direct naar inhoud van 3.5 Flora en fauna
Plan: Buitengebied, wijziging Melderstraat 23
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.wplgbgbwonmeldst23-on01

3.5 Flora en fauna

3.5.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, dient eerst een onderzoek uitgevoerd te worden in het kader van de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en eventuele andere betrokken natuurregelgeving.

3.5.2 Toetsing

De Stichting Staring Advies heeft een Quickscan Natuurtoets5 uitgevoerd om te inventariseren of door de geplande ontwikkeling schade kan ontstaan aan populaties van beschermde soorten flora en/of fauna, en op welke wijze de eventuele schade beperkt of gecompenseerd kan worden. Tijdens de uitvoering van het verkennende natuuronderzoek is het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren op de locatie nagegaan. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming gebracht kunnen worden met de Flora- en faunawet. De rapportage van Stichting Staring Advies is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

Flora
In het plangebied zijn geen streng beschermde plantensoorten aangetroffen. Deze worden ook niet verwacht binnen het plangebied door het ontbreken van geschikte groeiplaatsen. In KISAL zijn in het plangebied geen groeiplaatsen van de streng beschermde soorten aangetroffen. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor deze soortgroep.

Broedvogels
Tijdens het veldbezoek zijn enkele algemene vogelsoorten waargenomen. In natuurdatabank KISAL zijn geen waarnemingen van vogels bekend geworden vanuit de directe omgeving van de planlocatie.

Alle aangetroffen en te verwachten vogelsoorten zijn beschermd krachtens de Flora- en faunawet en de Vogelrichtlijn. Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Dit betekent dat het verstoren, verontrusten, doden en anderszins nadelig beïnvloeden van deze soortgroep niet is toegestaan. Voor vogels geldt dat deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. De rest van het jaar zijn zij flexibeler en is de kans op nadelige effecten door de werkzaamheden voor de individuen aanzienlijk minder. Hierdoor is het raadzaam met de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen, of voorafgaand aan het broedseizoen het gebied ongeschikt maken als broedplek. Als de werkzaamheden in volle gang zijn bij aanvang van het broedseizoen, is het verstoringeffect op (broed)vogels minimaal. Het broedseizoen ligt, afhankelijk van de weeromstandigheden en aanwezige soorten, ruwweg tussen 15 maart en 15 juli. Broedgevallen buiten deze periode zijn ook beschermd.

Wanneer naast de sloop van aanwezige stallen en schuren ook de elzensingel gekapt wordt, gaat een eksternest verloren. De ekster is een zogenaamde 'categorie 5 soort'. Dit zijn vogelsoorten waarvan de broedlocaties wel jaarrond beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Wanneer er echter voldoende alternatieve broedmogelijkheden voorhanden zijn in de directe omgeving, is het geen overtreding van de Flora- en faunawet wanneer een nest wordt verwijderd. Dit moet uiteraard buiten het broedseizoen gebeuren. Voor de ekster zijn er in de directe omgeving van de planlocatie voldoende uitwijkmogelijkheden.

Zoogdieren
Tijdens het veldonderzoek zijn sporen van 1 licht beschermde soort aangetroffen: de mol (Flora- en faunawet, tabel 1). Overige te verwachten soorten zijn licht beschermd. Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor licht beschermde soorten automatisch de vrijstellingsregeling. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor deze soortgroep.

Vleermuizen
De digitale zoogdieratlas van de Zoogdiervereniging (www.zoogdieratlas.nl) maakt voor het kilometerhok (207-437) waarbinnen het plangebied ligt melding van 3 vleermuissoorten: de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en de rosse vleermuis. Alle soorten vleermuizen staan vermeld in de Flora- en faunawet, tabel 3 en de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat alle vleermuissoorten streng beschermd zijn.

Tijdens het veldbezoek zijn geen (verblijfplaatsen van) vleermuizen waargenomen. De te slopen schuren zijn, door het ontbreken van een spouwmuur en dakbeschot, niet geschikt als verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuissoorten. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor deze soortgroep.

Overige diersoorten
Amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden zijn niet aangetroffen. Gezien het ontbreken van (voldoende) geschikt leefgebied zijn zwaar beschermde amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden niet te verwachten in het plangebied. Het bronnenonderzoek bevestigt dit. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor deze soortgroepen.

3.5.3 Conclusie

Nader onderzoek alsmede het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk. Voor het gehele plangebied geldt dat, aangezien ontheffing voor broedvogels niet mogelijk is, de werkzaamheden buiten het broedseizoen (tussen 15 maart en 15 juli) dienen te worden gestart.