direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stokkum, 's-Heerenbergseweg 4
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en Doel

De horeca-onderneming 't Klaphek in Stokkum met bedrijfswoning zijn recent gewijzigd in eigendom. De eigenaar woont in de bedrijfswoning (bovenverdieping) 's-Heerenbergseweg 2 en de bestaande bedrijfswoning 's-Heerenbergseweg 4 is daarmee niet langer nodig als onderdeel van de bedrijfsvoering. De ontwikkeling (hierna projectgebied Klaphek) betreft de afsplitsing van de bedrijfswoning en deze laatstgenoemde een bestemming als 'vrijstaande woning' te geven. Dit vergt een wijziging van het bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten in principe mee te werken en de bedrijfswoning de bestemming 'Wonen' te geven. Er kan gebruik worden gemaakt van de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid van artikel 31.2 bestemmingsplan Kernen. Feitelijk betreft het een wijziging van het bestemmingsplan Kernen, waarbij de bedrijfswoning aan de 's-Heerenbergseweg 4 de bestemming 'Wonen' krijgt, met de aanduiding 'vrijstaande woning'. Door voortuin krijgt de bestemming 'Tuin.

1.2 Ligging plangebied

Het projectgebied ligt aan de 's-Heerenbergseweg 2 en 4 in Stokkum, kadastraal nummer 2110 sectie G, 's-Heerenberg en nummer 1002 sectie G, 's-Heerenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0002.jpg"

Globale begrenzing plangebied

Het horecagebouw Klaphek ligt ten zuidoosten van de kom Stokkum. De bedrijfswoning staat op een afzonderlijk kadastraal perceel (nr 1002), direct ten zuidoosten van het horecagebouw omrand met schutting, hagen en beplantingen. De bovenverdieping van het horecapand blijft in gebruik als bedrijfswoning. De bestaande bedrijfswoning op perceel 1002 wordt afgesplitst. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0003.jpg"

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het projectgebied valt in het bestemmingsplan 'Kernen' vastgesteld en geheel onherroepelijk d.d. 30 juni 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0004.jpg"

Uitsnede geldend bestemmingsplan

Het projectgebied heeft de enkelbestemming 'Gemengd'. Hierin zijn o.a. horeca met bedrijfswoningen als functie toegestaan. Het projectgebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. De functieaanduiding betreft 'horeca' voor het oranje gekleurde vlak met enkelbestemming. De bedrijfswoning heeft de functieaanduiding 'bedrijfswoning'.

Ten behoeve van de herbestemming van de bedrijfswoning tot burgerwoning dient de bestemming herzien te worden tot de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'.

Tevens is voor het projectgebied de 'Parapluherziening 'Wonen en Horeca' van toepassing. Deze voorziet in beleid ten aanzien van huisvesting van arbeidsmigranten. Dat is voor dit initiatief niet relevant.

Het projectgebied ligt ook binnen de vrijwaringszone van de molen (molenbiotoop). Deze zone betreft bescherming van de windvang ten aanzien van bebouwing en beplantingen.


Conclusie:

Voor een bestemming 'Wonen' dient het bestemmingsplan 'Kernen' te worden aangepast waarbij de enkelbestemming 'Gemengd' met functieaanduiding 'bedrijfswoning' wordt omgezet in de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'.

Hiervoor dient een planologische procedure te worden gevoerd.

1.4 Leeswijzer

Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het wijzigingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het wijzigingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. Het vijfde hoofdstuk (Hoofdstuk 5) is gewijd aan de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In Hoofdstuk 6 volgen de juridische planaspecten en, tot slot, in Hoofdstuk 7 volgt de gevolgde procedure.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0005.jpg"

Situatie 1925

Cafe 't Klaphek is een ruim 120 jaar oude uitgaansgelegenheid. In 1879 startte Johanna van Uhm een kroeg met een zaal aan de rand van de Molenberg.

Tot begin jaren '30 van de vorige eeuw werden hier de jaarlijkse kermis en meifeesten gehouden, georganiseerd door de plaatselijke schutterij St. Oswaldus en de kroegbaas van 't Klaphek. Daarna verhuisde de kermis en een aantal andere grote feesten naar het door de schutterij gebouwde Gildehuis. Tot het midden negentiende eeuw waren alle weilanden in ' t Broek van alle Stokkumse boeren tezamen. De toegang tot de 'de Gemeynt', wat de gemeenschap betekent, was slechts mogelijk door drie hekken, die om 't Klaphek heen stonden op de plaats waar nu de parkeerplaatsen voor het terras zijn. Midden negentiende eeuw is dit terrein door ruilverkaveling particulier geworden. De hekken werden daarna weggehaald, de naam is blijven bestaan voor de horecagelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0007.jpg"

Situatie 1975

Door de jaren is de horecazaak diverse malen verbouwd, uitgebouwd en aangepast op ontwikkelingen in wensen van toeristen en gebruik voor 'het Gilde'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0008.jpg"

Situatie 1975

In 2005 is het complex het laatst verbouwd en is een deel van de zalen gesloopt en werd de separate bedrijfswoning gebouwd op perceel 1002. Recent is het geheel gewisseld van eigenaar en teruggekocht door de voorlaatste eigenaar. De noodzaak voor een separate bedrijfswoning is komen te vervallen en het is onnodig deze binnen de bedrijfsvoering aan te houden. Wonen zonder functionele binding met het bedrijf is niet toegestaan.

Daarom is het initiatief genomen de separate bedrijfswoning aan de 's-Heerenbergseweg 4 (perceel 1002) te herbestemmen tot 'Wonen' (in de zin van art. 17.2.1 bestemmingsplan 'Kernen'). De bovenverdieping van het horecapand blijft als bedrijfswoning in gebruik.

2.2 Functies

Het projectgebied ligt op de rand van de kern Stokkum en het buitengebied van Montferland. Rond de horecazaak liggen aan de noordwestzijde de bebouwde kom van Stokkum, aan de andere zijden het buitengebied met agrarische gronden en burgerwoningen. De oude korenmolen staat ten noordwesten van het projectgebied op de Molenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0009.jpg"

2.3 Planontwikkeling

Het initiatief betreft de herbestemming van de bedrijfswoning tot woning met de enkelbestemming 'Wonen'. Hiervoor moet het kadastrale perceel 1002 deels worden bestemd voor 'Wonen' en deels voor 'Tuin'. Voor bewoning is de functionele relatie met het horecabedrijf aan de 's-Heerenbergseweg 2 van belang. Een bedrijfswoning is in het bestemmingsplan Kernen gedefinieerd als: "1.16 bedrijfswoning. Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

Omdat er aan de 's-Heerenbergseweg 2 (kadastraal perceel G 2110) al een bedrijfswoning is, kan de bestemming "Gemengd" daar ongewijzigd blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0010.jpg"

Plankaart herbestemming Klaphek bedrijfswoning

Stedenbouwkundige verantwoording

De woning op kadastraal perceel G 1002 ('s-Heerenbergseweg 4) is ruimtelijk en functioneel door aard van inrichting met hagen en opgaande beplantingen afgescheiden van het horecagebouw. De horecafuncties en entree van het gebouw, terras en speeltuin liggen aan de westzijde en het verst vanaf de toekomstige burgerwoning. Nabij de woning liggen alleen parkeerplaatsen.

Ten aanzien van milieuzonering moet een woning op verantwoorde afstand liggen van een bedrijf, in dit geval horeca. Ten aanzien van mogelijke overlast en woongenot moet een aanvaardbaar woon-en leefklimaat worden geborgd. Tevens dient de horecabestemming niet te worden belemmerd in de bedrijfsvoering. Ten aanzien van de bodemkundige situatie gelden andere (zwaardere) normen voor woningen ten opzichte van bedrijfswoningen.

Omdat de combinatie van wonen en horeca planologisch is geregeld en in ruimtelijke zin niet verandert, is het voortzetten daarvan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De situatie van een woning naast de horecabestemming 't Klaphek is aanvaardbaar mits milieuonderzoeken aantonen dat binnen de normen kan worden gebleven (zie Hoofdstuk 4)


Conclusie:

De herbestemming van perceel 1002 tot 'Wonen' en 'Tuin' en de verkleining van de bestemming 'Gemengd' is aanvaardbaar mits milieuonderzoeken de haalbaarheid bevestigen. Dit is het geval (zie ook Hoofdstuk 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0011.jpg"

Situatie gebruik en geluidsbronnen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Toetsing

Met het initiatief zijn geen nationale belangen gemoeid.


De Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De uitgangspunten hierbij zijn dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, en dat de ontwikkeling in eerste instantie in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

Artikel 3.1.6 lid twee Bro omschrijft de ladder als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Voor de Ladder is dus een onderzoek nodig dat uit drie stappen bestaat:

  • 1. Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'?
  • 2. Vindt de ontwikkeling plaats buiten bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Als hier sprake van is, dan moet motivering plaats vinden volgens de Ladder: waarom kan niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte worden voorzien?

De toepassing van de Ladder is mede bepaald door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). De ABRS heeft in een 'overzichtsuitspraak' op 28 juni 2017 op een rij gezet hoe de Ladder gebruikt moet worden. Hiermee wordt houvast geboden aan de rechtspraktijk.

Toetsing

  • 1. Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'

Conform actuele jurisprudentie wordt een ontwikkeling van twaalf woningen of meer gezien als stedelijke ontwikkeling. Aangezien het de herbestemming van een bestaande bedrijfswoning is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals dit in het Bro wordt gedefinieerd. Het doorlopen van de ladder is daarmee niet noodzakelijk.

  • 2. Onderzoek bestaand stedelijk gebied

De locatie is gelegen in bestaand stedelijk(dorps) gebied.

Conclusie

Met het initiatief zijn geen nationale belangen gemoeid. Het initiatief is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling waardoor de ladder niet hoeft te worden doorlopen.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland. Samen met de Omgevingsverordening heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.

De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:

  • 1. Energietransitie;
  • 2. Klimaatadaptatie;
  • 3. Circulaire economie;
  • 4. Biodiversiteit;
  • 5. Bereikbaarheid;
  • 6. Vestigingsklimaat;
  • 7. Woon- en leefklimaat.

Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven. Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.

Energietransitie

Gelderland is in 2050 klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. Innovatie en het uitrollen van bewezen technieken wordt gestimuleerd. Als tussendoel realiseert Gelderland in 2030 55% broeikasgasreductie.

Klimaatadaptatie

Gelderland is in 2050 klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar. In 2020 heeft de provincie, samen met partners, de risico's en kansen van het veranderen klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.

Circulaire economie

Gelderland wordt de eerste afval-loze provincie in Nederland. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in de schone industrie. Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.

Biodiversiteit

In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. Er wordt natuur-inclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overals waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.

Bereikbaarheid

In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal. In 2030 is al ons busvervoer zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.

Vestigingsklimaat

De concurreerde positie van Gelderland binnen het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen wordt verder versterkt. Om onderscheidend te blijven, halen we in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is hierin koploper van Nederland.

Woon- en leefomgeving

Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas. Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

Themakaarten

Bij de visie zijn een aantal themakaarten aanwezig. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:

  • ruimtelijk beleid;
  • waterbeleid;
  • milieubeleid;
  • natuur- en landschapsbeleid.

Daarmee is voor een aantal onderwerpen specifiek beleid vastgelegd. Op de themakaart milieubeleid staan geen aspecten die betrekking hebben op de gemeente Montferland. Bij 'onderzoek en conclusie' is de verdere toetsing aan deze themakaarten verwoord.

Uitvoering beleid

In het kader van de uitvoering van de visie, zijn ook drie beleidsdocumenten vastgesteld:

  • Regionaal waterprogramma;
  • Handreiking plussenbeleid;
  • Beleidslijn windenergie.

Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op Woon- en leefomgeving. Bij 'onderzoek en conclusie' is de toetsing aan dit beleid verwoord.

Toetsing

De ontwikkeling waarvoor dit bouwplan is opgesteld sluit aan op de volgende onderdelen van de visie:

  • De woon- en leefomgeving.


Het initiatief is een bestaand bouwplan welke alleen wordt herbestemd en ontkoppeld van het horecabedrijf. Het initiatief voegt zich in de bestaande woon- en leefomgeving en is daarmee aanvaardbaar.

Conclusie

Het initiatief past in de ambities en beleid van de Omgevingsvisie Gelderland voor een duurzame inrichting van de bestaande bebouwde omgeving.

Regionaal waterprogramma

Deze vormt, samen met de onderdelen op het gebied van water in de Omgevingsvisie, 'het beleid' op het thema water. Het Regionaal waterprogramma is tevens het verplichte regionale waterplan op grond van artikel 4.4 van de Waterwet. Het bevat geen nieuw beleid, maar is een voortzetting van het bestaande waterbeleid.

  • De onderwerpen die belicht worden zijn:
  • water en ondergrond;
  • waterveiligheid en -overlast;
  • water en natuur;
  • water en kwaliteit;
  • water en gebruik.

Op de themakaart waterbeleid zijn diverse onderdelen ook terug te vinden. Bij plannen die in of nabij locaties op de themakaart liggen, moet het waterprogramma meegenomen worden bij de toetsing.


Toetsing

Het initiatief voor de herbestemming van een bedrijfswoning op het onderhavige projectgebied heeft geen invloed op het waterbeleid en het watersysteem (zie ook paragraaf 3.3 Waterschapsbeleid).


Conclusie

Het bouwplan past in het Regionaal waterprogramma.

Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. Hierin zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Samen met de Omgevingsvisie heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving.

Het voorliggende plan is een initiatief voor herbestemming van een bestaande woning en gaat niet over stedelijke ontwikkelingen. Het voorliggende initiatief is besproken met omwonenden en zal in een omgevingsdialoog worden gecommuniceerd met de verdere omwonenden en belanghebbenden.

Toetsing

Het initiatief voor de herbestemming van een bedrijfswoning is niet in strijd met de Omgevingsverordening en zal worden ingepast in het wijzigignsplan met aandacht voor omgevingsdialoog.

Conclusie

Het initiatief past in de uitgangspunten van de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Waterschapsbeleid

Het beleid van het waterschap Rijn & IJssel past in de Omgevingsvisie Gelderland en het Regionaal waterprogramma. Het beleid ten aanzien van bouwplan is dat deze geen negatieve invloed mogen hebben op het watersysteem. Voor elk nieuw bouwplan dient het hemelwater te worden afgekoppeld van het vuilwatersysteem.


Toetsing

De bedrijfswoning is geheel vrijstaand en het hemelwater wordt ongewijzigd geïnfiltreerd op eigen terrein (tuin). Het initiatief heeft daarmee geen negatieve invloed op waterschapsbelangen c.q. het watersysteem (zie ook paragraaf 4.7).

Conclusie

Het bouwplan past in het waterschapsbeleid.

3.4 Regionaal beleid

De gemeente Montferland ligt op de rand van de regio's Achterhoek en (sub)regio De Liemers (onderdeel van stadsregio Arnhem-Nijmegen). Binnen de gemeente wordt hier momenteel discussie over gevoerd ten aanzien van de toekomst van de gemeente. Gelet op de historische ligging van het projectgebied Stokkum in de regio Achterhoek wordt daarom hierna het Achterhoekse woningbeleid getoetst. Het woningbeleid van de Achterhoek loopt overigens min of meer parallel met het beleid van de regio de Liemers waarin ook bestaand bebouwd gebied voorrang heeft in ontwikkeling op nieuwbouw en waarin lichte behoefte is aan extra woningen voor de dorpskernen.

Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012

Als basis voor ruimtelijk beleid zijn er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:

  • omgaan met de krimp;
  • externe relaties;
  • veranderingen in het landelijk gebied;
  • overstap naar duurzame energie.


afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0012.jpg"

Visiekaart Achterhoek

Momenteel wordt echter geen 'krimp' meer voorzien voor de regio's Achterhoek en Liemers (zoals ook vastgelegd in de Liemerse Woonagenda koers voor 2020-2025)

Huidige kwaliteit als basis voor de toekomst

De kaart geeft de regionale structuren en kwaliteiten weer. Het regiobeleid is gericht op de beleidsvelden:

  • Landschap;
  • Infrastructuur;
  • Dorpenlandschap;
  • Overige speerpunten, zoals duurzame energie, toerisme enzovoort.

Toetsing

Het initiatief betreft een bestaande ruimtelijke situatie en derhalve zonder gevolgen voor de beleidsvelden.

Conclusie:

Het initiatief voor het projectgebied past in de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012.

Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek

De groei van het aantal huishoudens in de regio Achterhoek houdt langer aan dan eerder voorzien. Dit betekent dat er extra woningen moeten komen om te kunnen voorzien in de kwalitatieve behoefte die er nu en in de toekomst is. Daarom is in regionaal verband vanuit de thematafel Wonen en Vastgoed de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' opgesteld en door alle Achterhoekse gemeenteraden vastgesteld. Op basis van deze notitie wordt onder voorwaarden ruimte gegeven aan de bouw van extra woningen in de regio Achterhoek.

Nieuwe plannen voor het toevoegen van woningen in ieder geval worden getoetst aan de volgende drie voorwaarden/kwaliteitscriteria:

  • 1. de behoefte is aangetoond;
  • 2. voorrang voor transformatie van leegstaand vastgoed (verbouw of nieuwbouw na sloop);
  • 3. inbreiding gaat voor uitbreiding.

De notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' is door de provincie Gelderland vastgesteld als wijziging op een aantal passages van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025. Meer hierover in paragraaf Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025.

Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025

De Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 is de opvolger van de Regionale Woonvisie 2010-2020. De Regionale woonagenda schets de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Daarmee verschuift de rol van de overheid van inhoudelijk bepalend naar procesbegeleidend. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven. De in de paragraaf 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' toegelichte notitie, zal de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 voor wat betreft het kwantitatieve deel vervangen. Dit betekent concreet dat passages uit de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 die (in relatie tot inmiddels verouderde prognoses) betrekking hebben op (de afspraken over) het aantal (netto) toe te voegen woningen tot 2025 (inclusief de in 2015 afgesproken verlaging met 10%) niet meer van toepassing zijn c.q. worden vervangen door de inhoud van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek'. Daarmee wordt op grond van regionaal beleid ruimte geboden om woningen toe te voegen voor zover die woningen (onder andere) voorzien in een aantoonbare behoefte in plaats van dat de ruimte die er is om woningen toe te voegen een afgeleide is van een afgesproken maximaal aantal woningen (het woningcontingent). Daarnaast is met het vaststellen van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' de onwenselijkheid die in de Regionale Woonagenda 2015-2025 is opgenomen t.a.v. het toevoegen van extra woningen in de kleine kernen en het buitengebied, niet meer van toepassing voor nieuwe plannen. De in de Regionale Woonagenda 2015-2025 opgenomen mogelijkheid voor maatwerkoplossingen in incidentele gevallen blijft onverkort van toepassing op bestaande en nieuwe plannen die betrekking hebben op het toevoegen van woningen in de kleine kernen en het buitengebied. De provincie Gelderland stelde de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' vast als wijziging van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 op de hiervoor genoemde passages.


Toetsing

Het initiatief voor het projectgebied voor de herbestemming van een bedrijfswoning voldoet aan de lokale behoefte van woningen en betreft een herziening van de bestemming van een bestaande wooneenheid. Het verharde en bebouwde oppervlak zal vanwege de functieverandering niet toenemen. Het gaat hier om vergelijkbare wijzigingen zoals elders in de gemeente Montferland.

Conclusie

Het bouwplan past in de Regionale woonagenda 2015-2025.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Montferland

De gemeente Montferland heeft op 23 april 2009 de structuurvisie Montferland vastgesteld. Dit is een actualisatie, bundeling en doorontwikkeling van bestaande deelvisies waaronder ook de eerdere structuurvisie Bergh (2002). Voor de omgeving van het projectgebied is ingezet op beleid ten aanzien van "Rust en Ruimte". Dit ziet op bescherming van de landschappelijke kwaliteiten en de recreatieve en toeristische aspecten. Dit beoogd consoliderend beleid voor Stokkum en omgeving met beperkte mogelijkheden voor uitbreiding en woningbouw. In de structuurvisie is een ecologische verbindingszone langs de komt Stokkum beoogd als verbinding tussen de bossen van de natuurkern Montferland en de omgeving kasteel Bergh.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0013.jpg"

Structuurvisie Monterfland

Toetsing

Het initiatief voor het projectgebied voor de herbestemming van een bedrijfswoning betreft een bestaande woning en geen uitbreiding van woningbouw.

Conclusie

Het bouwplan past in de structuurvisie Montferland.

3.5.2 Landschapsontwikkelingsplan

Beleid ten aanzien van landschap en stedenbouw is nader uitgewerkt in het landschapsontwikkelingsplan (LOP). Dit plan is ontwikkeld in samenwerking met de gemeenten Oude IJsselstreek en Doetinchem. In het plan met een zestal werkboeken is het beleid voor Stokkum en omgeving opgenomen in het deelboek 1: De Montferlandsche Berg met krans van dorpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0014.jpg"

Lanschapsontwikkelingsplan, deelboeken

In het landschapsontwikkelingsplan zijn actuele en toekomstige ontwikkelingen aangegeven in de vorm van een kaart met de hoofdpunten van beleid. Ten aanzien van woningbouw (c.q. stedelijke uitbreiding wonen) zijn voor Stokkum kleine uitbreidingen voorzien voor autonome ontwikkelingen voor de lokale bevolking (beperkte uitbreiding woningbouw).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0015.jpg"

Lanschapsontwikkelingsplan, deelboeken

Toetsing

Het initiatief voor het projectgebied voor de herbestemming van een bedrijfswoning voldoet aan de lokale behoefte van woningen en betreft een herziening van de bestemming van een bestaande wooneenheid en is geen uitbreiding. Het initiatief botst ook niet met de visie op de ecologische verbindingszone.

Conclusie

Het bouwplan past in het landschapsontwikkelingsplan.

3.5.3 Volkshuisvestingbeleid

In de Liemerse Woonagenda koers voor 2020-2025, is vastgelegd dat naar aard en omvang van de kern gericht wordt ingespeeld op de lokale woningvraag met het behouden en versterken van de groene kwaliteiten van de Liemers.


Toetsing

Dit past ook in de wens voor een versterking van het woonklimaat en aantal woningen voor het dorp Stokkum. Het initiatief betreft een bestaande woning die beschikbaar komt voor de woningmarkt Stokkum.


Conclusie

Het bouwplan past in het volkshuisvestingsbeleid Montferland.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Bodem

Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.

Geldende wet- en regelgeving hiervoor is het Besluit ruimtelijke ordening (art. 3.1.6) met daaraan gekoppeld de verwijzing naar de Algemene Wet bestuursrecht (art. 3.2).


Een bodemonderzoek is dan noodzakelijk wanneer:

  • er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
  • als het bouwwerk de grond raakt en;
  • als er na sloop wordt herbouwd.


Dit is het geval in onderhavig initiatief.


Onderzoek

In artikel 31, lid f, sub 1 van het bestemmingsplan Kernen staat aangegeven dat door middel van een bodemonderzoek dient te worden aangetoond dat de bodem in milieuhygiënische zin geschikt is voor woondoeleinden.

Het onderhavige projectgebied is door buro Montferland Milieu onderzocht ten aanzien van de bodemkundige situatie. Het rapport met nummer MM20180 d.d. 12 oktober 2020 is als bijlage Bijlage 1 toegevoegd.

Uit het onderzoek zijn geen stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of de detectiegrens van de betreffende stof. Uit (bodem)milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging.


Conclusie

Er zijn geen milieukundige belemmeringen ten aanzien van de bodemsituatie voor bestemmingswijziging van de bedrijfswoning in het projectgebied.

4.2 Akoestiek

Wet geluidhinder

De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals woningen, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van (spoor)wegen en/of industrieterreinen worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting.

Onderzoek en conclusie

In het onderhavige plan ligt de woning alleen in een geluidszone van een weg. Nu de Wet geluidhinder in deze geen onderscheid maakt tussen bedrijfswoningen en woningen, is er feitelijk geen sprake van een nieuwe situatie: er verandert niets aan de woning en er verandert niets aan de weg. Er is dan ook op grond van de Wet geluidshinder geen verplichting om in deze akoestisch onderzoek te doen. Ook vanuit een goede ruimtelijke ordening is die noodzaak er niet.

Bedrijven en milieuzonering

Op het moment dat de woning 's Heerenbergseweg 4 haar bestemming als bedrijfswoning van 't Klaphek verliest en wordt bestemd als woning moet worden beoordeeld of dit ruimtelijk gezien verantwoord kan. Er mogen geen milieuproblemen ontstaan. Om dit te kunnen beoordelen is de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG algemeen als hulpmiddel aanvaard.

Onderzoek en conclusie

Om dit voor het aspect geluid te beoordelen is in lijn van deze brochure een akoestisch onderzoek uitgevoerd ("Akoestisch onderzoek industrielawaai 's Heerenbergseweg 2-4 Stokkum", nummer 25093 versie 1.0, gedateerd 17 juli 2020). Voor de uitgebreide beoordeling wordt kortheidshalve naar dit onderzoek verwezen, dat is bijgevoegd als Bijlage 2.

Conclusie uit het onderzoek is dat er aan het gestelde in de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" en aan het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. Het projectgebied kan zich beperken tot perceel G 1002 onder voorwaarde dat er een geluidsscherm op de erfscheiding wordt gerealiseerd en dat de in het horecabedrijf gebruikte afzuiginstallatie moeten zijn uitgevoerd conform de Best beschikbare Technieken (BBT). Het geluidsscherm zal 2 m hoog moeten zijn en aan de straatzijde 's Heerenbergseweg 1 m hoog. Deze voorwaarde is opgenomen in het wijzigingsplan en in de bijbehorende regels (zie Hoofdstuk 6). Ook zullen er maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit worden opgesteld om het aanbrengen van de verplichte voorzieningen (waaronder voornoemde geluidsschermen) te formaliseren.

Als hieraan wordt voldaan zal er voor wat betreft dit onderdeel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de NIBM-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0016.png"

Uitkomstberkening met behulp van NIBM-tool 2020

Een klein initiatief zoals het onderhavige draagt niet bij aan een negatieve beïnvloeding van de luchtkwaliteit. Het betreft ook een bestaande (bedrijfs)woning zonder uitbreiding van verkeersbewegingen. De vorige eigenaar verhuurde de bovenverdieping van 't Klaphek intensief als vakantiewoning/Bed&Breakfast waardoor wekelijks vele recreatieve autoritten plaatsvonden. De huidige eigenaar woont zelf op de bovenverdieping en hoeft door de combinatie van wonen en werken, weinig autoritten te maken. Per saldo zullen er minder voertuigbewegingen zijn.

In de voorgaande matrix is uitgegaan van 0 extra voertuigbewegingen. De situatie is altijd "Niet in Betekenende Mate".

Conclusie

Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan achterwege blijven. Bovendien betreft het initiatief een bestaande (bedrijfs)woning. Er is geen sprake van uitbreiding van verkeersbewegingen en geen overschrijding van normen.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen:

  • stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een LPG vulpunt;
  • mobiele bronnen, zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen.


Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'.

Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is. Er liggen geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen nabij en derhalve is er geen belemmering voor het initiatief.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een plaatsgebonden risico en een groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10 -6 (één op 1.000.000) bedraagt. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare objecten (onder andere scholen, gebouwen waar zich veel mensen bevinden en gebouwen waar zich minder zelfredzame personen kunnen bevinden) aanwezig zijn of geprojecteerd worden.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Voor de contour van het groepsrisico geldt in ieder geval dat het niet wenselijk is om hier kwetsbare bestemmingen toe te staan. Het streven moet zijn om het aantal personen binnen het invloedsgebied onder de oriëntatiewaarde en waar mogelijk zo laag mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wpsgskkfwoHnbgswg4-va01_0017.jpg"

Onderzoek

De meest nabije risico-objecten liggen in 's-Heerenberg op grote afstand. In Stokkum zijn geen risico-objecten ten aanzien van de externe veiligheid.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.5 Bedrijvigheid

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is. In het voorliggende geval betekent dit dat moet worden beoordeeld of de omliggende bedrijven hinder ondervinden van het onderhavige bouwplan.

Onderzoek

Het enige nabije bedrijf is restaurant "'t Klaphek". Het meest bepalende aspect van mogelijke overlast is geluid. Dit is onderzocht en met aanbevelingen beschreven onder paragraaf 4.2.

De bedrijfsfuncties liggen aan de andere zijde en zijn afgeschermd van de woning.

De situatie is aanvaardbaar mits de afzuiginstallatie van 't Klaphek voldoet aan de vereisten die in het akoestisch onderzoek zijn genoemd en op de erfafscheiding van perceel G 1002 een geluidsscherm wordt geplaatst van 2 meter hoog op het achtererf en 1 meter hoog op het voorerf.

Conclusie

Het initiatief vormt met de aanpassing van de erfafscheiding en het nemen van geluidsbeschermende maatregelen geen bron van hinder voor het bedrijf en omgekeerd.

4.6 Flora en Fauna en Stikstofdepositie

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming is het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming. De wet is de vervanger van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

De Wet natuurbescherming regelt allereerst de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten. Daarnaast bevat het voorstel onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden.

De Wet natuurbescherming neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Het toetsingskader van de nieuwe wet is, voor wat betreft soortbescherming, deels gelijk aan dat van de oude Flora- en faunawet. Al is de lijst met beschermde soorten wel gewijzigd. In de nieuwe wet zijn 945 soorten actief beschermd. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden op formeel wetsniveau aanvullende, als zodanig kenbare 'nationale' beschermingsvoorschriften verankerd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en planologische procedures die na 1 januari 2017 geïnitieerd worden zal getoetst moeten worden aan de Wet natuurbescherming. De provincies worden het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming.

In de Wet natuurbescherming is geregeld dat er voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, inclusief de directe leefomgeving.

Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, moeten de verbodsbepalingen in acht worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Wet natuurbescherming beschermd zijn. Vooral binnen de stedelijke omgeving moet aandacht worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter. De nestlocaties en vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort(groep)en zijn jaarrond beschermd. Daarnaast zijn de bezette nesten van alle inheemse vogelsoorten beschermd en mogen niet opzettelijk verstoord worden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart t/m 15 juli, maar broedgevallen daarbuiten zijn ook beschermd.

Ook moet worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Als inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Wet natuurbescherming zijn vastgesteld, kan een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd. Uit een verleende ontheffing kunnen aanvullende mitigerende en/of compenserende maatregelen voortkomen die van invloed zijn op de (her)inrichting van een gebied. Het niet verkrijgen van een ontheffing is van invloed op de haalbaarheid van een project.

Onderzoek en conclusie

Er is geen sprake van aanpassingen of sanering van voorzieningen. De realisatie van een schutting met eventuele begroeiing heeft geen consequenties voor flora en fauna. Een toekomstige groene afscheiding is gunstig voor vogels en kleine zoogdieren. Per saldo is sprake van een neutrale ecologische ontwikkeling.

Stikstofdepositie

Er is geen sprake van bouwactiviteiten en daarmee ook geen tijdelijke of blijvende toename stikstofdepositie.

Conclusie

Het initiatief is neutraal ten aanzien van flora en fauna en heeft geen gevolgen voor de stikstofdepositie.

4.7 Water

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt "Anders omgaan met water" vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het projectgebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit'.

Standaardwaterparagraaf

Het waterschap Rijn & IJssel heeft een zogenaamde "standaardwaterparagraaf" samengesteld. Dit is een document met een hoofdindeling van de wateraspecten en is bedoeld om de beoordeling van paragrafen te vergemakkelijken.

Beschrijving watersysteem:

Het bouwplan ligt op de stuwwal Montferland ten westen van de kern 's-Heerenberg. De afwatering en grondwaterstroming van het projectgebied is richting de Rijn in zuidwestelijke richting (Duitsland).

Bodemsituatie

Het bodemprofiel betreft Kalkloze zandgrond. Het gebied heeft een gemiddelde drooglegging van ca. 3-4 m.

De bestaande bovengrond van het projectgebied leent zich in beginsel voor infiltratie. Een aanvullend geohydrologisch onderzoek voor de bepaling van de zogenaamde "k-waarde" voor de doorlatendheid wordt op basis van de plankarakteristiek en ligging op de zandige oeverwal niet nodig geacht.

Volgens overzicht van het Waterschap heeft het projectgebied een globale afvoercoëfficiënt van 1 l/s/ha wat voor een maatgevend neerslagvolume volgens bui T10+105 een bergingscapaciteit van 40mm in het bodemprofiel van het projectgebied vergt.

Relevante waterthema's:

De watertoetstabel (versie augustus 2017) met relevante en niet-relevante waterhuishoudkundige thema's

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  


Nee

Nee  


2

2  
Riolering en Afvalwater-
keten  
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  

Nee
Nee

Nee  

2
1

1  
Wateroverlast (oppervlakte-
water)  
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  

Nee

Nee

Nee

Nee  

2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?  
Nee  

1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  

Nee
Nee

Nee
Nee  

1
1

1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  

1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Nee

Nee  

1

2  
Volksgezond-
heid  
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee


Nee  

1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee

Nee
Nee  
2
2

1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  


2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?  
Nee  

1  

Onderzoek

De waterschappen hebben als beleid de afkoppeling van schoon regenwater van projecten en gebieden. Voor het onderhavige bouwplan is de afkoppeling van hemelwaterafvoer in beginsel bij beschikbare ruimte en mogelijkheden vereist.

Als thema's zoals vastgesteld in de "standaard waterparagraaf voor bestemmingsplannen" onderscheiden de waterschappen voor een situatie zoals de onderhavige vooral: "Wateroverlast". Hierbij wordt als beleid gevoerd zo mogelijk af te koppelen en het hemelwater niet via de riolering af te voeren. Tevens is de doelstelling het oppervlaktewaterpeil en het grondwaterpeil duurzaam in stand te houden om enerzijds verdroging en bodemdalingen en anderzijds wateroverlast te voorkomen. Ten aanzien van de oppervlaktewaterkwaliteit mogen geen activiteiten plaatsvinden die tot extra belasting van de waterkwaliteit leiden.

De overige waterthema's in de voornoemde standaard en beantwoord met "Ja" zijn relevant voor het plan en hierna behandeld. Het hemelwater zal worden geïnfiltreerd op eigen terrein in de lagere delen van de tuin en infiltreren.

Er is geen sprake van afvoer van water van het perceel. Alle hemelwater wordt geïnfiltreerd.


Berekening waterberging:

Bij de berekening van de watertoets moet volgens de "leidraad rioleringen" worden gerekend met de zogenaamde "Bui 10". Deze bui valt ca. 1x per 10 jaar en heeft een neerslag van 40 mm. Het Waterschap Rijn en IJssel hanteert verder voor stedelijke uitbreidingen een norm van een bui 100+ (T10)+10%) voor voorkoming van overlast/schade van water boven maaiveldniveau.


Globale watertoets: bedrijfswoning Klaphek.

  • Bebouwde en verharde oppervlakte, totaal ca. 150 m2;
  • Bui 10 (T10+105), 40mm per m2;
  • K-waarde > 1 m/dag;


Beschikbare infiltratieruimte -> opp. tuin 500m2.

Opties berging hemelwater:

  • Infiltreren in terreinlaagte.


De te infiltreren hoeveelheid schoon hemelwater is ca. 6 m3 (40 ltr x 150 m2).

Deze hoeveelheid wordt momenteel al zonder problemen opgevangen in de tuin. Het terrein/tuin en de buffercapaciteit in de fundatie oprit/parkeerplaats is voldoende groot voor de opvang van elke denkbare regenbui.

Op deze wijze wordt het hemelwater in de omgeving geïnfiltreerd. Er is geen sprake van directe lozing op een waterschapsloot. Ook bui T100 kan in het projectgebied worden geborgen zonder overlast en schade.

Op de riolering is alleen de vuilwaterafvoer aangesloten. Hier verandert niets.

Er is geen sprake van afwijking van de uitgangspunten van het Waterschap en de gemeente. Er is geen sprake van toepassing van niet gecoate uitlogende bouwstoffen en er vinden geen activiteiten plaats die het watersysteem beïnvloeden of bedreigen. Er is op passende wijze invulling gegeven aan de bodemsanering zonder infiltratie van water en voorkoming van overlast naar de omgeving.

De keuze voor de wijze van hemelwaterafvoer dient te voldoen aan de uitgangspunten van de gemeente en van het Waterschap. Dit is het geval.

Conclusie

De infiltratie van hemelwater voor het projectgebied wordt op eigen terrein geloosd met vrije uitstroom op de ruime tuindelen rondom de woning. Er is geen rechtstreekse lozing op de openbare ruimte, riool of een waterschapsloot. Het plan voldoet dan aan de uitgangspunten van de gemeente en het Waterschap.

4.8 Cultuurhistorie en archeologie

Monumenten

Rond het projectgebied zijn geen monumenten aanwezig. Het bouwplan schaadt dus ook geen monumenten.

Archeologie

De gemeente Montferland voert een actief beleid ten aanzien van cultuurhistorie en archeologie. Hiervoor is ook een "Archeologische verwachtingenkaart Montferland" vervaardigd en van kracht. Alle plannen dienen aan de cultuurhistorische en archeologische verwachtingen te worden getoetst. De archeologische verwachting is specifiek benoemd als waarde in het bestemmingsplan, zie paragraaf 1.3. Het betreft hier archeologische verwachting 3 en geldt op grond van het bestemmingsplan Kernen een verplichting tot archeologisch bureauonderzoek, tenzij grondwerkzaamheden minder diep gaan dan 30 cm. of als grondbewerking beperkt blijft tot een oppervlakte kleiner dan 250 m2.

Onderzoek

Het initiatief betreft alleen de herbestemming van een bestaand bouwplan en de realisatie van een geluidswerende voorziening. Het grondwerk voor deze voorziening is dieper dan 30 cm. maar in oppervlakte kleiner dan 250 m2 (lengte 33 m., sleufbreedte < 1 m., opp. ca. 33 m2) Dan is er geen nader onderzoek nodig.

Conclusie

Het initiatief voegt zich in de bestaande bebouwde woonomgeving. Er zijn geen belemmeringen voor het initiatief ten aanzien van monumenten, cultuurhistorie en archeologische waarden.

4.9 Verkeer en parkeren

Er is sprake van een bestaande situatie zonder extra verkeersbewegingen. Het parkeren zal volledig op eigennterrein plaatsvinden. Op eigen terrein is ruimte voor, de volgens het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) en CROW publicatie 182 vereiste, 1,9 parkeerplaats per woning. Hier wordt aan voldaan.

Conclusie

De ontwikkeling past in het gemeentelijk verkeer- en parkeerbeleid.

4.10 Duurzaam bouwen

Er is geen sprake van bouwactiviteiten. Het initiatief betreft gewijzigd hergebruik van bestaande bebouwing en is daarmee duurzaam van karakter.

Conclusie

Het gewijzigd hergebruik van bestaande bebouwing past in duurzaamheidsbeleid.

4.11 Kabels en leidingen

Alle benodigde nutsvoorzieningen zijn aanwezig in de 's-Heerenbergseweg.

Conclusie

Het bestaande leidingennet vormt geen belemmering voor het initiatief.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een wijzigingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De herbestemming van het onderhavige projectgebied is een particulier initiatief. De initiatiefnemer neemt dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten voor zijn rekening. De initiatiefnemer is legesplichtig. Ter dekking van de plankosten zal een realisatieovereenkomst met de gemeente Montferland worden opgesteld.

Voor de gemeente Montferland zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van dit project geen kosten en/of financiële risico's verbonden. Eventueel uit het initiatief voortvloeiende planschade blijft voor rekening van de aanvrager. Hiervoor zal een planschadeovereenkomst met de gemeente worden afgesloten.

De financiële uitvoerbaarheid is geborgd door het afsluiten van de voornoemde anterieure overeenkomsten (realisatieovereenkomst en planschadeovereenkomst) en er is een dekkende exploitatie. De woning wordt als eengezinswoning te koop aangeboden en hiervoor bestaat al belangstelling, waarmee het verkoopperspectief goed is.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer heeft de directe omgeving van het project geïnformeerd. Er zijn geen belemmeringen voor het initiatief.

Hoofdstuk 6 Juridische planaspecten

De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan 'Kernen' van de gemeente Montferland. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om, onder voorwaarden, de bestemming 'Gemengd' te wijzigen naar 'Wonen' en 'Tuin'.

De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het bestemmingsplan. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan. Een en ander betekent, onder meer, dat de regels van het moederplan ('Kernen') van toepassing zijn op de nieuwe ontwikkeling.

De gronden in het gebied zijn bestemd als 'Wonen' en 'Tuin'. De bestemming 'Tuin' is opgenomen voor de gronden die zijn gelegen tussen de woning en de 's-Heerenbergseweg. Het bouwvlak zal opnieuw worden verbeeld, waardoor de woning binnen het bouwvlak gesitueerd is. Op de verbeelding is een aanduiding 'vrijstaand' opgenomen. Op basis van de regels van het moederplan betekent dit dat alleen een vrijstaande woning mogelijk is. De huidige woning is dan ook vrijstaand.

Vanwege de uitkomsten van het akoestische onderzoek zijn in dit wijzigingsplan aanvullende bepalingen opgenomen. In de regels van het wijzigingsplan (in artikel 2.2) is als voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de woning in het plangebied alleen gebruikt mag worden als de geluidwerende voorziening wordt aangelegd en in stand wordt gehouden conform het uitgevoerde akoestische onderzoek. In dit akoestische onderzoek is ook de benodigde hoogte van respectievelijk 1 meter en 2 meter aangegeven.

De geldende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' is opgenomen voor het hele plangebied. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Ter bescherming van de molenbiotoop is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen.

De regels van de bestemmingen zijn afkomstig van het moederplan. Voor een verdere inhoudelijke beschrijving van de bestemmingen, wordt daarom verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Kernen' van gemeente Montferland.

Hoofdstuk 7 Procedure

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 17 maart 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan het College van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Het wijzigingsplan is op 11 mei 2021 door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland vastgesteld.