direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, wijzigingsplan Rinkomsweg 20-22 Kilder
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er zijn plannen om de bestaande locatie aan de Rinkomsweg 20-22 te ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0001.png"

Figuur 1 luchtfoto met kadastrale grenzen huidige situatie (bron:ruimtelijkeplannen.nl)

Op het perceel Rinkomsweg 20-22 te Kilder is op dit moment een agrarisch bedrijf met varkens gevestigd (de laatste jaren niet meer aanwezig) en akkerbouw met daarnaast de nevenactiviteit loonwerk en fouragehandel. Op de locatie zijn twee bedrijfswoningen (nr. 20 en nr. 22) en meerdere bedrijfsgebouwen aanwezig. De wens is om deze locatie te herontwikkelen door één van de bestaande woningen te behouden, de andere woning en stallen te slopen en hiervoor 2 vrijstaande woningen en één woning met 2 wooneenheden te realiseren.

In onderstaande illustratie wordt een impressie gegeven van een mogelijke toekomstige situatie. In samenspraak met het Gelders Genootschap is men tot dit ontwerp gekomen. Het volledige advies van het Gelders Genootschap is als Bijlage 1 toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0002.png"

Figuur 2 Impressie beoogde situatie

1.2 Planlocatie

De planlocatie Rinkomsweg 20-22 is gelegen buiten de bebouwde kom van Kilder in het buitengebied van de gemeente Montferland.

De Rinkomsweg 20-22 is gelegen op circa 2,3 km vanaf de kern Loerbeek, circa 1,5 km vanaf de kern van Kilder en circa 1,5 km vanaf de kern van Wehl.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0003.png"

Figuur 3 luchtfoto met ligging t.o.v. woonkernen Loerbeek, Kilder en Wehl

Het terrein, van de planlocatie is kadastraal bekend als Bergh, sectie L, nummers 882 en 437. In onderstaande figuur is de planlocatie weergegeven met haar ligging t.o.v. haar directe omgeving. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, horend bij dit wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0004.png"

Figuur 4 ligging planlocatie (oranje) t.o.v. de directe omgeving

1.3 Geldende planologische regeling

De planlocatie ligt binnen het bestemmingsplan "buitengebied" (vastgesteld 06-11-2013) en "buitengebied, derde herziening" (vastgesteld 26-01-2017) en heeft de enkelbestemming "Agrarisch", de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit' en als maatvoering de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen: 2"

Ter plekke van deze enkelbestemming "Agrarisch" is een bouwvlak opgenomen met een oppervlakte van circa 12.531 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0005.png"

Figuur 5 uitsnede bestemmingsplankaart (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Geconcludeerd moet worden dat de realisatie van de woningen niet past binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied", echter is onder artikel 43.3.1. een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de functieverandering naar de bestemming 'Wonen'.

Op 7 juli 2021 heeft het college van Burgemeester en Wethouders besloten om in principe, onder voorwaarden mee te willen werken aan het bouwplan en de daarvoor benodigde wijziging van het bestemmingsplan voor de Rinkomsweg 20-22. Voorwaarde is onder meer dat het plan niet in strijd is met een 'goede ruimtelijke ordening'. In deze Toelichting op het bestemmingsplan wordt aangetoond dat hieraan wordt voldaan.

1.4 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is een eerste algemene indruk van de planlocatie geschetst en is de aanleiding voor het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt de huidige en toekomstige situatie van de planlocatie beschreven. Tevens wordt ingegaan op de historie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van thema's als milieu, archeologie en cultuurhistorie etc. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de wijze van bestemmen en worden de bepalingen in de regels nader uitgelegd. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de resultaten van de procedure.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie planlocatie

De planlocatie is gelegen in het buitengebied van gemeente Montferland, op geruime afstand van kernen Loerbeek, Wehl en Kilder.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0006.png"

Figuur 6 ligging planlocatie t.o.v. omliggende kernen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Aan de Rinkomsweg 20 - 22 is een agrarisch bedrijf gelegen. Concreet gaat het om een agrarisch bedrijf met varkens (de laatste jaren niet meer aanwezig) en akkerbouw met daarnaast de nevenactiviteit loonwerk en fouragehandel. Op de locatie zijn twee bedrijfswoningen (nr. 20 en nr. 22) en meerdere bedrijfsgebouwen aanwezig. De ontsluiting van de locatie vind plaats via de Rinkomsweg.

2.2 Toekomstige situatie planlocatie

Het is de wens van initiatiefnemers om op de planlocatie Rinkomsweg 20-22 te Kilder:

  • De bestaande bedrijfswoning (nummer 22) te handhaven en om te zetten naar de bestemming 'Wonen';
  • De bestaande bedrijfswoning (nummer 20) te slopen en op een andere locatie te herbouwen;
  • De bestaande varkensstal bovengronds te slopen en op te bouwen op de bestaande fundering. Dit gebouw, met een oppervlakte van 200 m², zal fungeren als bijgebouw bij de woning op nummer 22;
  • De overige bedrijfsgebouwen met een totale oppervlakte van circa 2.560 m² te slopen om de bouw van één vrijstaande woning (1.200 m³) en één woongebouw met twee wooneenheden (400 m³ per eenheid) mogelijk te maken.

De nieuw te bouwen vrijstaande woning krijgt een bijgebouw met een oppervlakte van 100 m². Door niet teveel bijgebouwen op het erf te krijgen worden de bijgebouwen inpandig gerealiseerd. De woning met twee wooneenheden hebben ieder een inpandig bijgebouw met een oppervlakte van 50 m². Bij een van de vrijstaande woningen zal daarom het bijgebouw ook inpandig worden gerealiseerd. In de regels en op de verbeelding van dit wijzigingsplan is bepaald dat bijgebouwen bij de nieuwe vrijstaande woning en nieuwe wooneenheden in het woongebouw inpandig dienen te zijn.

De bestaande toegangsweg komt te vervallen. Er wordt een nieuwe toegangsweg gecreëerd waarop de woningen aansluiten. Hierdoor wordt een gezamenlijk erf gecreëerd. In Bijlage 6 is de beoogde situatie op grootformaat weergegeven.

Het plangebied ligt binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Het wijzigingsplan voldoet aan de regels van artikel 31 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' van het bestemmingsplan Buitengebied. De nieuwe beplanting komt volgens het landschapsplan niet in de belemmeringenstrook. De bestaande begroeiing, die ook onderdeel vormt van dit landchapsplan, voor een klein deel wel. Hierover heeft afstemming met Liander plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0007.png"

Figuur 7 toekomstige situatie

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het plan

3.1 Van toepassing zijnde wijzigingsbevoegdheden

Het initiatief kan op basis van de volgende wijzigingsbevoegdheden in het geldende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt

  • De bestaande bedrijfswoning (nummer 22) omzetten naar de bestemming 'Wonen'. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van art. 43.2;
  • De bestaande bedrijfswoning (nummer 20) op een andere locatie herbouwen. Ook hiervoor kan art. 43.2 worden gebruikt;
  • De sloop van de overige bedrijfsgebouwen met een totale oppervlakte van circa 2.560 m² en de bouw van één vrijstaande woning (1200 m³) en één woongebouw met twee wooneenheden (400m³ per eenheid): de vrijstaande woning is mogelijk op basis van art. 43.3. Het woongebouw kan worden gerealiseerd op basis van art. 43.3.5.

Art. 43.3.3

Op basis van dit artikel kan maximaal één vrijstaande woning mogelijk te worden gemaakt, mits:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;
    zie hiervoor paragraaf 3.2
  • b. de oppervlakte aan gebouwen in de nieuwe situatie (per saldo) met ten minste:
    • 1. 1.000 m² dient te zijn gereduceerd ten behoeve van de bouw van een woning met een inhoud van maximaal 880 m³;
    • 2. 1.500 m² dient te zijn gereduceerd ten behoeve van de bouw van een woning met een inhoud groter dan 880 m³ tot maximaal 1.200 m³;
    • 3. 2.000 m² dient te zijn gereduceerd ten behoeve van de bouw van een woning met een inhoud groter dan 1.200 m³ tot maximaal 1.600 m³;

Aan sub 2 wordt voldaan. Op basis van het functieveranderingsbeleid moet 1.600 m2 worden ingeleverd voor een woning van 1.200 m3 met bijgebouw van 100 m2. Er wordt in totaal 2.560 m2 gesloopt.

  • c. de oppervlakte van de nieuw te bouwen woning inclusief het recht op bijgebouwen bij zowel de bestaande als de nieuw te bouwen woning, geen grotere oppervlakte heeft dan 50% van de bestaande situatie. Indien de deel blijft behouden maakt deze geen onderdeel uit van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen;
    De totale sloopoppervlakte volgens het verzoek bedraagt 2760 m2. Ten behoeve van de nieuwe woning van maximaal 1200 m3, inclusief bijgebouw van 100 m2, moet minimaal 1.600 m2  worden gesloopt. Na aftrek van deze 1600 m2 resteert een sloopoppervlak van 860 m2 (2760 m² - 1600 m² (sloop ten behoeve van nieuwe woning van 1200 m3 met bijgebouw van 100 m2), - 200 m² (ten behoeve van bijgebouw bestaande woning) - 100 m² (ten behoeve van bijgebouw te herbouwen woning) = 860 m2. Dit is meer dan de ondergrens van 600 m² om aanvullend in aanmerking te komen voor een woongebouw. Na aftrek van de sloopopgave voor vrijstaande woning en het behoud van een deel van de varkensstal als bijgebouw resteert een sloopoppervlak van 860 m² (2760 m² - 1600 m² (nieuwe woning met bijgebouw) - 200 m² (bijgebouw bestaande woning 1) - 100 m² (bijgebouw bestaande woning 2). Deze resterende sloopoppervlakte dient met 50% te worden gereduceerd. Er resteert 430 m² om daarbinnen een woongebouw te realiseren met 2 wooneenheden van max 400 m³ per wooneenheid. De oppervlakte is dus ruim voldoende. Er wordt voldaan aan het functieveranderingsbeleid.
  • d. de nieuw te bouwen woning een maximale goot- en bouwhoogte heeft van respectievelijk 3,5 m en 9 m;
    Hieraan wordt voldaan.
  • e. ten behoeve van zowel de bestaande woning als de nieuw te bouwen woning in plaats van nieuwbouw van bijgebouwen per woning één bestaand bijgebouw behouden mag blijven, mits dat bijgebouw geen grotere oppervlakte heeft dan 200 m²;
    Met de ombouw van de bestaande varkensstal tot bijgebouw wordt hier aan voldaan. Sloop en nieuwbouw binnen de bestaande contour is in planologische zin als voortzetting van bestaand gebruik te zien.
  • f. de woning is gesitueerd binnen het voormalig agrarisch bouwvlak, dan wel direct aansluit bij de bestaande/vroegere erfsituatie en mits wordt voldaan aan de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan ten aanzien van situering van de bebouwing, beeldkwaliteit van de bebouwing en landschappelijke inpassing.
    De nieuwe woning valt net buiten het agrarisch bouwvlak, Het voldoet evenwel aan het principe van een compact erf. En is via het rapport Landschappelijke inpassing ook onderbouwd dat dit een passende oplossing is.

Art. 43.3.5

Op basis van dit artikel kan maximaal één nieuw woongebouw met minimaal en maximaal twee wooneenheden mogelijk te worden gemaakt, mits:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;
    zie hiervoor paragraaf 3.2
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van het woongebouw niet meer bedraagt dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
    Hieraan wordt voldaan.
  • c. het woongebouw is gesitueerd binnen het voormalig agrarisch bouwvlak dan wel direct aansluit bij de bestaande/vroegere erfsituatie en mits wordt voldaan aan de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan ten aanzien van situering van de bebouwing, beeldkwaliteit van de bebouwing en landschappelijke inpassing;
    Het woongebouw ligt binnen het (voormalig) agrarisch bouwvlak.
  • d. de inhoud van een wooneenheid niet meer bedraagt dan 400 m³ en niet minder dan 275 m³;
    Hieraan wordt voldaan.
  • e. de wooneenheden beschikken over minimaal 30 m² en maximaal 50 m² bijgebouw per wooneenheid welke uitsluitend inpandig mag worden opgericht, met dien verstande dat ten behoeve van de gezamenlijke wooneenheden eveneens gebruik mag worden gemaakt van één bestaand vrijstaand bijgebouw bij het woongebouw, mits dat bijgebouw geen grotere oppervlakte heeft dan 200 m²;
    Hieraan wordt voldaan.
  • f. de oppervlakte in de nieuwe situatie inclusief het recht op bijgebouwen bij zowel de bestaande woning als het nieuw te bouwen woongebouw niet groter is dan 50% van de bestaande situatie. Indien de deel blijft behouden maakt deze geen onderdeel uit van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen.
    Hieraan wordt voldaan.

Toegangsweg

Om het erf op een goede manier te kunnen ontsluiten wordt een nieuwe ontsluitingsweg gemaakt. Dit is binnen de agrarische bestemmingsplan niet zonder meer toegestaan op basis van art. 3.1, onder td.

Het bestemmingsplan biedt evenwel de mogelijkheid om via een afwijking bij omgevingsvergunning een nieuwe toegangsweg te kunnen maken (art. 3.5.9.). Hiervan wordt gebruik gemaakt. De voorwaarden in 3.5.9 hiervoor zijn:

  • a. de noodzaak hiertoe is aangetoond;
    Voor het goed kunnen ontsluiten van het compacte erf is een nieuwe ontsluiting noodzakelijk.
  • b. het aantal toegangswegen naar het perceel niet meer mag bedragen dan 1 dan wel het aanwezige aantal toegangswegen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, waarbij in voorkomend geval de aanwezige, te vervangen toegangsweg blijvend wordt verwijderd;
    De oude toegangsweg wordt aan z'n functie onttrokken. Dit wordt als voorwaarde in het verlenen van de omgevingsvergunningen opgenomen.
  • c. omliggende waarden hierdoor niet onevenredig mogen worden aangetast;
    Waarden worden door de nieuwe ontsluiting niet aangetast.
  • d. omliggende functies hierdoor niet onevenredig mogen worden belemmerd;
    Omliggende functies worden door de nieuwe ontsluiting niet belemmerd.
  • e. de toegangsweg niet breder is dan 3,5 meter.
    De weg wordt niet breder dan 3,5 meter.

3.2 Algemene voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheden

Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden zoals benoemd onder paragraaf 3.1 dienen de algemene voorwaarden in acht te worden genomen, zoals opgenomen in artikel 43.3.1:

  • a. door hergebruik of verandering van de functie van bebouwing in het buitengebied worden de bestaande (agrarische) bedrijven en functies in de omgeving niet belemmerd;

aa. op de locatie heeft niet reeds eerder functieverandering naar 'Wonen' plaatsgevonden;

  • b. behoudens hergebruik van monumentale gebouwen dan wel hergebruik van een aanwezige 'deel' is functieverandering naar wonen eerst aan de orde indien op een perceel ten minste 600 m² aan (bij)gebouwen, niet zijnde een woning, aanwezig is. De deel maakt onderdeel uit van genoemde 600 m² wanneer deze in het kader van functieverandering naar wonen kan en wordt gesloopt;
  • c. functieverandering mag niet leiden tot beperking van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden landbouw' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • d. functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling, dan wel een ten opzichte van de bestaande situatie onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking;
  • e. (-)
  • f. indien de functieveranderingslocatie is gelegen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • g. functieverandering mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek flora en fauna dient te worden aangetoond;
  • h. indien de functieveranderingslocatie is gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ', mogen de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, niet significant worden aangetast, tenzij door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • i. het totaal aantal wooneenheden als gevolg van hergebruik of functieverandering mag niet meer bedragen dan twee per perceel en het aantal vrijstaande woningen niet meer dan 1;
  • j. (-)
  • k. bodemonderzoek heeft aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, dan wel daarvoor geschikt kan en zal worden gemaakt;
  • l. een watertoets heeft aangetoond dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding c.q. het watersysteem;
  • m. indien de functieveranderingslocatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mag de nieuwe functie niet leiden tot een hoger risico voor het grondwater in vergelijking met de situatie vóór functieverandering;
  • n. onderzoek heeft aangetoond dat als gevolg van de functieverandering geen archeologische waarden worden aangetast dan wel deze waarden door het nemen van maatregelen kunnen worden ontzien;
  • o. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de functieveranderingslocatie sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • p. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op een willekeurige gevel, als gevolg van een weg de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting, niet overschrijdt;
  • q. is aangetoond dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de functieverandering;
  • r. functieverandering naar wonen niet is toegestaan binnen de indicatieve magneetveldzone van een hoogspanningsleiding, tenzij nader onderzoek heeft uitgewezen dat de functieverandering plaatsvindt buiten de specifieke magneetveldzone;
  • s. functieverandering niet is toegestaan binnen de geluidzone van een bedrijventerrein c.q. binnen het invloedsgebied van dat bedrijventerrein gelet op de op dat bedrijventerrein toegelaten milieu categorieën;
  • t. is aangetoond dat wordt voldaan aan de normstelling in het kader van de externe veiligheid;
  • u. de economische uitvoerbaarheid en de behoefte aan het specifieke project wordt aangetoond;
  • v. In geval op een functieveranderingslocatie sprake is van een bedrijfswoning, wordt deze in de nieuwe situatie bestemd tot 'wonen'.

Ad a. De wijziging van de bestemming agrarisch naar wonen resulteert niet in belemmeringen voor agrariërs in de omgeving. In de Wet geurhinder en veehouderij is namelijk bepaald dat bij bedrijfsbeëindiging de voormalige bedrijfswoning bij de geurbeoordeling voor andere veehouders beschouwd blijft worden als zijnde bedrijfswoning bij een veehouderij. En daarvoor geldt een vaste afstand (50 meter). Dit geldt tevens voor woningen die er extra bij komen. In de nabijheid van het bedrijf liggen enkele agrarische bedrijven, echter de afstanden zijn groter dan wat minimaal noodzakelijk is vanuit de wetgeving. Voor beperkingen van agrarische bedrijven hoeft niet te worden gevreesd. In de paragrafen 4.5 en 4.6 wordt verder ingegaan op geurhinder en bedrijven en milieuzoneringen. Hieruit blijkt ook dat bestaande (agrarische) bedrijven met de uitvoering van dit plan niet worden belemmerd.

Ad b. De oppervlakte van de (voormalige bedrijfs)gebouwen bedraagt 2760 m². De bedoeling is dat er 2.560 m² wordt gesloopt.

Ad c. De locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding 'grondgebonden landbouw' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.

Ad d. Met de beoogde ontwikkeling verdwijnt een agrarisch bedrijf met neventak loonwerk en fouragehandel. Dat betekent in ieder geval dat er sprake is van een afname van het aantal vrachtwagen- en trekkerbewegingen. In de nieuwe opzet komen er wel drie extra woningen bij (twee staan er reeds). Per woning dient uitgegaan te worden van 8 verkeersbewegingen per dag (norm crow.nl). Dit aantal vervoersbewegingen wordt opgenomen in het huidige verkeersbeeld.

Ad e. - Vervallen

Ad f. De locatie is niet gelegen in een gebied met de aanduiding 'waardevol landschap'.

Ad g. Op 15-07-2021 is er door Natuurbank Overijssel een Flora en Fauna onderzoek uitgevoerd. In paragrafen 3.4 wordt verder ingegaan op de resultaten van dit onderzoek. Hieruit blijkt dat de voorgenomen acties niet leiden tot wettelijke consequenties.

Ad h. De locatie is niet gelegen in een gebied met de aanduiding 'overige zone - GGN', 'overige zone - GO' en 'overige zone - GO-EVZ'.

Ad i. In onderhavige situatie wordt de bouw een woongebouw met twee eenheden én twee vrijstaande woningen nagestreefd. Omdat de bouw van één vrijstaande woning ter vervanging van een bestaande woning is, wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Ad j. - vervallen

Ad k. Op 7 september 2021 is er een bodemonderzoek uitgevoerd door Montferland Milieu en is aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Uit de bodemparagraaf blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Ad l. De verandering heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. In paragraaf 4.8 is dit middels de watertoets aangetoond. Ook is het initiatief voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel.

Ad m. De locatie is NIET gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.

Ad n. De planlocatie heeft in het vigerende bestemmingsplan geen nadere aanduiding ten aanzien van archeologie of cultuurhistorie. Geconcludeerd moet worden dat ten tijde van het plaatsen van de (bedrijfs)bebouwing de bodem dermate is geroerd, dat eventueel onderzoek geen waardevolle informatie meer kan opleveren. Daarbij betreft het een ruimtelijk plan van beperkte aard en omvang. Onderzoek naar archeologische waarden is niet noodzakelijk.

Ad o. In een straal van 1 kilometer rondom de locatie liggen 5 agrarische bedrijven. Op twee bedrijven wordt melkrundvee gehouden en op 1 bedrijf paarden. Voor deze dieren geldt ten aanzien van geur een vaste afstand van minimaal 50 meter. Als de feitelijke afstand groter is, kan worden geconcludeerd dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat. Omdat de afstanden beduidend groter zijn, is dit het geval. Op 2 bedrijven is sprake van intensieve veehouderij (Parallelweg 4 en Parallelweg 6). Met het verspreidingsmodel Vstacks-Gebied is een beoordeling gemaakt van de cumulatieve geurhinder. Berekend is dat de cumulatieve geurbelasting op één van de nieuwe woningen afgerond 20 ouE/m3 bedraagt. Ter hoogte van de andere woningen is de cumulatieve geurbelasting lager. De gemeente Montferland ligt in het concentratiegebied Oost van de Meststoffenwet (zie bestemmingsplan Buitengebied, vijfde herziening). De berekende geurbelasting op één van de woningen van 20 OU/m3 is boven de norm van 14 OU/M3 (artikel 3 Wet geurhinder veehouderij). Het maatgevende bedrijf voor geurhinder is het bedrijf aan de Parallelweg 6 te Wehl. Dit bedrijf bevindt zich echter op meer dan 50 m. van de te realiseren woningen. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij is het verlenen van de omgevingsvergunning dan niet in strijd met de criteria van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening, waardoor een omgevingsvergunning bouwen voor de geplande woningen niet kan worden geweigerd. Over het algemeen wordt geconcludeerd dat een waarde van 20 ouE/m3 als aanvaardbaar wordt geacht. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat ter hoogte van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat.

Ad p. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrooks wegen die aan weerszijden van de weg gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 250 meter. Binnen de bebouwde kom bedraagt deze afstand 200 meter. Voor rijksinfrastructuur zijn geluidproductieplafonds (gpp's) vastgesteld. Dit zijn berekende waarden op referentiepunten. Deze referentiepunten liggen om de 100 meter op 4 meter boven lokaal maaiveld, op een vaste afstand van 50 meter aan weerszijden van de snelweg danwel het spoor. De gpp's, brongegevens en relevante besluitinformatie zijn opgenomen in het zogenaamde ´geluidregister´. In het 'geluidregister' staat dus precies hoeveel geluid een snelweg of hoofdspoorweg mag maken. Bij het akoestisch onderzoek moet worden uitgegaan van de maximaal mogelijke geluidsemissie van de snelweg. Deze geluidsemissie wordt berekend op basis van de informatie uit het geluidregisterIngeval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone moet een akoestisch onderzoek plaatsvinden. Daar waar geen sprake is van een wettelijke onderzoekszone moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening het aspect akoestiek ook afgewogen worden. Aangezien de voorliggende ontwikkeling een geluidsgevoelige functie mogelijk maakt in de vorm van nieuwe vrijstaande woningen binnen de geluidzone van onder andere de Rijksweg A18 is akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Parallelweg 
Uit de wegenstructuur is duidelijk, dat de Parallelweg alleen door lokaal verkeer zal worden gebruikt. De verkeersintensiteit zal daarom laag zijn. Gezien de afstand tot de nieuwe woningen tot de weg van meer dan 200 meter en de verwachte intensiteit zal de geluidsbelasting ten gevolge van deze weg voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Deze weg is daarom verder niet in het onderzoek betrokken.

Rijksweg A18
Uit het onderzoek komt naar voren dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, behalve op de zuidwestgevel ter hoogte van de begane grond en op de zuidoostgevel. Wel wordt op alle gevels voldaan aan de maximale grenswaarde van 53 dB. Als de geluidsbelasting niet gereduceerd wordt tot de voorkeursgrenswaarde, dan is voor de westgevel een hogere grenswaarde nodig. Hiervoor zal een aanvraag omgevingsvergunning worden ingediend. Het volledige akoestisch onderzoek (SAIN, Akoestisch Onderzoek Rinkomsweg 22 Kilder, nummer 2021-3005, datum 21 januari 2021) is als Bijlage 3 bijgevoegd.

Ad q. Ten aanzien van luchtkwaliteit is fijnstof relevant. Zo geldt een grenswaarde van 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie. De daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3 mag niet op meer dan 35 dagen worden overschreden. Volgens de grootschalige concentratie en depositiekaarten Nederland is ter hoogte van de locatie sprake van een fijnstof-concentratie van 17,13 µg/m3 (jaar 2020). Bij een dergelijk lage waarde wordt de daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3 zeker niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden. Uit de paragraaf met betrekking tot luchtkwaliteit blijkt dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit (paragraaf 4.5). De NIBM is hier van toepassing, want de functieveranderingslocatie ligt niet in een van NIBM uitgezonderd gebied (deze gebieden zijn specifiek benoemd). De Regeling NIBM geeft voor specifieke projecten kwantitatieve grenzen. Zo is een nieuwbouwproject met maximaal 1500 woningen (bij 1 ontsluitingsweg) per definitie NIBM'.

Ad r. Ten noorden van de locatie loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding (Nijmegen - Langerak). Omdat er sprake is van een 150kV hoogspanningsleiding is de indicatieve magneetveldzone 80 meter ter weerszijden van de leiding. De kortste afstand tot aan de beoogde nieuwbouw bedraagt circa 95 meter.

Ad s. In de omgeving van de planlocatie liggen geen bedrijventerreinen. Het dichtstbijzijnde industrieterrein is het 'A18 bedrijvenpark' en ligt op een afstand van ca 1 km.

Ad t. Uit de Risicokaart is gebleken dat op korte afstand van de locatie geen risicobronnen of wegen en leidingen aanwezig zijn, die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid levert daarmee geen problemen op voor voorliggend plan. In paragraaf 4.7 is het aspect externe veiligheid verder uitgewerkt.

Ad u. De ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De initiatiefnemer neemt dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten voor zijn rekening. Middels de gemeentelijke legesverordening zullen de kosten voor het opstellen van dit wijzigingsplan en de bijbehorende juridische procedure aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Voor de gemeente Montferland zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van dit project geen kosten en/of financiële risico's verbonden.

Ad v. Thans zijn er twee bedrijfswoningen aanwezig. Na functieverandering krijgt alles een woonbestemming. In de nieuwe opzet is er geen sprake meer van een bedrijf en bedrijfswoningen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van de planlocatie geschikt is voor het beoogd gebruik.

Op de planlocatie wordt onder meer na sloop van de bestaande (bedrijfs)gebouwen, nieuwbouw gepleegd. Zodoende is door Montferland Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodem- en asbestonderzoek Rinkomsweg 22 Kilder, datum 7 september 2021, nummer MM21103). Met betrekking tot de onderzoeken kan het volgende worden opgemerkt (voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 4).

  • De inspectiegaten B01, B02 en B03 zijn volledig menggranulaathoudend. Boring D01 is van 0,30 tot 1,00 m -mv matig baksteenhoudend. In de overige boringen zijn geen noemenswaardige bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen.
  • De aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
  • In geen van de geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater is de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde overschreden.
  • Uit de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat er op de locatie geen ernstige bodem- of grondwaterverontreinigingen aanwezig zijn. De vastgestelde waarden overschrijden enkel de achtergrond- en/ of streefwaarde, wat duidt op enkel lichte (natuurlijke) verontreiniging.
  • De tevoren gestelde hypothese 'Deellocatie A 'overig terrein' kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd' dient te worden verworpen.
  • De tevoren gestelde hypothese 'Deellocatie C 'bovengrondse dieseltank' kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd' dient te worden aangenomen. De verhogingen in het grondwater zijn echter zeer gering en kunnen als niet significant beschouwd worden.
  • De tevoren gestelde hypothese 'Deellocatie D 'bovengrondse dieseltank (niet in gebruik)' kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd' dient te worden aangenomen.
  • De tevoren gestelde hypothese 'Deellocatie E 'Werktuigenberging met vml. bovengrondse dieseltank en bestrijdingsmiddelenopslag' kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd' dient te worden aangenomen. De verhogingen in de grond en in het grondwater zijn echter gering en kunnen als niet significant beschouwd worden.
  • De tevoren gestelde hypothese 'Deellocatie G 'vaste mestopslag' kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd' dient te worden aangenomen.
  • De lichte minerale olieverontreiniging ter plaatse van deellocatie A (overig terrein), deellocatie D (bovengrondse dieseltank (niet in gebruik)) en deellocatie G (vaste mestopslag) kunnen formeel gezien worden als ´nieuw geval van niet ernstige bodemverontreiniging´. In dat geval zal de verontreiniging weggenomen dienen te worden, zoveel als redelijkerwijs mogelijk en doelmatig is. Wij adviseren dit voor te leggen bij de gemeente Montferland.
  • De omvang van bovengrondverontreiniging met minerale olie wordt geschat op 195 m³ (laagdikte ±0,00 tot ±0,30 m -mv * oppervlakte ±650 m²). In bijlage 3-2 zijn de globale contouren van de minerale olie verontreinigingen aangegeven.
  • Bij het verkennend asbestonderzoek (puinpad) zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de grove fractie van de bodem is geen asbest aangetroffen. In mengmonster B-ASMM01 van de fijne fractie is een gehalte van 6,3 mg/kg d.s. aangetoond. Het mengmonster bevindt zich onder het criterium voor nader onderzoek (50 mg/kg d.s.) en een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
  • De tevoren gestelde hypothese 'Deellocatie B 'puinpad' kan als verdacht worden beschouwd' wordt verworpen.
  • Het verkennend asbestonderzoek (druppelzone) zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de grove fractie van de bodem is geen asbest aangetroffen. In mengmonsters F-ASMM02 van de fijne fractie is een gehalte van 1,6 mg/kg d.s. aangetoond. Het mengmonster bevindt zich onder het criterium voor nader onderzoek (50 mg/kg d.s.) en een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
  • De tevoren gestelde hypothese 'Deellocatie F 'druppelzone' kan als verdacht worden beschouwd' wordt verworpen. MM21103 16.
  • De locatie wordt met uitzondering van dat deel van de locatie waar de licht minerale olieverontreiniging is aangetroffen, geschikt geacht voor de beoogde bestemming.

Concluderend:
Ten aanzien van het aspect bodem is er, met inachtneming van de inhoud van het onderzoeksrapport en het daarin opgenomen vervolgadvies, sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Archeologie en cultuurhistorie

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Bescherming van archeologische- en cultuurhistorische waarden is een wettelijke verplichting. De gemeenteraad van Montferland heeft op 23 december 2010 de archeologische- en cultuurhistorische waardenkaart vastgesteld, alsmede de erfgoedverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0009.png"

Figuur 8 uitsnede archeologische waarden en verwachtingskaart (bron: montferland.info)

De archeologische verwachtingswaarde van de ondergrond van de gemeente Montferland is vastgelegd in de verbeelding en regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0010.png"

Figuur 9 uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De planlocatie heeft in het vigerende bestemmingsplan geen nadere aanduiding ten aanzien van archeologie of cultuurhistorie. Daarbij betreft het een ruimtelijk plan van beperkte aard en omvang. Onderzoek naar archeologische waarden is niet noodzakelijk.

Mocht tijdens graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dienen deze conform de erfgoedwet 2016 artikel 5.14 bij de minister gemeld te worden. In de praktijk kan de vinder terecht bij de Regioarcheoloog of de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed zodat de vondst geregistreerd wordt in het centraal archeologisch informatiesysteem. Uiteraard wordt bij aantreffen van archeologische waarden ook de gemeente geïnformeerd.

Concluderend:
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Flora en Fauna

Met de beoogde ontwikkeling mogen beschermde soorten flora en fauna niet worden gefrustreerd. Tevens moet beoordeeld worden in hoeverre beschermde gebieden (negatief) worden beïnvloed. Het wettelijk kader hieromtrent is de Wet natuurbescherming. Op 15 juli 2021 is er door Natuurbank Overijsel een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd (projectnummer 3589) . Het volledige rapport is als Bijlage 5 toegevoegd.

4.3.1 Gebiedsbescherming Natura 2000

Natura 2000-gebieden bevinden zich niet op korte afstand van de planlocatie. Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied betreft de Rijntakken en bevindt zich op een afstand van circa 9 kilometer (noordwestelijke richting) en op een afstand van circa 7,8 kilometer (zuidwestelijke richting).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0011.png"

Figuur 10 afstand tot natura2000 gebieden (bron: gelderland.nl)

Gezien de grote afstand, tussenliggende verstorende elementen (zoals wegen en woningen), de reeds bestaande achtergrondverstoring van de kernen Babberich, Didam en Wehl en de beperkte omvang van het voorgenomen plan aan de Rinkomweg 20-22, is het uitgesloten dat de beoogde ontwikkeling een negatief effect zal hebben op de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden.

Dit blijkt ook uit de Handreiking Woningbouw en Aerius, gemaakt door Rijksoverheid en gepubliceerd in januari 2020. Bij een afstand van meer dan 7 kilometer resulteert zelfs de realisatie en de aanwezigheid (gebruik) van 50 woningen nog niet in een depositiebijdrage ter hoogte van het natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0012.png"

Figuur 11 tabel indicatieve depositie versus afstand tussen woningen en N-2000 (bron: Aerius)

Stikstofparagraaf
Uit de berekeningen met Aerius-calculator (zie Bijlage 2, Stikstofparagraaf door Locus adviseurs met datum 5 juli 2021) blijkt dat er ter hoogte van kwetsbare habitattypen in de Natura-2000, ten gevolge van de stikstofuitstoot binnen dit planproject, geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar zijn. Aangezien dat het voornamelijk om vervoersbewegingen gaat en de Natura-2000 gebieden op een afstand liggen verder van 5 km zijn er rekenpunten toegevoegd aan de berekening. De rekenpunten die zijn ingevoerd liggen op een afstand van ongeveer 1,5 km tot 5,0 km van het projectgebied.

Concluderend:
Deze ingevoerde rekenpunten geven geen negatief effect rondom de stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden dus er kan geconcludeerd worden dat er geen nadelige effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de omliggende beschermde Natura-2000 gebieden. Daarmee staat op voorhand vast dat de activiteiten, nodig voor de aanlegfase en gebruiksfase van het gewenste plan, geen nadelig effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de omliggende beschermde Natura2000 gebieden. De stikstofdepositie ten gevolge van de activiteiten ter realisatie en gebruik van het plan vormt daarmee geen belemmering.

4.3.2 Gebiedsbescherming Gelders Natuurnetwerk

De planlocatie is niet gelegen binnen of nabij de begrenzingen van het Gelders Natuurnetwerk waardoor negatieve effecten hierop zijn uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0013.png"

Figuur 12 ligging t.o.v. Gelders Natuurnetwerk (bron:gelderland.nl)

4.3.3 Soortenbescherming

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats en bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust-of voortplantingsplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd wordt en de bebouwing gesloopt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.

Voor de beschermde grondbonden zoogdieren en amfibieën die een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'vangen' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Grondgebonden zoogdieren en amfibieën mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Wel geldt een vrijstelling voor het beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.

Concluderend:
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten wordt de functie of betekenis van het plangebied als foerageergebied voor sommige diersoorten aangetast. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.

4.4 Geluid

De nieuwe woningen komen te liggen buiten de bebouwde kom. De vervoersbewegingen ten gevolge van deze ontwikkelingen worden direct opgenomen in het heersen verkeersbeeld en hebben geen invloed op de bestaande woningen in de omgeving.

Daarnaast is ten behoeve van de gewenste situatie is akoestisch onderzoek verricht naar wegverkeerslawaai. Aan de hand van dit akoestisch onderzoek is beoordeeld of er ter plaatse van de gewenste woningen sprake is van een aanvaardbaar akoestische kwaliteit.

Sain milieuadvies heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd in het kader van de voorgenomen realisatie van woningen. Het plan ligt binnen de geluidszone van de Rijksweg A18 en de Parallelweg. De geluidsbelasting op de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zijn inzichtelijk gemaakt en beoordeeld op basis van het toetsingskader (zie Bijlage 3, akoestisch onderzoek Rinkomsweg 22 Kilder, rapportnummer 2021-3005 met datum 21 januari 2021).

Parallelweg
Uit de wegenstructuur is duidelijk, dat de Parallelweg alleen door lokaal verkeer zal worden gebruikt. De verkeersintensiteit zal daarom laag zijn. Gezien de afstand tot de nieuwe woningen tot de weg van meer dan 200 meter en de verwachte intensiteit zal de geluidsbelasting ten gevolge van deze weg voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Deze weg is daarom verder niet in het onderzoek betrokken.

Rijksweg A18
De geluidsbelasting vanwege de Rijksweg A18 overschrijdt de voorkeursgrenswaarde. Wel wordt voldaan aan de maximale grenswaarde van 53 dB. Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting door de Rijksweg A18 zijn reeds getroffen, niet doelmatig of financieel niet haalbaar. Daarom zijn hogere waarden vanwege de Rijksweg A18 nodig. Voor een aanpassing van de hogere waarden zal t.z.t. een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Concluderend:
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling aan de Rinkomsweg 20-22.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2017 is de Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Ten aanzien van de kwaliteit van de buitenlucht gelden uitsluitend bepalingen uit deze Titel.

In bijlage 5 van de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofdioxiden, fijnstof (PM10), lood, benzeen en koolmonoxide. Bestuursorganen moeten er bij het uitoefenen of toepassen van hun bevoegdheden, waaronder het vaststellen van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning, voor zorgen dat deze grenswaarden niet (verder) worden overschreden.

Tegelijkertijd met het in werking treden van de luchtkwaliteitseisen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is ook het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: NIBM) in werking getreden. In dit besluit is geregeld dat (nu er een plan is bekendgemaakt, zoals wordt bedoeld in artikel 5.12 van de Wet milieubeheer, namelijk het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van 10 juli 2009) uitbreidingen zijn toegestaan wanneer aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van fijnstof ten gevolge van de uitbreiding niet de 3% grens overschrijdt.

De 3% grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10). 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie is 1,2 µg fijnstof (PM10 per m³).

Met de komst van 3 extra woningen nemen de verkeersbewegingen licht toe. Per woning wordt uitgegaan van 8 (auto)verkeersbewegingen per werkdagetmaal (norm crow.nl). Er wordt voor de "worst-case" benadering derhalve uitgegaan van 3 x 8 (auto)verkeersbewegingen = 24 per etmaal.

Door middel van de NIBM-tool is berekend of het extra verkeer invloed heeft op de luchtkwaliteit. De NIBM-tool is een rekentool waarmee de bijdrage van kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen aan de luchtkwaliteit kan worden vastgesteld. Met de NIBM-tool kan op een eenvoudige en snelle manier bepaald worden of een plan niet-in-betekende-mate bijdraagt (NIBM).

In figuur 13 is de berekening van de NIBM-tool weergegeven. Geconcludeerd is dat de toename van het verkeer niet-in-betekende-mate bijdraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0014.png"

Figuur 13 NIBM-tool (bron: infomil)

Concluderend:
Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Tevens draagt het plan niet in betekenende mate bij aan de heersende luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Bedrijven- en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten van bestaande en toekomstige bedrijvigheid om zodoende kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Op grond van de Wet milieubeheer zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit, dan wel een omgevingsvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zoveel mogelijk voorkomen.

Andersom mag een gewenste ontwikkeling niet leiden tot een onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden opleveren.

In de nabijheid van de planlocatie aan de Rinkomsweg 20-22 liggen geen locaties met de enkelbestemming "bedrijf". In de omgeving bevinden zich enkel agrarische bedrijven waaronder een aantal intensieve veehouderijen. De meest nabij gelegen burgerwoning is de noordelijk gelegen wooneenheid. De woning bevindt zich op een afstand van 145 m tot aan de eerste stal van de varkenshouderij aan Parallelweg 6. Andere agrarische bedrijven bevinden zich op grotere afstanden.

In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) worden per toegestane milieucategorie richtafstanden gesteld. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0015.png"

Figuur 14 richtafstanden tabel bedrijven en milieuzonering (bron: infomil.nl)

Concluderend:
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Bovendien kan, gezien de omliggende functies en de aard en omvang daarvan worden uitgegaan van een goed woon- en leefklimaat.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations) en vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

Uit de Risicokaart (zie figuur 25) blijkt dat op korte afstand van de planlocatie geen (stationaire) risicobronnen, ondergronds gastransportleidingen of wegen aanwezig zijn die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Op een afstand van circa 390 meter is een gasleiding van de Gasunie gelegen. Gezien de geruime afstand vormt dit geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Over de A18 vinden transportbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats. Voor bebouwing binnen 200 m van de transportroute is een berekening van de hoogte van het groepsirisco noodzakelijk. Dit is hier niet nodig, want de afstand is meer dan 200 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0016.png"

Figuur 15 uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Concluderend:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Water

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. De planlocatie ligt in het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel. In het waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als er op een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitbreide watertoets noodzakelijk. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0017.png"

In gewenste situatie neemt het bebouwde oppervlak ten opzichte van de bestaande situatie niet toe. Hemelwater zal, net als in de bestaande situatie, ter plekke infiltreren in de bodem. Het huishoudelijk afvalwater wordt uiteraard wel geloosd op het gemeentelijk riool.

Concluderend:
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Verkeer en parkeren

Qua verkeerbewegingen zal er met de komst van 3 extra woningen een toename optreden van het aantal verkeerbewegingen. Het CROW hanteert een norm van 8 (auto)verkeersbewegingen per werkdagetmaal.

De Rinkomweg heeft voldoende capaciteit om de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen te verwerken.

Gestreefd dient te worden naar parkeren op eigen terrein. In het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om de parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling op eigen terrein op te lossen.

Concluderend:
Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen.

Met een zogenaamde klic-melding krijgt initiatiefnemers alle kabel- en leidinginformatie, zodat graafschade en gevaarlijke situaties worden voorkomen.

Concluderend:
Eventuele kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.11 Milieueffectrapportage

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de "moederprocedure", in dit geval de omgevingsvergunning. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd.

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen middels een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. De vormvrije m.e.r. beoordeling dient te worden toegepast wanneer een activiteit is opgenomen in onderdeel C of onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

M.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht kan ontstaan doordat:

  • de activiteiten zijn opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage;
  • voor de Wet natuurbescherming een passende beoordeling nodig is;
  • de activiteiten zijn opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Een stedelijke ontwikkeling met een oppervlakte vanaf 100 hectare of vanaf 2000 woningen wordt genoemd in lijst D van de bijlage bij het besluit milieueffectrapportage. Deze drempels worden met 3 woningen uiteraard niet overschreden. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde, want het wijzigingsplan ziet niet op een stedelijke ontwikkeling.

Geconcludeerd kan worden dat voldaan wordt aan geldende regels en beleid. Bij de beoordeling of een dergelijk plan alsnog beoordeeld zou moeten worden als een stedelijke ontwikkeling waarvoor een Milieueffectrapportage opgesteld zijn de volgende punten van belang:

  • 1. de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de aard en omvang van het project van belang zijn;
  • 2. het gebied waarin de ontwikkeling plaats zal vinden;
  • 3. de uitbreiding van de bebouwing (indien sprake is van een bestaand gebouw);
  • 4. de mogelijkheden op grond van het bestemmingsplan;
  • 5. de milieugevolgen.

Concluderend:
Het plan aan de Rinkomweg voorziet in de realisatie van 3 extra woningen. Planologisch wordt op de locaties de enkelbestemming "Agrarisch" ingeleverd. Daarmee staat op voorhand vast dat het planologisch mogelijk maken van de woningen de impact naar de omgeving en het milieu veel lager wordt dan in de bestaande planologische situatie.

Zodoende moet worden geconcludeerd dat er zich geen bijzondere situatie voordoet waardoor dit project als een MER-plichtige ontwikkeling zou moeten worden gezien.

4.12 Elektromagnetische velden van hoogspanningsleiding

Op korte afstand van de planlocatie is een hoogspanningsverbinding gelegen. De indicatieve magneetveldzone is bij een 150 kV hoogspanningsleiding bepaald op 80 meter ter weerszijden van de leiding. De kortste afstand tot aan de beoogde nieuwbouw bedraagt circa 95 meter.

Concluderend:
De bestaande hoogspanningsverbinding vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0018.png"

Figuur 16 planlocatie t.o.v. dubbelbestemming hoogspanningsverbinding (bron:ruimtelijkeplannen.nl)

4.13 Erfinpassing

In november 2021 is er door VAL Oude IJssel een landschappelijk inpassingsplan gemaakt. Hieronder een weergave van de beoogde situatie en een korte samenvatting. Het volledige inpassingsplan is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbfwornkswg22-on01_0019.png"

Figuur 17 tekening landschappelijke inpassing

Bij de landschappelijke inpassing van het erf is rekening gehouden met op open karakter van het huidige landschap en de kenmerkende onderbreking van de weidse vergezichten. Om het zicht weg te nemen op de varkensstallen en het geluid te dempen van de snelweg krijgt het noorden van het plangebied een gesloten karakter. Dit betekent dat de beplanting op het erf opgaand is en van een blijvend karakter. De gekozen landschapselementen en beplanting komen ten gunsten van het landschap en zijn veelal inheems en versterken de biodiversiteit.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Montferland. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om onder voorwaarden een functieverandering naar wonen mogelijk te maken.

De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het bestemmingsplan. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van, en vormt een aanvulling op, het bestemmingsplan.

Een en ander betekent, onder meer, dat de regels van het moederplan (Buitengebied) van toepassing zijn op de nieuwe ontwikkeling.

In dit plan wordt een wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen' en 'Wonen - Woongebied' mogelijk gemaakt. In het moederplan zijn de bijbehorende regels opgenomen onder artikel 27 'Wonen' en artikel 29 'Wonen - Woongebied'.

De bijbehorende verbeelding sluit aan op de systematiek van het moederplan. Voor een inhoudelijke beschrijving van de bestemmingen wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied.