direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied(eerste herziening), wijziging Melkweg 3 te Beek
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

In juni 2014 is door eigenaar van het agrarisch bedrijf aan de Melkweg 3 te Beek verzocht om een wijziging van het agrarisch bouwvlak ten behoeve van de verdere ontwikkeling van zijn bedrijf. Ter plaatse is een melkrundveehouderij gevestigd met 180 melkkoeien en 120 stuks jongvee. Het voornemen is om uit te groeien naar een bedrijf met ten minste 200 melkkoeien. De milieuvergunning van het bedrijf maakt dit reeds mogelijk.

De reden voor het aanpassen van het bouwvlak is in eerste instantie het voornemen om een extra voorraadsilo voor ruwvoer aan te leggen en voorts om de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak te brengen. Het huidige bouwvlak heeft aan de zuidzijde, al waar de nieuwe voersilo is gewenst, in de huidige siuatie geen mogelijkheden meer voor overschrijding. Voorts is sprake van afstemming van het bouwvlak op het beoogde doelmatige gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0001.png"

De gewenste voersilo voorziet in het beschikbaar hebben van een buffervoorraad ruwvoer. In het verleden werden verwachte misoogsten in droge zomerseizoenen opgevangen door het beregenen van het land met grondwater. Aangezien het (diep) onttrekken van grondwater in de zomermaanden steeds meer ter discussie komt is het voornemen om in groeizame jaren meer voorraad aan te leggen. Hiermee verdwijnt de noodzaak tot het onttrekken van grondwater. Hiernaast ontstaat er meer flexibiliteit in de herfst wanneer de piek van vooropslag aan de orde is. Hierdoor neemt het risico van kwaliteitsverlies van het voer rond deze periode sterk af.

Het totale perceel BER02, sectie K nummer 1146, waarbinnen het agrarisch bouwvlak Melkweg3 is gelegen, heeft een omvang van 18,7 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0002.png"

Afbeelding kadastraal perceel BER02, sectie K nummer 1146

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0003.png"

Direct in de omgeving beschikt het bedrijf over 67,2 ha land waar ook beweiding kan plaatsvinden. In een straal van 5 km rond het bedrijf is er 93,59 ha in eigendom c.q. in pacht.

Het bedrijf beschikt over een (veranderings) milieuvergunning d.d. 26 augustus 2003 (kenmerk 629/03) welke nadien met meldingen is geactualiseerd. De milieuvergunning is destijds aangevraagd voor het vergroten van een ligboxenstal, het verplaatsen van een mestilo, het realiseren van een nieuwe kuilvoerplaat, het realiseren van zaagselopslag en het uitbreiden van het aantal dieren, kortom het veranderen en uitbreiden van een melkveehouderij. Vergund zijn thans 227 stuks melkvee en 121 stuks jongvee.

Het perceel Melkweg 3-5 te Beek is in het bestemmingsplan 'Buitengebied' bestemd tot 'agrarisch' (agrarisch bouwvlak). De omvang van het bouwvlak welke in de huidige situatie nagenoeg is volgebouwd, bedraagt ca 1,5 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0004.png"

Bedrijfseigenaar wenst achter de bestaande silo's, nieuwe silo's te realiseren (voerplaten). Ten einde dit mogelijk te maken, alsmede om ontwikkelingsmogelijkheden te hebben richting de toekomst, is enige aanpassing/vergroting van het bouwvlak noodzakelijk.

1.2 Plangebied en omgeving

Het agrarisch bouwvlak Melkweg 3 bevindt zich ten zuiden van de kern Beek en ligt nagenoeg tegen de grens met Duitsland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0005.png"

Het bouwvlak bevindt zich voorts op de grens van het heideontginningenlandschap met het enkendorpenlandschap (zie ook paragraaf 2.4.3). Het heideontginningenlandschap is gelegen aan de voet van de Montferlandse berg. Het gebied kenmerkt zich door een vrij vlak verloop in hoogte en kwelwater dat hier omhoog komt. De weteringen en sloten voeren het water richting het noordwesten af. De openheid van de blokverkavelingen wordt doorsneden door bomenlanen, waaraan de erven zijn gelegen.

Het Beekse Broek aan de westzijde van de berg bestond 100 jaar geleden nog voornamelijk uit heide. Het betreft grotendeels een open gebied zonder bebouwing en zonder hoog opgaande beplanting. Het bestaat nu uit ongelijkvormige rechthoekige kavels met betrekkelijk veel bedrijven en huiskavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0006.png"

Tussen Beek en de grens (natte zandontginning) is sprake van intensieve agrarische productie in een meer relief en boomrijk landschap. De oostwest orientatie is ook hier te herkennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0007.png"

1.3 Huidige situatie plangebied

Het agrarisch bouwvlak kenmerkt zich in de huidige situatie door een beperkte groene inpassing. De bebouwing is overwegend oost-west georienteerd. Het bouwvlak is aan de zuidzijde nagenoeg volledig volgebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0008.png"

De bebouwing ligt vrij open in het landschap. Op het erf bevindt zich een enkele boomgroep.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0010.png"

1.4 Gewenste situatie

Bedrijfseigenaar is voornemens zijn agrarisch bouwvlak op onderstaande wijze te wijzigen/uit te breiden. De rode belijning vormt daarin de gewenste begrenzing van het bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0011.png"

1.5 Planologische situatie

De betrokken gronden Melkweg 3-5 zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld op 29 september 2011, bestemd tot 'agrarisch' (agrarisch bouwvlak). De gronden binnen en aansluitend aan het bouwvlak zijn voorts voorzien van de dubbelbestemming 'waarde-archeologische verwachting 1'. Ter plaatse zijn twee bedrijfswoningen toegestaan. De gronden zijn hiernaast voorzien van de gebiedsaanduidingen 'waardevol landschap' en 'ecologische verbindingszone'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0012.png"


afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0013.png"

Binnen het agrarisch bouwvlak is een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, toegestaan. Binnen het bouwvlak mogen agrarische bedrijfsgebouwen worden gebouwd, alsmede paardenbakken en bouwwerken geen gebouw zijnde, waaronder begrepen, mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag. Buiten het bouwvlakken mogen uitsluitend andere bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag (zoals mestplaten en mestsilo's) en niet zijnde bouwwerken voor kuilvoeropslag, andere silo's, erf- en terreinafscheidingen, paardenbakken windmolens en teeltondersteunende voorzieningen. Voor kuilvoerplaten is een maximale bouwhoogte toegestaan van 2,5 meter. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om agrarische bouwvlakken te overschrijden bij het bouwen van gebouwen, sleufsilo's en/of kuilvoerplaten met dien verstande (voor zover hier van belang):

  • 1. de oppervlakte van het denkbeeldig bouwvlak na overschrijding niet meer mag bedragen dan 110% van de oppervlakte van het in het plan opgenomen bouwvlak;
  • 2. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en de oppervlakte van het bestaande bouwvlak ten minste 0,5 ha bedraagt;
  • 3. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • 4. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • 5. voor zover het een overschrijding betreft gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap'dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap;
  • 6. voor zover het een overschrijding betreft gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'ehs-ecologische verbindingszone' of 'ehs-natuur', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Tevens is er in het bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van andere silo's dan voor mestopslag en kuilvoerplaten direct aansluitend aan het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² en een bouwhoogte van maximaal 2 meter met dien verstande dat (voor zover hier van belang):

  • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • 2. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • 3. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • 4. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
  • 5. voor zover het een overschrijding betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap;
  • 6. voor zover het een overschrijding betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'ehs - ecologische verbindingszone' of 'ehs - natuur', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Door middel van bovengenoemde afwijkingsmogelijkheden is de gewenste situatie niet te realiseren. Enerzijds is het niet mogelijk om de gewenste voersilo's gedeeltelijk binnen het bouwvlak te plaatsen, waardoor sprake is van overschrijding. Anderzijds is het niet mogelijk de voersilo's op de gewenste locatie direct aansluitend aan het bouwvlak te realiseren. Het agrarisch bedrijf is hierdoor aangewezen op verschuiven c.q. vergroting van het agrarisch bouwvlak. Het onderhavige wijzigingsplan voorziet hierin.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Om na te gaan of de voorgenomen ontwikkelingen op de planlocatie binnen de vigerende wet- en regelgeving mogelijk is, is een nadere beschrijving opgenomen van de vigerende (en relevante) wet- en regelgeving.

Vanuit het rijksbeleid is er geen specifieke regelgeving van toepassing op de onderhavige ontwikkeling. Wel is expliciet naar het provinciale beleid, waaronder de nieuwe provinciale omgevingsvisie gekeken.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Streekplan 2005

Overeenkomstig het voorheen geldende streekplan 2005 is de locatie Melkweg 3 te Beek gelegen in het multifunctioneel gebied (waardevol landschap). Hierop is het 'ja, mits...' principe van toepassing. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, mits dat niet leidt tot een aantasting van de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0014.png"

Ligging planlocatie Melkweg 3 Beek in Streekplan Gelderland 2005

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0016.png"

Afbeelding Waardevol landschap Montferland

De locatie Melkweg 3 is gelegen binnen deelgebied 2 van het Waardevol landschap en voorts binnen de ecologische verbindingszone. De in de bovenstaande tabel onder deelgebied 2 aangevinkte kernkwaliteiten zijn van toepassing.

Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij...' benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast , tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Deze wezenlijke kenmerken en waarden worden onderscheiden in kernkwaliteiten en omgevingscondities. Mitigatie, compensatie en saldobenadering EHS bieden de mogelijkheid om (in geval van aantasting) ontwikkelingsgericht invulling te geven aan het opheffen van een aantasting van de kernkwaliteiten.

2.2.2 Provinciale omgevingsvisie 2014

Provinciale Staten van Gelderland streven met de Provinciale omgevingsvisie (vastgesteld op 9 juli 2014) 2 doelen na:

  • 1. Een duurzame economische structuurversterking (sterke steden en vitale dorpen/vitaal platteland met voldoende werkgelegenheid);
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving.

De komende jaren staan meer in het teken van beheer en ontwikkeling van het bestaande (ontwikkelen met kwaliteit) in plaats van groei.

Om de doelen in beleidsrichtingen, aanpak, rollen en instrumenten te vertalen hanteert de provincie 3 aandachtgebieden:

  • Dynamisch Gelderland: de (ruimtelijk-economische) dynamiek en de geleiding daarvan op provinciaal niveau;
  • Mooi Gelderland: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben, die richting geven aan ontwikkeling en waarin wordt geïnvesteerd;
  • Divers Gelderland: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen, staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal.

De provincie en haar partners streven naar een vitaal buitengebied:

  • met behoud van levendigheid;
  • met een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding;
  • rekening houdend met grote verschuivingen door schaalvergroting in de landbouw, energietransitie en urbanisatie de komende jaren.

In onderstaande afbeelding staan de gebieden waarop provinciale sturing wordt uitgeoefend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0017.png"

Provinciale omgevingsvisie

De locatie Melkweg 3 te Beek is gelegen binnen de 'Groene Ontwikkelingszone' (GO). De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het 'Gelders Natuurnetwerk' (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven.

In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:

  • de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
  • ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedijf en extensieve openluchtrecreatie;
  • kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
  • beschermen van bos;
  • specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.

De kernkwaliteiten zijn:

  • de samenhang met aangrenzende natuurgebieden;
  • de aanwezige en nog te ontwikkelen natuurwaarden (in het bijzonder de ecologische verbindingszones);
  • de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en archeologische waarden;
  • de abiotische kwaliteiten stilte, donkerte, openheid en 'rust' (omgevingscondities).

In de Groene Ontwikkelingszone (GO) liggen mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen onder voorwaarde dat daarbij extra natuur tot stand komt. De reden om voor een stedelijke functie een locatie in de GO te kiezen moet gerelateerd zijn aan een impuls in de kernkwaliteiten.

Bij uitbreiding van bestaande functies wordt een onderscheid gemaakt naar de omvang van de uitbreiding, omdat dit rechtstreeks verband houdt met het effect ervan op de kernkwaliteiten. Er is sprake van een grootschalige uitbreiding als een uitbreiding een omvang heeft > 30 procent van de bestaande bestemming. In dit geval is deze uitbreiding mogelijk onder de voorwaarde dat deze gecombineerd wordt met een substantiële versterking van de kernkwaliteiten. De bijzondere toegevoegde waarde van de functiecombinatie, die bijdraagt aan de versterking van de kernkwaliteiten, maakt dat de ontwikkeling past in de GO. Een beperkte uitbreiding (tot 30 procent) van een bestaande functie kan in een bestemmingsplan worden toegestaan, indien is aangetoond en verzekerd dat de betreffende activiteit landschappelijk wordt ingepast en de kernkwaliteiten per saldo worden versterkt. In het algemeen zal een goede landschappelijke inpassing op de plek van de ingreep volstaan. Indien daarmee de kernkwaliteiten nog onvoldoende kunnen worden versterkt is een vorm van verevening de aangewezen weg om op een positief saldo uit te komen. Zie onderstaande schematische weergave.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0018.png"

De kernkwaliteiten GNN en GO van de verschillende deelgebieden zijn nader beschreven in bijlage 7 'Kernkwaliteiten GNN en GO' bij de Omgevingsverordening. Onderstaande afbeelding betreft een uitsnede uit de bijbehorende kaart. Voor het deelgebied Liemers Oost (nr. 38), waar de planlocatie onderdeel vanuit maakt, zijn de volgende kernkwaliteiten opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0019.png"

  • 1. heideontginnings- kampen- en essenlandschap in het oosten, dicht en kleinschalig in het oosten, steeds opener naar het westen; overgangen naar Montferland en het Rijnstrangengebied;
  • 2. Parel/A-locatie bos: De Bijvanck: landgoed met oude boslocatie met waardevolle bossen van rijkere bodems met bossoorten als bosanemoon en boszegge;
  • 3. leefgebied das en steenuil;
  • 4. cultuurhistorische waarden van de landgoederen, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels, en boerderijen;
  • 5. abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir;
  • 6. ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater, waterberging;
  • 7. alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied.

Specifiek voor de GO in dit gebied gelden de volgende ontwikkelingsdoelen voor natuur en landschap:

  • a. ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden en schrale graslanden;
  • b. ontwikkeling ecologische verbinding Montferland-west met hagen, bosjes, boomgaardjes en graslanden;
  • c. ontwikkeling uitwisseling met de omgeving en vermindering barrièrewerking rijks- en provinciale wegen;

Om grondgebonden bedrijven als functionele dragers van het Gelders platteland te behouden en te versterken, biedt de provincie ruimte voor groene groei en verbreding. Bij de grondgebonden landbouw gaat het onder meer om bedrijven voor akkerbouw, fruitteelt, boomteelt en melkveehouderij. Doelstelling is een kleinere ecologische voetafdruk van de sector en een landbouwsector die bijdraagt aan:

  • een sociaal en vitaal landelijk gebied in Gelderland;
  • goed is voor mens, dier en omgeving;
  • de concurrentie op de wereldmarkt aan kan.

Bedrijven die voldoen aan maatschappelijke eisen op het vlak van dier- en volksgezondheid, milieu, dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit kunnen rekenen op maatschappelijk draagvlak en verdienen ruimte.

Uitbreiding bedrijf toetsen aan norm voor grondgebondenheid
Een voorwaarde voor de groei van grondgebonden veehouderijbedrijven in de vorm van vergroting van het bouwvlak, is dat de productie grondgebonden blijft. Dat wil zeggen dat het bedrijf beschikt over voldoende cultuurgrond om de dieren op het bedrijf voor meer dan 50% in de ruwvoerbehoefte te kunnen voorzien. Dat biedt de basis voor meer gesloten groene kringlopen. Wanneer het overgrote deel van het (ruw)voer van elders wordt aangevoerd en (rest)producten weer worden afgevoerd, is er geen sprake van een locatie- of grondgebonden bedrijf. Om de grondgebondenheid te kunnen beoordelen, vereisen gemeenten van ondernemers dat zij bij hun aanvraag een grondgebruiksplan toevoegen. In dit plan geeft de ondernemer aan over welke gronden het bedrijf kan beschikken - zowel pacht als eigendom - en voor welke teelten de percelen worden gebruikt. Afhankelijk van de definitie die de gemeente in haar bestemmingsplan opneemt, zal het grondgebruiksplan die informatie moeten bevatten om de grondgebondenheid van het bedrijf te kunnen beoordelen. Gemeenten wordt gevraagd in hun bestemmingsplannen een definitie van een grondgebonden veehouderijbedrijf op te nemen. In de definitie is vastgelegd dat de opbrengst van de agrarische cultuurgrond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen beschikt, grotendeels kan voorzien in de ruwvoerbehoefte. Op die manier kan een gemeente 'footloose' melkveebedrijven weren.

De uitbreiding moet ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Zowel op de schaal van het gebouw, het erf en de inpassing van het erf in het landschap dient aandacht te zijn voor de ruimtelijke kwaliteit. Het is wenselijk dat de gemeenten ondernemers verzoeken om bij een grootschalige uitbreiding een beeldkwaliteitsplan op te stellen. Voor de ondernemer is het wenselijk om vroegtijdig deskundigheid in te schakelen van bijvoorbeeld een architect en een landschapsontwerper.

De provincie stelt geen grens aan de bedrijfsomvang van een grondgebonden veehouderijbedrijf. Bij een groot bedrijf - een groot erf met stallen - hoort een passende 'open ruimte' in de vorm van agrarische cultuurgrond. Met het oog op het einde van de Europese melkquotering in 2015 wordt een forse schaalvergroting in de melkveehouderij verwacht. Niet alleen het aantal dieren zal toenemen maar ook de staloppervlakte zal per dier toenemen. Bedrijven die willen groeien moeten die ontwikkelruimte 'verdienen'.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Landschapsontwikkelingsplan Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) getiteld 'Van nieuwe naobers en brood op de plank' is samen met de gemeenten Doetinchem en Oude IJsselstreek opgesteld. Het is een oproep aan bewoners en bestuurders om open te staan voor ontwikkelingen die op de streek afkomen en zich al aftekenen. Het doel hierbij is dat nieuwe plannen en initiatieven zo vorm worden gegeven dat ze bijdragen aan een positieve ontwikkeling van het, veelal agrarisch, cultuurlandschap waar de mensen in het gebied trots op zijn.

Er zijn in het huidige landschap van de gezamenlijke gemeenten zes landschappelijke ensembles te onderscheiden:

  • 1. de Montferlandsche Berg met krans van dorpen (zie onderstaande afbeelding);
  • 2. de historische rivierterrassen van de oeroude IJssel rondom Azewijn en de Aa-strang;
  • 3. de dorpen en rivierduinen langs de Oude IJssel;
  • 4. het zandgebied rondom Didam en Wehl;
  • 5. het zandgebied rondom Varsseveld;
  • 6. de stad Doetinchem.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0020.png"

Het landschapsensemble van de Montferlandsche Berg wordt verder onderverdeeld in:

  • 1. het bosgebied op de berg;
  • 2. de flank met akkers;
  • 3. de kring van dorpen;
  • 4. de ring van broekgebieden.

De nummers 1 t/m corresponderen met de nummers op de bovenstaande afbeelding.

De Locatie Melkweg 3 is gelegen in de ring van broekgebieden. Het Beekse Broek aan de westzijde van de berg bestond honderd jaar geleden nog voornamelijk uit heide. Het bestaat thans in het noordelijke deel uit ongelijkvormige rechthoekige kavels met betrekkelijk veel bedrijven en huiskavels. Heggen, elzensingels, solitaire bomen, coniferenhagen, metalen hekwerken – er is van alles te vinden en het meeste is nog betrekkelijk jong. De zandontginningen aan de noord- en westzijde hebben veelal meer bebouwing en beplanting langs rechte wegen. Singels en struwelen met eiken, berken en lijsterbes voegen zich hier tussen landbouwkundige bedrijvigheid en recreatieve voorzieningen. Tussen Beek en de grens is sprake van intensieve agrarische productie in een meer reliëf- en boomrijk landschap.

In algemene zin is het beleid voor het landschapsensemble van de Montferlandse berg gericht op het:

  • 1. versterken van de duurzame economische mogelijkheden van landbouw en andere sectoren door het bieden van ruimte aan andere functies (verbreding) met behoud en versterking van landschappelijke karakteristieken;
  • 2. versterken van de natuur- en landschapswaarden, die karakteristiek zijn voor het deelgebied en eigen aan de bodem en waterhuishouding van de plek. Speciaal kan gezocht worden naar mogelijkheden om de bijzondere natuurwaarden van het agrarisch cultuurlandschap te versterken met onkruidstroken, struweel- en ruigteranden, weidevogelbeheer, etc;
  • 3. versterken van de cultuurhistorische elementen in het (cultuur)landschap, zoals de motte, archeologische waarden, ontginningssporen, etc. waarbij deze ook zichtbaar en beleefbaar moeten zijn;
  • 4. verbreden van waterlopen voor waterberging en benutten van koppeling met natuurontwikkeling en recreatie, voornamelijk in de broekgebieden. Bijvoorbeeld de aanleg van natuurvriendelijke oevers en fietspaden langs waterlopen.

Ter plaatse van de ecologische verbindingszone tegen de grens met Duitsland wordt op grond van het LOP natuurontwikkeling beoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0022.png"

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Montferland

De structuurvisie Montferland - vastgesteld 23 april 2009 - heeft als doel het samenbrengen en actualiseren van de bestaande visies en andere beleidsvisies in een nieuwe visie. Hierin zijn enkele uitbreidingslocaties opgenomen voor woningbouw en een bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0023.png"

Uitsnede strucuurvisie 2009

De gemeente wil goede ruimtelijke randvoorwaarden scheppen, teneinde de bestaande agrarische bedrijven zo veel mogelijk te kunnen behouden. Hierbij wil de gemeente economisch rendabele en duurzame landbouw bevorderen. Het spreekt voor zich dat daarbij de algemeen geldende milieubepalingen in acht moeten worden genomen.

2.4.2 Bestemmingsplan 'Buitengebied (eerste herziening)'

Op 29 september 2011 heeft de gemeenteraad van Montferland het bestemmingsplan “Buitengebied (Montferland)” vastgesteld. Het plan is met ingang van 19 januari 2012 in werking getreden. Het plan voorziet in eenduidig toetsingskader ten aanzien van het gebruik en bebouwen van gronden voor het gehele buitengebied van de gemeente Montferland. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Verder was in het bestemmingsplan “Buitengebied (Montferland)” het actuele beleid verwerkt, ondermeer ten aanzien van wonen, landbouw en intensieve veehouderij, alsmede functieverandering naar wonen en werken. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarbij binnen de door de gemeenteraad vastgestelde marges het bestemmingsplan door burgemeester en wethouders kan worden gewijzigd. Zo voorziet het bestemmingsplan tevens in de mogelijkheid tot het verschuiven en/of vergroten van agrarische bouwvlakken.

Op 30 oktober 2014 heeft de gemeenteraad van Montferland het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een actualisatie en reparatie van het eerder genoemde bestemmingsplan 'Buitengebied'. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn met het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' gedeeltelijk geactualiseerd en geoptimaliseerd.

In het kader van dit wijzigingsplan is de onderstaande wijzigingsbevoegdheid m.b.t. het verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak van belang. Daarin is tevens een voorwaarde opgenomen inzake het aantonen van de grondgebondenheid van het agrarisch bedrijf. Hiervoor zijn in aansluiting op de provinciale omgevingsvisie nieuwe definities opgenomen in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0026.png"

2.4.3 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied

De primaire functie van het beeldkwaliteitsplan is om de ambities ten aanzien van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit weer te geven (erfbeplanting, oriëntatie en plaatsing bouwmassa's op het erf, architectuur, materiaalgebruik e.d.). Het beeldkwaliteitsplan is enerzijds van toepassing bij vergroting van agrarische bouwvlakken met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en anderzijds bij verkleining van bouwvlakken in geval van functieverandering naar wonen of werken. Uitgangspunt van het beeldkwaliteitsplan is dat per geval zorgvuldig wordt gekeken naar het erf en het omliggende landschap (analyse van de landschappelijke context). De nieuwe situatie dient daar kwaliteit aan toe te voegen.

In het beeldkwaliteitsplan wordt een onderscheid gemaakt in de volgende landschappelijke deelgebieden:

  • Het boslandschap (van de Montferlandsche Berg).
  • Het enkdorpenlandschap.
  • Het heideontginningenlandschap.
  • Het voormalige boslandschap.
  • Het kampenlandschap.
  • Het broekontginningenlandschap_Komkleigebied.
  • Het broekontginningenlandschap_IJsselvallei.
  • Het broekontginningenlandschap_Strokenverkaveling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0027.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0028.png"

Landschappelijke deelgebieden rondom Beek

De planlocatie is gelegen op de rand van het heideontginningenlandschap met het enkendorpenlandschap.

Het heideontginningenlandschap is gelegen aan de voet van de Montferlandsche Berg. Het gebied kenmerkt zich door een vrij vlak verloop in hoogte en kwelwater vanuit de berg dat hier omhoog komt. De weteringen en sloten voeren het water richting het noordwesten af. Het gebied is ontgonnen in een blokverkavelingsstructuur. De openheid van deze blokverkavelingen wordt doorsneden door bomenlanen. Aan deze bomenlanen zijn veelal de erven gelegen. In delen van het gebied lijken de erven vrij in het landschap te liggen en daardoor een verspreide ligging te hebben. De ontwikkelingsrichting van de erven is divers. De erven ontwikkelen zich zowel in de breedte als in de diepte (lengte), waarbij de oriëntatie van de op de erven gelegen bebouwing ook kan verschillen in ligging. Er zit variatie in de onderlinge afstanden en posities van bebouwing, maar de overheersende richting wordt bepaald door de oostwest lopende lintbebouwingen (Didamseweg, Kerkhuisstraat, Broekweg). Er komen vrij weinig beplantingen voor in dit gebied. Met name de wegen zijn aangeplant. De bebouwing kenmerkt zich veelal door beplantingen aan één zijde van het erf. Door de grote variatie in afstanden van de erven tot aan het ontginningslint (doorgaande weg), heeft de bebouwing een vrij dominante positie in het landschap. De kenmerkende openheid van het oorspronkelijke heidelandschap is nauwelijks meer te ervaren. Voor de beeldkwaliteit van het gebied is het van belang dat de erven een sterke relatie behouden met het ontginningslint en niet “kaal” in het landschap komen te liggen.

Voor de aan het ontginningslint gelegen boerenerven zijn de volgende aandachtspunten opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0029.png"Een dicht bebouwingslint dient voorkomen te worden. Daarom dient tenminste één tussenliggend perceel tussen de erven onbebouwd te blijven. Bij voorkeur hebben de erven een minimale onderlinge afstand van 100 meter. Doordat er reeds veel erven op een relatief kleine afstand van elkaar aan de linten liggen, is het gewenst dat deze in de diepte uitbreiden. De oriëntatie van de bebouwing kan daarbij vrijgelaten worden. De diepterichting hoeft dus niet benadrukt te worden door de bouwrichting.

Om te voorkomen dat de bebouwing aan het lint te dominant wordt, dient ten minste aan één zijde opgaand groen op de erfscheiding gerealiseerd te worden (in de diepte). Bij voorkeur in de vorm van een bomenrij (transparante rand).

2.5 Conclusie

Het plangebied is gelegen binnen de 'Groene Ontwikkelingszone'. Het plan voorziet in de aanpassing van het agrarisch bouwvlak voor een grondgebonden melkveehouderijbedrijf. Groei van deze bedrijven als functionele dragers van het Gelders platteland wordt mogelijk gemaakt. Voor kleinere uitbreidingen tot 30% volstaat een goede landschappelijke inpassing. Volgens het LOP is het van belang dat bij nieuwe ontwikkelingen de landschappelijke kwaliteit wordt versterkt. Ter plaatse is verdichting met landschapselementen mogelijk.

Hoofdstuk 3 Planologische en milieutechnische uitvoerbaarheid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het initiatief getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in artikel 43.1.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied(eerste herziening)'. Verder wordt ingegaan op het grondgebruiksplan, beeldkwaliteit, water en het erfinpassingsplan.

3.2 Toets ruimtelijke en milieutechnische randvoorwaarden

In deze paragraaf wordt de uitbreiding van het agrarisch bouwvlak getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in artikel 43.1.1 sub b van het bestemmingsplan 'Buitengebied(eerste herziening'). De in het kader hiervan uitgevoerde onderzoeken zijn als bijlage toegevoegd aan deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0030.png"

Toets voorwaarden Verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak (artikel 43.1.1)

1   het bouwvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan.   Het nieuwe bouwvlak blijft voor ten minste 50% de zelfde gronden omvatten als het in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' opgenomen bouwvlak.  
2   als gevolg van de wijziging geen gebouw buiten het bouwvlak komt te liggen.   In de nieuwe situatie komen er geen gebouwen buiten het bouwvlak te liggen. Een uitbreiding van gebouwen wordt op dit moment niet beoogd.  
3   de oppervlakte van het bouwvlak binnen het gebied met de gebiedsaanduiding 'grondgebonden landbouw' met niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestaande bouwvlak wordt vergroot, waarbij de oppervlakte niet groter wordt dan 2 ha.   Het bouwvlak is niet gelegen binnen gronden met de gebiedsaanduiding 'grondgebonden landbouw'.  
4   de oppervlakte van het bouwvlak buiten het gebied met de gebiedsaanduiding 'grondgebonden landbouw' niet groter wordt dan 1,5 ha dan wel indien de oppervlakte van het bouwvlak ten tijde van het inwerkingtreden van het plan meer bedraagt dan 1,2 ha, die oppervlakte met ten hoogste 25% wordt vergroot.   De oppervlakte van het bouwvlak wordt met niet meer dan 25% vergroot. De oppervlakte van het bestaande bouwvlak bedraagt 1,4985 ha. Vergroting is mogelijk met 3.746,25 m². De nieuwe situatie voldoet hieraan.  
5   vergroting van het bouwvlak niet mogelijk is voor zover het een (glas-)tuinbouwbedrijf of boomkwekerij betreft.   Er is geen sprake van een tuinbouwbedrijf of een kwekerij.  
6   omliggende waarden door de wijziging in het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast.   De planlocatie is gelegen binnen de 'Groene ontwikkelingszone'. Er is geen sprake van een aantasting van de kernkwaliteiten. Ontwikkelingen zijn binnen dit gebied mogelijk indien sprake is van een kwaliteitsverbetering binnen het GO. Zie hiervoor tevens subparagraaf 3.2.3 (flora en fauna), 3.2.4 (archeologie) en paragraaf 3.5 (water).  
7   voor zover het een uitbreiding of wijziging betreft binnen het gebied aangeduid als 'waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap.   Het bouwvlak is gelegen binnen deelgebied 2 van het waardevol landschap. Hoewel de bebouwing wat zal toenemen, kan de kwaliteit van het landschap aanzienlijk worden verbeterd door het erf en de bebouwing beter landschappelijk in te passen. Dit wijzigingsplan voorziet daarin.  
8   voor zover het een uitbreiding of wijziging betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'ehs - ecologische verbindingszone', 'ehs - natuur' of 'ehs - verweven', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.   Een quickscanonderzoek natuurwaarden heeft uitgewezen dat geen sprake is van een significante aantasting van de EHS. Wel biedt de ontwikkeling mogelijkheden de EHS te versterken. In dat kader vindt een goede landschappelijke inpassing plaats en een bijdrage aan de landschappelijke structuur.  
9   omliggende functies door de wijziging niet onevenredig worden belemmerd en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.   De rond het bouwvlak gelegen gronden zijn in eigendom bij het bedrijf. De meest nabij gelegen locatie van derden betreft het agrarisch bouwvlak Eltenseweg 16. Dit bouwvlak bevindt zich op 60 meter afstand van het bouwvlak op de planlocatie. Voor grondgebonden veehouderijbedrijven dient op grond van de Wet geurhinder en veehouderij een afstand te worden aangehouden van 50 meter ten opzichte van gevoelige functies (bedrijfswoning van derden). Hier wordt ruimschoots aan voldaan.  
10   de verandering van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast waarbij wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan.   Zie paragraaf 3.6  
11   door middel van een grondgebruiksplan wordt aangetoond dat in geval van het houden van
rund/melkvee, sprake is van een grondgebonden
veehouderijbedrijf.  
Zie paragraaf 3.3  
12   de bovengenoemde voorwaarden tevens van toepassing zijn op gronden gelegen, binnen gebied
dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  
De planlocatie is niet gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone- landbouwontwikkelingsgebied'  

3.2.1 Geur

Op de planlocatie is er sprake van een melkrundveebedrijf. Er is geen sprake van een diersoort waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld. Er wordt ruimschoots voldaan aan de noodzakelijk aan te houden afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen agrarische bedrijfswoning van derden (Eltenseweg 16). De meest nabij gelegen burgerwoning is gelegen op een afstand van 145 meter van het agrarisch bouwvlak Melkweg 3-5.

3.2.2 Externe veiligheid

De wijziging voorziet niet een toename van gevoelige objecten. Hiernaast bevinden zich in de directe omgeving geen:

  • transportroutes voor gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen;
  • Bevi-inrichtingen.

Het aspect externe veiligheid levert derhalve geen beperkingen op voor het plan.

3.2.3 Flora en fauna

Mede gelet op de ligging van de planlocatie binnen de Groene Ontwikkelingszone (EHS) is door Natuurbank Overijssel een Quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. In dat onderzoek dat als bijlage 2 is toegevoegd aan de toelichting van dit plan, is beoordeeld of de voorgenomen bestemmingswijziging effecten heeft op de in het plangebied of de omgeving van het plangebied voorkomende dan wel potentieel voorkomende flora en fauna, alsmede of er sprake is van een effect op beschermde natuurgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0031.png"

Ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding ten behoeve van de voersilo's is sprake van grasland (raaigras) met een intensief agrarisch gebruik. Opgaande beplanting, bebouwing en open water ontbreken. In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde soorten waargenomen. Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer behoort het plangebied mogelijk tot het functionele leefgebied van sommige grondgebonden zoogdiersoorten als haas, konijn, ree en sommige vleermuissoorten. Deze benutten het plangebied mogelijk als incidenteel foerageergebied. Er zijn geen vaste rust- of voortplantingslocaties. De voorgenomen bestemmingswijziging heeft geen negatief effect op beschermde flora en fauna. Een en ander is per aandachtssoort weergegeven in de onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0032.png"

Gelet op de conclusie van het quickscan natuurwaardenonderzoek kan tevens worden gesteld dat de bestemmingswijziging niet leidt tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de ecologische hoofdstructuur. Door de landschappelijke inpassing wordt bijgedragen aan de gebiedskarakteristiek en wordt tegemoet gekomen aan flora en fauna.

3.2.4 Archeologie

De wijzigingsbevoegdheid stelt als voorwaarde dat omliggende waarden door de wijziging in het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast. De planlocatie is gelegen binnen gebied met de dubbelbestemming 'waarde-archeologische verwachting 1'. In dit gebied geldt dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden, de aanvrager een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. De uitbreiding voorziet in de oprichting van nieuwe silo's. Hierbij vinden geen grondwerkzaamheden plaats die dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden. De dubbelbestemming blijft op het gewijzigde bouwvlak gehandhaafd. Voor zover binnen het bouwvlak alsnog bouwwerken worden opgericht met een omvang groter dan 250 m², waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld plaatsvinden, zal het archeologisch onderzoek in het kader van de noodzakelijk aan te vragen omgevingsvergunning plaatsvinden.

3.2.5 Bodem

De wijzigingsbevoegdheid voorziet niet in de verplichting tot bodemonderzoek. De bebouwing die wordt opgericht betreft geen gevoelige functie. Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Montferland zijn de gronden gelegen binnen bodemkwaliteitszone 'Buitengebied klei'. Qua milieuhygienische kwaliteit wordt dit tot 'schone' zone gekwalificeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0033.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0034.png"

3.3 Grondgebruiksplan

In navolging van het provinciaal beleid zoals opgenomen in de provinciale omgevingsvisie is in de wijzigingsbevoegdheid tot verandering van de vormgeving c.q. vergroting van een agrarisch bouwvlak opgenomen dat aan de hand van een grondgebruiksplan moet worden aangetoond dat sprake is van een grondgebonden bedrijf met een grondgebonden productie. Dat wil zeggen dat het bedrijf beschikt over die oppervlakte cultuurgrond die voldoende is om de dieren op het bedrijf voor meer dan 50% in de ruwvoerbehoefte te kunnen voorzien. Dat biedt de basis voor meer gesloten groene kringlopen. In het grondgebruiksplan geeft de ondernemer aan over welke gronden het bedrijf kan beschikken - zowel pacht als eigendom - en voor welke teelten de percelen worden gebruikt. Het grondgebruiksplan biedt de informatie om de grondgebondenheid van het bedrijf te kunnen beoordelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0035.png"

In de directe omgeving beschikt het bedrijf over 67,2 ha land waar ook beweiding kan plaatsvinden. Binnen een straal van 5 km rond het bedrijf is 93,6 ha in eigendom of pacht. Op deze gronden worden uitsluiten voedergewassen geteeld voor de veestapel, zijnde gras en mais.

De veestapel is vrij constant. In het kort komt het neer op een bezetting van:

Type vee   Aantal   Grootvee eenheden  
     
Melkkoeien   181   181  
Jongvee < 1 jaar   79   23,7  
Jongvee > 1 jaar   61   30,5  
     
Totaal     235,2  

Voor een 100% ruwvoervoorziening moet men rekenen met een norm van 2 tot 2,5 grootvee eenheden per ha. In onderhavig geval betekent dit dat bij een norm van 2 gve/ha het bedrijf 118 ha nodig heeft om 100% zelfvoorzienend te zijn. Dit wil zeggen dat er op dit moment een zelfvoorziening is van 93.59/118 x 100% = 79.31%.

In de vergunde situatie is er sprake van 227 melkkoeien en 121 stuks jongvee, omgerekend 305 grootvee eenheden. Daarvoor zou er conservatief (2gve/ha) 152,62 ha nodig zijn. Dit wil zeggen dat de zelfvoorzienbaarheid op basis van de bij het bedrijf beschikbare gronden: 93.59/152.62x100= 61.3% bedraagt bij volledige benutting van de maximaal vergunde situatie.

In de nabije toekomst, zijnde 5 jaar, wordt een groei voor ogen gehouden naar 200 melkkoeien en 120 stuks jongvee. Dit komt uit op 250 grootvee eenheden, dus binnen de vergunde situatie en ruim binnen de extensieve norm.

3.4 Beeldkwaliteit

Naast richtlijnen op landschapsniveau zijn in het beeldkwaliteitsplan tevens richtlijnen opgenomen op erfniveau en bebouwingsniveau. Deze dienen als richtlijn bij het oprichten van nieuwe stallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0036.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0037.png"

Nieuwe bebouwing met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt niet beoogd.

3.5 Waterparagraaf

In het kader van het aspect water is de watertoetstabel doorlopen. Als gevolg van de voersilo's is er sprake van een toename van het verhard oppervlak. Het afstromend water wordt ter plaatse in de bodem geinfiltreerd. De uitbreiding heeft mede tot doel een buffervoorraad voer op te kunnen slaan. In geval van dreigend oogstverlies in droge perioden behoeft daarom geen grondwateronttrekking voor beregening meer plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0038.png"

Het aspect water levert geen belemmering op voor het plan.

3.6 Erfinrichtingsplan

De uitbreiding moet ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Zowel op de schaal van het gebouw, het erf en de inpassing van het erf in het landschap dient aandacht te zijn voor de ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0039.png"


Het agrarisch bouwvlak wordt in de toekomstige situatie op een robuustere wijze ingepast in het landschap met soorten die karakteristiek zijn voor de natuurlijke kenmerken van het gebied. Een en ander wordt in een realisatieovereenkomst vastgelegd.

3.7 Conclusie

De aanpassing van het agrarisch bouwvlak Melkweg 3 voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied(eerste herziening). Er is geen sprake van ruimtelijke en/of milieutechnische belemmeringen welke zich tegen de voogenomen planwijziging verzetten.

 

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Regels

Dit wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de vormgeving en uitbreiding van het agrarisch bouwvlak Melkweg 3 te Beek. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied(eerste herziening)' zijn van overeenkomstige toepassing. De bestaande dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen blijven op het bouwvlak van toepassing.

4.2 Verbeelding

De verbeelding betreft de kaart bij de regels. De verbeelding en de regels dienen met elkaar in samenhang te worden gelezen. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de kaart met aanduidingen nadere regels aangegeven. De kaart is volgens IMRO 2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners, en is het plan via internet door een ieder te raadplegen.

Op de verbeelding is sprake van de bestemming 'agrarisch'. Met dit wijzigingpsplan worden enerzijds gronden aan het bouwvlak (zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied') onttrokken en anderzijds worden agrarische gronden binnen het bouwvlak opgenomen, waar dat voorheen niet het geval was. De dubbelbestemming 'waarde - archeologische verwachting 1' blijft op het plangebied gehandhaafd. Dit zelfde geldt voor de gebiedsaanduidingen 'EHS-ecologische verbindingszone' en 'waardevol landschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgbgbagrmelkweg3-on01_0040.png"

Het nieuwe bouwvlak is met rode omkadering weergegeven.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1.1 Zienswijzen

Het ontwerp van het Buitengebied(eerste herziening), wijziging Melkweg 3 te Beek, heeft met ingang van P.M. tot en met P.M. , gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling op particulier initiatief. Initiatiefnemer verplicht zich door middel van een overeenkomst met de gemeente alle kosten die samenhangen met de uitvoering van het plan voor zijn rekening te nemen. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom ook niet vereist.