan dient (11.308 * 0,08 =) 905 m3 water geborgen te worden voor het noordelijk deel en (6.033 * 0,08 =) 483 m3 water geborgen te worden voor het zuidelijk deel.
Voorlopig gaan we er vanuit dat alle waterberging op openbaar terrein gerealiseerd wordt. Later kan wel bepaald worden dat een deel van de waterberging op particulier terrein gerealiseerd dient te worden, waardoor de berging op openbaar terrein kleiner kan zijn. Er dient dan wel op gelet te worden dat er minimaal 40 mm van de berging bovengronds wordt uitgevoerd.
Waterberging kan op verschillende manieren worden ingericht. Er kan hierbij gekeken worden naar ondergrondse en bovengrondse oplossingen. Ondergrondse oplossingen zijn in de regel financieel minder aantrekkelijk dan bovengrondse oplossingen. Bovengrondse maatregelen kosten echter meer ruimte op het maaiveld, zeker bij een hoge GHG zoals in het voorliggend project. In het ontwerp is een aanzet gedaan voor de invulling van waterberging (zie onderstaande afbeelding). Hierin is te zien dat een gedeelte van het noordelijke deel naar een greppel aan de projectgrens geleid wordt. Het zuidelijke deel en het grootste gedeelte van het noordelijk deel wordt naar verschillende wadi's geleid.
VOORGESTELDE OPZET VOOR OMGANG MET WATER IN HET PROJECTGEBIED
Wanneer de waterberging op deze manier ingevuld wordt, kan er circa 730 m3 water worden geborgen (zie notitie voor de aannames voor de dimensies).
Rekening houdend met bovenstaande uitgangspunten, dient in het ontwerp dus meer vormen van berging toegevoegd te worden, aangezien er nog (1.388 – 730 =) 658 m3 extra waterberging vereist is.
Om het tekort aan waterberging op te vangen kan er onder de openbare wegverharding en de parkeervakken waterbergende fundering worden toegepast. Een voorbeeld van waterbergende fundering is lava. Dit funderingsmateriaal heeft een minimale benodigde dekking van 13 cm. Daarnaast kent het een bergend vermogen van 48%. De GHG ligt op 0,4 m beneden maaiveld,
In totaal is het mogelijk om een laag van (0,40 m – 0,13 m =) 0,27 m waterbergende fundering aan te brengen. Naast de waterbergende fundering is er binnen het ontwerp nog ruimte beschikbaar om wadi 2, 3 en 4 uit te breiden. De uitbreiding van de waterberging wordt in de notitie verder toegelicht.
Een optie kan zijn om de wadi's in het zuiden onderling te verbinden met bijvoorbeeld duikers. Rekening houdend met deze uitgangspunten voldoet het ontwerp dan aan de bergingseis van 1.383 m3 water. Een andere optie om meer berging toe te voegen is om een deel van de berging op particulier terrein te realiseren in plaats van alles op openbaar terrein.
VOORSTEL VOOR EXTRA BERGING IN HET ONTWERP (ZWARTE PIJLEN RICHTING VAN AFWATERING)
Er wordt vanuit gegaan dat het water in de infiltratievoorzieningen voornamelijk via de wanden infiltreert. In de loop van de tijd gaat de bodem namelijk dicht zitten door bezinksel en afzettingen in de bodem van de voorziening. Uit het infiltratieonderzoek komt naar voren dat de horizontale doorlatendheid van de bodem ter plekke van het projectgebied goed tot zeer goed is.
Voor het geval de bergingsinhoud ter plaatse van de voorzieningen overbelast raakt (om welke reden dan ook) dient een overstortmogelijkheid (escape) te worden voorzien. Op de perceelsgrens moet het water vrijelijk kunnen overstorten naar het openbare gebied zonder daarbij overlast te veroorzaken.
Montferland streeft naar water dat helder en schoon is. De kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater moet op alle punten aan de vereiste ecologische en milieukwaliteitsmaatstaven voldoen. De vuiluitworp van overstorten en andere lozingen mogen het oppervlaktewater niet nadelig beïnvloeden. Voor de waterkwaliteit wordt de strategie gevolgd van schoon houden, schoon en vuil scheiden, zuiveren.
De gemeentelijke riolering moet op termijn volledig voldoen aan het waterkwaliteitsspoor. Om dit te bereiken wordt zoveel mogelijk regenwater afgekoppeld van het riool en worden de schoon- en vuilwaterstromen zoveel mogelijk gescheiden. Al het afvalwater moet worden gezuiverd.
In bovenstaande waterparagraaf is aangetoond dat voldoende waterberging kan worden gerealiseerd binnen het voorgestelde stedenbouwkundig plan. Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.
Waterschap Rijn en IJssel heeft gereageerd op de voorliggende voorstellen voor de waterberging binnen het plangebied. Zij zien bij de nadere uitwerking van het plan graag de productbladen of factsheets die van toepassing zijn voor de waterberging van lavasteen onder de wegen.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een toets om na te gaan of sprake is van een plan met grote milieugevolgen. Bij wijzigingen van het omgevingsplan en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu moet worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling in het kader van de fysieke leefomgeving een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven.
De wetgeving over de milieueffectrapportage is opgenomen in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit (hierna: Ob).
Onder de Omgevingswet geldt de plan-m.e.r.-plicht voor een plan:
In bijlage V van het Ob zijn de projecten genoemd met mogelijk aanzienlijke milieueffecten. Deze lijst is niet limitatief, zodat ook voor andere dan de hierin genoemde projecten moet worden bezien of sprake is van mogelijk aanzienlijke milieueffecten.
Daarnaast is er de figuur van de plan-m.e.r-beoordeling voor kleine gebieden op lokaal niveau of voor kleine wijzigingen. Deze beoordeling is alleen verplicht als het plan leidt tot mogelijk aanzienlijke milieueffecten en significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden optreden. Een plan-m.e.r.-beoordeling is ook van toepassing op plannen of programma’s die een kader vormen voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten die niet in het Ob zijn genoemd.
De beoogde ontwikkeling moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject en staat genoemd onder J11 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit. In deze bijlage zijn voor deze activiteit geen indicatieve drempelwaarden meer benoemd. Dit betekent dat het bevoegd gezag ten behoeve van de besluitvorming over wijziging van het Omgevingsplan in alle gevallen dient te bepalen of het initiatief leidt tot aanzienlijke milieugevolgen en er aanleiding is tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure. Ten behoeve van dit besluit stelt de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie op die dient te voldoen aan de criteria uit Bijlage III van de 'Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Voor voorliggend project is een aanmeldingsnotitie opgesteld (19 janauri 2025) die in bijlage 17 is opgenomen. Naar aanleiding hiervan heeft het bevoegd gezag ingestemd met de conclusie uit de aanmeldingsnotitie en besloten dat er voor de ontwikkeling geen verdere m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.
Gelet op de kenmerken van de ontwikkeling en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn er geen belangrijke negatieve milieugevolgen te verwachten. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet nodig.
De ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van leegstand. Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik en de totstandkoming van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling ‘buiten het stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied’ mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Betekenis voor het plangebied
Voorliggend plan, zoals omschreven in paragraaf 1, voorziet in het realiseren van een woonlocatie met maximaal 85 woningen in het buitengebied van Kilder. Dit betekent een toename van maximaal 84 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt daarmee onder de definitie van een 'stedelijke ontwikkeling'.
Verantwoording
Het plangebied is buiten bestaand stedelijk gebied (BSG) gelegen. Daarom is beoordeeld welke potentiële alternatieve locaties er in het verzorgingsgebied zijn binnen BSG. De gemeente Montferland heeft hiervoor input geleverd. Op basis van deze lijst wordt geconstateerd dat de potentiële locaties binnen BSG kunnen voorzien in circa 1500 woningen. Voor alle kleine kernen (behalve Didam, 's-Heerenberg, Zeddam en Beek) inclusief Kilder is de geprognotiseerde woningbehoefte 250 tot 275 woningen. Om te kunnen voorzien in de gewenste uitbreidingsbehoefte is een plancapaciteit van 130% gewenst (conform afspraken Woondeal 2.0). Dit betreft 325 tot 350 woningen. De plancapaciteit van de kleine kernen (inclusief deze uitbreidingslocatie) zijn in lijn met de geprognotiseerde woningbehoefte. Kilder ondersteunt hiermee de woningbehoefte voor alle kernen.
De toevoeging van maximaal 85 woningen is noodzakelijk om de woningbouwopgave die op de gehele gemeente Montferland afkomt de komende jaren, te kunnen faciliteren (zie hiervoor paragraaf 5.3.2, 5.3.4, 5.5.2, 5.5.3) Met de realisatie van de woningen wordt voorzien in de actuele behoefte aan woningen in de gemeente Montferland. Binnen de beperkt beschikbare inbreidingslocaties in Kilder zijn deze 85 woningen niet in te passen. Die beschikbare ruimte is veel kleiner dan de vraag aan capaciteit van nieuwbouw in Montferland.
De nieuwe stedelijk e ontwikkeling voorziet in een actuele kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. Geconcludeerd wordt dat het voorgenomen initiatief buiten bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd, maar de grote behoefte aan woningen in de gehele gemeente Montferland daarmee helpt oplossen. De voorliggende ontwikkeling voldoet wel aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is niet in strijd met het Bkl.
Een goede omgevingskwaliteit en de integratie van milieu en ruimte betekent het integreren van (vaak technische) milieunormen in het omgevingsplan/vergunning. In deze paragraaf is duidelijk gemaakt:
Het begrip 'milieubelastende activiteit' (mba) is als volgt gedefinieerd in de bijlage bij artikel 1 van de Omgevingswet: "activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewater lichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit". Het gaat dus in feite om alle activiteiten die enig negatief effect op het milieu kunnen hebben (met uitzondering van 'directe lozingen' en wateronttrekkingsactiviteiten).
Het is een breed begrip; er vallen namelijk ook niet-bedrijfsmatige activiteiten, ook niet-plaatsgebonden activiteiten en tijdelijke activiteiten onder het mba-begrip.
In dit gedeelte worden regels over mba's bedoeld die op gemeentelijk niveau kunnen worden geregeld. Zie bijvoorbeeld afdeling 2.3 van de Bruidsschat, die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege in het tijdelijke deel van elk gemeentelijk omgevingsplan wordt opgenomen. Deze afdeling 2.3 is getiteld 'Milieubelastende activiteiten' en bevat gemeentelijke regels over mba's. Het Bkl bevat in hoofdstuk 5 onder andere instructieregels voor het omgevingsplan over milieu. De Bkl-regels spreken daarbij van 'activiteiten'. Uit de NvT van het Bkl blijkt dat daarmee 'milieubelastende activiteiten' worden bedoeld.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is sprake van beperkte functiemenging en er is weinig verstorend verkeer.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
In opdracht van Gemeente Montferland is door Kragten een quickscan uitgevoerd naar de haalbaarheid van een woningbouwlocatie nabij de kern Kilder (gemeente Montferland): rapport "Bedrijven en milieuzonering: locatie Kilder"(MON049-0001; 17 januari 2025). Het rapport is als bijlage 13 bijgevoegd. In deze quickscan wordt op basis van de richtlijn ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) of voldaan wordt aan de richtafstanden voor inpassing.
Uit de uitgevoerde beoordeling blijkt dat de richtafstanden als gevolg van de relevante gronden deels reiken tot over de grens van het plangebied.
LIGGING PLANGEBIED EN IN DE OMGEVING AANWEZIGE (BEDRIJFS)BESTEMMING)EN
In het stedenbouwkundige plan is rekening gehouden met deze richtafstanden en is de bebouwing buiten deze zones geprojecteerd, zodat er sprake is van voldoende ruimtelijke scheiding.
Naast de functies zoals benoemd in het bestemmingsplan (categorie 2) is er ter plaatse van Schuttersveld 1 de Schutterij van Kilder gevestigd. Het betreft een evenemententerrein nabij het schuttersgebouw van de Schutterij Sint Jan én de hier aanwezige 'vrije buitenbaan met schietboom'. De schietinrichting is nader beoordeeld en deze staat evenwijdig aan de Doetinchemseweg opgesteld. Samen met de aanwezige vanger is beoordeeld dat er geen belemmering voor de ontwikkeling is te verwachten.
Naast de schietactiviteiten mogen op het terrein evenementen plaatsvinden. Deze evenementen vinden een beperkt aantal; dagen per jaar plaats. Hiervoor dient ook een vergunning te worden aangevraagd. Hierbij wordt beoordeeld of het evenement toelaatbaar is voor de omgeving. Direct aansluitend aan het terrein zijn reeds woningen aanwezig. Deze woningen zijn met betrekking tot geluid reeds maatgevend voor de te verlenen vergunning. Het evenemententerrein vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Het aspect milieubelastende activiteiten vormt geen planologische belemmering voor het plan.
De Omgevingswet bevordert integrale besluitvorming en samenhang door alle relevante aspecten - waaronder gezondheid - in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect gezondheid.
Het gaat om:
Volgens artikel 1.3 sub a Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit een belangrijk maatschappelijk doel van de Omgevingswet. De aspecten veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit hangen nauw met elkaar samen.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
In een woonomgeving spelen veel verschillende aspecten een rol om te komen tot een gezonde leefomgeving , onder andere:
Veehouderijen
Endotoxinen
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige intensieve veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.
Boom- en fruitteelt
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied in de nieuwe situatie niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
Hoogspanningsverbindingen
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen, namelijk ca 1.500 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Gezonde Leefomgeving
De gemeente heeft de GGD verzocht een advies op te laten stellen. Dit advies is bijgevoegd als bijlage 18.
De GGD ondersteunt de groene invulling van het plan. Aanvullend adviseert de GGD:
De genoemde aspecten ter bevordering van een gezonde leefomgeving zullen in de nadere uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp.
Het aspect gezondheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.
Met dit omgevingsplan wordt de mogelijkheid geboden voor bouwactiviteiten in het plangebied. Hiervoor maakt de gemeente kosten, zoals voor het wijzigen van dit omgevingsplan, voor de aanleg van openbare voorzieningen en voor nadeelcompensatie. De gemeente is verplicht de gemaakte kosten te verhalen op een initiatiefnemer als deze nieuwe bouwactiviteiten wil uitvoeren (artikel 13.11 Omgevingswet).
Dit kostenverhaal kan privaatrechtelijk of publiekrechtelijk worden geregeld. Het privaatrechtelijk kostenverhaal heeft de voorkeur boven het publiekrechtelijk kostenverhaal. Bij privaatrechtelijk kostenverhaal sluiten de gemeente en de initiatiefnemer van de bouwactiviteit een overeenkomst.
Is het niet mogelijk om een overeenkomst te sluiten, dan past de gemeente de regeling van het publiekrechtelijk kostenverhaal toe. Publiekrechtelijk kostenverhaal vindt plaats bij:
Bij publiekrechtelijk kostenverhaal wordt het kostenverhaal geregeld in het omgevingsplan. De gemeente mag de kosten alleen verhalen als ze voldoen aan drie criteria: profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid. Ook moet de locatie het kostenverhaal kunnen dragen. Dat houdt in dat er niet meer kosten worden verhaald dan dat er opbrengsten zijn.
De gemeente verhaalt de kosten op basis van de kostenverhaalregels in het plan. Zolang de kostenverhaalsbijdrage door initiatiefnemer niet is betaald, is het verboden om de bouwwerkzaamheden uit te voeren.
Er vindt geen kostenverhaal plaats bij bouw op gronden die door gemeente zijn verkocht of in erfpacht zijn uitgegeven. De kosten worden dan verrekend in de verkoopprijs van de grond of in de erfpachtcanon.
Wanneer een (rechtmatig) besluit, zoals een omgevingsvergunning, leidt tot schade, kan deze schade onder voorwaarden voor vergoeding in aanmerking komen. Ook de schade bij uitvoering en onvoorziene schade kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Dit is de zogenaamde nadeelcompensatie (artikel 15.1 eerste lid van de Omgevingswet).
De voorwaarden zijn onder meer dat de schade uitstijgt boven normaal maatschappelijk risico en dat de burger/bedrijf onevenredig zwaar worden belast.
Het risico op nadeelcompensatie is betrokken in de exploitatieopzet.
Het overleg met de ketenpartners en het participatieproces met omwonenden en belanghebbenden is al besproken in het hoofdstuk 'voorbereiding en participatie' (zie paragraaf 4.1). Onder deze paragraaf wordt het formele participatietraject dat hierop volgt behandeld.
De gemeente publiceert de wijziging van het omgevingsplan digitaal via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB), het landelijke publicatieplatform. De regels van het ontwerp-omgevingsplan komen dan automatisch in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) c.q. Omgevingsloket. Via het onderdeel 'Regels op de Kaart' kan iedereen zien welke regels waar gelden.
Het ontwerp-wijzigingsbesluit en de daarbij behorende stukken worden gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd (artikel 3:11, Awb). Binnen deze termijn heeft eenieder de mogelijkheid een zienswijze in te brengen. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling. Eventuele zienswijzen worden beantwoord in een separate notitie, die te zijner tijd als bijlage bij het wijzigingsbesluit wordt opgenomen.
Onderhavig TAM-omgevingsplan vormt een wijziging van het omgevingsplan. Woningbouw op deze locatie is in strijd met in het tijdelijke deel onderdeel uitmakende bestemmingsplan 'Montferland', waardoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden.
Het TAM-omgevingsplan is op het oog een omgevingsplan dat losstaat van de rest van het omgevingsplan. Toch is het functioneel en juridisch een integraal onderdeel van het omgevingsplan.
Om te zorgen dat het TAM-omgevingsplan juridisch één geheel is met het omgevingsplan van rechtswege, wordt het als het ware als een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Onderhavig TAM-omgevingsplan dient dus ook als dusdanig gelezen te worden, in samenhang met de bruidsschat van het omgevingsplan. Daarom is er in de regels van onderhavig TAM-omgevingsplan een pre-ambule opgenomen, waarin staat dat het plan vigeert als hoofdstuk 22a. van het omgevingsplan.
Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen
Dit TAM-omgevingsplan maakt onderdeel uit van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. Dat betekent dat alle regels uit het omgevingsplan ook van toepassing zijn op onderhavige ontwikkeling in Kilder (tenzij ze daarmee strijdig zijn). Daarom worden in de regels alleen maar bepalingen opgenomen welke specifiek relevant zijn voor onderhavige ontwikkeling. Zo is er voor dit plan ook gekozen om niet de specifieke bepaling over de het afwijken van bepalingen uit de bruidsschat op te nemen, aangezien er bij dit TAM-omgevingsplan nauwelijks wordt afgeweken van de bruidsschat. Op de onderdelen waar dit wel gebeurt (bijvoorbeeld reken- en meetbepalingen) zijn specifieke voorrangsbepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 2 - Specifieke regels over functies en activiteiten
Conform de eisen vanuit de Omgevingswet worden in dit hoofdstuk de specifieke regels over functies en activiteiten beschreven voor de specifieke locatie. Alhoewel de regels niet hoeven te voldoen aan de SVBP, en er dus over 'functies en activiteiten' wordt gesproken in plaats van 'bestemmingen', staan deze op de verbeelding behorend bij onderhavig plan nog wel aangeduid als zijnde 'bestemming'. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet juist gepubliceerd kan worden op de (nog tijdelijke) landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor onderhavig AM-omgevingsplan is beoogd zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regels en bepalingen voor vergelijkbare functies en activiteiten uit het tijdelijk deel omgevingsplan Montferland (bestemmingsplan 'Kernen'). Deze zijn wel dusdanig omgevormd dat deze voldoen aan de regels van de Omgevingswet.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels over functies
Voor dit hoofdstuk zijn er algemene bepalingen opgenomen die alleen betrekking hebben op de artikelen uit dit TAM-omgevingsplan. Hier zitten bijvoorbeeld algemene bouw- en functieregels in die gelden voor het gehele grondgebied van de ontwikkellocatie.
Hoofdstuk 4 - Regels ter bescherming van waarden en objecten
Voor dit hoofdstuk zijn er bepalingen opgenomen ter bescherming van de aanwezig waarden en objecten. Voor Kilder betreft dit alleen de Archeologische waarden. Deze worden als 'dubbelbestemming' in de regels en op de verbeelding opgenomen.
Hoofdstuk 5: Overgangsregels
In TAM-omgevingsplannen hoeven geen bepalingen te worden opgenomen voor het overgangsrecht. Echter, in onderhavig voorbeeld TAM-omgevingsplan wordt een bestaande functie wegbestemd. Daarom zijn er overgangsrechtelijke bepalingen kopgenomen, zodat de bestaande functies mogen worden voortgezet zolang de nieuwe ontwikkeling nog niet is gerealiseerd.
Bijlagen bij de regels
Conform kernvereiste 1 wordt er zo min mogelijk gebruik gemaakt van bijlagen bij regels, om het plan zo overzichtelijk mogelijk te houden. Voor dit plan is er 1 bijlage opgenomen bij de regels die is gekoppeld aan de algemene beoordelingsregels.
Verbeelding
De verbeelding die is opgesteld voor voorliggend TAM-omgevingsplan dient te worden opgesteld conform de technische eisen van IMRO2012. Dat betekent dat er op de verbeelding wel 'bestemmingen' zijn te zien, en dat specifieke functies als zijnde 'functieaanduidingen' worden benoemd. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet door de validator van ruimtelijke plannen komt.