direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22i, uitbreiding bedrijventerrein 's-Heerenberg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling op de locatie 'uitbreiding bedrijventerrein 's-Heerenberg' en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22i) van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22i van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22i' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22i' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Montferland

Dit plan wijzigt het omgevingsplan gemeente Montferland in die zin dat na hoofdstuk 22 een hoofdstuk 22i bedrijventerrein 's-Heerenberg wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h

, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van de regels van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit plan.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk 22i zijn van toepassing op de locatie bedrijventerrein 's-Heerenberg waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan, tenzij hierna van deze artikelen wordt afgeweken.

Artikel 3 Aanvullende begripsbepalingen

3.1 plan

Het TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22i, uitbreiding bedrijventerrein 's-Heerenberg van gemeente Montferland met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01.

3.2 TAM-omgevingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 met de bijbehorende regels.

3.3 locatievlak

een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel.

3.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

3.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

3.6 grens locatievlak

de grens van een locatievlak.

3.7 achtergevel

een gevel van een gebouw aan de tegenovergestelde zijde van de voorgevel.

3.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.9 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bebouwingsvlak of, bij afwezigheid daarvan, het locatievlak voor een gebruiksdoel, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

3.10 bedrijf

een milieubelastende activiteit gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.

3.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

3.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

3.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

3.14 bouwlaag

een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

3.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

3.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

3.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

3.18 BREEAM-certificering

een beoordelings- en certificeringsmethode voor de duurzaamheid van gebouwen en gebieden.

3.19 Clean Energy Hub

een vulpunt voor zwaar transport met duurzame energiebronnen, waar tijdelijk ook fossiele brandstoffen verkocht mogen worden.

3.20 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn.

3.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

3.22 hyperscale datacentrum

een rekencentrum of datacentrum, als bedoeld in artikel 3.235 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om een bebouwd vloeroppervlakte van meer dan 10 ha en een elektrisch aansluitvermogen van 70 MW of meer.

Een hyperscale datacentrum omvat ook andere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie en die het hyperscale datacentrum functioneel ondersteunen.

3.23 horeca

Hotel, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bed and breakfast en een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

3.24 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor beperkte duur en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

3.25 kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

3.26 kwaliteitsteam

Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen team van deskundigen dat de realisatie van de uitbreiding van het bedrijventerrein in 's-Heerenberg kwalitatief begeleidt;

3.27 logistieke activiteiten

activiteiten gericht op of gelieerd aan expeditie/distributie/logistiek en bijbehorende be- en verwerking, opslag en assemblage van goederen.

3.28 MKB-bedrijven

Midden- en kleinbedrijf, waarbij uitgezonderd (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties zoals gedefinieerd in bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

3.29 ondergeschikte functie

de functie die ondersteunend is aan de primaire functie van het hoofdgebouw;

3.30 peil
  • a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld, hierbij dient te worden uitgegaan van de oorspronkelijke hoogte van het bouwperceel;
  • c. indien in of op het water gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
3.31 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

3.32 seksbedrijf

Een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:

  • a. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elke geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd.
3.33 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.

3.34 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het omgevingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

3.35 verdieping

een bouwlaag van een gebouw gelegen boven de bouwlaag op de begane grond.

3.36 vloeroppervlakte

de totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

3.37 voorgevel

De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

3.38 voorgevellijn

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

3.39 voorziening waterhuishouding

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.

3.40 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel.

4.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

4.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4.3 diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

4.4 breedte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

4.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, uitgezonderd dakkapellen;

4.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein;

4.8 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en de aangegeven maximale bouwhoogten, niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functies en activiteiten

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 is aangewezen voor het

het gebruiksdoel Bedrijventerrein.

5.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Bedrijventerrein heeft de volgende functies:

  • a. logistieke bedrijvigheid uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - logistiek';
  • b. een Clean Energy Hub uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - clean energy hub', inclusief een truck parking met minimaal 80 truckersparkeerplaatsen en een horecafunctie;
  • c. MKB-bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijven - mkb-bedrijven';
  • d. onzelfstandige kantoorfuncties;
  • e. ondergeschikte horeca, zoals een kantine;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ontsluitingswegen, erftoegangswegen en fiets- en voetpaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • k. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
5.3 Verboden activiteiten

De volgende activiteiten zijn verboden:

  • a. het bouwen en gebruiken van een hyperscale datacentrum;
  • b. het bouwen van zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen en het toevoegen van kwetsbare locaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijven - mkb-bedrijven';
  • c. het bouwen van zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen en het toevoegen van kwetsbare locaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijven - clean energy hub', met uitzondering van de truck parking zoals benoemd in artikel 5.2 onder b;
  • d. exploiteren van een Ippc-installatie (Richtlijn industriële emissies);
  • e. activiteiten die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken;
  • f. projecten waarvoor een mer-plicht geldt met een omgevingsvergunningplicht voor een milieubelastende activiteit in de zin van het Besluit activiteiten leefomgeving.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting - aarden wal

Het gebruik van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van en ter plaatse van het gebruiksdoel 'Bedrijventerrein' zijn uitsluitend toegestaan indien een aarden wal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aarden wal', is aangelegd en in stand wordt gehouden.

5.5 Specifieke bouwregels
5.5.1 Algemeen
  • a. bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in artikel 5.2;
  • b. een bouwwerk en de situering van dat bouwwerk voldoen aan het beeldkwaliteitsplan in Bijlage 1;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c geldt voor de truck parking een maximum bebouwingspercentage van 10%;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 5.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mbk-bedrijven'.
  • g. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt minimaal 20.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - logistiek'.
5.5.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een gebouw tot een zijdelingse bouwperceelgrens moet minimaal 3 meter bedragen ter plaatse van de de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mkb-bedrijven';
  • b. de afstand van een gebouw tot een zijdelingse bouwperceelgrens moet minimaal 5 meter bedragen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - logistiek';
  • c. de afstand van een gebouw tot de aan de weg of het openbaar gebied toegekeerde grens van een bouwperceel bedraagt minimaal 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mkb-bedrijven';
  • d. de afstand van een gebouw tot de aan de weg of het openbaar gebied toegekeerde grens van een bouwperceel bedraagt minimaal 5 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - logistiek';
  • e. uitsluitend ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - afstand min. 3 m' bedraagt, in afwijking van sub d, de afstand tot de naar het openbaar gebied toegekeerde grens van een bouwperceel minimaal 3 meter.
5.5.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bij de clean energy hub 1 meter.
  • c. reclametekens zijn uitsluitend binnen het bouwperceel toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte voor losstaande reclame- en verwijzingstekens, niet zijnde onderdeel van de voorgevel, zijgevel en/of achtergevel, 3 m bedraagt;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken zoals lichtmasten, vlaggenmasten en overige antennes bedraagt 10 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - logistiek' en 8 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mkb-bedrijven';
  • e. de maximale bouwhoogte van overkappingen bedraagt 5 m, waarbij het onder artikel 5.5.1 onder b genoemde bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 10 m.
5.6 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwwerken

De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 22.26, wordt alleen verleend als:

  • a. de uiterlijke vormgeving, plaatsing, oriëntatie en goothoogte van het bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan geen onaanvaardbare afbreuk doet aan de omgevingskwaliteit;
  • b. het kwaliteitsteam, op basis van het beeldkwaliteitsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein 's-Heerenberg', adviseert dat er geen sprake is van een onaanvaardbare afbreuk aan de omgevingskwaliteit.

5.7 Geluidruimte

5.7.1 Algemeen

Bij het verrichten van een activiteit binnen de functie Bedrijventerrein is het geluid niet meer dan de waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT, in tabel 1, tenzij in dit artikel anders is bepaald. De waarden gelden op de in de tabel aangegeven afstand van de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht.

Tabel 1

Ligging activiteit   Afstand   07.00-
19.00 uur  
19.00-
23.00 uur  
23.00-
07.00 uur  
Functie Bedrijventerrein   50 meter   50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  

5.7.2 Afwijken van waarden met een omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning af te wijken van de waarden, bedoeld in artikel 5.7.1.
  • b. De vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. onevenredig ingrijpende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de waarden;
    • 2. andere maatregelen die de geluidbelasting verminderen zo veel mogelijk worden getroffen;
    • 3. de geluidbelasting op geluidgevoelige gebouwen aanvaardbaar is;
    • 4. de geluidwaarden maximaal 10 dB hoger zijn dan de waarden in artikel 5.7.1;
    • 5. de geluidwaarden niet leiden tot een overschrijding van de waarden voor geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen in tabel 2.

Tabel 2

  07.00-
19.00 uur  
19.00-
23.00 uur  
23.00-
07.00 uur  
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau
LAr,LT als gevolg van activiteiten  
35 dB(A)   30 dB(A)   25 dB(A)  
Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt
door aandrijfgeluid van transportmiddelen  
--   55 dB(A)   55 dB(A)  
Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt
door andere piekgeluiden  
--   45 dB(A)   45 dB(A)  

  • c. lid c onder 5 is niet van toepassing op aanwezige geluidgevoelige gebouwen, als:
    • 1. maatregelen aan de gevel om voor dat gebouw te voldoen aan de waarden, bedoeld in tabel 2, leiden tot zwaarwegende bezwaren van bouwkundige aard;
    • 2. de eigenaar weigert mee te werken aan het onderzoek naar het geluid in zijn gebouw door activiteiten en onderzoek naar de noodzakelijke geluidwerende maatregelen; of
    • 3. de eigenaar weigert geluidwerende maatregelen te laten aanbrengen.
  • d. Het bevoegd gezag kan eisen dat een akoestisch onderzoek wordt aangeleverd voor de omgevingsvergunning in sub a.
5.8 Geurruimte
5.8.1 Algemeen

Bij het verrichten van een activiteit binnen de functie Bedrijventerrein is de geur niet meer dan de

waarden in tabel 3, tenzij in dit artikel anders is bepaald. De waarden gelden op de in

de tabel aangegeven afstand van de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht.

Zone   Afstand   Als 98 percentiel   Als 99,9 percentiel  
Functie Bedrijventerrein
 
50 meter   0,5 ouE/m3   0,5 ouE/m3  

5.8.2 Afwijken van waarden met een omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning af te wijken van de waarden, bedoeld in artikel 5.8.1;
  • b. De vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. onevenredig ingrijpende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de normen;
    • 2. andere maatregelen die de geurbelasting verminderen zo veel mogelijk worden getroffen;
    • 3. de geurbelasting op geurgevoelige gebouwen aanvaardbaar is; en
    • 4. de geurwaarden maximaal een factor 3 hoger zijn dan de waarden in artikel 5.8.1.
  • c. Het bevoegd gezag kan eisen dat een geuronderzoek wordt aangeleverd voor de omgevingsvergunning in sub a.
5.9 Plaatsgebonden risico

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijven - mkb-bedrijven' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - clean energy hub' gelden de volgende regels:

  • a. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 mag samenvallen met gronden buiten de terreingrens van de risicovolle activiteit, met uitzondering van de gronden waarop een zeer kwetsbaar gebouw, kwetsbaar gebouw of kwetsbare locatie, een beperkt kwetsbaar gebouw of beperkt kwetsbare locatie is toegelaten.
  • b. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beperkt kwetsbaar gebouw of beperkt kwetsbare locatie binnen de plaatsgebonden risicontour 10-6 van een risicovolle activiteit te realiseren.
  • c. De omgevingsvergunning als bedoeld onder sub b wordt uitsluitend verleend als:
    • 1. aantoonbaar sprake is van een aanvaardbaar plaatsgebonden risico;
    • 2. inzichtelijk is gemaakt welke maatregelen worden getroffen om het plaatsgebonden risico te verkleinen.
  • d. Het bevoegd gezag kan, met het oog op verkleining van het plaatsgebonden risico, aan de omgevingsvergunning als bedoeld in sub b, een vergunningvoorschrift verbinden tot het treffen van een (alternatieve) maatregel.
5.10 Maatwerkvoorschrift risicovolle activiteiten

Met het oog op het waarborgen van de veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen en het efficiënt gebruik van de ruimte kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften stellen over:

  • a. de situering, de aard of de omvang van een risicovolle activiteit; en
  • b. fysiek te treffen maatregelen ter bescherming van de omgeving als gevolg van een risicovolle activiteit.

Artikel 6 Groen

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 is aangewezen voor het

het gebruiksdoel Groen.

6.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. een aarden wal van minimaal 6 meter hoog uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aarden wal';
  • c. een fietstunnel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  • d. in- en uitritten;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. paden en verhardingen;
  • g. kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. extensieve dagrecreatie;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen en werken.

6.3 Verboden activititeiten
6.3.1 Algemeen
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in artikel 6.2 genoemde functies van de gronden.

6.3.2 Extensieve dagrecreatie

Het is verboden oppervlaktewater te gebruiken voor extensieve dagrecreatie.

6.4 Specifieke bouwregels
6.4.1 Algemeen
  • a. bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in artikel 6.2;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd.
6.4.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 is aangewezen voor het

het gebruiksdoel Verkeer.

7.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer heeft de volgende functies:

  • a. wegen en straten;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. een fietstunnel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen en werken.

7.3 Verboden acitiviteiten
7.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in artikel 7.2 genoemde functies.

7.4 Specifieke bouwregels
7.4.1 Algemeen
  • a. bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in artikel 7.2;
  • b. alleen bouwwerken in de vorm van:
    1. ondergeschikte gebouwen, zoals abri's, kabelkasten en gemaalgebouwtjes;
    2. verkeerstekens, lichtmasten, palen, straatmeubilair en speelobjecten;
    3. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

zijn toegestaan.

7.4.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, als bedoeld in artikel 7.4.1 onder b gelden de volgende regels:

  • a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 10 m² bedragen;
  • b. van gebouwen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van licht- en andere masten, verkeerstekens en regelinstallaties mag niet meer dan 8 m bedragen; en
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 8 Water

8.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 is aangewezen voor het

het gebruiksdoel Water.

8.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Water heeft de volgende functies:

  • a. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. paden en verhardingen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen en werken.

8.3 Verboden activiteiten

8.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in artikel 8.2 genoemde functies.

8.3.2 Extensieve dagrecreatie

Het is verboden om oppervlaktewater te gebruiken voor extensieve dagrecreatie.

8.4 Specifieke bouwregels
8.4.1 Algemeen
  • a. bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in artikel 8.2;
  • b. alleen bouwwerken in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.
8.4.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, als bedoeld in artikel 8.4.1 onder b gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies

Artikel 9 Algemeen doel

Voor de ontwikkeling binnen het plangebied wordt gestreefd naar BREEAM-certificering op het niveau 'Excellent', of een gelijkwaardige certificering.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene regels bouwactiviteiten

11.1 Beeldkwaliteitsplan

Een bouwwerk en de situering van dat bouwwerk voldoen aan het beeldkwaliteitsplan in bijlage 1.

11.2 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan met een maatwerkvoorschrift afwijken van de maatvoering van bouwwerken tot maximaal 5%.

11.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, trappen, zonnepanelen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt en de aangegeven maximale bouwhoogten met niet meer dan 30% wordt overschreden. Toepassing van dit artikel kan niet leiden tot een verkleining van het in de regels gestelde ten aanzien van de minimale afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens.

11.4 Naleven activiteitenplan

Het bouwen ter uitvoer van de activiteiten in hoofdstuk 2 van dit plan is slechts toegestaan, indien de maatregelen die beschreven staan in het document 'Project- activiteitenplan bedrijventerrein s-Heerenberg' (Bijlage 2 bij de planregels) zijn getroffen en/of zijn aangelegd en duurzaam in stand worden gehouden.

Artikel 12 Algemene regels gebruiksactiviteiten

12.1 Strijdig gebruik

Het is in ieder geval verboden om de gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksbedrijf dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor het bedrijfsmatig kweken, te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van planten, en/of benodigdheden voor het kweken, gebruiken en/of bewerken van psychotrope stoffen en/of planten, die psychotrope stoffen bevatten.
12.2 Borging bedrijfsbeëndiging externe salderingslocatie

De bouw en het gebruik van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van en ter plaatse van het gebruiksdoel Bedrijventerrein zijn uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de natuurvergunning voor het inwerking hebben van het saldogevende bedrijf is ingetrokken ten behoeve van het te bouwen en in gebruik te nemen gebouw met het gebruiksdoel Bedrijventerrein;
  • b. de bedrijfsactiviteiten bij het saldogevende bedrijf zijn beëindigd;
  • c. de bedrijfsvoering als bedoeld in sub a en b ook beëindigd blijft;
  • d. voor extern salderen voldaan is aan de voorwaarden zoals opgenomen in de provinciale 'Beleidsregels salderen in Gelderland', geldend vanaf 10 juli 2025;
  • e. de omvang van het benodigde aantal kg NH3 wordt bepaald met inachtneming van de provinciale afroompercentages, zoals deze zijn opgenomen in de 'Beleidsregels salderen in Gelderland', geldend vanaf 10 juli 2025.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Overige zone - reserveringszone weg
13.1.1 Aanwijzing

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - reserveringszone weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende functies, tevens mogen worden gebruikt voor de aanleg van een hoofdontsluitingsroute met bijbehorende bermen.

13.1.2 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit

Werkzaamheden ten dienste van het aanleggen van de hoofdontsluitingsroute zijn uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.

13.1.3 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1.2 wordt verleend indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende wordt gemotiveerd dat het voornemen aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van:

  • a. doelmatige verkeersonsluiting;
  • b. verkeersveiligheid;
  • c. beeldkwaliteit;
  • d. de milieusituatie.

Artikel 14 Algemene beoordelingsregels

14.1 Parkeren

Een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik wordt mede beoordeeld aan de hand van de volgende regels:

  • a. De inrichting van elk perceel dient zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren voor motorvoertuigen als eventueel het laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen als opgenomen in de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' dan wel de opvolger(s) hiervan. Uitgegaan wordt van de categorieën 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwd kom'.
  • b. De parkeerplaatsen voor motorvoertuigen dienen de afmetingen te hebben die zijn afgestemd op gangbare motorvoertuigen zoals deze zijn opgenomen in de richtlijnen van het CROW.
  • c. Er kan op andere wijze in een doelmatige en adequate parkeervoorziening bedoeld in sub a worden voorzien.

Artikel 15 Aanvraagvereisten

  • a. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan Montferland, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.
  • b. In aanvulling op sub a geldt als aanvraagvereiste tevens een kwantitatief lichthinderonderzoek door een deskundig bureau, waarin wordt aangetoond dat de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 1 van het beeldkwaliteitsplan in bijlage 1 van de regels niet worden overschreden.

Hoofdstuk 4 Regels ter bescherming van waarden en objecten

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Voorangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

16.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 is aangewezen als 'Leiding - Gas'.

16.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als 'Leiding - Gas' heeft als functie de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk hoofdaardgastransportleiding.

16.4 Specifieke bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte en de bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan respectievelijk 10 m² en 3 m bedragen.
16.5 Omgevingsplanacitiviteit voor werken en werkzaamheden
16.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
16.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van artikel 16.5.1 geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. normaal onderhoud betreffen of worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
16.5.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.5.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a. dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen;
  • b. tijdig schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 17 Leiding - Riool

 

17.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

17.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 is aangewezen als 'Leiding - Riool'.

17.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als 'Leiding - Riool' heeft als functie de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse rioolpersleiding.

17.4 Specifieke bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte en de bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan respectievelijk 10 m² en 3 m bedragen.
17.5 Omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden
17.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
17.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van artikel 17.5.1 geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. normaal onderhoud betreffen of worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
17.5.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a. dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen;
  • b. tijdig schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 18 Waarde - Archeologische verwachting 1

18.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

18.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgshbbdruitbrbdr-on01 is aangewezen als 'Waarde - Archeologische verwachting 1'.

18.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als 'Waarde - Archeologische verwachting 1' heeft als functie het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

18.4 Bouwactiviteit
18.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten
  • a. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 Omgevingsplan 'Montferland' wordt indien het bouwwerk groter is dan 250 m² en de grondwerkzaamheden dieper dan 0,1 m onder het maaiveld plaatsvinden, een rapport (archeologisch inventariserend veldonderzoek - IVO-overig) overlegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld;
  • c. het bepaalde onder a geldt niet indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
    • 2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 250 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
    • 3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
18.4.2 Aanvullende vergunningvoorschriften

Indien uit het in artikel 18.4.1 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 Omgevingsplan 'Montferland':

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
18.4.3 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 Omgevingsplan 'Montferland', winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

18.4.4 Maatwerkvoorschrift

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

18.5 Omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden
18.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden te verrichten:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,1 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
18.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van artikel 18.5.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit artikel een aanlegvergunning of omgevingsvergunning in dit kader is verleend.
18.5.3 Aanvullende aanvraagvereisten
  • a. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt een rapport overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
18.5.4 Beoordelingsregels
  • a. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien en voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
18.6 Vergunningvoorschriften
  • a. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.