direct naar inhoud van Motivering
Plan: TAM-omgevingsplan Lengel, woningbouw de Lakermaat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01

Motivering

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Montferland wil in de periode tot 2030 circa 1.500 woningen toevoegen. Daarom bestaat het voornemen om grenzend aan de dorpskern van Lengel circa 25 hectare landbouwgrond te transformeren naar woningbouw. Het gevarieerde woningbouwprogramma met 349 woningen en 350 m2 commerciële ruimte in de vorm van kleinschalige detailhandel is te gast in het landschap. De inzet is om het landschap van voor de ruilverkaveling te herstellen en de biodiversiteit te versterken. Het gebied wordt klimaatadaptief ingericht met ruimte voor groen en een beperkt oppervlak verharding.

De ontwikkeling past niet binnen de juridisch-planologische kaders die ter plaatse gelden op grond van het tijdelijk omgevingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een wijzigingsbesluit omgevingsplan worden opgesteld. Het voorliggend document voorziet in de motivering behorende bij de wijziging van het omgevingsplan.

1.2 Projectgebied

Het besluitgebied grenst aan de dorpskern Lengel, gelegen in het zuidoosten van de gemeente Montferland. Globaal wordt het gebied begrenst door de Hartjensstraat in het noorden, de Antoniusstraat met de bestaande woningen in het westen en de Meilandsedijk met de bestaand bebouwing in het zuiden. Het oosten van het besluitgebied wordt begrensd door landbouwgronden. Kadastraal gezien maakt het besluitgebied deel uit van de kadastrale percelen Bergh, sectie B, nummers 108, 134, 144, 261, 650, 682, 683, 684, 767 en 769. De oppervlakte van het besluitgebied is circa 25 hectare. In navolgende afbeelding is het besluitgebied met een rode cirkel weergegeven nabij de kern Lengel en haar omgeving. De volgende afbeelding geeft de globale begrenzing van het besluitgebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0001.jpg"

Besluitgebied, weergegeven met de rode cirkel, nabij de kern Lengel (bron: arcgis.com/mapviewer)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0002.jpg"

Globale begrenzing besluitgebied weergegeven met het rode kader (bron: arcgis.com/mapviewer)

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk vormen de daaropvolgende hoofdstukken de verantwoording van de omgevingsplanwijziging die deze motivering mogelijk maakt. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving en analyse van de huidige ruimtelijk-functionele situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de gewenste situatie, de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 5 wordt inzicht gegeven in diverse planologische aspecten die relevant zijn voor de fysieke leefomgeving. In de laatste hoofdstukken komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige situatie

2.1 Historische ontwikkeling

Lengel wordt al genoemd in stukken uit 1144. Het is gelegen op de overgang tussen de hoge droge Bergh en het laaggelegen overstromingsgebied van Rijn en Oude IJssel. Op zulke plekken waren de omstandigheden voor akkerbouw en tuinbouw precies goed - niet te droog en niet te nat - en kon gebruik gemaakt worden van de hoger gelegen bos- en heidegronden voor beweiding en plaggen en de laag gelegen gebieden voor beweiding en hooiland. De ideale plek om je te vestigen dus. Zoals zo vaak in dit soort gebieden zijn dorpjes ontstaan als concentraties van boerderijen langs wegen die deze nederzettingen weer met elkaar verbinden, in dit geval 's-Heerenberg – Azewijn en 's-Heerenberg – Zeddam. Oók kenmerkend voor dit soort landschappen zijn de patronen van grotere en kleinere afgeronde driehoeken. Die ontstaan vanzelf als punten op de kortste manier met elkaar verbonden worden en zijn dus de logische patronen die (door mensen maar óók door dieren) ontstaan in goed toegankelijke zandlandschappen. In het klein zijn deze driehoekjes, die dan eigenlijk afsnijertjes zijn, vaak dorpspleintjes (brinkjes) geworden. In het buitengebied vaak beplante openbare plekken waar een kapelletje, bijzondere boom en/of een bankje staat.

Bekijken we de historische kaart van Lengel en omgeving dan zien we dat Lengel uit een aantal van dit soort afgeronde en om de hoogtes en laagtes slingerende driehoekjes in driehoekjes zijn, waarin 2 concentraties van woningen te herkennen zijn – 1 noordelijker richting Zeddam en één zuidelijker, bij de Kapel, op de verbinding 's-Heerenberg – Azewijn. Rondom die groepjes boerderijen en woningen zijn op de kaarten moestuinen en boomgaarden te herkennen.

Het landschap rondom Lengel kenmerkt zich door te glooien. Het loopt niet in één lijn van hoog naar laag, er zitten kommetjes en ruggetjes in het landschap, overblijfselen van rivierduintjes die er ooit in dit gebied ontstonden aan de rand van het overstromingsgebied van de rivieren. In de lager gelegen plekken bleef het opwellende grondwater staan en ontstonden vennetjes en veentjes – natte plekken dus. Ten westen van het oude Lengel lag het Groot Ven, in de 20e eeuw droog gemaakt en nu de woonwijk Rodingsveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0003.jpg"

Landschapseenhedenkaart op basis van de historie van afgelopen eeuwen (bron: LSPvE De Lakermaat Lengel)

Dit soort natte plekken leenden zich ook goed voor het maken van burchten. Burchten werden altijd op strategische plekken gemaakt – hoog of laag. Hoog gelegen boven op een heuvel of een kaap, met een strategisch zicht - zoals de Motte op de berg dus. Óf de burchten werden juist laag gebouwd, in de nattigheid, zodat er een gracht ter verdediging omheen gemaakt kon worden. Dat gold voor heel het omgrachte stadje 's-Heerenberg en nog steeds is kasteel Huis Bergh daar een van de mooist denkbare voorbeelden van. Maar ook Lengel had een door een gracht omzoomde Havezate – “de Bogarde”, “De Bongerd” – met andere woorden – de Boomgaard. Deze lag net westelijk van het Groot ven, aan de andere kant van juist weer zo'n hogere bult. Op kaarten uit 1850 staat de havezate er al niet meer en rest hier een omgrachte boomgaard.

Vanaf deze bronplekken westelijk van Lengel slingerde het water zich verder naar beneden richting het nattere, lager gelegen rivierkleilandschap aan de voet van de heuvels. Deze nattere landschappen waren vroeger moerassig, de zogenaamde broeklandschappen (het woord Broek in een plaatsnaam duidt altijd op natte, moerassige ligging). Lengel en 's-Heerenberg zijn dus gelegen tussen enerzijds de hogere zandige Bergh en aan de andere kant de lagere, kleiige broeklandschappen in.

Deze broeklandschappen zijn in de loop der eeuwen ontwaterd met sloten en weteringen. Nu stroomt het water vanuit Rodingsveen dus net ten zuiden van Lengel en 's-Heerenberg, in de Bergshe wetering, ofwel het Grenskanaal. Van daar stroomt het water verder westelijk bij Elten de Oude Rijn en later de Rijn in.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0004.jpg"

Ligging Lengel op historische kaart, topografische kaart 1980 en topografische kaart 2010 (bron: LSPvE De Lakermaat Lengel)

2.2 Huidige situatie

Zoals op de topografisch kaart van 2010 te zien is, grenst Lengel tegenwoordig aan 's Heerenberg en een Euregionaal Bedrijventerrein. De planlocatie bestaat grotendeels uit agrarische gronden, welke in gebruik zijn voor de akkerbouw of als weiland. Verder is er weinig begroeiing.

Aan de Hartjensstraat 2 ligt Erve de Laak, een historisch erf met een woning en drie schuren. Op en langs de rand van het erf staan bomen. Centraal in het plangebied loopt een watergang die in beheer is bij het waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0005.jpg"

Huidige situatie plangebied en omgeving (bron: LSPvE De Lakermaat Lengel)

Hoofdstuk 3 Voorgenomen ontwikkeling

3.1 Wat houdt de ontwikkeling in?

Het voornemen is om ter plaatse van het besluitgebied een woonwijk te realiseren met maximaal 349 woningen en 350 m2 commerciële ruimte in de vorm van kleinschalige detailhandel. Het stedenbouwkundig ontwerp en de overige onderwerpen die in deze paragraaf worden behandeld, zijn uitgewerkt in het Landschappelijk Stedenbouwkundig Plan (LSP) en Voorlopig Inrichtingsplan Openbare Ruimte (VOIPOR) De Lakermaat1 en het Kwaliteitsplan De Lakermaat2. De harde eisen uit het kwaliteitsplan zijn samengevat in de beleidsregels 'ruimtelijke kwaliteit gebiedsontwikkeling de Lakermaat Lengel'3. Het LSP en KP zijn als bijlage aan dit document toegevoegd. De beleidsregels worden door de gemeenteraad vastgesteld, zodat de ruimtelijke kwaliteit bij de toekomstige realisatie van het plan gewaarborgd is. In de volgende afbeelding is het landschappelijk stedenbouwkundig plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0006.jpg"

3.1.1 Ruimtelijke kaders en uitgangspunten

Op 5 oktober 2023 is het Landschappelijk Stedenbouwkundig Programma van Eisen (LSPvE) vastgesteld door de gemeenteraad. Hierin zijn 10 kernprincipes geformuleerd die in nauw overleg met betrokken omwonenden zijn opgesteld en vastgelegd. Deze principes vormen de basis voor de ontwikkeling van De Lakermaat als dorpsuitbreiding van Lengel, en dus ook voor het Kwaliteitsplan en het LSP. Het gaat om de volgende tien principes:

  • 1. Lengel als eigen dorp versterken.
  • 2. De bodem is leidend
  • 3. Natuurlijke waterbuffer door de laagte.
  • 4. Een fijnmazige wandel en fietsnetwerk verbindt Lengel met omgeving.
  • 5. Mooie, uitnodigende plekken maken van de knooppunten. Zo snel mogelijk beginnen met de bestaande knooppunten van Lengel.
  • 6. Patchwork van groen. lanen, houtwallen en hagen. Wonen ondergeschikt aan het landschap.
  • 7. Auto ondergeschikt. Autoluwe straten. Géén parkeren op straat, maar concentreren in koffers en op erven.
  • 8. Interessante plekken voor iedereen toevoegen (ommetjes, gebruiksplekken buurtwinkel, speelvoorzieningen, brinkjes, eetbaar landschap).
  • 9. Het behouden en transformeren van erve de Laak.
  • 10. Landelijke, duurzame gebouwen. Natuurinclusief. Bio-based en/of circulair.
3.1.2 Visie

De basis van de stedenbouwkundige structuur is een uitbreiding van Lengel die geen losstaande ontwikkeling is, geen aanplak-wijk, geen scherp afgebakende eenheid, maar een uitbreiding die versmelt met het huidige dorp.

Er is allereerst vanuit het versterken van het landschap gedacht. De landschappelijke basis is het uitgangspunt voor de ontwikkeling. Dat is enerzijds de ondergrond, bodem en water, met duidelijk hogere en lagere delen, zand en klei en een natte laagte. En dat is anderzijds de context van de locatie: aan de westzijde het bestaande dorp, aan de zuidzijde een bedrijventerrein en oostelijk en noordelijk het landelijk gebied. Daarop gebaseerd is een landschappelijke hoofdstructuur bedacht met boomgaarden (en/ of voedselbossen) als dorpsranden, aansluitend op het nu, op de geschiedenis en op de wensen van omwonenden. Daarin ligt een groene buffer tussen het huidige dorp en de nieuwe bebouwing, waardoor het dorp als geheel lekker luchtig is met grotere en kleinere groene ruimtes erin. In het nattere, laaggelegen gebied in het midden van het projectgebied waar kwel (bronwater) vanuit de Berghse bos naar boven komt, is een ruime open ruimte gereserveerd voor vochtig hooiland waarin een beekje ontspringt; het beekdal. Dit is de grote centrale openbare ruimte die het groene hart van de ontwikkeling vormt. Op de overgang naar het bedrijventerrein is een grote boszone ingetekend die een groene buffer hiertussen vormt en tevens de overgang van lager naar hoger, en tussen open hooiland via houtwal naar bos. Aan de oostzijde sluit het landschap aan op het landelijke gebied (deels zoals dat is, deels zoals dat was), met lanen, erven, houtwallen en struwelen. Aan de Hartjensstraat tenslotte wordt erf de Laak in ere hersteld/ vernieuwd, inclusief boomgaarden. De weg zelf wordt als groene structuur versterkt.

De 2e denkbeeldige stap na het opzetten van het groen-blauwe, landschappelijke raamwerk is het leggen van een fijnmazige padenstructuur hieroverheen die Lengel met zichzelf en met de omgeving verbindt, en het landschap op een organische, logische manier ontsluit. Er is aansluiting gezocht bij logische (deels) historische routes die er (nog) zijn en spinnen als een spin een web tussen al die omliggende structuren. Tot slot worden aan die basis van groenblauw raamwerk en het padennetwerk (samen het landschappelijk raamwerk) woonmilieus toegevoegd, op logische kruispunten en langs de lijnen van dat netwerk, reagerend op dat landschappelijk raamwerk. Door in het stedenbouwkundig concept woningen deels te clusteren in een dorps milieu en op vrij compacte erven, is ruimte vrijgespeeld om een relatief groot deel natuurlijk landschap te creëren. De westzijde is centrum dorps, op de hogere zandgronden. Samen met het huidige dorp ontstaat een dorps 'rondje Lengel'. De oostzijde bestaat uit erven, aansluitend op het landelijk gebied, opgenomen in een ruime hoeveelheid beplanting, die tegelijkertijd de groene buffer naar het bedrijventerrein vormt. In het midden ligt de laagte die deze 2 verschillende karakters als meanderende open en openbare ruimte met elkaar verbindt: het natte grasland, waar ook de nieuwe Havezate in gelegen is.

3.1.3 Reliëf

Het landschap wordt in de toekomstige situatie geherstructureerd door natuurlijke hoogteverschillen te versterken:

  • Verlagen en Verplaatsen van Klei: In het midden van het gebied worden kleiige delen afgegraven. Deze klei wordt gebruikt om flauwe rivierduinen te creëren in de hogere kleigebieden aan de oostkant van het projectgebied.
  • Beekdal: Het beekdal wordt tot op het zand afgegraven. Dit leidt tot een variëteit in vegetaties, omdat het beekdal het ene seizoen nat is en het andere seizoen droog.
  • Vegetatie: Door het blootleggen van zand en het creëren van een microreliëf ontstaan diverse vegetatietypes. Periodes van water in de wortelzone zijn essentieel voor deze vegetatie.
  • Waterbeheer: Er is een streven naar permanent water in de gracht rondom de Havezate, maar tijdelijk droogvallen in droge periodes is acceptabel. De precieze details over waterpeilen en stuwhoogtes worden in een latere fase uitgewerkt.
  • Overstromingsveiligheid:  De nieuw gecreëerde rivierduinen aan de oostkant zorgen ervoor dat bebouwde gebieden voldoende droog liggen ten opzichte van het grondwater en overstromingsvrij zijn. Dit beschermt de woongebieden tegen mogelijke overstromingen bij dijkdoorbraken.

In een volgende fase worden de details over peilinstellingen en hoogtepeilen verder uitgewerkt en afgestemd met andere infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0007.jpg"

Kaart reliëf de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.4 Watersysteem

Om wateroverlast te voorkomen en water zo lang mogelijk vast te houden in de grond, zijn de volgende uitgangspunten voor het watersysteem opgenomen in het LSP:

  • Infiltratie op Eigen Kavel: Al het regenwater wordt benut of geïnfiltreerd in het landschap. Tuinen spelen een belangrijke rol in het vasthouden en infiltreren van regenwater. Langs de randen van het besluitgebied worden houtwallen met greppels aangelegd om overtollig water van de kavels op te vangen en te infiltreren.
  • Greppels: Regenwater van de straten wordt afgevoerd naar greppels langs de wegen. Bomen helpen het water langer vast te houden en bevorderen infiltratie in de bodem. De greppels zijn met elkaar verbonden en voeren water bij overschot door naar de gracht en beekvallei.
  • Stuwen: Stuwen reguleren de waterstanden in het gebied. De stuw bij de Havezate zorgt voor een constant waterpeil in de gracht en kan extra water vasthouden bij extreme regenval. De stuw aan de Hartjesstraat houdt water langer vast in de beekvallei tijdens droge periodes. De precieze peilmaten van de stuwen worden in een latere fase met het Waterschap afgestemd.

In een volgende fase worden de details over het watersysteem verder uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0008.jpg"

Kaart watersysteem de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.5 Groenstructuur

Beplanting speelt een cruciale rol in het verbeteren van de beleving en biodiversiteit van het landschap. Het ecologisch raamwerk van hagen/ struwelen, lanen en gaarden voegt daarmee iets toe aan de nabij gelegen bosgebieden van Montferland en de directe omgeving van akkers. De beplanting bestaat uit inheemse soorten, bij voorkeur biologisch gekweekt, afgestemd op de aanwezige groeiomstandigheden.

  • Lanen en Brinken: Hoofdwegen krijgen bomenrijen, soms uitlopend in groene brinken. Diverse boomsoorten zorgen voor een gevarieerd en resistent groenbeeld.
  • Open Water en Beekvallei: Overgangen tussen natte en droge gebieden worden geoptimaliseerd voor biodiversiteit door grond te verlagen en vernatten, en door voedselrijke grond af te graven. Dit creëert natte graslanden en beekloopjes.
  • Gaarden: In de hogere zandige delen bij Lengel worden boomgaarden en tuinen aangelegd, omzoomd door gemengde hagen, wat bijdraagt aan biodiversiteit en een biodiverse cultuurlandschap creëert.
  • Bos: In de kleiige gebieden aan de oostzijde van Lengel worden broekbossen, erfbeplantingen, lanen, singels en houtwallen geplant, wat de natuurlijke en culturele context accentueert.
  • Struwelen en Heggen: Fijnmazige struwelen en hagen scheiden tuinen en vormen een ecologische infrastructuur voor insecten, vogels en kleine zoogdieren. Dit raamwerk verbindt de bossen met de natte delen van het landschap.
  • Tuinen: Privé tuinen spelen een sleutelrol in de landschapsvorming en biodiversiteit. Deze moeten zoveel mogelijk groen en inheemse beplanting bevatten, met beperkte verharding. Kwaliteitsplannen en kavelpaspoorten bepalen het percentage groen en verharding.
  • Boomsoorten: De keuze van boomsoorten is gebaseerd op ecologisch advies en de potentiële natuurlijke vegetatie voor verschillende deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0009.jpg"

Kaart groenstructuur de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.6 Natuur

Natuurontwikkeling is een belangrijk onderdeel van het ontwerp, hieronder worden de ecologische doelen en maatregelen besproken:

  • Steenuil: De steenuil, een wettelijk beschermd en iconisch dier voor het landelijke/dorpse landschap, is een belangrijke doelsoort. Het plan creëert een steenuilenlandschap met veel boomgaarden, notenbomen, knotbomen en struwelen, wat ook andere vogels en kleine zoogdieren ten goede komt.
  • Natte Beekvallei: De ontwikkeling van een natte beekvallei met schraal, nat hooi- en overgangsland creëert een waardevol gebied voor insecten, vogels, kleine zoogdieren en amfibieën.
  • Gebouwde Maatregelen: Voor amfibieën worden faunapassages onder wegen en trappetjes in kolken aangelegd. Woningen worden uitgerust met natuurinclusieve maatregelen ten behoeve van vleermuizen, huismussen en steenuilen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0010.jpg"

Kaart natuurontwikkeling de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.7 Ontsluiting

Hieronder worden de ontsluiting en infrastructuur binnen het besluitgebied besproken:

  • Erftoegangsweg: De erftoegangswegen hebben een landelijke uitstraling met een smal wegprofiel en een snelheidslimiet van 30 km/u. Deze wegen zijn geschikt voor zowel auto's als fietsers.
  • Collectieve Parkeerplekken: Langs de erftoegangsweg zijn er collectieve parkeerplekken die vanuit beide richtingen bereikbaar zijn.
  • Dorpsweg en Dwarsstraatjes: De centrale dorpstraten zijn autoluw en beperkt toegankelijk voor bijvoorbeeld verhuis- of hulpdiensten. Ze zijn voet- en fietsvriendelijk en dienen als publieke ruimtes voor spelen en verblijf. Dwarsstraatjes geven toegang tot erven en kavels en bieden uitzicht op het omringende landschap.
  • Fiets- en Wandelpaden: Er zijn veilige, landelijke fiets- en wandelpaden die het gebied doorkruisen en een optimale beleving van het landschap mogelijk maken. Fietspaden zijn deels half verhard en wandelaars kunnen gebruikmaken van een fijnmazig netwerk van wandelpaden die verschillende plekken, zoals brinkjes, erven, beekdal en Havezate, met elkaar verbinden4.
  • Toegankelijkheid: Het stelsel van wandelpaden maakt een groot deel van het landschap toegankelijk dat voorheen ontoegankelijk was, waardoor bewoners en bezoekers gemakkelijk door het gebied kunnen bewegen en het landschap kunnen ervaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0011.jpg"

Kaart ontsluiting de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.8 Parkeren

Hieronder wordt een toelichting gegeven op de parkeernormen en -voorzieningen binnen het besluitgebied:

  • Parkeernormen: Het plan baseert zich op de gemiddelde parkeernorm uit de CROW-publicatie 'Parkeerkencijfers 2024', met als uitgangspunten 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Hoewel juridisch de minimale normen mogen worden gehanteerd, is het plan op basis van gemiddelde normen opgesteld, zonder rekening te houden met deelmobiliteit.
  • Erf Lakermaat: Voor de huidige boerderijlocatie worden verschillende ontwikkelingsmogelijkheden onderzocht, waaronder zorgwoningen en sociale huurwoningen, die verschillende parkeernormen vereisen. In het plan wordt voor een worst-case scenario van 1,3 parkeerplaatsen per woning uitgegaan, maar er is flexibiliteit voor vermindering als er zorgwoningen komen, ten gunste van groen.
  • Locatie van Parkeerplaatsen: Het plan voorziet in parkeren op eigen kavels en centrale parkeerplekken. Er zijn specifieke zones voor eerste en tweede auto's, met een centrale parkeerplaats ten oosten van de Havezate. De maximale loopafstand van woningen tot parkeerplaatsen is volgens de ASVV-norm gecontroleerd en in de meeste gevallen binnen de 200 meter.
  • Bezoekersparkeren: De bezoekers van Buurtschap, Erf Lakermaat, Dorpsplein en meer dan de helft van Erven+beek oost en Bos kunnen allemaal in het betreffende buurtje parkeren. De overige bezoekers kunnen terecht op de centrale parkeerplaats. De centrale parkeerplaats telt nu 170 parkeerplaatsen en heeft een overmaat van 21 parkeerplaatsen.
  • Deelmobiliteit: Er wordt rekening gehouden met deelmobiliteit, wat kan leiden tot een lagere parkeernorm. Het plan houdt echter rekening met een strategische ruimtereservering voor extra parkeerplaatsen mocht deelmobiliteit niet succesvol blijken.
  • Havezate: Er wordt onderzocht of er een gebouwde parkeervoorziening of parkeergelegenheid op het maaiveld bij de Havezate kan worden gerealiseerd, mogelijk met een integratie van groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0012.jpg"

Kaart parkeren de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0013.jpg"

Parkeerplaatsen aantallen per woningtype per buurtje (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.9 Gezondheid, spelen en interactie

Binnen het besluitgebied is rekening gehouden met gezondheid, spelen en interactie:

  • Verblijven: Er zijn bankjes geplaatst op plekken met een mooi uitzicht, zoals bij het beekdal en de waterkant bij de Havezate. In de boomgaard is er ruimte voor een picknicktafel.
  • Natuurlijk Spelen en Beleven: Speelelementen zijn voornamelijk van natuurlijke vormen. Opgevangen regenwater wordt gebruikt als speelplaats en omgevallen bomen fungeren als speeltoestellen. Er zijn flauwe taluds rond het water om dichtbij te komen en materialen met een Greenlabel worden geprefereerd. Er zijn informele speelplekken op straat, grasvelden en in het bos.
  • Ommetje: Er zijn verschillende wandelroutes door het landschap, variërend in lengte, voor dagelijkse wandelingen.
  • Kruip Door Sluip Door: Er zijn tal van paadjes tussen tuinen en erven die het landschap goed doorwaadbaar maken en verschillende speelplekken en brinkjes verbinden, met voorzieningen voor alle leeftijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0014.jpg"

Kaart gezondheid, spelen en sociale interactie de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.10 Hulpdiensten

Hieronder worden de brandveiligheidsmaatregelen en toegangsvoorzieningen in het besluitgebied:

  • Toegankelijkheid: Alle voordeuren van woningen moeten binnen 40 meter van een blusvoertuig bereikbaar zijn. Er zijn uitzonderingen voor de Havezate en de erven. Er zijn afsluitbare doorgangen voorzien aan de Hartjensstraat en tussen de buurtjes Gaard en Buurtschap, met het type afsluiting nog nader te bepalen.
  • Havezate: De doodlopende weg naar de Havezate (optie 2) moet maximaal 80 meter lang zijn en een breedte van 4,5 meter hebben, inclusief een keerlus.
  • Erven: Woningen zijn bereikbaar via een centraal erf en eventueel via een 'vuile weg' (karrenspoor) voor hulpdiensten.
  • Verkorte Route: Hulpdiensten kunnen snel het noordelijke en zuidelijke deel van het gebied bereiken via een fietspad en de verbinding aan de Hartjensstraat noordoost. Verplaatsbare afsluitingen zijn opgenomen in het plan.
  • Bluswatervoorziening: Voor de Havezate zijn twee opties voor bluswater: een gracht rondom de Havezate of een brandkraan op de waterleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0015.jpg"

Kaart hulpdiensten de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.1.11 Woonsferen

Het besluitgebied is opgedeeld in verschillende deelgebieden. De deelgebieden van de Lakermaat krijgen ieder een eigen identiteit met verschillen in dichtheden, bouwvormen en menging van woningbouwprogramma's. De deelgebieden en de bijbehorende richtlijnen worden nader besproken in het Kwaliteitsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0016.jpg"

Woonsferen binnen de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

De verschillende deelgebieden worden hieronder nader toegelicht:

3.1.11.1 Buurtschap en dorpsrand

Visie: Grotere vrijstaande woningen die met elkaar een groen buurtschapje vormen, aan de noordoostrand van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0017.jpg"

Kernprincipes:

  • 1. Variatie van grote en kleinere schuurachtige volumes en huisjes: De woningen zijn ruim maar eenduidig van vorm, met grote kappen.
  • 2. Vrije oriëntatie: De woningen staan ogenschijnlijk willekeurig ten opzichte van elkaar en de weg georiënteerd.
  • 3. Tuin als landschap: Grote tuinen maken dit landschap. Ruimte voor struwelen, fruit- en notenbomen, hagen en grote bomen bepalen het groene karakter van de buurt. Alle kavels zijn omzoomd met riante hagen.
3.1.11.2 Dorp

Visie: Een kenmerkend centrum-dorps milieu, rondom een groene brink, langs smalle straatjes. Met steegjes die doorprikken naar de ruime groene achterzijden (de gaarden).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0018.jpg"

Kernprincipes:

  • 1. Kleinschalig dorps: Een verzameling van dorpse archetypische 'huisjes' van éénlaag met een kap, afgewisseld met grotere schuurachtige volumes en her en der een statiger accent.
  • 2. Smalle straatjes, ruime tuinen: De gevels staan vaak dicht op de daardoor intieme straatjes en stoepjes, met af en toe een flinke sprong terug als groen accent. De achterzijden zijn juist ruim en groen, met ruimte voor grote bomen.
  • 3. Knikken, springen en draaien: Rooilijn is flexibel waardoor stoepjes ontstaan met ruimte voor een bankje, straten knikken, kappen draaien, huizen volgen niet de straat waardoor ruimte voor een boom ontstaat en gebouwen soms 'terugkijken' straat in. De straat is verblijfsruimte, voelt niet primair als verkeersruimte.

3.1.11.3 Gaard

Visie: De gaarden zijn grote boomgaard-achtige zones waar her en der woningen te gast in de boomgaard zijn. Een gedeeld, huiselijk, informeel, bruikbaar en soms eetbaar landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0019.jpg"

Kernprincipes:

In 'de gaard' woon je letterlijk in de boomgaard. Het landschap komt tot aan de gevel en het landschap is je gedeelde tuin.

  • 1. De gebouwen staan als schuren of als erven in de boomgaard: De schuren staan 'koud' in het landschap. De erven vormen clusters met een gedeeld hofje en beperkte private en omhaagde stukken boomgaard als tuinen van de bewoners.
  • 2. De private buitenruimtes zijn in de architectuur mee ontworpen: De privé buitenruimtes zijn als veranda's en/ of terrassen als onderdeel van het gebouw mee ontworpen.
  • 3. De Gaard is je (gedeelde) tuin: Voor beide typen geldt dus: de onversneden boomgaard is je landschap, dat je deelt en bij de erven daarnaast deels voor jezelf hebt. Geen getut en getuinier hier. Los, verplaatsbaar meubilair. Het boomgaard landschap in z'n zuivere vorm is je tuin.
  • 4. Parkeren in gaard of schuur: Ook parkeren gebeurt onder de fruitbomen en is nonchalant opgenomen in het landschap of op het erf, óf vind -op de erven- plaats in schuren.

3.1.11.4 Beekdal

Visie: Aan het beekdal staan woningen die optimaal van het zicht over de natte laagte uitkijken zonder deze zich toe te eigenen, letterlijk en figuurlijk. Het beekdal voelt nog steeds als een openbaar natuurgebiedje, de woningen staan iets verhoogd ten opzichte hiervan, houden zo droge voeten én maken zich los van dat landschap- ze pikken het niet in maar kijken er – vanaf een opgetild terras bijvoorbeeld overheen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0020.jpg"

Kernprincipes:

  • 1. Haaks op de beek: De woningen staan (nagenoeg) haaks op de beek, als kijkdoosjes. Zo staan ze nooit in het gelid maar swingen mee met het landschap. Omdat ze zich voornamelijk oriënteren op het dal kijken ze niet naar elkaar.
  • 2. Individuele vrijheid: Rijk pallet aan verschillende gebouwen vanuit eenzelfde eenvoud en belevingswaarde vormgegeven.
  • 3. Te gast in het landschap, bescheiden en zeer zorgvuldig: Het landschap is dominant; de architectuur is daaraan onderschikt. De gebouwen zijn dus laag en schuiven onder de boomkronen van de bosrand waar ze net uitprikken. De gebouwen zijn zeer zorgvuldig vormgegeven en gedetailleerd.

3.1.11.5 Erven

Visie: In het oostelijk deel van het plan liggen een aantal woonerven. Met de opzet en hiërarchie van een boerenerf, als een cluster van schuurachtige volumes in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0021.jpg"

Kernprincipes:

  • 1. Het erf is hiërarchisch opgebouwd: Een erf bestaat uit een hoofdhuis, schuren, schuurtjes en andere bijgebouwtjes. De hiërarchie hiervan laat zich lezen door te werken met:
    - positie;
    - goothoogte;
    - mate van detail;
    - materiaal;
    - kleur.
  • 2. Hard(er) van binnen, zacht en groen van buiten: Binnenzijde erf als ontsluiting, als voorkant van de meeste woningen - de hardere kant. De achterkant bestaat uit tuinen, boomgaard en houtwallen.
  • 3. Op een erf woon je samen: Juist omdat een erf een wereldje op zich is, rond een gemeenschappelijk hof, deel je veel met elkaar. Hier woon je landschappelijk mét elkaar.

3.1.11.6 Havezate

Visie: Middenin de lage natte bronplek tegen de huidige dorpskern aan is de nieuwe havezate in het klein wat kasteel Huis Bergh in het groot is: een ommetje voor omwonenden. Een stedenbouwkundig accent met landgoed-achtige allure, een lommerrijke plek, via een ruim beplantte laan verbonden met het te verbeteren dorpsplein bij 't Bosman Huus. Middenin de natte laagte een hedendaags bijzonder ensemble van gebouwen op een eilandje. Als besloten of wat meer uit elkaar gevallen hof, tot 4 lagen hoog zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0022.jpg"

Kernprincipes:

  • 1. Een markant hoogtepunt: De Havezate is opgezet als een hiërarchisch erf, maar: een statig erf. Met het hoofdgebouw als een markant hoogte-accent als hoogtepunt van heel de Lakermaat. Mag opvallen!
  • 2. Eenheid in architectuur: Afwijkend van boerenerven zijn alle gebouwen in hetzelfde materiaal / kleur uitgevoerd.
  • 3. Wonen op een eiland: Woningen liggen verhoogd in het landschap, omsloten door een gracht en bereikbaar via bruggen. Het eiland met havezate heeft vanuit de overzijde vanuit ieder hoek een interessant silhouet.

3.1.11.7 Dorpskern

Visie: De leeg gebleven locatie van de oude kinderwagenfabriek en school vormt nu een wat onbestemd 'gat' in de Antoniusstraat, tegenover 't Bosman Huus. Kwaliteit is de ruimte (voor gebruik bij evenementen) het groene karakter en doorzicht naar het achterliggende landschap, waar de ruimte rondom het 't Bosman Huus juist sterk versteend is. Het integraal herontwerpen van dit gebied aan beide zijden van de Antoniusstraat zou een kwaliteitsimpuls aan het hart van het dorp geven. De verkeersfunctie van de weg kan hier in de beleving minder prominent worden, het gevoel van een dorpsplein juist versterkt. Door aan te sluiten op de sfeer rondom het monument, in materialisering, grote bomen en het intieme karakter kan dit een landgoedachtige entree naar de Lakermaat worden. Extra bebouwing haaks op de Antoniusstraat kan helpen dit gebaar te begeleiden. Een niet-wonen functie (ijssalon, koffiehoek, landwinkeltje o.i.d.) hierin versterkt het dorpsplein. Voldoende ruimte rondom is bruikbaar als parkje en bij kermis/schuttersfeest.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0023.jpg"

Kernprincipes:

  • 1. Een parkachtige dorpsruimte: Het gebiedje voelt als openbare ruimte in het dorp en tegelijkertijd als entree van een park of landgoed, waar je welkom bent. Het is het begin van het ommetje havezate of Lakermaat, een parkzone, ontmoetingsplek, speelplek en voor gebruik bij evenementen.
  • 2. Het gebouw accentueert de entree naar Lakermaat: Het gebouw accentueert in positie en vorm de entree naar de Lakermaat.
  • 3. Een alzijdig parkgebouw los in het landschap: Het gebouw/ ensemble van gebouwen ligt 'los' in het landschap, als een parkgebouw, zonder de ruimte daaromheen gevoelsmatig (of echt) in bezit te nemen.
3.1.12 (Woon)programma

Het plan ziet op de realisatie van in totaal maximaal 349 woningen. In totaal zal 25% van de woningen in de categorie sociale huur- en koopwoningen vallen. Volgens het gemeentelijke grondprijsbeleid is in 2025 sociale koopwoning maximaal €260.000 VON. 25% worden betaalbare koopwoningen, waarvan de helft zal bestaan uit koopwoningen met een VON prijs van maximaal € 370.000. De andere helft zal bestaan uit betaalbare koopwoningen met een VON prijs van maximaal €405.000. De maximale huur voor betaalbare middenhuurwoningen bedraagt in 2025 maximaal €1.184,82 (144 - 186 WWS-punten). De overige 50% worden woningen zonder gereguleerde huur of koopgrens.

Daarnaast worden een aantal niet-woonfuncties in het plangebied mogelijk gemaakt. In plaats van woningen is het mogelijk om ter plaatse van Erve de Lakermaat zorgwoningen te realiseren. Ook wordt bij Erve de Lakermaat maximaal 200 m2 kleinschalige detailhandel of daghoreca mogelijk. Dit is een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren, zoals theehuisjes, paviljoens, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. De detailhandelsvoorziening richt zich voornamelijk op het voorkopen van producten afkomstig van in de regio gelegen bedrijven. Zo een kleinschalig voorziening wordt eveneens voorzien nabij de dorpskern met een maximale oppervlakte van 150 m2.

3.1.13 Fasering

De onderstaande kaart laat de ontwikkeling zien van het projectgebied, opgebouwd in verschillende fases. Het projectgebied is opgedeeld in verschillende fases, waarbij elk buurtje een fase vertegenwoordigt. Iedere fase bestaat uit subdelen waarbij de openbare ruimte, zoals straten of brinkjes, centraal staat om samenhang te waarborgen. Er is aandacht voor samenhang in het ontwerp om te voorkomen dat gebouwen aan weerszijden van een openbare ruimte door verschillende architecten zonder onderlinge afstemming worden ontworpen. Dit is vooral belangrijk voor het straatprofiel in het dorp. Binnen elk subdeel wordt een balans nagestreefd tussen sociale, goedkope en duurdere woningen, zoals in de buurtjes Dorp en Gaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0024.jpg"

Kaart fasering de Lakermaat (bron: LSP en VOIPOR, buroharro)

3.2 Strijdigheid geldend omgevingsplan

3.2.1 Huidige juridisch-planologische situatie

Ter plaatse van het plangebied vigeert het van rechtswege verkregen 'Omgevingsplan gemeente Montferland', Buitengebied in werking vanaf 1 januari 2024. Onderliggend ruimtelijk kader betreft het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied': onherroepelijk door de uitspraak van de Raad van State op 6 november 2013 (inclusief 1 t/m 5 herziening en herziening woonregels) die op 26 april 2022 voor het laatst is geconsolideerd.

Buitengebied

Binnen dit plan is aan de locatie de bestemming 'Agrarisch' toegekend. De sloot die door het besluitgebied loopt kent de bestemming 'Water'. Het westen van het besluitgebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Ook kennen enkele kleine gebieden binnen het besluitgebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Er lopen tevens enkele leidingen door het besluitgebied, die zijn voorzien van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Rioolpersleiding'. Daarnaast zijn de gronden in het oosten van het besluitgebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Het gehele gebied is voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone – waardevol landschap'. Het agrarisch erf in het noorden van het besluitgebied is voorzien van een bouwvlak. In de navolgende afbeelding is de verbeelding van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' opgenomen voor het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0025.jpg"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied geconsolideerd, met aanduiding plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De op basis van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' als 'Agrarisch' aangewezen gronden, zijn bestemd voor agrarische bedrijven, niet zijnde niet-grondgebonden veehouderijen, kwekerijen en (glas-)tuinbouwbedrijven tenzij het bestaande bedrijven betreft. Daarnaast mogen de gronden onder voorwaarden worden gebruikt voor andere agrarische doeleinde als biovergisting, productiegerichte paardenhouderij, opslag. De gronden zijn mede bestemd voor het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen, een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis, bed and breakfast en duurzame energieopwekking, landschappelijke beplanting welke kenmerkend is voor het gebied en extensieve dagrecreatie voor zover de agrarische bedrijvigheid niet wordt belemmerd. Ook voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswezen zijn toegestaan en bij de bestemming 'Wonen' behorende en begrensde erven, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van een 'bouwvlak'. Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangeduid.

De op basis van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' als 'Water' aangewezen gronden, zijn bestemd voor watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden. De gronden zijn tevens bestemd voor waterhuishouding en verkeer te water, de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, extensieve dagrecreatie en voet- en/of fietspaden. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

De op basis van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' als 'Leiding - Rioolpersleiding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse rioolpersleiding. Op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Rioolpersleiding' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.

De op basis van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' als 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk hoofdaardgastransportleiding. Op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.

De op basis van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' als 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

De op basis van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' als 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

Bestemmingsplan 'Kernen'

Een deel van het besluitgebied valt binnen het bestemmingsplan 'Kernen', welke is vastgesteld op 30 juni 2016 door de gemeenteraad van Montferland. Aan dit deel van het besluitgebied is eveneens de enkelbestemming 'Agrarisch' toegekend. Daarnaast het voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. In de navolgende afbeelding is de verbeelding van het bestemmingsplan 'Kernen' opgenomen voor het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0026.jpg"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Kernen, met aanduiding plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De op basis van het bestemmingsplan 'Kernen' als 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor moestuinen, akkers, weiden, boomgaarden en daarmee gelijk te stellen doeleinden inclusief de daarbij behorende erfbeplanting, erven en terreinen, wegen en paden. Op en in de gronden, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, silo's, kuilvoerplaatsen, tunnelkassen of windmolens, en bestaande gebouwen worden gebouwd.

De op basis van het bestemmingsplan 'Kernen' als 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

Parapluherziening Wonen en Horeca

Het bestemmingsplan parapluherziening Wonen en Horeca is opgesteld om regie te houden op de huisvesting van arbeidsmigranten en dit niet planologisch gezien, zonder meer toe te staan. Het paraplubestemmingsplan geldt in aanvulling op onder andere het bestemmingsplan 'Kernen' en wijzigt hierin de begrippen huishouden, wonen en woning. Daarnaast wordt de combinatie van wonen en een hotel in eenzelfde gebouw uitgesloten, met uitzondering van bestaande woningen en bedrijfswoningen.

Bruidsschat

Ter plaatse van het besluitgebied gelden tevens de regels uit de bruidsschat, welke onderdeel uitmaken van het tijdelijk omgevingsplan. Het voorliggende plan maakt geen milieubelastende activiteiten mogelijk, waardoor er geen strijd ontstaat met de instructieregels uit het Bkl. De regels uit de bruidsschat voor bouwwerken, open erven en terreinen zijn wel van toepassing voor een woningbouwplan. Deze regels staan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties niet in de weg. De gemeente heeft geen lokale verordeningen die van belang zijn voor het besluitgebied.

3.2.2 Strijdigheden met het (tijdelijke) omgevingsplan

De bouw en het gebruik van de woningen is niet toegestaan op basis van de opgenomen regels in het tijdelijke omgevingsplan van de gemeente Montferland. In het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd' is ter plaatse van de agrarische bestemming wonen slechts toegestaan in de vorm van een bedrijfswoning. Daarnaast is het bouwen van (hoofd)gebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. Naast het feit dat de nieuwbouwwoningen geen bedrijfswoningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn, is deze aanduiding niet opgenomen op de juiste locaties binnen het besluitgebied.

3.2.3 Lokale verordening

Het gebied is niet opgenomen binnen de lokale verordeningen van de gemeente Montferland.

3.3 Medewerking opheffen strijdigheid

Op 10 november 2022 heeft de gemeenteraad van de gemeente Montferland het Ontwikkelkader gebiedsontwikkeling De Lakermaat5 vastgesteld. Het biedt een overzicht van de plannen voor woningbouw en landschapsbeheer op de gronden van De Lakermaat. Belangrijke punten zijn:

  • 1. Woningbouw: De gemeente wil tot 2030 1.250 tot 1.500 woningen toevoegen, met een focus op verschillende doelgroepen, waaronder jongeren, ouderen en lage inkomensgroepen. Voor De Lakermaat is ruimte voor 266 tot 289 woningen met een lage dichtheid van 12-13 woningen per hectare. Dit is exclusief een nog te bepalen hoeveelheid woningen ter plaatse van Erf De Laak.
  • 2. Gebiedsontwikkeling: Het project omvat 22,2 hectare6 landbouwgrond en een boerderij. Het doel is om een landschap te creëren dat past in de omgeving en bijdraagt aan biodiversiteit en klimaatadaptatie.
  • 3. Duurzaamheid: De ontwikkeling zal gasloos zijn en mogelijk circulaire bouwmethoden zoals houtbouw omvatten. Het gebied zal groen worden ingericht met een goed netwerk van wandel- en fietspaden.
  • 4. Waterhuishouding: Er wordt gestreefd naar effectieve opvang en verwerking van hemelwater, met beperkte verharding en gebruik van wadi's en bergingsvijvers.
  • 5. Participatie en Proces: Er zal een omgevingsdialoog plaatsvinden met bewoners en belanghebbenden. De gemeenteraad en het College van B&W zullen betrokken zijn bij het vaststellen van plannen en budgetten.
  • 6. Toekomstige stappen: Het ontwikkelkader dient als basis voor verdere uitwerking en bestemmingsplanherziening, en de gemeente zal de ontwikkeling faciliteren en afstemmen met andere projecten en grondeigenaren.

De tekst beschrijft de samenwerking tussen de gemeente Montferland en de familie Meijer zoals deze vanaf het begin verlopen en benadrukt ook de rol van de gemeente in het coördineren van het project. Het Ontwikkelkader gebiedsontwikkeling De Lakermaat dient als uitgangspunt voor het doorlopen van het participatieproces en het opstellen van het Landschappelijke en Stedenbouwkundige Programma van Eisen (LSPVE). In het Amendement Ontwikkelkader Lakermaat7 wordt het raadsbesluit nader toegelicht.

De ontwikkeling past niet binnen de juridisch-planologische kaders die ter plaatse gelden op grond van het tijdelijk omgevingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een wijzigingsbesluit omgevingsplan worden opgesteld.

3.4 Conclusie

De ontwikkeling speelt in op de lokale behoeftes en draagt bij aan de woonopgave van de gemeente Montferland. Met het plan wordt een extensie van het dorp Lengel gecreëerd waar tevens plaats is voor natuur, groen en wandel- en fietspaden waar het hele dorp gebruik van kan maken. Binnen het plan is veel aandacht besteed aan de ontwikkeling en herstel van historische landschap en daarnaast is er ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alles overwegende draagt de ontwikkeling bij aan een goede fysieke leefomgeving. Uit voorliggende onderbouwing blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met het Besluit kwaliteit leefomgeving, Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Op basis van die onderzoeken dient in de regels en/of verbeelding het volgende te worden opgenomen:

  • In de regels is geborgd dat in het besluitgebied moet worden voorzien in waterberging met voldoende capaciteit conform de eisen van het waterschap;
  • In verband met de conclusies uit het akoestisch onderzoek is voor een deel van het plangebied een hoger gezamenlijk geluid toegestaan.

Hoofdstuk 4 Voorbereiding en participatie

Participatie is onder de Omgevingswet een belangrijk aspect in de procedure van het wijzigen van het omgevingsplan. Dit komt omdat een omgevingsplan niet alleen invloed heeft op de fysieke leefomgeving, maar ook op de mensen die daar wonen, werken en recreëren. Het is daarom van belang dat deze mensen in een vroeg stadium worden betrokken bij het initiatief. In dit hoofdstuk zal hier verder op worden ingegaan.

4.1 Verkenningsfase

In het Ontwikkelkader gebiedsontwikkeling De Lakermaat wordt de samenwerking tussen de gemeente Montferland en de familie Meijer beschreven zoals deze vanaf het begin is verlopen. De gebiedsontwikkeling De Lakermaat te Lengel betreft circa 22,2 hectare landbouwgronden met de bebouwing en het erf van boerderij De Laak aan de Hartjensstraat 2 in Lengel. De gronden zijn in 2015 via een erfenis in bezit gekomen van 4 leden van de familie Meijer. De familie heeft na een eerste oriënterend overleg met de gemeente in 2020 een visie ontwikkeld op de ontwikkeling van het gebied en bureau SAB een ruimtelijke verkenning laten uitvoeren. Deze is voorgelegd aan de Gemeente en die heeft daarop positief gereageerd met name door de inzet van de familie om het landschap en de biodiversiteit van dit gebied te versterken op basis van de kenmerken van het landschap die met de ruilverkaveling zijn verdwenen. Het gevarieerde woningbouwprogramma is te gast in het landschap. Op deze wijze biedt deze ontwikkeling met een lage dichtheid van gemiddeld 12– 13 woningen/hectare een goede aanvulling op woonmilieus elders en versterkt het de gemeente als bosrijke gemeente met een waardevol landschap.

 

De familie heeft vervolgens besloten een volgende stap te zetten in het ontwikkelproces dat als doel heeft om te komen tot een haalbaar en uitvoerbaar plan met de daarvoor noodzakelijke herziening van het bestemmingsplan door het College van B&W en de gemeenteraad van Gemeente Montferland. Als eerste stap in dat proces heeft het B&W en vervolgens de gemeenteraad het Ontwikkelkader met uitgangspunten vastgesteld als basis voor nadere uitwerking. Familie Meijer is een samenwerking aangegaan met Open Development BV. Samen hebben zij De Lakermaat BV opgericht als ontwikkelaar voor de Lakermaat. De familie is aandeelhouder. In de staturen van de BV is de doelstelling van de familie geborgd. De Lakermaat BV heeft een multidisciplinair team opdracht gegeven voor het programma-, proces en projectmanagement van de gebiedsontwikkeling, de omgevingsdialoog en de samenwerking met de gemeente. Gemeente Montferland gaat uit van het principe zelfrealisatie, zal de ontwikkeling faciliteren en met de familie een Anterieure Overeenkomst sluiten voor onder meer het kostenverhaal en taakverdeling.

4.2 Participatie omgeving

Op basis van het “Participatiekader Gemeente Montferland 2021” heeft met omwonenden en belangstellenden de omgevingsdialoog inhoud gekregen over de woningbouwontwikkeling 'De Lakermaat'. Als eerste stap in het participatietraject is een eerste informatieavond gehouden op 1 december 2022 gevolgd door twee verdiepingsavonden op 12 en 16 december 2022. Daarna zijn er nog 3 informatieavonden gehouden op 30 maart 2023, 26 juni 2023 en 3 juni 2024.

4.2.1 Opbrengst informatie- en verdiepings-avonden (1, 12 en 16 december 2022)

Hieronder de visie van bewoners en ondernemers in Lengel voor de thema's dorp, woningbouw, landschapsinrichting en ontsluiting. Het Verslag omgevingsdialoog 'De Lakermaat' (Informatieavond op 1 december 2022, Verdiepingsavonden op 12 en 16 december 2022)8 is toegevoegd aan de bijlagen.

Dorp Lengel

Het dorp Lengel, ingesloten door 's-Heerenberg en grootschalige logistiek, beschouwt zichzelf nog steeds als onderdeel van de Achterhoek en Oude IJsselstreek. Ondanks het verlies van verenigingen, cafés, de Sparwinkel, en de voormalige school, hecht de gemeenschap veel waarde aan het behoud van het dorpskarakter en de saamhorigheid. Met de komst van ongeveer 750 nieuwe inwoners door de ontwikkeling van De Lakermaat hopen bewoners het gemeenschapsleven te versterken en een ontmoetingsplek te creëren. Ze wensen betaalbare woningen die passen bij de landelijke uitstraling van het dorp en willen hoogbouw vermijden. Er is ook behoefte aan versterking van het centrum rond 't Bosman Huus met nieuwe voorzieningen zoals een cafetaria, landwinkel, muziektent, huisarts, en jeugdvoorzieningen. Bewoners maken zich zorgen over drugsoverlast bij het dorpshuis en hopen op verbeteringen door de nieuwe ontwikkelingen.

Landschapsontwikkeling

De visie van familie Meijer en het Ontwikkelkader pleit voor een lage bebouwingsdichtheid met veel groen en natuur om het landschap te versterken, wat aansluit bij de wensen van de omwonenden. Ze willen fruitbomen, boomgaarden, en water terugbrengen om de biodiversiteit en klimaatrobuustheid te bevorderen. Er is steun voor het aanplanten van bomen en het creëren van een natuurvriendelijke omgeving, waarbij duisternis als een kwaliteitsaspect wordt gezien. Eén bewoner is echter tegen bebouwing en waardeert de huidige akkerlanden.

Er zijn voorstellen voor voedselbossen, pluktuinen, en moestuinen, en aandacht voor het vermijden van verstening en het vasthouden van regenwater. Er wordt gezocht naar een balans tussen privacy en een gemeenschappelijk woonlandschap, met geschikte plekken voor honden en speelplekken. Er zijn ook zorgen over de nabijheid van nieuwe bebouwing bij de tuinen van bewoners aan de Antoniusstraat, die voldoende buffer en openheid willen behouden om contact met het landschap te blijven houden.

Woningbouw

Woningbouw op de gronden van familie Meijer wordt als noodzakelijk gezien, met een maximum van 289 woningen9. Er is behoefte aan betaalbare, levensloopbestendige woningen en een variëteit aan woonvormen. Duurzaamheid is belangrijk, met voorstellen voor all-electric woningen, houtgebruik en mogelijke collectieve energievoorzieningen. Innovatieve woonvormen zoals boerderijhuizen en ateliers worden gewaardeerd.

Zorgen bestaan over het parkeren, waarbij oplossingen goed in het landschap moeten passen, en er is angst voor een overontwikkeld gebied. Er wordt gevraagd om boerderij De Laak te behouden en mogelijke nieuwe bestemmingen zoals een woonzorgcomplex te overwegen. Belangrijke kwesties zijn de toewijzing van woningen aan lokale bewoners en de uitvoering van woningvariatie, met het grootste discussiepunt rond de ontsluiting van het gebied.

Ontsluiting

De Antoniusstraat is al druk, en extra verkeer vanuit de Lakermaat is ongewenst. Voorkeur gaat uit naar auto-ontsluiting via de Meilandsedijk om verkeersdrukte in Lengel te vermijden. Parkeren direct naast woningen wordt minder gewaardeerd vanwege de impact op de landschappelijke beleving, hoewel goed geplaatste laad- en losplekken verderop acceptabeler zijn, vooral met laadvoorzieningen voor elektrische auto's en zonnepanelen.

'T Bosman Huus moet voldoende parkeerruimte behouden voor lokale evenementen. Verbetering van het openbaar vervoer met een nieuwe halte nabij het besluitgebied wordt wenselijk geacht. De ontwikkeling biedt kansen om wandel- en fietspaden te verbeteren, waardoor kortere ommetjes mogelijk worden en de verbinding tussen 't Bosman Huus en de omgeving kan worden versterkt.

4.2.2 Opbrengst informatie- en terugkoppelavond (30 maart 2023)

Op 30 maart 2023 zijn de omwonenden uitgenodigd voor een terugkoppeling over de tussenstand van het onderzoek en het ontwerp. Op deze avond is voorgelegd of het plan de Lakermaat de goede richting te pakken heeft en of de omwonenden de eerder verstrekte inbreng goed herkennen. Hieronder wordt omgevingsinput weergegeven in 9 punten. Het Verslag omgevingsdialoog 'De Lakermaat' (Informatieavond op 30 maart 2023)10 is toegevoegd aan de bijlagen. Op deze avond komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • het verslag van de inbrengavonden in december 2022 en hoe de ingebrachte punten betrokken zijn bij de plannen;
  • de uitkomsten van de uitgezette verkennende onderzoeken op hoofdlijnen;
  • een toelichting door de gemeente van de stand van zaken en planning van de Omgevingsvisie voor Lengel e.o.;
  • de tussenstand van het opstellen van het Landschappelijk en Stedenbouwkundig Programma van Eisen (LSPVE) voor De Lakermaat aan de hand van 10 ontwerpprincipes:
    1. Lengel als eigen dorp versterken;
    2. De bodem is leidend;
    3. Natuurlijke waterbuffer door de laagte;
    4. Een fijnmazige wandel- en fietsnetwerk verbindt Lengel met omgeving;
    5. Mooie, uitnodigende plekken maken van de knooppunten. Zo snel mogelijk beginnen met de bestaande knooppunten van Lengel;
    6. Patchwork van groen. Lanen, houtwallen en hagen. Wonen ondergeschikt aan het landschap;
    7. Auto ondergeschikt. Autoluwe straten. Géén parkeren op straat, maar concentreren in koffers en op erven;
    8. Interessante plekken voor iedereen toevoegen (ommetjes, gebruiksplekken buurtwinkel, speelvoorzieningen, brinkjes, eetbaar landschap);
    9. Het behouden en transformeren van erf de Laak;
    10. Landelijke, duurzame gebouwen. Natuurinclusief. Bio-based en/of circulair.
    Aan de omwonenden is de vraag voorgelegd of de gepresenteerde 10 ontwerpprincipes een goede basis vormen voor de verdere uitwerking van de plannen. De 10 ontwerpprincipes zijn stuk voor stuk behandeld in de Omgevingsdialoog en akkoord bevonden door omwonenden.
4.2.3 Opbrengst informatie- en terugkoppelavond (26 juni 2023)

Op 26 juni 2023 is een participatiebijeenkomst gehouden waar aan de omwonenden het Landschappelijk Stedenbouwkundig Programma van Eisen (LSPVE) is gepresenteerd. Het Verslag omgevingsdialoog 'De Lakermaat' (Informatieavond op 26 juni 2023)11 is toegevoegd aan de bijlagen. Uit deze avond zijn de volgende (hoofd)conclusies getrokken:

  • De plannen zijn met applaus ontvangen;
  • Er dient aandacht geschonken te worden aan het limiteren van de bouwhoogte. Het uitgangspunt is dat het merendeel van de woningen 1 laag met kap of 2 lagen met een kap worden, maar dat er ook ruimte is voor enkele accenten met 3 of soms 4 woonlagen met kap;
  • De realisatie van woningen in de zuidoosthoek van het plan is voor omwonenden vereist en zij wensen dat de gemeente zich inzet om binnen haar afwegingsvrijheid maximaal de ruimte te geven voor realisatie van woningen aldaar. Dit om verdichting van het plan binnen andere gebieden zoveel mogelijk te voorkomen;
  • Er was begrip voor het opknippen van de ontsluiting van het autoverkeer door maximaal 2070 van het verkeer op de aangegeven wijze via de Hartjensstraat te ontsluiten en minimaal 807 via de Meilandsedijk te ontsluiten;
  • De ambitie om de nieuwe bebouwing goed voor langzaam verkeer op het bestaande Lengel aan te sluiten wordt gedeeld, maar waar en hoe dit precies kan is nog onderwerp van nader overleg met betreffende aanwonenden tijdens de LSP-fase.
4.2.4 Opbrengst informatie- en terugkoppelavond (3 juni 2024)

Op 3 juni 2024 zijn in het 't Bosman Huus omwonenden en belangstellenden uitgenodigd voor een terugkoppeling over de uitwerking van het Landschappelijk Stedenbouwkundig Plan voor project de Lakermaat (LSP). Aan de omwonenden is op deze avond voorgelegd of het plan de Lakermaat vanuit de eerder opgehaalde participatieopbrengst en de vervolgens door de gemeenteraad vastgestelde uitgangspunten goed is uitgewerkt. Het LSP laat op hoofdlijnen zien hoe het gebied er uit komt te zien. Dit is een stuk duidelijker dan de proefverkaveling van het Landschappelijk Stedenbouwkundig Programma van Eisen (LSPvE) van juni 2023, maar er is tegelijkertijd nog steeds enige ruimte voor flexibiliteit. Het LSP wordt positief ontvangen. De aanwezigen herkennen de eerder meegegeven aanbevelingen en uitgangspunten in dit uitgewerkte LSP de Lakermaat. Twee personen van de circa 70 aanwezigen lieten een kritisch geluid horen. Het Verslag omgevingsdialoog 'De Lakermaat' (Informatieavond op 3 juni 2024)12 is wederom toegevoegd aan de bijlagen.

Hoofdstuk 5 Beleid en regelgeving

5.1 Rijksbeleid en Rijksregels

5.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De NOVI is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.

Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In Nederland staan we voor een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Denk aan:

  • periodes van droogte afgewisseld met extreme regenval;
  • de zeespiegelstijging;
  • de overgang naar duurzame energie;
  • de ruimte die nodig is voor windmolens en zonnepanelen;
  • de bouw van nieuwe woningen om het nationale woningtekort op te lossen;
  • de groei en het bereikbaar houden van steden;
  • plekken voor distributiecentra;
  • het versterken van de natuur en biodiversiteit;
  • het behoud van het landschap;
  • de vitaliteit van de landbouw.

Dit zijn voorbeelden van grote, ingewikkelde opgaven. Deze opgaven kunnen niet meer apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal.

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk dus een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken met als doel om het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.

Toetsing

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 349 woningen. Binnen het besluitgebied worden verschillende woningbouwcategorieën mogelijk gemaakt. Hiermee wordt ingespeeld op een ruime verscheidenheid in woningbehoeftes. Daarnaast is in het stedenbouwkundig plan aandacht besteed aan de kenmerken en identiteit van de landelijke omgeving voor de ruilverkaveling, waardoor historische landschapselementen worden teruggebracht. Het gebied wordt ingericht met een lage woningdichtheid, waardoor ruimte overblijft voor een groene inrichting met gebieden voor waterretentie, landschapselementen, zoals boomgaarden en ruimte om te spelen. Derhalve is er ruimte behouden voor klimaatadaptieve maatregelen. Verder worden de woningen toekomstbestendig en duurzaam gebouwd. De voorliggende ontwikkeling is daarmee in lijn met de doelstellingen van de NOVI.

5.1.2 Instructieregels Rijk (AMvB's)

De Omgevingswet werkt door in vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB's):

  • 1. het Omgevingsbesluit (Ob);
  • 2. het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl);
  • 3. het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
  • 4. het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

In deze AMvB's staan regels voor het praktisch uitvoeren van de wet.

Voor de volgende onderwerpen gelden er rijksinstructieregels:

  • Waarborgen van veiligheid (§ 5.1.2 Bkl);
  • Beschermen van waterbelangen (§ 5.1.3 Bkl);
  • Beschermen van gezondheid en milieu, waaronder instructieregels voor de kwaliteit van de buitenlucht, trillingen, geluid en geur en bodemkwaliteit (§ 5.1.4 Bkl);
  • Beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed, waaronder de ladder voor duurzame verstedelijking (§ 5.1.5 Bkl);
  • Het behoud van ruimte voor toekomstige functies voor autowegen, buisleidingen, natuur- en recreatiegebieden (§ 5.1.6 Bkl);
  • Het behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten, waaronder landsverdediging en nationale veiligheid, elektriciteitsvoorziening, rijksvaarwegen en luchtvaart, fiets- en wandelroutes, aanwijzing van woningbouwcategorieën (§ 5.1.7 Bkl);
  • Het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen (§ 5.1.8 Bkl).

Daarnaast bevat afdeling 5.2 van het Bkl instructieregels voor de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving. Daarbij gaat het onder meer om het voorkomen van belemmeringen van gebruik en beheer van spoorwegen en rijkswegen. In heel bijzondere gevallen kunnen B&W de Minister vragen om een ontheffing van bepaalde instructieregels te verlenen. Dit volgt uit afdeling 5.3 van het Bkl.

Toetsing

Het project raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met de instructieregels van het Rijk.

5.1.3 Conclusie rijksbeleid

Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid en de regels van het Rijk.

5.2 Provinciaal beleid en provinciale regels

5.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland.

De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:

  • 1. Energietransitie;
  • 2. Klimaatadaptatie;
  • 3. Circulaire economie;
  • 4. Biodiversiteit;
  • 5. Bereikbaarheid;
  • 6. Vestigingsklimaat;
  • 7. Woon- en leefklimaat.

Themakaarten

Bij de visie is een aantal themakaarten aanwezig. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:

  • ruimtelijk beleid;
  • waterbeleid;
  • milieubeleid;
  • natuur- en landschapsbeleid.

Daarmee is voor een aantal onderwerpen specifiek beleid vastgelegd.

Uitvoering beleid

In het kader van de uitvoering van de visie, zijn ook drie beleidsdocumenten vastgesteld:

  • Regionaal waterprogramma;
  • Handreiking plussenbeleid;
  • Beleidslijn windenergie.

Toetsing

Met betrekking tot de woon- en leefomgeving streeft de provincie naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hierbij sluit het aanbod aan woningtypen en woonmilieus aan bij de diversiteit van de woningvraag. Dit betekent voor iedereen een duurzame passende woning, waarbij de bestaande bebouwde omgeving optimaal wordt benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Daarnaast wordt alle nieuwbouw aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. Het voorliggende plan voorziet in de realisatie van maximaal 350 nieuwbouwwoningen aansluitend op de kern Lengel. Het project kent een gevarieerd aanbod aan woningtypen en sluit aan op de lokale behoefte. De woningen worden gasloos en volgens de nieuwste BENG-normen gerealiseerd. Daarnaast wordt er binnen het project uitgebreid aandacht besteed aan het landschap en het klimaat met de realisatie van groenblauwe structuren die het gebied zowel zullen omringen als doorkruisen. Binnen deze gebieden is onder andere ruimte voor waterretentie, landschapselementen, zoals boomgaarden en ruimte om te spelen. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in lijn met het gegeven uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

5.2.2 Omgevingsverordening provincie Gelderland

De Omgevingsverordening is op 21 december 2022 door de Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en is in werking getreden na invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024. In de verordening staan alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. De verordening is onderdeel van de beleidscyclus van de provincie en één van de instrumenten waarmee wordt gewerkt aan de ambities uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Die beleidscyclus en daarmee ook de verordening is gericht op zowel het beschermen als het (duurzaam) benutten van de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Telkens wordt er gelet op een goede balans tussen het beschermen en borgen van belangen en het mogelijk maken van ontwikkelingen in een bepaald gebied binnen de provincie. Daarbij worden ook belangrijke waarden als het Gelders Natuurnetwerk en grondwaterbeschermingsgebieden voor de openbare drinkwatervoorziening beschermd.

Voor de volgende onderwerpen gelden er provinciale instructieregels:

  • Algemeen (afd. 5.1 Omgevingsverordening);
  • Natuur (afd. 5.2 Omgevingsverordening);
  • Landschap (afd. 5.3 Omgevingsverordening);
  • Erfgoed (afd. 5.4 Omgevingsverordening);
  • Milieu (afd. 5.5 Omgevingsverordening);
  • Provinciale wegen (afd. 5.6 Omgevingsverordening);
  • Ruimtelijke inrichting, ontwikkeling van gebieden en regionale samenwerking (afd. 5.7 Omgevingsverordening).

Toetsing

Beschermen van landschap

De provincie wil de landschappelijke waarden binnen de provincie behouden, beschermen en in stand houden. Daarom moet de toelichting van een omgevingsplan een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de in het besluitgebied aanwezige kernkwaliteiten bevatten, als een omgevingsplan een activiteit of ontwikkeling toelaat. Het besluitgebied is gelegen binnen de Gelderse streek Liemers. Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op locaties binnen de Gelderse streek Liemers, wordt bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling rekening gehouden met de voor die streek vastgestelde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van het landschap als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap Gelderse streek Liemers. Dit wordt weergegeven in de onderstaande tabel:

  Kernkwaliteiten   Ontwikkeldoelen  
1   Oude landstreek tussen Rijn, Pannerdens kanaal, IJssel en Oude IJssel: Gelderse Poort van de Delta, “kraan van Nederland”. Een overwegend open rivierenlandschap met rivieren, uiterwaarden of rivierweiden, rivierduinen (langs Oude IJssel), dijken, kleinschalige oeverwallen en open komgronden. Landschap mede gevormd door continue strijd tegen het water en de klei-, zand- en grindwinningen van de laatste decennia. Grensligging, nauwe relatie met het vergelijkbare aanliggende Duitse land.   Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de Liemers. De ontwikkeling van het landschap van de Liemers richten op de versterking van de identiteit als 'poort van de delta'. Accentueren van de landschappelijke opbouw van het rivierengebied, in contrast met de hoge, droge en bosrijke stuwwallen. Verbetering van de recreatieve beleving. Met versterking van het kleinschalig landschap op de oeverwallen. Dijkversterking met ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route.  
2   Van oudsher wringt de Rijn zich tussen de stuwwallen van Montferland en Nijmegen. Met nadien indrukwekkende en unieke splitsingspunten van rivieren.   De toeristisch-recreatieve beleving van de landschappelijk unieke splitsingspunten van rivieren meer benutten.  
3   Complexen van Rijnstrangen (oude rivierarmen) ten noorden van het splitsingspunt van Rijn en Waal: met opvallend microreliëf parallel aan de voormalige stroombeddingen. Aanwezigheid van talrijke, hoger gelegen crevasse-afzettingen (doorbraak van de rivier die niet heeft doorgezet).   Bijzondere aandacht geven aan de beleefbaarheid van de Rijnstrangen als uniek deel van het rivierenlandschap, door behouden en versterken van deze bijzondere landschapselementen en door respecteren van het microreliëf. Tevens verbeteren van de toegankelijkheid passend bij de natuurwaarden. Crevassen zichtbaar maken en gebruiken tegen verdroging. Kansen voor landschapsversterking met klimaatadaptie.  
4   Een samenhangende eenheid van hooggelegen beboste en besloten stuwwalkern (met dekzanden) van Montferland (met uitlopers naar Duitsland) met karakteristieke krans van kleine dorpen en open essen.   De stuwwalkern blijvend behouden voor natuur en natuurontwikkeling en gepaste recreatieve toegankelijkheid. Openhouden van de oude bouwlanden. Aanleggen en versterken van de ecologische verbindingen van de stuwwal naar andere gebieden zoals de Achterhoek en de Veluwe.  
5   Een reeks van sterk uitgegroeide kernen Westervoort-Duiven-Zevenaar-Didam.   Landschapsversterking doorvoeren in de ontwikkelings-as Westervoort-Duiven-Zevenaar-Didam, vanwege de stedelijke druk. De doortrekking van de A15 zal invloed hebben op de dynamiek in dit gebied door de betere bereikbaarheid. Dit vraagt zorgvuldige ruimtelijke ordening, gekoppeld aan landschappelijke investeringen.  
6   Zichtlijnen op stuwwalcomplexen Veluwe, Montferland en Nijmegen. O.a. zicht op Elterberg (en Reichswald).   Creëren van de belvedères vanaf Montferland over de omgeving.  
7   Open, grootschalig en weids komgebied ten zuiden van Giesbeek – Angerlo met rivierterrassen en onregelmatige verkaveling. Met oude bewoningsplaatsen, ruime geleding door laanbeplanting en zicht op de Veluwe.   Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Optimaliseren van waterhuishouding. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.  
8   Bijzondere openheid van het Looveld :landschappelijke eenheid in het noorden begrensd door de Lee, met een onbebouwd en zeer weids karakter en gave verkavelings-structuur. Zichtlijnen vanaf de Loodijk.   Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij en mogelijk voor klimaatadaptatie. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.  
9   Ecologische waarden met name langs beken en rivieren en in weidevogelgebieden. Natura 2000 waarden in Rijnstrangen.   Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden.Beschermen Natura 2000 waarden. Verbeteren van de biodiversiteit van weteringen en andere watergangen in het gebied. Waar mogelijk natuurontwikkeling combineren met klimaatadaptie en recreatieve toegankelijkheid.  
10   Concentratie van historische waterlinies: Limes (UNESCO-waarde), Hollandse Waterlinies (UNESCO-waarde), IJssellinie, Circumvallatielinie en Mauritslinie.   Cultuurhistorische waarden van waterlinies beleefbaar maken en toeristische potentie vergroten. Bijzondere aandacht geven aan de beleefbaarheid van overblijfselen van, en verwijzingen naar de Limes als uniek deel van het rivierenlandschap.  
11   Rust en ruimte en relatieve onbekende gebieden zoals het Gelderse Eiland.   Rust en ruimte koesteren en gepaste verbetering van recreatieve toegankelijkheid.  

Bij het stedenbouwkundig ontwerp is veel aandacht besteed aan het terugbrengen van het historische landschap van voor de ruilverkaveling. De landschappelijke basis is het uitgangspunt voor deze ontwikkeling, waarbij de ondergrond, de bodem en het water een grote rol hebben gespeeld in het ontwerp. Het reliëf binnen het gebied wordt hersteld met onder andere de realisatie van een beekdal. Ook andere historische kenmerken worden teruggebracht, zoals enkele oude wegen en beplanting in de vorm van boomgaarden. De ontwikkeling komt tegen de kern Lengel te liggen, waardoor de karakteristieke krans van kleine dorpen en open essen niet zal worden aangetast, maar juist wordt versterkt. De zichtlijnen richting de stuwwal vanuit het besluitgebied waren al beperkt door de ligging van de bestaande bebouwing van Lengel en zullen, waar aanwezig, zoveel mogelijk behouden blijven. De kernkwaliteiten van de Gelderse Streek Liemers zullen met de realisatie van deze ontwikkeling derhalve verder worden versterkt. De projectlocatie ligt niet in of nabij de rivieren, de komgebieden, het Looveld of het Gelderse Eiland. Daarnaast is de locatie ook niet gelegen in of nabij Natura-2000 gebied, de Nieuw Hollandse Waterlinie, IJssellinie, Circumvallatielinie, Mauritslinie of de Limes. De genoemde kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen gerelateerd aan deze locaties zijn daarom niet relevant voor het besluitgebied.

Wonen

In artikel 5.64 van de Omgevingsverordening Gelderland is vastgelegd dat een omgevingsplan alleen nieuwe woningen mogelijk maakt als die ontwikkeling past binnen de regionale woonagenda. In paragraaf 5.3.3 wordt getoetst aan de woondeal 2.0 regio Arnhem Nijmegen. Geconcludeerd wordt dat het plan past binnen de afspraken uit deze woondeal. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.46 uit de Omgevingsverordening.

Klimaatadaptatie

In artikel 5.85 van de provinciale omgevingsverordening is vastgesteld dat in de toelichting op het omgevingsplan een beschrijving dient te worden gegeven van de maatregelen die worden genomen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken. In de beschrijving worden in ieder geval de aspecten waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte betrokken. Daarnaast moet de opgestelde beschrijving worden opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap. Het aspect klimaatadaptatie wordt nader besproken in paragraaf 6.11.4, waarbij ingegaan wordt op de genoemde aspecten. Het plan voldoet hiermee aan artikel 5.85 van de omgevingsverordening.

Oude bosgroeiplaatsen

In artikel 7.27 van de provinciale omgevingsverordening is vastgesteld dat herbeplanting van gevelde of tenietgegane houtopstanden op een locatie waar een oude bosgroeiplaats ligt en waar het landgebruik sinds 1832 zonder onderbrekingen uit bos heeft bestaan niet is toegestaan. Oude bosgroeiplaatsen zijn bossen die een lange historische continuïteit hebben (in sommige gevallen teruggaand tot de Middeleeuwen). Ze hebben daardoor bijzondere kenmerken zoals oude bomen, autochtone boom- en struikpopulaties, oude ongestoorde bosbodems en herbergen soorten die in jongere bossen ontbreken of zich slechts moeizaam kunnen ontwikkelen. Raadpleging van de provinciale verordening wijst uit dat binnen het besluitgebied geen oude bosgroeiplaatsen aanwezig zijn.

5.2.3 Streekgids Ruimtelijke Kwaliteit en landschap Liemers

In de Streekgids Ruimtelijke Kwaliteit en landschap Liemers worden de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van verschillende deelgebieden binnen de Liemers verder uitgewerkt. Onderhavig plan ligt op de rand van de deelgebieden Montferland & Land van Wehl en de Oude IJssel zoals is te zien op de navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0027.jpg"

Deelgebied binnen de streek Liemers (besluitgebied aangegeven met rode ster) (bron: Streekgids: Liemers).

Deelgebied Montferland & Land van Wehl

Kernkwaliteiten:

Landschappelijk karakteristiek:

  • Aaneengesloten dekzandgebied omgeven door rivieren;
  • Stuwwallandschap Montferland als een samenhangende eenheid;
  • Landschapsmozaïek van Land van Wehl;
  • 's-Heerenberg en Zeddam als historische ensemble aan de voet van de stuwwal.

Openheid, beslotenheid en ruimtebeleving:

  • Doorgaande, gave structuur van open escomplexen op de flank;
  • Wehlse broeklanden, groen gebied tussen bebouwing;
  • Besloten boscomplex Montferland;
  • Panorama's vanaf en zichten op de stuwwal;
  • Bakens in het landschap.

Ordende structuren:

  • Spectaculair macro- en microreliëf;
  • Het Stille Wald en Landgoed De Byvank als zelfstandige enclaves;
  • Dorpenweg op de flank van de stuwwal;
  • De A18 als autonome lijn door het landschap.

Stad-landrelaties:

  • Relatief luw gebied met stedelijke druk vanuit snelwegafslagen;
  • Kleinschalig recreatief medegebruik verweven met het landschap.

Ontwikkeldoelen & -principes:

Herkenbare gradiënt van Montferland naar Oude IJssel:

  • Belangrijk om de overgang van hoog naar laag, droog naar nat, en zand naar klei te respecteren in ruimtelijke inrichting.
  • Benut kwelwater door het vast te houden en de ecologische voordelen te benutten.
  • Creëer wateropslagplekken langs de Oude IJssel voor gebruik tijdens droogte.

Versterk het ensemble van het Montferland:

  • Versterk de kern van de stuwwal en verbind het bos met omliggende natuurgebieden.
  • Zorgvuldig openhouden van de oude essen op de flank van de stuwwal.
  • Versterk de herkenbaarheid van de 'ringweg' rond Montferland als een samenhangende structuur.
  • Bescherm panorama's tegen storende elementen en voeg mogelijk belvedères toe.
  • Versterk de historische verbondenheid en beleving van de Motteheuvel.
  • Versterk de samenhang met (Huis) Bergh.

De ontwikkeldoelen & -principes met betrekking tot het landschap rondom Angerlo en Land van Wehl zijn niet relevant voor het besluitgebied.

Deelgebied Oud IJssel

Het besluitgebied grenst aan het grootschalig kommenlandschap rondom Azewijn. Hieronder worden alleen de in aanvulling op deelgebied Montferland & Land van Wehl voor het besluitgebied relevante kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen benoemd.

Kernkwaliteiten

Openheid, beslotenheid en ruimtebeleving:

  • Weids landschap van de voormalige overstromingsvlakte en Oude IJsseldal;
  • Zichten op de stuwwallen van Veluwe en Montferland in de verte;
  • Bakens in het landschap.

Ontwikkeldoelen & -principes:

Maak het Oude IJsselsysteem meer manifest: van smalle lijn naar brede zone:

  • Ruimtelijke ontwikkelingen bouwen voort op de fysieke kenmerken van de ondergrond; zoals het onderscheid tussen nat en droog en de bodemopbouw;
  • Op de hogere ruggen worden functies gesitueerd die gebaat zijn bij droge omstandigheden zoals stedelijke functies (woonwijken, bedrijventerreinen, sportvelden), akkerbouw etc. Functies zijn zodanig ingericht dat regenwater maximaal kan infiltreren in de bodem (water vasthouden in bodem en kwel in laagtes stimuleren). Verbeter de sponswerking van de bodem (demp greppels, verhoog de organische stof in bodem);
  • Het oorspronkelijke rivierdal wordt vernat en ontwikkeld tot een groenblauwe structuur, gericht op waterberging, natuur en extensieve landbouw. De hoge gronden aan weerszijden van de Oude IJssel vormen zoveel mogelijk de natuurlijke begrenzing van het rivierdal. Dijken en kades worden zoveel mogelijk voorkomen. Oude rivierlopen van de IJssel binnen het rivierdal blijven behouden of worden hersteld;
  • De 'fossiele meanders' van de Oude IJssel in de overstromingsvlakte ten westen van Etten en Ulft worden vernat. Het opkwellende schone kwelwater uit de stuwwal wordt zo lang mogelijk vastgehouden en optimaal benut voor natuur. De meanders kunnen tevens worden ingericht als waterbuffer voor drogere tijden voor de landbouw. De zandwinputten worden geïntegreerd in het patroon van de oude meanders; 'littekens wegpoetsen'.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in de realisatie van 349 woningen aan de rand van de kern Lengel. Binnen het landschappelijk en stedenbouwkundig ontwerp is veel aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing. Het gebied kent een lage woningdichtheid, waardoor de woningen als het ware te gast zijn in het landschap. Bij het ontwerp van het landgoed is gekeken naar de historie en de kernkwaliteiten van gebied. In het ontwerp komt de afwisseling van natte en droge natuur naar voren. Het ontwerp laat een mozaïek van ecologische elementen zien zoals gaarden, bloemrijk grasland, houtwallen en bosplantsoenen. Ook wordt het reliëf binnen het besluitgebied hersteld. Hiermee wordt om de overgang van hoog naar laag, droog naar nat, en zand naar klei gerespecteerd. Daarnaast wordt binnen het besluitgebied een beekdal gecreëerd waar het kwelwater wordt benut en waar aandacht is voor het versterken van de ecologische waarden. Ook worden aan de randen van het besluitgebied greppels gecreëerd die inspelen op de behoeften van verschillende beschermde soorten binnen het besluitgebied. Daarnaast worden binnen het besluitgebied nog verscheidene ander wateropslagplekken gecreëerd in de vorm van wadi's wat helpt bij plaatselijk infiltreren van water en het tegengaan van droogte.

Door het besluitgebied te realiseren aan de rand van Lengel worden de open essen behouden. Ook de zichtlijnen op de stuwwallen worden zo vrijwel niet aangetast. Binnen het besluitgebied wordt een Havezate gerealiseerd, die de samenhang met (Huis) Bergh versterkt. Met dit ontwerp wordt de overgang van landelijk gebied naar het dorp verzacht, waardoor een betere verbinding wordt gecreëerd tussen de omliggende landschappen. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat binnen de ontwikkeling rekening is gehouden met de kernkwaliteiten van Montferland en dat wordt ingespeeld op de ontwikkeldoelen- en principes uit Streekgids de Liemers.

5.2.4 Conclusie provinciaal beleid en provinciale regels

Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen, beleid en regels van de provincie Gelderland.

5.3 Regionaal beleid

5.3.1 Regionale structuurvisie Achterhoek 2012

Op 31 mei 2012 heeft de gemeenteraad van Montferland de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004.

Als basis voor ruimtelijk beleid is er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:

  • omgaan met de krimp;
  • externe relaties;
  • veranderingen in het landelijk gebied;
  • overstap naar duurzame energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0028.jpg"

Visiekaart Achterhoek (bron: Regionale structuurvisie Achterhoek 2012)

Landschap: De verschillen in landschapstypen zijn een belangrijke identiteitsdrager van de Achterhoek. De Achterhoekse gemeenten willen die kenmerken en landschappelijke verschillen in de toekomst behouden, versterken of herstellen. Het gaat er daarbij niet om terug te keren naar het verleden, maar om het opdoen van inspiratie uit het verleden bij de toekomstige inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De karakteristieken van deze landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Het Achterhoekse landschap kan veel functies absorberen. De 'landschapstypekaart' (bijlage 5 van de structuurvisie) geeft het regionale kader weer, de projectlocatie is gelegen binnen het landschapstype Montferland. Hieronder worden de belangrijkste karakteristieken en gewenste ontwikkeling van dit landschapstype beschreven:

  • Landschappelijke Kenmerken: Het gebied bestaat uit een volledig beboste stuwwal, omgeven door akkers en dorpen. Het bos en de akkers volgen de hoogteverschillen en vormen een grillige structuur. Er zijn geleidelijke overgangen van stedelijk naar landelijk gebied. Het bos en de ring van akkers zijn bebouwingsvrij, met uitzicht op de stuwwal tussen de kernen.
  • Gewenste Ontwikkeling: Behoud van het huidige landschap zonder verdere verdichting van bebouwing tot een lint tussen dorpen.
  • Functionele Ontwikkelingsmogelijkheden: Geen nieuwe bouwlocaties voor niet-agrarische functies in het landelijke gebied, behalve voor landgoederen of projecten ter compensatie van natuurontwikkeling. Nieuwe landgoederen moeten aansluiten bij de bestaande landschappelijke kenmerken, zoals bospercelen. Het patroon van akkers rond Montferland moet behouden blijven. Functieveranderingen van vrijkomende complexen naar woon-, werk- of recreatiefuncties kunnen toegestaan worden. Bij het omzetten van akkers naar natuur moet de open landschapsstructuur worden gehandhaafd, bijvoorbeeld door extensief akkerbeheer of het omzetten naar heidevelden.

Infrastructuur: Bereikbaarheid van en in de regio is van groot belang. De infrastructuur is derhalve wel functioneel van belang. Deze is voor de toekomst maar zeer beperkt ruimtelijk relevant, niet meer dan het nu al is. De pijlen geven de verbindingen aan waar verbetering noodzakelijk-wenselijk is.

Dorpenlandschap: Voorzieningen worden in een bepaalde mate geconcentreerd in bestaande grotere kernen, te weten Doetinchem, Winterswijk, Vorden, Hengelo, Borculo, Eibergen, Ruurlo, Neede, Lichtenvoorde, Groenlo, Aalten, Dinxperlo, Varsseveld, Gendringen, Steenderen, Wehl, Didam, 's-Heerenberg, Zelhem, Ulft /Gendringen en Silvolde/Gaanderen/Terborg. Dit betekent echter niet dat overal hetzelfde voorzieningenniveau wordt nagestreefd. In eerste instantie bepalen lokale behoefte en initiatief het niveau van de voorzieningen. Regionaal wordt afstemming gezocht om overaanbod en/of concurrentie door nabijheid te voorkomen. Het uitkristalliseren van deze afstemming is nog in voorbereiding.

Overige speerpunten, zoals duurzame energie, toerisme enzovoort: Deze speerpunten gelden regionaal en zijn in banners in de zijkant weergegeven. Er zijn geen specifieke locaties voor aangewezen. Wel wordt regionale afstemming nagestreefd.

Toetsing

Binnen het stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp is veel aandacht besteed aan het landschap van voor de ruilverkaveling. Oude verkavelingspatronen en wegen worden teruggebracht. Zo wordt het oosten van het besluitgebied ingericht met een regelmatige structuur met weinig opgaand groen, terwijl er in het westen een onregelmatige structuur wordt gehanteerd met veel bomen. Ook wordt met de ontwikkeling een minder harde overgang van landelijk naar stedelijk gebied gerealiseerd. De zichtlijnen op de stuwwal blijven zoveel mogelijk behouden. Daarnaast is binnen het plan veel aandacht besteed aan klimaatadaptatie en duurzame bouw. Zo worden de woningen ontwikkeld volgens de nieuwste BENG-normen en er is veel ruimte behouden voor opgaand groen en waterretentie. Het project is derhalve in lijn met de Regionale structuurvisie van de Achterhoek.

5.3.2 Regionale Woonagenda Achterhoek 2023-2030

De woningmarkt in de Achterhoek heeft de laatste jaren aanzienlijk aangetrokken, waardoor de druk op de regio toeneemt en het woningtekort hoog is. Veel huishoudens ervaren moeilijkheden bij het vinden van een geschikte woning vanwege zowel het tekort als de betaalbaarheid van woningen. Het aanbod sluit vaak niet aan op de levensfase of woonbehoefte van woningzoekenden, vooral voor jonge huishoudens, starters, ouderen, arbeidskrachten en aandachtsgroepen. Er is een grote behoefte aan meer betaalbare woningen om de diversiteit in de woningvoorraad te vergroten en daarmee ook de bevolkingssamenstelling in de kernen.

De ambitie is om in elke kern en buurt een gevarieerd aanbod te creëren, geschikt voor verschillende leeftijdsgroepen en financiële mogelijkheden. Het streven is om 11.500 extra woningen te realiseren in de Achterhoek, waarbij een versnelde uitbreiding van de woningvoorraad wordt nagestreefd. Deze ambitie is vastgelegd in de Woondeal Achterhoek als onderdeel van de Nationale Woon- en Bouwagenda van het ministerie van BZK.

Met de vaststelling van de regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030 zijn ook de kwalitatieve toetsingscriteria opnieuw beoordeeld. Dankzij afspraken in het kader van de woondeal hoeft de behoefte niet meer per project te worden aangetoond. Elke gemeente heeft de vrijheid om binnen de gemaakte afspraken haar eigen ambitie in te vullen en deze naar behoefte over de kernen te verdelen.

Toetsing

Met de realisatie van de woonlocatie in Lengel wordt bijgedragen aan de woningbouwopgave in de Achterhoek. Met de realisatie van maximaal 349 woningen, bestaande uit een diverse woningbouwprogramma voor verschillende doelgroepen wordt ingespeeld op de woningbehoefte in de gemeente Montferland. Hiermee wordt de woningvoorraad voor zowel jong als oud aangevuld. In paragraaf 3.1.12 is het woningbouwprogramma opgenomen.

Tot slot draagt de beoogde herontwikkeling van het plangebied bij aan het vergroten/ versterken van de leefbaarheid in de kern Lengel. De voorliggende ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ambities uit de woonagenda.

5.3.3 Woondeal 2.0 regio Arnhem-Nijmegen

Het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeenten uit de regio Arnhem-Nijmegen hebben gezamenlijk een woondeal gesloten. De woondeal regio Arnhem-Nijmegen bevat afspraken over onderwerpen en thema's die van belang zijn voor de gehele regio, zoals de woningbouwopgave, het betaalbaar houden van de woningvoorraad, het versterken van het groene profiel van de regio en de bereikbaarheids- en leefbaarheidsvraagstukken. Dit heeft geleid tot kernafspraken op het gebied van:

  • 1. Woningbouwopgave en versnelling
  • 2. Betaalbaarheid
  • 3. Groen en circulair
  • 4. Leefbaarheid
  • 5. Verstedelijking en gebiedsontwikkeling
  • 6. Specifieke doelgroepen en overige thema's

In de woondeal wordt aangegeven dat de regio te maken heeft met een autonome groeiopgave, een bestaand woningtekort en een hoge binnenkomende migratie uit binnen- en buitenland. Geconstateerd wordt dat tot 2030 een minimale bouwproductie van 33.000 nieuwe woningen nodig is. Dit betekent een ophoging van de realisatie van nu 3.300 woningen per jaar naar zo'n 3.700 woningen per jaar in de regio Arnhem-Nijmegen. Op dit moment is er voor de periode tot en met 2030 voldoende plancapaciteit van minimaal 48.000 woningen, waarvan 13.800 woningen harde plancapaciteit. Deze plancapaciteit ligt boven 130% van de geambieerde nieuwbouw van 33.000 woningen. Daarmee is er in theorie voldoende plancapaciteit en zijn er mogelijkheden om eventueel een grotere productie te realiseren ten behoeve van een toenemende woningbehoefte.

Daarnaast heeft de regio afgesproken om 50% van de zachte plancapaciteit te realiseren in het betaalbare segment (sociale en middeldure huur en betaalbare koop tot de NHG-grens, conform landelijke definities) en in de nieuwe woningbouwplannen spannen partijen zich in om minimaal 25% circulair te laten ontwikkelen.

Ook leefbaarheid speelt een belangrijke rol, de regio spant zich in om sterke, toekomstbestendige en gemengde/gedifferentieerde wijken te realiseren. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de huisvesting van speciale doelgroepen als kwetsbare groepen, ouderen, dak- en thuislozen, arbeidsmigranten, woonwagenbewoners, studenten en jongeren.

Toetsing

In de Woondeal 2.0 is voor Montferland de concrete ambitie vastgesteld om 1.500 woningen te realiseren in de periode 2022 t/m 2030 en om daarboven ook in te zetten op een harde plancapaciteit van 130% (dus ongeveer 1.900 woningen in vastgestelde bestemmingsplannen). De Lakermaat (Lengel-Oost) is in de woondeal aangeduid als 1 van de 25 regionale significante gebieden van de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen (GMR). Voor deze kansrijke gebiedsontwikkelingen worden ondersteunende middelen vanuit Rijks- en provinciale regelingen met prioriteit ingezet. Het gevarieerde woningbouwprogramma voor De Lakermaat is te gast in het landschap. Er wordt gebouwd met lage dichtheden en hoge ambities ten aanzien van klimaatadaptatie en landschappelijke kwaliteit. Door dit onderscheidende en unieke landschappelijke karakter draagt dit plan bij aan zowel de lokale als de regionale opgave. Om dit financieel mogelijk te maken wordt afgeweken van het beleid ten aanzien van betaalbare woningen. Voor De Lakermaat is een afwijking van deze richtlijn toegestaan, omdat vóór 1 juli 2023 een anterieure overeenkomst is gesloten.

5.3.4 Woningbehoefteonderzoek 2022 - 2040

Voor de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen is in samenwerking met de provincie het 'Woonbehoefteonderzoek 2022 - 2040' uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de behoefte nog groter is dan eerder gedacht, met name door buitenlande migratie. Er wordt geconcludeerd dat er meer woningen nodig zijn dan in de woondeal 2.0 is afgesproken. Voor de gemeente Montferland is daarin de volgende woningbehoefte opgenomen.

Woningbehoefte gemeente Montferland

De woningbehoefte bestaat uit twee componenten: de huishoudensontwikkeling én een tekort aan woningen dat er nu al is en ingelopen moet worden. In de periode tot en met 2030 is er in Montferland behoefte aan 1.500 extra woningen. In Montferland is veel behoefte aan sociale- betaalbare woningen. Van de totale woningbehoefte betreft 75% een sociale huur-, middeldure huur- of koopwoning < € 355.000.

Per saldo is er ook relatief veel behoefte aan duurdere koopwoningen (> € 355.000), waarbij het accent ligt op grondgebonden woningen. In de middeldure huursector is behoefte aan extra appartementen en levensloopgeschikte woningen. De vraag is met name afkomstig van ouderen. Per saldo komen de grondgebonden middeldure huurwoningen op termijn mogelijk onder druk te staan. Jongeren geven vaak de voorkeur aan een koopwoning, middenhuur is voor hen vaak tweede keus. In de goedkope koop (< € 250.000) is behoefte aan appartementen (voor ouderen en jongeren) en grondgebonden woningen (voor starters). In de betaalbare koop (€ 250.000 - € 355.000) ligt het accent in de aanvullende behoefte op grondgebonden woningen.

Voor de sociale huur is in de gemeente Montferland – afhankelijk van economische ontwikkelingen – behoefte aan 280 tot 330 extra woningen. In het lage scenario, dat het beste aansluit bij het huidige tijdsbeeld, is dit 30% van de totale woningbehoefte in de periode tot en met 2030. Het accent in de aanvullende behoefte ligt duidelijk op het toevoegen van appartementen en levensloopgeschikte woningen. Door de vergrijzing neemt het aantal ouderen in de komende jaren toe. Vooral het aantal 75-plussers neemt sterk toe. In de praktijk hebben lang niet alle ouderen een zorgvraag. De meeste ouderen wonen ook in de toekomst in een gewone woning, eventueel met (kleine) aanpassingen. De komende jaren zal de vraag naar geclusterd wonen voor ouderen in verhouding veel toenemen. Enerzijds doordat het aantal ouderen met een zorgvraag toeneemt, anderzijds omdat ook vitale ouderen vaker zullen kiezen voor deze woonvorm. Uit sociale overwegingen en om zelf regie te blijven houden over hun woon(zorg)situatie. Tot 2040 is in Montferland een groeiende vraag naar geclusterd wonen voor ouderen van 510 in 2022 naar 1.480 in 2040 te verwachten.

Toetsing

Met het onderhavig plan worden 349 nieuwbouwwoningen gerealiseerd met een gevarieerd woningbouwprogramma bestaande uit woningen in zowel het duurdere segment als betaalbare koopwoningen en sociale huurwoningen. Daarnaast draagt het plan bij aan de gewenste toename in woningen binnen de gemeente Montferland.

5.3.5 Liemerse Woonagenda: de koers voor 2020-2025

Op 11 augustus 2020 heeft het college van Montferland de Liemerse Woonagenda; de koers voor 2020 - 2025 vastgesteld. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft dit document op 13 oktober 2020 vastgesteld. Via deze regionale agenda hebben de Liemerse gemeenten afspraken gemaakt over wat voor soort woningen en welke aantallen er de komende 5 jaar in de regio gebouwd worden en waar deze nieuwbouw zou moeten plaatsvinden.

In de nieuw afspraken staat het versnellen van de woningbouw in de regio centraal en het ruimte maken voor nieuwe woningbouwlocaties (o.a. op uitbreidingslocaties) met het accent op betaalbare (koop)woningen. In lijn met de Woondeal, wordt de discussie over aantallen verder losgelaten en gaat het nu met name over de 'koers'. Deze koers is niet in beton gegoten. De Liemerse gemeenten blijven volgen of de koers aansluit bij de vragen en knelpunten die zij lokaal in de praktijk van alle dag tegenkomen.

De uitgangspunten uit de Liemerse Woonagenda (2017-2027) zijn nog steeds relevant, al is op een aantal punten een accentverschuiving zichtbaar. Er wordt nu sterker ingezet op bouwen naar behoefte (zowel kwalitatief als kwantitatief) en de gemeenten zijn afgestapt van harde afspraken over het aantal te bouwen woningen.

In de nieuwe woningbehoefteprognoses is er geen sprake meer van een krimp in de Liemers. De prognoses uit 2019 laat tot tenminste 2040 een huishoudensgroei zien. Voor die groeiende vraag van huishoudens zullen nieuwe woningen gebouwd moeten worden. De groei is het grootst in de komende vijf jaar (ongeveer 500 woningen per jaar). Vanaf 2025 ligt deze op ongeveer 300 per jaar en na 2030 is vooralsnog een beperkte groei van 50 woningen per jaar voorzien.

Voor Montferland ziet het regionale behoefteonderzoek een lichte afname van sociale huur, maar deze trend wordt lokaal niet herkend. Er is hier een (beperkte) uitbreidingsbehoefte. Mogelijk heeft dat ook te maken met het bijna volledig ontbreken van particuliere huur in Montferland als alternatief. In Montferland worden de mogelijkheden voor een nieuwe locatie(s) bij Didam en 's-Heerenberg verkend.

Toetsing

Het onderhavig plan speelt met de realisatie van 349 nieuwbouwwoningen in op de kwantitatieve woningenbehoefte binnen de gemeente Montferland. De locatie sluit aan op de kern Lengel en is direct naast de kern 's-Heerenberg gelegen. Het project zet in op een lage woningdichtheid, waar de woningen te gast zijn in het landschap, waardoor veel ruimte over blijft voor landschapsontwikkeling en klimaatadaptieve maatregelen. Dit draagt bij aan een hoogwaardig landschap en een bijzonder woonmilieu, waarbij wordt ingespeeld op zowel de lokale als regionale woonbehoefte.

5.3.6 Conclusie regionaal beleid

Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van de regio Achterhoek.

5.4 Beleid waterschap

5.4.1 Waterschapsverordening

Het waterschap zorgt voor schoon en voldoende water. Om het water en de dijken te beschermen heeft het waterschap regels opgesteld, waar iedereen zich aan moet houden. In de Waterschapsverordening staan regels voor waterkeringen, watergangen en grondwater binnen het beheergebied van een waterschap. Zo staan er bijvoorbeeld regels in over water onttrekken, water lozen en andere activiteiten. Deze regels gelden voor iedereen. Soms is niet alleen de beek of dijk zelf beschermd, maar ook een strook grond erlangs. Ook deze zones staan aangegeven in de Waterschapsverordening. Op de Legger van het waterschap staat aangegeven waar deze regels gelden.

Toetsing

In paragraaf 6.11.4 wordt getoetst aan de Waterschapsverordening. Het besluitgebied ligt niet binnen een kern- of beschermingszone van een primaire waterkering. Het plan heeft geen negatieve impact op het oppervlaktewater-systeem, aangezien het verhard oppervlak wordt gecompenseerd en het te dempen water beperkt is tot greppels. Geconcludeerd wordt dat het project voldoet aan de regels uit de Waterschapsverordening.

5.4.2 Waterbeheerprogramma 2022-2027

In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de doelen van waterschap Rijn en IJssel weergegeven in vier thema's:

  • 1. Klimaatrobuust gebied

Het doel is het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem zodanig te invullen, dat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.

  • 2. Veilig gebied

Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. De ambitie van het waterschap is dat in 2050 de keringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar op ontwikkelingen kan worden ingespeeld. Daarbij is er aandacht voor een duurzame wijze van beheer en behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken.

  • 3. Circulaire Economie en Energietransitie

Het waterschap wil in het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil het waterschap in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin ze haar taken klimaatneutraal uitvoert.

  • 4. Gezonde leefomgeving

Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Er wordt naar gestreefd dat het water in onze leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.

Toetsing

In paragraaf 6.11.4 wordt getoetst aan het waterbeheerprogramma. Geconcludeerd wordt dat het project in lijn is met het waterbeheerprogramma van Waterschap Rijn en IJssel.

5.4.3 Weging van het waterbelang

De weging van het waterbelang is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. Het heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De weging heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het projectgebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.

Met behulp van de weging van het waterbelang kan eenvoudig worden bepaald welke wateraspecten van belang zijn. Naarmate er een groter waterbelang is, zal een uitgebreidere procedure van de weging van het waterbelang moeten worden doorlopen. Het waterschap maakt onderscheid in de volgende drie resultaten van de weging van het waterbelang:

  • 1. Plan raakt geen wateraspecten: geen wateradvies van het waterschap nodig.
  • 2. Korte procedure: het plan past binnen de uitgangspunten van het waterschap. De initiatiefnemer of gemeente ontvangt van het waterschap een standaardwaterparagraaf, en werkt de voor het plan relevante wateraspecten uit. De waterparagraaf wordt vervolgens door het waterschap van een wateradvies voorzien.
  • 3. Normale procedure: er zijn grote of meerdere wateraspecten van belang. De initiatiefnemer overlegt met het waterschap om tot maatwerk te komen. De initiatiefnemer brengt opties in beeld en onderbouwt keuzes m.b.t. de waterhuishouding.

Toetsing

Voor de ontwikkeling van De Lakermaat is een Weging van het Waterbelang opgesteld. Deze weging van het waterbelang wordt opgesteld om zo de belangen van het watersysteem in de planvorming te borgen en invulling te geven aan een duurzame waterhuishouding. In paragraaf 6.11.4 wordt de weging van het waterbelang beschreven.

5.4.4 Conclusie beleid waterschap

Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van het waterschap Rijn en IJssel. Voor de uitwerking/resultaten van de watertoets wordt verwezen naar 6.11.4.

5.5 Gemeentelijk beleid

5.5.1 Ontwerpomgevingsvisie 'Ons Mooie Montferland'

Op 26 november 2024 is de Ontwerpomgevingsvisie 'Ons Mooie Montferland' vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland. De omgevingsvisie geldt voor het gehele gemeentelijke grondgebied. De omgevingsvisie beschrijft in hoofdlijnen de stand van zaken van de fysieke leefomgeving en de keuzes, doelen en ambities die met betrekking tot die fysieke leefomgeving worden gemaakt. De omgevingsvisie is daarmee een middel om voor de langere termijn te werken aan een veilige en gezonde leefomgeving voor de inwoners van Montferland. De omgevingsvisie bepaalt de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Toetsing

Zowel in de tekst als op de kaarten in de ontwerpomgevingsvisie 'Ons Mooie Montferland' wordt het gebied van de Lakermaat aangemerkt als woningbouwlocatie. Binnen de omgevingsvisie past een dorpse manier van bouwen, vermindering van het zicht op het bedrijventerrein, en aandacht voor waterberging en -afvoer. Het voorliggende woningbouwplan sluit hierdoor zeer goed aan op de keuzes uit de omgevingsvisie.

5.5.2 Woonvisie Montferland 2016-2020

In de Woonvisie Montferland 2016-2020 legt de gemeente haar ambities, doelstellingen en maatregelen vast over het wonen in de gemeente voor de komende jaren. De gemeente hanteert daarbij de volgende visie op het wonen:

De gemeente Montferland is een groene gemeente, die haar inwoners de kans geeft binnen deze gemeente de wooncarrière te doorlopen. Bijzondere aandacht krijgen de jonge, vaak startende huishoudens en de groeiende groep ouderen. Bestaande woongebieden, woningen en vastgoed worden optimaal benut en ontbrekende woningen en woonruimten voegen we toe. De gemeente Montferland wil haar bewoners een prettige woon- en leefsituatie op kernenniveau blijven bieden. De gemeente heeft vooral een regierol bij het realiseren van haar doelen.

Bij deze visie behoren de volgende ambities:

  • Inwoners moeten binnen de gemeente een wooncarrière kunnen doorlopen. Dat houdt in dat de gemeente jonge en startende woningzoekenden de kans wil geven binnen de gemeente de gewenste woning te vinden, waar mogelijk op kernenniveau.
  • Huishoudensgroei neemt af en bevolking verandert van samenstelling, o.a. vergrijzing. De gemeente wil deze groeiende groep ouderen en mensen met een zorgvraag ondersteunen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
  • De gemeente wil een huurwoningvoorraad die wat betreft omvang en betaalbaarheid past bij de woningvraag van de huidige en toekomstige inwoners. Daarnaast streeft de gemeente naar een meer duurzame en energiezuinige woningvoorraad.
  • Er zijn nog ruim 1.000 woningen nodig in de periode 2015-2025; met de provincie zijn afspraken gemaakt voor het realiseren van 419 woningen in de periode 2015-2019.
  • Huisvesten van vergunninghouders om bijdrage te leveren aan het actuele vraagstuk.
  • Leefbaarheid in de kernen en wijken bevorderen door woningbouw, door verbetering van bestaande woningen en de woonomgeving.

Toetsing

Met het vaststellen van de Liemerse woonagenda 2020-2025 (zie paragraaf 5.3.5) is gebleken dat de regio groei ondervindt en dat er sprake is van een woningbouwbehoefte. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt een gevarieerd woningbouwprogramma ontwikkeld in een kwalitatief hoogwaardig landschap, dat inspeelt op de behoefte van de gemeente Montferland en de regio. Daarmee kan voorliggende ontwikkeling een bijdrage leveren aan de dynamiek op de lokale en regionale woningmarkt. Door het mogelijk maken van zorgwoningen op het Erf van de Lakermaat draagt het plan bovendien bij aan de wens van de gemeente om ouderen en mensen met een zorgvraag te ondersteunen.

5.5.3 Notitie woningbouwbehoefte 2019-2030

De gemeente Montferland maakt onderdeel uit van de woningmarktregio Arnhem Nijmegen. Dit betekent dat in Montferland de in de regio Arnhem en Nijmegen afgestemde huisvestingsverordening van kracht is. De gemeente Montferland neemt op het gebied van wonen, zorg en welzijn, verduurzaming en veiligheid deel aan de regio Achterhoek. De gemeente Montferland vormt samen met de gemeenten Duiven, Zevenaar, Doesburg en Westervoort de subregio de Liemers.

Volgens de 'Notitie Woningbehoefte 2019-2030' zijn in 's-Heerenberg in de huursector 1.287 sociale huurwoningen, 54 vrije sector huurwoningen en 255 commerciële huurwoningen aanwezig. Dit betekent voor 's-Heerenberg een beperkt aanbod van het aantal huurwoningen boven de liberalisatiegrens. Voor de bouw van appartementen zit een risico in de opnamecapaciteit. Door een juiste kwaliteit op een centrumlocatie kunnen appartementen een goed en haalbaar alternatief zijn voor het berekende tekort aan grondgebonden nultredenwoningen.

Woningmarkt Montferland

Bevolking en huishoudens

Op lange termijn gaat het aantal inwoners in de gemeente Montferland dalen wat wederom invloed heeft op de huishoudenontwikkeling. Het wordt geprognosticeerd dat vanaf 2030 het aantal inwoners als ook het aantal huishoudens gaat dalen. Hoewel het aantal huishoudens vanaf 2030 daalt, zal tot 2050 het totale aantal huishoudens niet onder 15.800 dalen, zoals geprognosticeerd in Primos2017 en CBS. Tot 2030 wordt een huishoudengroei van 6,3% geprognosticeerd. In 2050 is het aantal huishoudens ten opzichte van 2018 met ca. 3% gegroeid. Door een daling in de gemiddelde huishoudgrootte stijgt het aantal huishoudens, alsmede stijgt de vraag naar kleinere woonruimtes zoals bijvoorbeeld één en twee persoons huishoudens voor 75-plussers.

Woningvoorraad en woningbehoefte

70% van de woningvoorraad bestaat uit koopwoningen, ca. 25% uit corporatiewoningen en 5% zijn commerciële huurwoningen. De huidige koopvoorraad bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen en voor een klein deel uit appartementen. De gemeente gaat uit van een groei van de woningvoorraad die minimaal gelijk is aan de geprognosticeerde huishoudensgroei. De gemeente kiest voor de gewenste toename van de woningvoorraad tot 2030 een bandbreedte van 950 tot 1.350 woningen. De woningvoorraad is in 2030 hiermee 16.000 tot 16.400 woningen groot.

De notitie woningbouwbehoefte 2019-2030 gaat nog uit van Primos 2017. Inmiddels is de prognose aangepast. Voor de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen is in samenwerking met de provincie het 'Woonbehoefteonderzoek 2022 - 2040' uitgevoerd. Dit is behandeld in paragraaf 5.3.4.

Toetsing

Met het onderhavig plan worden 349 nieuwbouwwoningen gerealiseerd met een gevarieerd woningbouwprogramma bestaande uit woningen in zowel het duurdere segment als betaalbare koopwoningen en sociale huurwoningen. Daarnaast draagt het plan bij aan de gewenste toename in woningen binnen de gemeente Montferland. Het plan is derhalve niet in strijd met Notitie woningbouwbehoefte 2019-2030.

5.5.4 Groenstructuurplan

Op 27 januari 2011 is het Groenstructuurplan voor de gemeente Montferland vastgesteld. Het groen is kenmerkend voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap, met name ook van de kernen. Velen hebben belang bij aantrekkelijke kernen die, naast mogelijkheden voor een vitale economie, rust en ruimte bieden. Voor iedere kern is een werkboek opgesteld dat handreikingen biedt voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Drie motto's staan in het Groenstructuurplan centraal:

  • sluit aan bij het landschap;
  • versterk de karakteristiek van de kern;
  • draagvlak in projecten.

Op de visiekaart voor 's-Heerenberg en Lengel is niets specifieks opgenomen voor het besluitgebied van De Lakermaat.

Toetsing

Het historische landschap vormt de basis van het stedenbouwkundig- en landschappelijk ontwerp, met als doel het herstel van het landschap van voor de ruilverkaveling en herstel van een natuurlijke waterhuishouding. De groenstructuur binnen het plan speelt hierbij een belangrijk rol. Het besluitgebied wordt zowel omsloten als doorkruist door verscheidene groenstructuren in de vorm van bomenrijen, struwelen, natte graslanden, gaarden, hagen, bossen en tuinen. Beplanting speelt een cruciale rol in het verbeteren van de beleving en biodiversiteit van het landschap. Het ecologisch raamwerk van hagen/ struwelen, lanen en gaarden voegt daarmee iets toe aan de nabijgelegen bosgebieden van Montferland en de directe omgeving van akkers. De beplanting bestaat uit inheemse soorten, bij voorkeur biologisch gekweekt, afgestemd op de aanwezige groeiomstandigheden. De groenstructuur is nader toegelicht in paragraaf 3.1.5 en het LSP en VOIPOR rapport. Het ontwerp is in lijn met de doelstellingen uit het groenstructuurplan van de gemeente Montferland.

5.5.5 Bomenbeleidsplan 'De kracht van bomen' 2019

Op 9 januari 2020 is het bomenbeleidsplan 'De kracht van bomen' vastgesteld.

Het belang van bomen

Bomen spelen een belangrijke rol spelen in het landschap en de leefomgeving. Ze dragen bij aan welzijn, luchtkwaliteit en klimaatbeheersing, en vormen herkenningspunten in de omgeving. Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen, zoals groei van dorpen en infrastructuur, staat het bomenbestand in Montferland onder druk. Dit vraagt om een doordacht bomenbeleid dat kap van bomen alleen toestaat met compensatie, fysiek of financieel. De gemeente Montferland streeft ernaar haar groene imago te versterken door een duurzaam en goed gedragen bomenbeleid te ontwikkelen en te implementeren.

Ruimtelijke plannen en Bomen

Het integreren van bomen in ruimtelijke plannen en projecten is van belang voor de gemeente Montferland. De uitgangspunten zijn het beschermen, behouden en verbeteren van groeicondities van bomen. Bomen moeten in een vroeg stadium van de planvorming worden meegenomen, en een "bomentoets" is verplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen om de impact op bomen te beoordelen. Bomen dienen als waardevolle objecten gezien te worden, en er moet voldoende ruimte voor hun wortels en kruinen worden gecreëerd. Ook bij onderhoudswerkzaamheden, zoals het aanleggen van kabels en leidingen, moet rekening gehouden worden met de bescherming van bomen. De gemeente stimuleert het behoud van bomen in projecten en stelt compensatie verplicht als bomen worden gekapt.

Toetsing

Binnen het landschappelijk inpassingsplan is rekening gehouden met de bescherming van bestaande bomen en de aanleg van nieuwe bomen. Het besluitgebied wordt zowel omsloten als doorkruist door verscheidene groenstructuren in de vorm van bomenrijen, struwelen, natte graslanden, gaarden, hagen, bossen en tuinen. Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Bomenbeleidsplan.

5.5.6 Groenbeleidsplan Montferland

Op 16 februari 2023 is het Groenbeleidsplan 'Gemeente Montferland: Waardering voor Groen!' vastgesteld. De gemeente Montferland staat bekend om haar rust, ruimte, afwisselende landschappen en veel groen, wat een belangrijke rol speelt in haar identiteit. Om dit groen te behouden, is toekomstbestendig beleid nodig dat inspeelt op maatschappelijke uitdagingen, zoals de toenemende druk op de openbare ruimte, een gezonde leefomgeving, klimaatverandering en betrokkenheid van inwoners. Montferland streeft naar een openbare ruimte die voor iedereen toegankelijk is, de leefbaarheid versterkt en aantrekkelijk is om in te wonen en werken. Het nieuwe beleid richt zich op actuele ontwikkelingen en vertaalt bestuurlijke doelen naar concrete resultaten en kwaliteitsniveaus voor beheer.

Montferland heeft een diepgaande visie op het belang van groen in de gemeente. Het groen speelt niet alleen een esthetische rol, maar is ook essentieel voor de biodiversiteit, klimaatadaptatie, gezondheid, recreatie en het toerisme in de regio. De gemeente heeft daarom vijf belangrijke thema's gedefinieerd die de basis vormen voor hun benadering van het groenbeheer. Deze thema's helpen Montferland bij het waarborgen van de kwaliteit van leven voor de inwoners, en zijn leidend voor zowel toekomstige ontwikkelingen als het dagelijkse beheer van de openbare ruimte.

Biodiversiteit: Een Rijk Leefgebied voor Flora en Fauna

Biodiversiteit is van cruciaal belang voor Montferland. De gemeente streeft naar een toekomstbestendig, afwisselend en gevarieerd openbaar groen dat een thuis biedt aan allerlei plant- en diersoorten. Hierbij wordt aandacht besteed aan de verbinding tussen groenstructuren en waterpartijen om de biodiversiteit te versterken.

Het gebruik van inheemse planten, nectarrijke bloemen en bomen zorgt voor een kleurrijk en levendig landschap dat niet alleen mooi is, maar ook functioneel bijdraagt aan de gezondheid van ecosystemen. Door deze focus op biodiversiteit wil Montferland problemen zoals ziekten en plagen voorkomen, terwijl het tegelijkertijd een omgeving creëert waar de natuur en haar bewoners centraal staan.

Klimaat

Tegen effecten van klimaatverandering zet Montferland groen in als een belangrijk middel om het klimaatprobleem aan te pakken. Het openbaar groen helpt bijvoorbeeld om de gevolgen van hittestress en droogte tegen te gaan door verkoeling te bieden in de stedelijke omgeving. Vegetatie zoals bomen en struiken biedt schaduw en zorgt voor een prettiger microklimaat. Bovendien fungeert een gezonde bodem als een natuurlijke spons, die regenwater opneemt en overstromingen voorkomt. Door klimaatadaptieve inrichting en beheer wil de gemeente zorgen voor een leefbare en veilige toekomst, waarin zowel mensen als dieren kunnen gedijen.

Gezondheid: Groen voor Lichaam en Geest

Groen is meer dan alleen mooi; het draagt actief bij aan de gezondheid van de inwoners van Montferland. Groene ruimtes nodigen uit tot bewegen, ontmoeten en ontspannen, wat niet alleen bijdraagt aan de fysieke, maar ook aan de mentale gezondheid. Mensen voelen zich beter in een groene omgeving, en dit verlaagt stress en stimuleert een gezondere levensstijl. Het openbaar groen in Montferland moet daarom toegankelijk zijn voor iedereen, met voldoende plekken waar mensen kunnen recreëren, wandelen en tot rust kunnen komen. Ook kinderen worden aangemoedigd om op een natuurlijke manier te spelen en de natuur te ontdekken, wat hun sociale en fysieke ontwikkeling ten goede komt.

Recreatie en Toerisme: Groene Ruimtes als Trekpleisters

Recreatie en toerisme spelen een belangrijke rol in de economie van Montferland. De groene omgeving trekt niet alleen toeristen aan, maar biedt ook de lokale bevolking volop mogelijkheden om te genieten van de natuur. De gemeente werkt nauw samen met natuurorganisaties, ondernemers en vrijwilligers om een balans te vinden tussen recreatief gebruik en het beschermen van de kwetsbare natuur. Groene fiets- en wandelroutes, zoals de bekende klompenpaden en mountainbikeroutes, zijn een essentieel onderdeel van het recreatieve landschap. Door aandacht te besteden aan de beplanting langs deze routes, zoals bomen en kruidenrijke bermen, wordt niet alleen de biodiversiteit versterkt, maar ook de recreatieve waarde van de gemeente vergroot.

Esthetiek: Groen als Sfeermaker en Identiteitsdrager

Tot slot speelt esthetiek een grote rol in hoe mensen het groen in hun omgeving ervaren. Groen draagt bij aan de sfeer, de identiteit en de tevredenheid van de inwoners van Montferland. Door een gevarieerde beplanting die aansluit bij de seizoenen, kunnen mensen het hele jaar door genieten van de veranderingen in kleur en geur. Het groene landschap wordt zorgvuldig afgestemd op de omringende natuur en cultuur, waardoor het niet alleen functioneel is, maar ook aantrekkelijk en uitnodigend. Zo zorgt Montferland ervoor dat de openbare ruimte een fijne plek blijft om te wonen, werken en recreëren.

Naar de Toekomst: Samen Werken aan een Groen Montferland

Montferland ziet groen als een onmisbaar onderdeel van de toekomst van de gemeente. Door deze vijf thema's te combineren, wordt er gewerkt aan een groene openbare ruimte die bijdraagt aan biodiversiteit, klimaatbestendigheid, gezondheid, recreatie en esthetiek. Deze thema's zijn niet alleen van belang binnen de gemeentelijke organisatie, maar ook daarbuiten. De gemeente streeft ernaar om inwoners, bedrijven en andere organisaties actief te betrekken bij de ontwikkeling en bescherming van het groen. Dit kan door het stimuleren van eigen initiatieven en het samenwerken aan concrete projecten.

Toetsing

Voorliggend plan geeft alle thema's uit het groenbeleidsplan ruimte. Hieronder staat kort beschreven hoe de thema's in het plan verwerkt zijn.

Biodiversiteit

Met het voorliggend initiatief wordt een gevarieerd landschap gecreëerd met verschillende habitats, zoals bossen, houtwallen, boomgaarden, hooilanden en een beekdal. Deze variatie is gunstig voor diverse plant- en diersoorten. Daarnaast word gebruik gemaakt van inheemse plantensoorten, die beter zijn aangepast aan de lokale omstandigheden en voedsel en beschutting bieden aan inheemse dieren. Door gebruik te maken van ecologische verbindingszones in de vorm van houtwallen en hagen, worden de verschillende habitats met elkaar verbonden.

Klimaatbestendigheid

Het besluitgebied kent een lage woningdichtheid ten behoeve van een hoogwaardig landschap met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Er is veel ruimte vrijgehouden voor uitgebreide en gevarieerde groenstructuren en waterretentiegebieden. De uitwerking van het gemeentelijk beleid klimaatadaptatie is nader toegelicht in paragraaf 6.11.4.

Gezondheid

Met het voorliggende initiatief worden er talrijke grotere en kleinere ommetjes gecreëerd, die uitnodigen tot wandelen en fietsen. Zo kunnen de bewoners van Lengel en omgeving genieten van het groen ingerichte landschap. Daarnaast wordt het besluitgebied ingericht met speelplekken en ontmoetingsplekken die de sociale interactie en lichaamsbeweging stimuleren.

Recreatie

Met het voorliggende initiatief wordt een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden gecreëerd die De Lakermaat verbinden met het bestaande dorp Lengel en de omliggende natuur. Er worden talrijke grotere en kleinere ommetjes gecreëerd, die uitnodigen tot wandelen en fietsen. Daarnaast wordt het besluitgebied ingericht met speelplekken en ontmoetingsplekken.

Esthetiek

In het voorliggend initiatief is veel aandacht besteed aan de esthetiek van de beplanting. De beplanting moet niet alleen functioneel zijn (bijvoorbeeld voor waterberging of biodiversiteit), maar ook bijdragen aan de beleving van het landschap en het creëren van een aantrekkelijke woonomgeving. De groenstructuren worden in meerdere gevallen ingezet om het besluitgebied aantrekkelijker te maken. Zo moeten alle erven, kavels en tuinen bijvoorbeeld omzoomd moeten worden door gemengde, inheemse hagen. Dit draagt bij aan de biodiversiteit en creëert een natuurlijk en samenhangend beeld. Ook wordt gesuggereerd om de wadi's voorzien van middelhoge beplanting (heesters en boompjes), om een groene afscherming te creëren tussen de achtertuinen van de woningen. De esthetiek is verder uitgewerkt in het LSP en VOIPOR De Lakermaat en KP De Lakermaat.

Gelet op het voorgaande sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de ambities uit het Groenbeleidsplan.

5.5.7 Water & Rioleringsplan (2022 – 2026)

Gemeente Montferland benoemt in hun Water & Rioleringsplan (2022 – 2026) dat het hemelwater bijna overal in de gemeente op eigen terrein kan worden verwerkt. Nieuw stedelijk gebied moet waterneutraal worden ontworpen. Dat betekent dat er niet meer water wordt afgevoerd dan in de natuurlijke situatie (voor de ontwikkeling). De richtlijn voor de maximum afvoer is 0,8 l/s/ha. Hemelwater dat niet op eigen percelen wordt geïnfiltreerd, moet worden opgevangen in voorzieningen met voldoende bergings- en of infiltratiecapaciteit. De benodigde omvang van de berging wordt bepaald door de hoeveelheid verhard oppervlak (daken en verhardingen) die naar de voorzieningen afvoeren.

Uitgangspunten voor het ontwerp van infiltratie- en waterbergingsvoorzieningen bij uitbreidingen zijn:

  • Niet inzamelen in gemeentelijk stelsel, maar regenwater verwerken op eigen terrein;
  • Minimaal 40 mm in bovengrondse infiltratievoorziening (wadi);
  • Het ontwerp moet daarnaast voldoen aan de eisen van het waterschap.

Toetsing

In het besluitgebied is veel aandacht besteed aan hemelwaterberging en waterretentie. Overtollig hemelwater moet worden gebruikt of geïnfiltreerd in het landschap. In paragraaf 6.11.4 wordt hier verder op ingegaan.

5.5.8 Klimaatadaptatieplan Montferland 2021-2026

Omdat klimaatverandering ons allemaal raakt moet iedereen daarin zijn bijdrage leveren. Op Nationaal niveau is in de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie (2015) de ambitie vastgelegd om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Daarmee is een transitie ingezet, die in 2050 voltooid moet zijn. In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (2018) hebben gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk samen afgesproken om deze transitie te doorlopen. Het Deltaplan versnelt en intensiveert hiermee de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de beperking van gevolgen bij overstromingen. In het Klimaatadaptatieplan Montferland staat hoe de gemeente Montferland de kwetsbaarheden in beeld hebben gebracht, hoe de risicodialogen zijn gevoerd en wat de visie, ambities, aanpak en speerpunten voor de periode 2021-2026 zijn. Door de visie, ambities en speerpunten van dit plan vast te stellen en het benodigde budget beschikbaar te stellen kan de gemeente Montferland werk maken van klimaatadaptatie. In het Klimaatadaptatieplan Montferland staan vijf pijlers ('adaptief landelijk gebied', 'woonkernen gezond en groen', 'robuuste vitale infra en objecten', 'ontwikkelen klimaatbestendig' en 'betrokken actieve mensen') gedefinieerd waar de gemeentelijke visie op steunt. Per pijler zijn ambities/doelen gedefinieerd voor de komende 30 jaar. Er zijn leidende principes vastgesteld en dialogen gevoerd met inwoners, wijk- en dorpsraden, ondernemers en organisaties. Dat alles heeft geleid tot drie speerpunten voor de korte termijn (planperiode 2021-2026):

  • 1. Klimaatadaptatie vanzelfsprekend maken in de organisatie van gemeente Montferland;
  • 2. Elke kans buiten benutten;
  • 3. Stimuleren van klimaatbestendig gedrag bij inwoners, ondernemers en organisaties.

Bovenstaande gekozen speerpunten hebben met elkaar gemeen dat ze: het vaakst genoemd zijn in de gevoerde dialogen, uitvoerbaar zijn in de komende jaren, voor de komende jaren het grootste effect zullen bewerkstelligen en dat ze de basis vormen om in de volgende periode verder door te pakken.

Toetsing

Met voorgenomen ontwikkeling worden 349 woningen gerealiseerd die te gast zijn in het landschap. Het besluitgebied kent een lage woningdichtheid ten behoeve van een hoogwaardig landschap met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Er is veel ruimte vrijgehouden voor uitgebreide en gevarieerde groenstructuren en waterretentiegebieden. De uitwerking van het gemeentelijk beleid klimaatadaptatie is nader toegelicht in paragraaf 6.11.4.

5.5.9 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Montferland 2021

In het 'Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Montferland 2021' geeft de gemeente haar visie op een klimaatbestendig Montferland.

In het uitvoeringsplan geeft ze aan wat de pijlers zijn waar deze visie op steunt:

  • Adaptief landelijk gebied: Het Bergherbos op de stuwwal en de heidevelden kenmerken Montferland. Droogte bedreigt landbouw en natuur. We streven naar een toekomstbestendig landelijk gebied voor deze functies;
  • Woonkernen gezond en groen: In deze groene, landelijke gemeente wonen meer dan 36.000 mensen, met name in de dorpskernen. Er heerst hier een gezond en aantrekkelijk woonklimaat. Dat wil ze behouden en versterken;
  • Robuuste vitale infra en objecten: De vitale functies van de gemeente moeten worden beschermd omwille van de gezondheid, veiligheid en economie. De vitale netwerken zijn knooppunten van wegen, energie, dataverkeer en meer;
  • Ontwikkelingen klimaatbestendig: Er wordt gebouwd met het oog op de toekomst. Als er nu iets wordt ontwikkelt, moet er rekening worden gehouden met het klimaat van de toekomst;
  • Betrokken en actieve mensen: De mensen maken Montferland. Als de gemeente zich wil aanpassen aan het veranderende klimaat moeten samen gebeuren. Er wordt ingezet op samenwerking met inwoners en organisaties in de gemeente.

Toetsing

Het besluitgebied kent een lage woningdichtheid ten behoeve van een hoogwaardig landschap met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Er is veel ruimte vrijgehouden voor uitgebreide en gevarieerde groenstructuren en waterretentiegebieden. De uitwerking van het gemeentelijk beleid klimaatadaptatie is nader toegelicht in paragraaf 6.11.4.

5.5.10 Gezondheid

In Montferland streven ze ernaar dat elke inwoner het vermogen heeft om in goede gezondheid te wonen, werken en recreëren. Ze willen dat alle kinderen gelijke kansen hebben om gezond en zelfstandig op te groeien, terwijl alle ouderen kunnen genieten van een vitale en zorgeloze oude dag in hun vertrouwde omgeving. In Montferland wordt elke inwoner gewaardeerd en krijgt de mogelijkheid om actief deel te nemen aan de samenleving op basis van hun eigen capaciteiten.

Montferland erkent het belang van gezondheid bij het behoud van zelfstandigheid en het voorkomen van zorgafhankelijkheid. Door in te zetten op sport, beweging en gezonde leefstijl als preventieve maatregelen, tracht de gemeente maatschappelijke effecten te bereiken. De focus ligt op voorlichting, gezondheidszorg en toegankelijke sport- en beweegfaciliteiten, vooral gericht op inwoners met een lagere sociaaleconomische status (SES) en beperkte gezondheidsvaardigheden. Gezien het feit dat in Montferland meer inwoners met gezondheidsachterstanden leven dan het landelijk gemiddelde, richt de gemeente zich op het verkleinen van deze gezondheidsverschillen, waarbij alle inwoners recht hebben op een kans op een goede gezondheid.

Deze ambities wil de gemeente bereiken door:

  • het beheren en onderhouden van een goed dekkend AED netwerk;
  • het integraal bevorderen van gezondheid bij andere beleidsterreinen;
  • het opstellen van een preventie- en handhavingsplan alcohol en drugs;
  • het sluiten van een lokaal preventieakkoord;
  • het stimuleren van een gezonde en rookvrije omgeving;
  • het uitvoeren van taken vanuit de wet Publieke Gezondheid door de GGD Noord en Oost Gelderland;
  • het stimuleren van een gezonde leefstijl bij kwetsbare groepen/trajecten.

Toetsing

Met voorliggend plan is rekening gehouden met het aspect gezondheid. Het plan is voorzien van onder meer wandelroutes. De voorziene groenstructuur binnen het plangebied biedt onder meer de mogelijkheid om een ommetje te maken. Daarnaast is het streven om de toepassing van houtstook zoveel als mogelijk te beperken zonder de mogelijkheden voor barbecueën op eigen terrein, op gezamenlijk

erf of bv. op de brinkjes in de Openbare Ruimte te verbieden om de luchtkwaliteit binnen het besluitgebied op peil te houden. Dit komt ten goede van de gezondheid van de bewoners. In paragraaf 6.15 aangetoond dat de ontwikkeling van de woonlocatie geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

5.5.11 Welstandsnota (derde wijziging) gemeente Montferland

Op 26 november 2015 is de welstandsnota van de gemeente Montferland vastgesteld. Op 1 januari 2016 is de 3e wijziging welstandsnota gemeente Montferland in werking getreden.

Destijds is de nota opgesteld naar aanleiding van gewijzigde regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht en de behoefte aan deregulering. Het streven is nog steeds om onze inwoners zo min mogelijk met administratieve lasten en procedures te belasten en hen de mogelijkheid te geven om zoveel als mogelijk naar eigen inzichten te kunnen (ver)bouwen. In plaats van alles tot in detail van bovenaf te reguleren. Door het aanwijzen van welstandsvrije gebieden hebben we hiermee reeds een aanvang gemaakt.

Het vigerende bestemmingsplan geeft kaders ten aanzien van situering, gebruik en maatvoering. Hierdoor is het risico van achteruitgang van de (ruimtelijke) beeldkwaliteit van de omgeving is beperkt. Het gehele grondgebied van de gemeente Montferland, met uitzondering van de historische kern van 's-Heerenberg, is welstandsvrij.

Toetsing

De kwaliteit van de leefomgeving heeft een belangrijke rol gespeeld in de realisatie van het voorliggend initiatief. In het KP De Lakermaat zijn strengen eisen gesteld aan de beeldkwaliteit van het besluitgebied die aansluiten bij de Welstandsnota van Montferland. Ook worden voor de verschillende deelgebieden kavelpaspoorten opgesteld waarin wordt beschreven aan welke eisen de woningen moeten voldoen.

De voorgenomen ontwikkeling past derhalve binnen de Welstandsnota, mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden van het KP De Lakermaat.

5.5.12 Relevante programma's

Een groot deel van de bestaande wettelijke en buitenwettelijke (beleids)plannen kan onder de Omgevingswet als programma worden beschouwd. Het gaat om tal van beleidsplannen voor uiteenlopende onderwerpen zoals wegen, bereikbaarheid, landschapskwaliteit, cultureel erfgoed of buisleidingen, of om structuurvisies voor een specifiek gebied. De gemeente Montferland heeft geen relevante programma's ten aanzien van het besluitgebied.

5.5.13 Maatschappelijke behoefte

De maatschappelijke behoefte aan woningbouw in Nederland is groot en wordt gedreven door factoren zoals bevolkingsgroei, vergrijzing, woningtekort, veranderende woonbehoeften, stedelijke druk, sociale stabiliteit en economische overwegingen. Het aanpakken van deze behoefte vereist een geïntegreerde benadering waarbij zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten van woningbouw worden meegenomen. Het voorliggend project voorziet in de realisatie van maximaal 349 woningen met een gevarieerd woningbouwprogramma. In de paragraaf 6.13 wordt de behoefte naar de woningen nader onderbouwd en besproken.

5.5.14 Conclusie gemeentelijke beleid

Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven past het wijzigingsbesluit binnen de doelstellingen en het beleid van de gemeente Montferland. De uitwerking van het gemeentelijk beleid met betrekking tot klimaatadaptatie staat in 6.11.4.

5.6 Omgevingswaarden

De gemeente heeft voorlopig geen gebruik gemaakt van de in het Bkl verankerde bevoegdheid tot het vastleggen van facultatieve omgevingswaarden. Toetsing hieraan is daarom niet mogelijk.

Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze bij de ontwikkeling rekening is gehouden met diverse aspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Onderzocht is wat de gevolgen van de nieuwe ontwikkelingen zijn op het onderzochte omgevingsaspect.

6.1 Geluid

Veel activiteiten in de fysieke leefomgeving hebben te maken met geluid; ze veroorzaken geluid(hinder) of worden eraan blootgesteld. Daarom worden er regels gesteld aan geluid. Deze regels gaan over het beheersen van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen enerzijds en de bescherming van geluidgevoelige gebouwen en locaties anderzijds. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geluid.

6.1.1 (Wettelijk) kader

De aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting onder de Omgevingswet is vooral een decentrale afweging. Gemeenten geven met het omgevingsplan voor elke locatie in de gemeente de gewenste geluidskwaliteit vorm. Geluid kan van grote invloed zijn op het woon- en leefklimaat van mensen en op hun gezondheid. Het Bkl bevat geluidsregels die via het omgevingsplan zullen gelden voor milieubelastende activiteiten die geluid voortbrengen. Voor de andere belangrijke geluidsbronnen zoals industrieterreinen, wegen en spoorwegen worden via de Aanvullingswet geluid, het Aanvullingsbesluit geluid en de Aanvullingsregeling geluid regels toegevoegd aan de Omgevingswet en het Bkl. De regels voor geluid hebben een tweezijdige werking om de bescherming tegen geluidsbelasting vorm te geven. Enerzijds bij de aanleg of aanpassing van (spoor)wegen of industrieterreinen en anderzijds bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en locaties nabij een geluidsbron. De geluidinhoudelijke doelstellingen zijn:

  • Het voorkomen van een onbeheerste groei van de geluidsbelasting op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties;
  • Het reduceren van geluidbelastingen op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties die blootstaan aan zeer hoge geluidsbelastingen;
  • Het bevorderen van bronmaatregelen;
  • Het scheppen van een beter toegankelijk en minder complex geheel van regels;
  • Het beperken van de lasten bij de uitvoering van de regels.

Onder de Omgevingswet wordt gewerkt met geluidaandachtsgebieden. De geluidaandachtsgebieden worden rekenkundig afgeleid van geluidproductieplafonds en basisgeluidemissies. De geluidaandachtsgebieden moeten op termijn digitaal op kaart worden ontsloten in de Centrale Voorziening Geluidgegevens. De geluidnormen zijn opgenomen in het Bkl. Er moet ook rekening worden gehouden met cumulatie van alle relevante geluidbronnen.

Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw of locatie binnen een geluidaandachtsgebied moet het aspect geluid beoordeeld worden.

Overigens moet ook waar geen sprake is van een geluidaandachtsgebied in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties het aspect geluid afgewogen worden.

6.1.2 Onderzoek

In het kader van deze procedure is onderzoek noodzakelijk naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer en het gezoneerde industrieterrein ten zuiden. Derhalve is een akoestisch onderzoek geluid industrie en wegverkeer13 uitgevoerd. Onderstaande afbeelding laat de nummering van de bouwvlakken zien die is gebruikt in het akoestisch rekenmodel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0029.jpg"

Op basis van dit onderzoek, waarbij is getoetst op de randen van de bouwvlakken, kunnen de volgende conclusies worden getrokken.

Provinciale wegen

Vanwege de provinciale wegen vinden er overschrijdingen plaats van de standaardwaarde op woongebieden 32, 33, 34 en 35. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 55 dB Lden, op de oostgrens van woongebied 35, parallel aan de weg N316. Voor gebieden 32 en 34 zijn ook geluidbelastingen waarneembaar die de standaardwaarde niet overschrijden. De grenswaarde wordt in totaliteit niet overschreden.

De overschrijdingen worden voornamelijk veroorzaakt door de N316, welke aan de oostzijde langs de ontwikkellocatie loopt. Er zijn echter ook enkele overschrijdingen die door het tezamen beoordelen van de provinciale wegen ontstaan, en de overschrijdingen liggen hierdoor hoger. Daarom zijn maatregelen voornamelijk voor de N316 getoetst, maar ook nabij de rotonde waar de provinciale wegen samen komen.

Op basis van een voorlopige worst-case berekening zijn alle getoetste maatregelen financieel doelmatig. Bronmaatregelen kunnen niet alle overschrijdingen wegnemen, en zijn nabij de rotonde civieltechnisch onwenselijk. Binnen de ontwikkellocatie zijn overdrachtsmaatregelen akoestisch niet doelmatig of stedenbouwkundig onwenselijk.

Daarom zijn ook maatregelen langs de provinciale wegen getoetst. Een grondwal naast de rotonde is deels akoestisch doelmatig, maar landschappelijk en verkeerskundig onwenselijk. Een landschappelijk en verkeerskundig inpasbaar scherm is ook deels akoestisch doelmatig, met enkel nog op woongebied 35 overschrijdingen.

Er wordt voldaan aan de grenswaarde en de gemeente heeft geen aanvullend beleid. Uit een toetsing van het huidige stedenbouwkundig plan blijkt dat alle woningen reeds minstens één geluidluwe gevel hebben, wat duidt op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Er dienen gezamenlijke waarden hoger dan de standaardwaarde opgenomen te worden in het omgevingsplan.

Gemeentewegen

Vanwege de gemeentewegen vinden er overschrijdingen plaats van de standaardwaarde op woongebieden 32, 33, 34 en 35. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 55 dB Lden, op enkele randen van woongebieden 32 en 34, grenzend aan de nieuw aan te leggen weg. Voor alle gebieden zijn echter ook geluidbelastingen waarneembaar die de standaardwaarde niet overschrijden. De grenswaarde wordt in totaliteit niet overschreden.

Door de reeds bestaande omliggende gemeentewegen worden geen overschrijdingen veroorzaakt, de overschrijdingen worden geheel veroorzaakt door de nieuw aan te leggen wegen binnen het plan. Hiervoor zijn maar beperkt maatregelen mogelijk. In het stedenbouwkundig ontwerp kan rekening worden gehouden met het geluid door bijvoorbeeld afstand te houden tussen de wegen en woningen, en woningen met maar één gevel naar de weg te richten. Dit is grotendeels al het geval in het huidige stedenbouwkundig plan.

Er wordt voldaan aan de grenswaarde en de gemeente heeft geen aanvullend beleid. Er dienen gezamenlijke waarden hoger dan de standaardwaarde opgenomen te worden in het omgevingsplan.

Industrieterrein 's-Heerenberg

Vanwege industrieterrein 's-Heerenberg bestaan er met de huidige invulling enkel overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op woongebied 34, met een hoogste waarde van 51 dB(A). Het is echter mogelijk dat het industrieterrein in de toekomst meer geluidruimte benut; bij een maximale benutting wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden op woongebieden 32, 33, 34 en 35, met een hoogste waarde van 54 dB(A). De maximale ontheffingswaarde wordt in beide scenario's niet overschreden.

Bron- en overdrachtsmaatregelen zijn onderzocht, maar stuiten op bezwaren. Mogelijk kan een 'duin' in het zuiden van het gebied als grondwal dienen en de geluidbelasting verlagen, maar deze kan nog niet concreet getoetst worden en zal niet alle overschrijdingen op basis van een maximaal planologische invulling kunnen voorkomen. Een hogere waarde procedure dient te worden doorlopen conform onderstaande tabel.

Hoogste aan te vragen hogere waarden per woongebied, op de rand van het bouwvlak

woongebied   Benodigde hogere waarde vanwege gezoneerd industrieterrein 's-Heerenberg (in dB(A), etmaal)  
32   51  
33   51  
34   53  
35   54  

Gezamenlijke waarden

Naast een aanvraag voor hogere waarden dienen gezamenlijke waarden hoger dan de standaardwaarde conform de onderstaande tabel in de regels en het omgevingsplan opgenomen te worden. De gezamenlijke waarden zijn zonder bron- en overdrachtsmaatregelen berekend, die de geluidbelasting zullen verlagen indien de gemeente en provincie instemmen met toepassing. Maatregelen bij de ontvanger zoals balkons met scherm, serres, vliesgevels of loggia's kunnen de geluidbelastingen nog verder verlagen zodat er overal een acceptabel akoestisch binnenklimaat bestaat.

Hoogste op te nemen gezamenlijke waarden per woongebied, op de rand van het bouwvlak

Woongebied   Gezamenlijk geluid voor alle geluidbronnen tezamen  
32   57  
33   57  
34   58  
35   58  

Gecumuleerde waarden en nadere maatregelen bij de ontvanger

Voor onderhavig plan is een hoogste gecumuleerde geluidbelasting waarneembaar van 59 dB Lden. Een beoordeling van de gecumuleerde geluidbelasting is aan het bevoegd gezag, er is hier geen gemeentelijk beleid voor gepubliceerd. De binnenwaarde van 33 dB uit het Bkl dient ten alle tijden te worden gewaarborgd. Een bouwakoestisch onderzoek kan de binnenwaarde waarborgen voor de woningen. Dit moet uitgevoerd worden wanneer het definitief stedenbouwkundig ontwerp is vastgesteld, voor de woningen in alle woongebieden waar een overschrijding op de rand van het bouwvlak bestaat, of een gezamenlijke waarde hoger dan 55 dB. 

6.1.3 Conclusie

Bij een aantal gebieden dient een hogere standaardwaarde te worden opgenomen ten aanzien van industrie- en wegverkeerslawaai. Daarnaast dient een hogere waarden procedure te worden doorlopen vanwege industrieterrein 's-Heerenberg. De binnenwaarde van 33 dB uit het Bkl dient ten alle tijden te worden gewaarborgd. Er moet een bouwakoestisch onderzoek worden uitgevoerd voor de woningen in alle woongebieden waar een overschrijding op de rand van het bouwvlak bestaat, wanneer het definitieve verkavelingsplan is vastgesteld. Rekening houdende met het bovenstaande, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.2 Luchtkwaliteit

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect luchtkwaliteit.

6.2.1 Wettelijk kader

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de instructieregels opgenomen in het Bkl. Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect luchtkwaliteit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere de in de buitenlucht voorkomende stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5).

Een activiteit is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • Het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt niet overal plaats. Voor een activiteit die niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, is geen toetsing aan de rijksomgevingswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof nodig. Uit artikel 5.53 en 5.54 Bkl volgt dat een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de toename van de concentratie NO2 en PM10 niet hoger is dan 1,2 ug/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • 1. Motiveren dat het project binnen de getalsmatige grenzen van een aangewezen categorie blijft. Onder deze 'standaardgevallen NIBM' vallen kantoren, woonwijken en het telen van gewassen. Dit moet wel onder een bepaalde omvang blijven conform artikel 5.54 Bkl. Valt een project binnen de genoemde categorie, maar niet binnen de gestelde grenzen? Het is dan mogelijk om alsnog via detailberekeningen aannemelijk te maken dat de 3%-grens niet wordt overschreden;
  • 2. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project de 3%-grens niet overschrijdt. Soms kan een kwalitatieve berekening voldoende zijn. Veel mensen bepalen met de NIBM-tool op een eenvoudige en snelle manier of een project in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Soms zijn detailberekeningen nodig als aanvulling op de NIBM-tool.

Buiten de zogenaamde aandachtsgebieden (die liggen in de grotere stedelijke agglomeraties) blijft toetsing aan het onderwerp luchtkwaliteit in het omgevingsplan beperkt tot de aanleg van auto(snel)wegen en langere tunnelbuistrajecten. De rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit gelden niet voor arbeidsplaatsen. Daartoe behoren bijvoorbeeld bedrijventerreinen, maar ook bedrijfswoningen.

Tenslotte moet in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet afgewogen worden of de luchtkwaliteit ter plaatse van het plan aanvaardbaar is om een nieuwe woning te realiseren.

6.2.2 Onderzoek

De categorie woningbouw is opgenomen in bijlage 3A van de Regeling NIBM. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties (voorschrift 3A.2) is = 1.500 (netto) woningen met één ontsluitingsweg. Het voorgenomen plan zal de NIBM-grens uit de regeling niet overschrijden en derhalve niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.

Met behulp van de Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) is beoordeeld of er ter hoogte van het plan sprake is van een (dreigende) overschrijding van luchtverontreinigende stoffen. In de volgende tabel zijn voor de jaren 2022 en 2030 voor de relevante stoffen de concentraties en de grenswaarden weergegeven.

Stoffen   EU-Grenswaarde   WHO-advieswaarde   2022   2030  
NO2 concentratie   40 µg/m3   10 µg/m3   12,6 µg/m3   8,9 µg/m3  
PM10 concentratie   40 µg/m3   20 µg/m3   15,8 µg/m3   12,4 µg/m3  
PM2,5 concentratie   25 µg/m3   10 µg/m3   8,7 µg/m3   6,5 µg/m3  

Uit de resultaten blijkt dat er geen sprake is van een (dreigende) normoverschrijding. Voor de concentraties verontreinigende stoffen ter plekke van de te realiseren woningen wordt ruim voldaan aan de grenswaarden uit de EU. Ook wordt grotendeels voldaan aan de advieswaarde vanuit het WHO. Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

Daarnaast wordt rekening gehouden met de luchtkwaliteit door de toepassing van houtstook zoveel als mogelijk te beperken zonder de mogelijkheden voor barbecueën op eigen terrein, op gezamenlijk erf of bv. op de brinkjes in de Openbare Ruimte te verbieden. Daarom wordt geadviseerd om houtkachels, vuurkorven, tuinhaarden, sfeerhaarden en/of andere stookinstallaties niet toe te passen. Indien deze wel toegepast worden, dan dienen deze installaties te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving waarbij sinds de invoering van de Omgevingswet strengere eisen aan de orde zijn. Indien gewenst kan ook gekeken worden naar mogelijkheden voor het toepassen van filters van hogere kwaliteit waarmee in Duitsland ervaring is.

6.2.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.3 Geur

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geur.

6.3.1 Wettelijk kader

De instructieregels van het Bkl voor geur afkomstig van rioolwaterzuiveringen en landbouwhuisdieren zijn gericht op aangewezen geurgevoelige gebouwen. In de aanwijzing van geurgevoelige gebouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg. Voor overige gebouwen of locaties bepaalt de gemeente zelf de mate van geurbescherming. Dat doet de gemeente vanuit haar taak van het evenwichtig toedelen van functies aan locaties.

Op industrie- en bedrijventerreinen kunnen bedrijfsmatige activiteiten voorkomen die geurhinder veroorzaken. Die activiteiten zijn dan zelf een relevante geurbron. Het bevoegd gezag bepaalt echter zelf welke mate van geurhinder ze aanvaardbaar vindt. Er moet dus worden beoordeeld of de geur van een activiteit op een geurgevoelig gebouw aanvaardbaar is.

6.3.2 Onderzoek

Het onderhavig plan betreft de ontwikkeling van maximaal 349 nieuwbouwwoningen. Woningen zijn geurgevoelige gebouwen. Aangezien in de omgeving veehouderijen aanwezig zijn, is in een QuickScan geur14 beoordeeld of de aanwezige rechten van bedrijven in de omgeving van de projectlocatie voldoende worden gerespecteerd en of ter plaatse van de locatie sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

In de QuickScan geur wordt het volgende geconcludeerd:

  • de rechten van de aanwezige bedrijven in de buurt van de projectlocatie in voldoende mate gerespecteerd;
  • in het omgevingsplan moet worden geborgd dat de hinderwetvergunning van de Hartjensstraat 2 wordt ingetrokken voor de nieuwe woningen in gebruik kunnen worden genomen;
  • in dat geval voldoet het woon- en leefklimaat van de ontwikkellocatie, ten aanzien van de aan te houden vaste afstanden, voor- en achtergrond- geurbelasting, ruim aan de hieraan te stellen eisen.
6.3.3 Conclusie

In de regels van het TAM-omgevingsplan is geborgd dat de hinderwetvergunning van de Hartjensstraat 2 moet worden ingetrokken voordat de woningen in gebruik kunnen worden genomen, of dat een onderzoek moet uitwijzen dat de betreffende woningen niet in de hindercirkel van de veehouderij liggen. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.4 Bodemkwaliteit

Bij iedere ontwikkeling met betrekking tot de fysieke leefomgeving is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect bodem.

6.4.1 Wettelijk kader

Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is via het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. Het aanvullingsbesluit bepaalt voor welke activiteiten kan worden volstaan met een melding. Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De kaders zijn gebaseerd op de risicogrenswaarden die voor de betreffende situaties zijn afgeleid.

De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door in onderlinge samenhang;

  • Beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigen en aantastingen;
  • Evenwichtig toedeling van functies aan locaties, rekening houdend met de kwaliteiten van de bodem;
  • Duurzaam en doelmatig beheren van de resterende historische verontreinigingen en -aantastingen.
6.4.2 Onderzoek

Vanwege de realisatie van bodemgevoelige objecten in de vorm van een woningen zijn er verscheidene onderzoeken uitgevoerd om te bepalen of de milieu hygiënische kwaliteit van de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. De conclusies van de verschillende onderzoeken worden hieronder weergegeven.

6.4.2.1 Verkennend bodemonderzoek, asbestonderzoek en waterbodemonderzoek

In het kader van de realisatie van de woningbouwontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek, asbestonderzoek en waterbodemonderzoek15 uitgevoerd conform NEN 5740, NEN 5707 en NEN 5720 op de locatie Lakermaat te Lengel. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van 30,5 ha, het gebied is opgedeeld in verschillende deelgebieden. Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:

De Laak, Hartjensstraat 2

  • de bodem op de locatie bevat plaatselijk kolendeeltjes, baksteen en puin;
  • in de bovengrond onder de betonverharding (BGDL3) is een licht verhoogd gehalte minerale olie aangetroffen;
  • de bovengrond onder de asfaltverharding is licht verontreinigd met PAK (10 van VROM) (BGSL4);
  • in de overige boven- en ondergrondmonsters en de grondwatermonsters zijn geen van de onderzochte componenten aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde;
  • ter plaatse van zowel de ondergrondse tank als de bovengronds tank is zowel in de grond als het grondwater géén verontreiniging aangetroffen;
  • in de bodem onder de druppelzone 3 van de westelijk gelegen schuur is een licht verhoogd gehalte asbest aangetroffen (8,25 mg/kg ds). In druppelzone 1 aan de oostzijde van de ligboxenstal is een sterk verhoogd gehalte asbest aangetroffen (1511 mg/kg ds).

Overig terrein

  • de bodem van het overig terrein bevat in de bovengrond plaatselijk kolengruis en baksteen;
  • ter plaatse van de voormalige wegen/paden is alleen ter plaatse van boring P23 een matig verhoogd gehalte koper en zink in de bodem aangetroffen. Het betreft zwak kolengruishoudende grond. In de overige mengmonsters ter plaatse van de voormalige wegen en paden zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen;
  • in de boven- en ondergrondmengmonsters zijn maximaal licht verhoogde concentraties aangetroffen;
  • naar aanleiding van de resultaten zijn 3 extra grondmonsters, waarin kolengruis is aangetroffen, geanalyseerd op koper en zink. Hieruit blijkt dat in boring 145 (0,5-0,7 m-mv) ook een matig verhoogd gehalte koper in de bodem aanwezig is. In de overige zintuiglijk verdachte monsters zijn geen verhoogde concentraties zink en/of koper aangetroffen;
  • in de overige grondmengmonsters zijn maximaal licht verhoogde concentraties aangetroffen;
  • in het grondwater is plaatselijk in het grondwater in de peilbuizen op de zuidwestzijde van het terrein een sterk tot matig verhoogd gehalte nikkel aangetroffen. In de meeste peilbuizen is verder een licht verhoogd gehalte zware metalen aangetoond. De verhoogde concentraties koper houden verband met het bekende geval van bodemverontreiniging aan de Antoniusstraat 25 (voormalige kinderwagenfabriek).

Waterbodem waterschapssloot

  • in de sloot was geen sliblaag aanwezig. De bodem van de waterschapssloot is opgebouwd uit een kleilaag van 20 à 30 cm. Daaronder bevindt zich zand;
  • de klei uit de watergang voldoet aan kwaliteitsklasse A door de verhoogde concentraties cadmium en PCB;
  • het zand voldoet aan de achtergrondwaarde;
  • op basis van de toetsing is zowel de klei als het zand verspreidbaar op de kant en toepasbaar in GBT (oppervlaktewater);
  • op basis van de toetsing aan de reguliere toetsingswaarden voor PFAS is zowel de klei als het zand toepasbaar op zowel landbodem als in oppervlaktewater.

Nader onderzoek P23

  • er zijn nog maximaal licht verhoogde concentraties aangetroffen;
  • er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • de verontreiniging is niet duidelijk te relateren aan de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal;
  • de lichte verontreiniging wordt voornamelijk aangetroffen in de zandige ondergrond;
  • op basis van de WBB is een sanering is niet noodzakelijk. In het kader van de omgevingswet (vanaf 2024) valt graven in deze bodem onder de bedrijfstakoverstijgende activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit' en geldt geen vergunningsplicht of meldingsplicht. Wel dienen bij werkzaamheden in de bodem gegevens aangeleverd worden aan het bevoegd gezag.

Aanbeveling

Het terrein is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit niet geheel geschikt voor het voorgenomen gebruik.

Op basis van de resultaten worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • onderzoek herkomst, kwaliteit en volume depot grond op Hartjensstraat 2;
  • op een nader te bepalen moment verifiëren of de ondergrondse tank op de locatie Hartjensstraat 2 nog aanwezig is;
  • onderzoeken of de sterk puinhoudende bodem ter plaatse van boring D16 asbesthoudend is;
  • grondstromenplan opstellen in verband met de aangetroffen verontreiniging ter plaatse van boring P23.

De verhoogde concentraties zink en nikkel in de grond op perceel 135 behoeft nader onderzoek. Geadviseerd wordt de omvang van de verontreinigingen ter plaatse van boring 145 in beeld te brengen middels een nader bodemonderzoek. Hierbij dient bepaald te worden of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Op basis van dit nader onderzoek kunnen eventuele vervolgstappen worden bepaald. De boring valt vooralsnog buiten de scope van plan Lakermaat.

Tevens wordt aanbevolen de druppelzone van de westelijk gelegen schuur te saneren. Hiervoor kan een plan van aanpak ingediend worden bij de Omgevingsdienst Achterhoek.

De aangetroffen grondwaterverontreinigingen maken deel uit van het geval van bodemverontreiniging 'Antoniusstraat 25'. Hier zijn ook grondverontreinigingen aanwezig welke nog niet gesaneerd zijn. Voor de aanbeveling wordt aangesloten bij de beschikking van januari 2012 (Provincie Gelderland 2011- 017051):

  • melden wijziging bodemgebruik (naar gevoeliger functie);
  • graven en andere werkzaamheden behoeven instemming van het bevoegd gezag;
  • op of nabij de bodemverontreiniging mag geen grondwater onttrokken worden zonder instemming van het bevoegd gezag.

Algemeen

Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond op een locatie buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk).

6.4.2.2 Actualiserend grond- en grondwateronderzoek Antoniusstraat 25, Lengel

Om de actuele verontreinigingssituatie op het terrein vast te stellen is tevens een actualiserend grond- en grondwateronderzoek16 uitgevoerd ter plaatse van de Antoniusstraat 25 te Lengel. Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:

  • De grond op de locatie is plaatselijk puinhoudend. Tevens zijn plaatselijk resten metaal en kooldeeltjes aanwezig;
  • De verontreiniging ter plaatse van spot A is niet meer aangetroffen;
  • In het actualiserend onderzoek zijn nog 2 verontreinigingsspots met zware metalen of PAK (10 van VROM) aangetroffen;
  • De oppervlakte van de sterke verontreiniging met zware metalen (spot B) bedraagt circa 700 m². Bij een gemiddelde laagdikte van 1,5 m is een bodemvolume van 1050 m³ verontreinigd boven de interventiewaarde;
  • De oppervlakte van de sterke verontreiniging met PAK (10 van VROM) (spot C) bedraagt circa 335 m². Bij een gemiddelde laagdikte van 0,8 m is een bodemvolume van circa 270 m³ verontreinigd boven de interventiewaarde;
  • In de bovengrond van perceel 605 is een licht verhoogd gehalte lood en pak aangetroffen. In de ondergrond zijn geen zware metalen verhoogd aangetoond;
  • Uit de resultaten blijkt dat de sterke verontreiniging met zware metalen in het grondwater voornamelijk aanwezig is aan de noordzijde van het terrein. De verhoogd aangetroffen concentraties in peilbuis 226 (ten zuidwesten van de onderzoekslocatie betreffen andere stoffen en is naar verwachting niet afkomstig van de bronlocatie. In vergelijking met de resultaten van 2008 zijn de concentraties over het algemeen afgenomen;
  • In grondmengmonster MMA2 (gaten 204 en 211) is een licht verhoogd gehalte asbest aangetroffen. De aangetroffen concentratie ligt ruim onder de interventiewaarde. In de overige grondmengmonsters en het puinmengmonster is geen asbest aangetroffen;
  • In de grond zijn geen van de PFAS aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde.

Aanbevelingen

Aanbevolen wordt de aangetroffen verontreinigingen met zware metalen en PAK (10 van VROM) voorafgaand aan de herontwikkeling van de locatie te saneren. Omdat er geen beschikking is afgegeven dat de locatie met spoed gesaneerd dient te worden valt deze niet onder het overgangsrecht en dient voor de sanering een melding te worden gedaan conform paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder BRL6000 en BRL7000.

Het beheer van historische grondwaterverontreiniging wordt een integraal onderdeel van het beheer van het watersysteem. De provincie heeft hiervoor een coördinerende en regisserende rol.

Algemeen

Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond op een locatie buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk).

6.4.3 Conclusie

In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de gronden zal het benodigde nader onderzoek plaatsvinden naar de depotgrond aan de Hartjenstraat 2 en gecontroleerd worden of de ondergrondse tank hier nog aanwezig is. Daarnaast wordt een grondstromenplan opgesteld naar aanleiding van de verontreiniging bij boring P32 en een asbestonderzoek gedaan ter plaatse van boring D16. De bodem zal ter plaatse van de verontreiniging op de locatie Antoniusstraat 25 worden gesaneerd. Het aspect bodem vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.5 Mobiliteit en parkeren

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met de aspecten verkeer en parkeren.

6.5.1 Wettelijk kader

In de Omgevingswet is geen regelgeving opgenomen met betrekking tot mobiliteit en parkeren. De verkeersveiligheid is primair geborgd in de weg- en verkeerswetgeving, waaronder de Wegenverkeerswet. Daarnaast zijn richtlijnen opgenomen in het ASVV (Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen Binnen de Bebouwde Kom).

Wel kan een verandering van functies zorgen voor een verkeersaantrekkende werking. Bij het toelaten van een nieuwe functie moet daarom worden aangetoond wat het effect is op de bereikbaarheid en verkeersafwikkeling. Daarbij dient in beeld te worden gebracht of er sprake is van een (extra) parkeerbehoefte voor auto's, fietsen en/of scooters. Er mag geen onaanvaardbaar effect zijn. De gemeente Montferland heeft parkeerbeleid opgesteld met daarin parkeernormen waaraan nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen. De activiteit dient dus aan het gemeentelijk beleid getoetst te worden.

6.5.2 Gemeentelijk beleid

Integraal Verkeers- en Vervoersplan

Daarnaast heeft de gemeente Montferland in het Integraal Verkeers- en Vervoersplan (IVVP) de visie en plannen van de gemeente voor verkeer en vervoer uiteenzet. Het plan richt zich op het verbeteren van de verkeersveiligheid, bevorderen van duurzame vervoersmiddelen, en optimaliseren van de bereikbaarheid binnen de gemeente. Het bevat een analyse van de huidige verkeerssituatie, identificeert problemen en knelpunten, en stelt specifieke maatregelen voor om deze aan te pakken. Daarnaast besteedt het aandacht aan duurzaamheid, communicatie met bewoners en stakeholders, en de financiering en implementatie van de voorgestelde maatregelen. Tot slot biedt het richtlijnen voor het monitoren en evalueren van de voortgang en effectiviteit van het plan.

Mobiliteitsvisie Montferland

De gemeente Montferland heeft in 2024 een uitgebreide mobiliteitsvisie opgesteld die gericht is op de toekomst, met als horizon het jaar 2035. De visie speelt in op veranderende trends in mobiliteit, zoals de opkomst van elektrische fietsen, deelmobiliteit, en emissievrije voertuigen, terwijl tegelijkertijd wordt ingespeeld op uitdagingen zoals vergrijzing, klimaatverandering en het teruglopende openbaar vervoer. De visie omvat drie basisprincipes en vier kernthema's die het mobiliteitsbeleid de komende jaren zullen sturen.

Drie basisprincipes van de mobiliteitsvisie:

  • 1. Toegankelijke openbare ruimte voor iedereen: De gemeente wil dat de openbare ruimte uitnodigt om te wandelen en fietsen. Binnen de kernen krijgen voetgangers en fietsers voorrang en wordt de leefbaarheid versterkt door meer groen en ruimte voor ontmoeting. De infrastructuur moet toegankelijk zijn voor iedereen, inclusief mensen met beperkingen zoals rolstoelgebruikers en slechtzienden. Verkeersroutes voor auto's, vrachtwagens en landbouwvoertuigen worden zoveel mogelijk buiten de dorpskernen gehouden om doorstroming te bevorderen en de druk op de kernen te verminderen.
  • 2. Inspelen op de mobiliteitstransitie: De gemeente zet in op het stimuleren van duurzamer vervoer. Dit omvat drie belangrijke pijlers:
    • a. Verminderen van fossielbrandstofgebruik door de overstap naar elektrische of emissievrije voertuigen.
    • b. Stimuleren van duurzamere vervoersmiddelen, zoals fietsen en lopen, waarbij autoverkeer minder de norm is.
    • c. Flexibel autogebruik, zoals deelauto's, wordt aangemoedigd voor de momenten dat autovervoer noodzakelijk is.
  • 3. Rekening houden met de identiteit van kernen: Elke kern binnen de gemeente heeft zijn eigen karakter en behoeften. Bij het uitwerken van mobiliteitsplannen wordt hier rekening mee gehouden, zodat elke kern op een passende manier wordt ontwikkeld.

De vier kernthema's van de mobiliteitsvisie:

  • 1. Montferland verbindt: De gemeente wil een breed scala aan vervoersmogelijkheden bieden, zodat inwoners, bedrijven, forenzen en bezoekers keuzevrijheid hebben. Duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen worden gestimuleerd, zoals fietsen en openbaar vervoer, terwijl gemotoriseerd verkeer in de kernen minder prioriteit krijgt. Er komen verbeterde fietsroutes en openbaarvervoersverbindingen tussen kernen. Ook worden maatregelen genomen om sluipverkeer tegen te gaan en de verkeersveiligheid rondom scholen te verbeteren. Dit zorgt ervoor dat Montferland kan groeien, terwijl het gebied leefbaar en bereikbaar blijft.
  • 2. Montferland zorgt: Mobiliteit wordt gezien als een essentieel onderdeel van deelname aan de samenleving. Iedereen moet zich gemakkelijk en zelfstandig kunnen verplaatsen naar bijvoorbeeld scholen, markten of bibliotheken. Veel straten zijn nu ingericht voor auto's, maar de gemeente wil deze ruimte meer delen met andere vervoersmiddelen en gebruiksvormen, zoals voetgangers, fietsers, natuur en spelende kinderen. Door lagere snelheden in te voeren, fietspaden te verlichten en veilige routes te creëren, worden de straten aantrekkelijker en veiliger voor alle gebruikers. Zo zorgt Montferland voor gezondheid, veiligheid en duurzaamheid, met oog op zowel huidige als toekomstige generaties.
  • 3. Montferland onderneemt: Bereikbaarheid is van groot belang voor zowel het lokale bedrijfsleven als het toerisme. De gemeente wil een gezond ondernemersklimaat creëren door de bereikbaarheid van bedrijven te verbeteren en tegelijkertijd de leefbaarheid in de kernen te behouden. Dit betekent dat vrachtverkeer en landbouwverkeer via routes buiten de kernen worden geleid, terwijl het verblijfsklimaat binnen de dorpskernen wordt verbeterd. Toeristisch vervoer wordt geconcentreerd op locaties waar dit gewenst is, terwijl fietsvoorzieningen en deelfietsen voor toeristen worden verbeterd. Voor lokale ondernemers worden specifieke laad- en losplekken ingericht en tijden voor bevoorrading afgestemd om de overlast te beperken.
  • 4. Montferland leeft: Als een van de weinige rurale gemeenten in de Achterhoek groeit Montferland in inwoneraantal. Deze groei biedt kansen, maar brengt ook mobiliteitsuitdagingen met zich mee. De gemeente wil de groene omgeving en de ruimtelijke kwaliteit behouden door de openbare ruimte anders in te richten. Dit houdt in dat auto's in woonwijken en centra minder ruimte krijgen en voetgangers en fietsers voorrang hebben. Parkeren wordt buiten de centra geconcentreerd en wordt zodanig ingericht dat het toegankelijk blijft voor mensen met fysieke of visuele beperkingen. De gemeente streeft ernaar dat basisvoorzieningen zoals winkels en scholen binnen 15 minuten lopen of fietsen bereikbaar zijn. In 2035 moet Montferland een plek zijn waar ontmoeting, ontspanning en toegankelijkheid voor iedereen centraal staan.

Mobiliteitsplan 's-Heerenberg & Lengel*

Het Mobiliteitsplan 's-Heerenberg & Lengel analyseert de huidige verkeerssituatie, signaleert knelpunten zoals de veiligheid van fietsers en de drukte in het centrum, en presenteert scenario's om de verkeersstructuur te verbeteren. Het document beoogt om actieve mobiliteit te stimuleren, de leefbaarheid te vergroten, en de bereikbaarheid te waarborgen. Het gekozen scenario focust op het fietsvriendelijker maken van hoofdroutes door middel van onder andere éénrichtingsverkeer, en het plan omvat concrete maatregelen per type vervoer, inclusief openbaar vervoer, deelmobiliteit, vracht- en landbouwverkeer.

Integrale Laadvisie 2025*

De Integrale Laadvisie 2025 van de gemeente Montferland, is een strategisch plan om een toegankelijke, betaalbare en betrouwbare laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen te realiseren. Het bouwt voort op de Nationale Agenda Laadinfrastructuur en identificeert verschillende gebruikersgroepen (personenauto's, bestel- en vrachtwagens, mobiele werktuigen) en laadlocaties (bebouwde kom, bedrijventerreinen, onderweg, bouwplaatsen). De laadvisie beschrijft strategische keuzes voor de implementatie van laadoplossingen per locatie, met een focus op het stimuleren van privaat laden en het faciliteren van publieke laadpunten, en benadrukt het belang van regionale samenwerking en een regierol voor de gemeente. De visie bevat concrete laadprognoses en wordt tweejaarlijks geüpdatet om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.

Parkeerbeleid Montferland*

In het Parkeerbeleid van de Gemeente Montferland wordt voor de periode 2025-2030 de visie op parkeren uiteengezet in relatie tot leefbaarheid, economische vitaliteit, duurzaamheid, inclusiviteit en financiële haalbaarheid. Het beleid erkent de verschillende identiteiten van de kernen binnen Montferland, en streeft naar een gebiedsgerichte aanpak waarbij de auto niet langer de standaard is, vooral in drukkere kernen zoals Didam en 's-Heerenberg. Het document beschrijft hoe de gemeente wil zorgen dat de juiste parkeerder op de juiste plaats parkeert door middel van regulering, prioritering van doelgroepen, en een efficiënte parkeerketen, en het benadrukt het belang van toegankelijkheid voor mindervaliden en de stimulering van elektrisch rijden. Het beleid is dynamisch en zal regelmatig worden geëvalueerd om aan te sluiten bij de veranderende behoeften en ambities van de gemeente.

Nota parkeernormen*

De Nota Parkeernormen Montferland 2024 geeft richtlijnen voor het bepalen van de vereiste hoeveelheid parkeerplaatsen voor auto's en fietsen bij nieuwe bouwprojecten en functiewijzigingen. De nota beschrijft een stapsgewijs proces, van het berekenen van de normatieve parkeervraag op basis van stedelijkheidsgraad en gebiedsindeling, tot het invullen van die vraag door parkeren op eigen terrein of via alternatieve oplossingen zoals dubbelgebruik of het benutten van openbare parkeerplaatsen. Het doel is om een evenwicht te vinden tussen de groei van de gemeente, de leefbaarheid en bereikbaarheid van de kernen, en het stimuleren van duurzame mobiliteit. De stedelijkheidsgraad van Lengel wordt geclassificeerd als 'niet stedelijk'. De locatie is gelegen in het buitengebied.

* Deze beleidstukken zijn op dit moment nog niet vastgesteld, maar staan in de planning voor het Raadsberaad in maart en april.

6.5.3 Onderzoek

In het voorliggend initiatief is aandacht besteed aan het stimuleren van duurzame mobiliteit. Zo worden de woningen voorzien van ca. één parkeerplaats op eigen terrein (bij vrije kavels 2 parkeerplaatsen op eigen terrein), maar worden de overige parkeerplaatsen gerealiseerd op een centrale locatie binnen het besluitgebied om de bewoners te stimuleren om na te denken over hun autogebruik en alternatieven te overwegen. Een alternatieve vorm van vervoer die wordt gestimuleerd is het gebruik van deelmobiliteit. Daarnaast wordt het besluitgebied voorzien van een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden, waardoor mensen worden gemotiveerd om te gaan wandelen of fietsen.

Parkeren

In het kader van de ontwikkeling moet worden bepaald of wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Daarom is een Onderbouwing Parkeren17 opgesteld, waarin per deelgebied de parkeeropgave en -invulling voor de ontwikkeling van De Lakermaat te Lengel in kaart gebracht. Op basis van de uitgevoerde berekeningen worden de volgende conclusies en bijbehorende adviezen gegeven.

In deelgebied 2 (erf Lakermaat) ontstaat een theoretisch tekort aan parkeerplaatsen. Er kan echter worden verwacht dat er uitwisseling van parkeerplaatsen zal plaatsvinden tussen deelgebied 2 en 1 (Buurtschap). Deelgebied 1 heeft voldoende restcapaciteit om de parkeervraag op te vangen. Een van de oorzaken van het geconstateerde tekort in deelgebied 2 is naar verwachting dat de commerciële functie nog niet concreet is ingevuld waardoor is uitgegaan van een worst case scenario. Bij een eventuele aanscherping van het programma zal het theoretische tekort naar verwachting kleiner zijn.

In deelgebied 3 (Gaard), 4 (Dorp + beek (west)) en 6 (Havezate) is sprake van een theoretisch tekort aan parkeerplaatsen. Ook bij deze deelgebieden is het aannemelijk dat er uitwisseling van parkeerplaatsen zal plaatsvinden. Daarbij geldt dat deelgebied 4 en 6 dicht bij het centrale parkeerterrein gelegen zijn. Dit parkeerterrein biedt ruim voldoende capaciteit om het resterende deel van de parkeeropgave op te vangen.

Het deelgebied 7 (dorpsplein) komt een parkeerplaats tekort, omdat deze wijk geen gebruik kan maken van de centrale parkeerplaats is het nodig om in deze extra parkeerplaats te voorzien. Er zijn 3 opties:

  • Er wordt een extra parkeerplaats voorzien;
  • Er wordt onderzocht of er een beroep kan worden gedaan op de bestaande openbare ruimte;
  • Er wordt onderzocht of er een aanscherping mogelijk is van de gehanteerde commerciële functie, wat eventueel leidt tot de keuze van een andere functie met eventueel een gunstiger resultaat.

 

Het tekort van één parkeerplaats in deelgebied 7 (Dorpsplein) zal worden opgepakt in het kader van de omgevingsvergunning wanneer het plan verder is uitgewerkt.

Op het moment van schrijven is besluitvorming over nieuwe parkeernormen in voorbereiding (zie 6.5.2 Nota parkeernormen). Zodra deze worden vastgesteld op een moment wat voor de vaststellingsdatum van dit Omgevingsplan ligt, zullen de berekeningen die ten grondslag liggen aan dit plan worden vergeleken met de nieuwe normen. De verwachting is dat de nieuwe normen een lager aantal parkeerplaatsen opleveren, waardoor de huidige berekening als een worst case situatie kan worden gezien.

Verkeer

Om een inschatting te kunnen maken van de hoeveelheid autoverkeer die wordt gegenereerd bij deze ontwikkeling is een Onderbouwing verkeer18 opgesteld. Hierbij wordt gekeken naar de invloed van gemotoriseerd verkeer op de verkeersafwikkeling. De invloed van overig verkeer – met name fietsverkeer – wordt in een volgende fase verder onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat de verkeersgeneratie met 3.093 motorvoertuigen per etmaal toeneemt als gevolg van de ontwikkeling, met 291 pae in het drukste ochtendspitsuur en met 309 pae in het drukste avondspitsuur. Op basis van de berekende toekomstige intensiteiten is geconstateerd dat zowel op wegvakniveau als op kruispuntniveau geen knelpunten zullen ontstaan ten gevolge van de komst van de ontwikkeling. Het aspect verkeer staat de ontwikkeling niet in de weg. Desondanks zal er op verzoek van de Dorpsraad Lengel wel onderzoek uitgevoerd worden naar eventueel wenselijke aanpassingen van de Hartjensstraat voor zover gelegen tussen de kruising met de Zeddamseweg/Antoniusstraat en de autoaansluiting vanuit het noordelijke gedeelte van het plangebied en de Korenhorsterweg.

6.5.4 Conclusie

Rekening houdend met het bovenstaande vormen de aspecten mobiliteit en parkeren geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.6 Omgevingsveiligheid

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit de omgevingsveiligheid gewaarborgd wordt. Omgevingsveiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Ook wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

6.6.1 Wettelijk kader

De hoofdlijnen van het (Wettelijk) kader voor de omgevingsveiligheid zijn opgenomen in instructieregels in afdeling 5.1.2 Bkl. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden. Het betreft de volgende activiteiten:

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor);
  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteit leefomgeving.

Het werken met aandachtsgebieden voor omgevingsveiligheidsrisico's is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico (artikel 5.12 t/m 5.15 Bkl). Een aandachtsgebied geldt van rechtswege. Deze worden vastgelegd in het Register Externe Veiligheid en zijn digitaal raadpleegbaar. In het deelplan moet binnen deze aandachtsgebieden rekening worden gehouden met het groepsrisico. Hier wordt aan voldaan door in het aandachtsgebied geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toe te laten en ook geen beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. Deze gebouwen en locaties zijn wel toelaatbaar als er daarvoor extra maatregelen worden genomen. Dat dient te geschieden met voorschriftengebieden. In een deelplan dient in principe een aandachtsgebied als voorschriftengebied te worden aangewezen als er met het deelplan kwetsbare gebouwen zijn toegestaan. In een voorschriftengebieden gelden de extra bouweisen van paragraaf 4.2.14 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

Daarnaast staan in het Bkl ook instructieregels voor de volgende risicobronnen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving:

  • Opslaan, bewerken en herverpakken van vuurwerk (afdeling 5.1.2.4 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • Exploiteren van een IPPC-installatie voor het maken van explosieven (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor militair gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl).
6.6.2 Onderzoek

De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in risicovolle activiteiten die van invloed kunnen zijn op het aspect omgevingsveiligheid. Wel worden er met dit plan nieuwe kwetsbare gebouwen toegevoegd en dient gekeken te worden of dit eventueel van invloed is op nabijgelegen risicovolle activiteiten. Daarom is een Quick scan Omgevingsveiligheid19 opgesteld die in gaat op het aspect omgevingsveiligheid met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling. In dit onderzoek wordt stilgestaan bij alle risicobronnen in een straal van 1,5 km vanaf de ontwikkellocatie.

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de digitale risicokaart. De globale ligging van de ontwikkellocatie is rood aangeduid, de 1,5 kilometer grens is in zwart aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0030.jpg"

Uitsnede digitale risicokaart met aanduiding besluitgebied (oranje omrand) en 1,5 km grens (donkerblauw gestreepte cirkel) (bron: AtlasLeefomgeving.nl)

  • 1. Buisleiding, N-566-09
  • 2. Risicovolle activiteit, opslag verpakte gevaarlijke stoffen, JCL Logistics Benelux B.V.
  • 3. Risicovolle activiteit, SEVESO, Mainfreight Holding B.V.
  • 4. Risicovolle activiteit, SEVESO, Distributiecentrum Mainfreight Docks NLD
  • 5. Risicovolle activiteit, LPG-tankstation, Service Station Bergh
  • 6. Risicovolle activiteit, Gasdrukmeet- en regelstation N-164

Tevens ligt er ten noorden van JCL Logistics aan de Distributiestraat 4 Kuster Olie, een tankstation waar (blauwe) diesel getankt kan worden. Momenteel valt dit tankstation niet onder het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Derhalve is het tankstation niet weergegeven op de risicokaart. Echter, het is mogelijk om het tankstation uit te breiden met LNG en CNG. Dit zijn voor omgevingsveiligheid wel relevante stoffen aangezien beide onder het Bal en Bkl vallen. Daarom wordt Kuster Olie ook beschouwd in navolgende analyse.

Uit de inventarisatie van nabije risicobronnen blijkt het volgende:

  • De ontwikkellocatie bevindt zich niet binnen een PR 10-6-contour of het brand/explosie/gifwolkaandachtsgebied van watertrajecten, spoorroutes, luchtvaart en windturbines;
  • De ontwikkellocatie bevindt zich in het gifwolkaandachtsgebied van Seveso-inrichting JCL Logistics Benelux B.V. (Distributiestraat 4a en 5) en in het brandaandachtsgebied van buisleiding N-566-09. Hierbinnen moet conform Bkl artikel 5.15 rekening worden gehouden met de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door een activiteit;
  • In de omgeving van het besluitgebied liggen meerdere N-wegen waarover het transport van gevaarlijke stoffen valt te verwachten. Het besluitgebied ligt binnen het explosie- en gifwolkaandachtsgebied van de N816, N316 en N827.

In de QuickScan worden de calamiteitenscenario's beschreven die voor de ontwikkellocatie relevant zijn. Vervolgens worden verschillende maatregelen, de zelfredzaamheid van de bewoners en de beheersbaarheid / bestrijdbaarheid van de calamiteit in detail besproken.

Uit voorgaande blijkt dat er verschillende risicobronnen in de omgeving aanwezig zijn. Daartoe zijn de verschillende maatregelen besproken. De VNOG heeft reeds advies gegeven wat verwerkt is in de memo.

Duidelijk is dat in ieder geval een goede bereikbaarheid, bluswatervoorzieningen en eventuele maatregelen met betrekking tot brandklasse nodig zijn, maar gezien het hier om een omgevingsplan gaat is het nog niet mogelijk deze maatregelen te borgen op het gewenste detailniveau. Dit zal ten tijde van de verdere planinvulling gebeuren en worden geborgd in de omgevingsvergunning. Derhalve bestaat vanuit het aspect omgevingsveiligheid geen bezwaar tegen de gewenste ontwikkeling.

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de gemeentelijke beleidsdocumenten en besluiten met betrekking tot externe veiligheid en de daarin gemaakte keuzes.

6.6.3 Conclusie

Uit het uitgevoerde onderzoek wordt duidelijk dat in ieder geval een goede bereikbaarheid, bluswatervoorzieningen en eventuele maatregelen met betrekking tot brandklasse nodig zijn, maar gezien het hier om een omgevingsplan gaat is het nog niet mogelijk deze maatregelen te borgen op het gewenste detailniveau. Dit zal ten tijde van de verdere planinvulling gebeuren en worden geborgd in de omgevingsvergunning. Derhalve bestaat vanuit het aspect omgevingsveiligheid geen bezwaar tegen de gewenste ontwikkeling.

6.7 Lichthinder

6.7.1 Wettelijk kader

Verlichting kan hinderlijk zijn voor mensen en negatieve effecten hebben op de gezondheid. Verlichting kan ook schadelijk zijn voor flora en fauna en de natuur verstoren. Tot op heden bestaan er echter nog geen specifieke wetten rondom lichthinder. Indirect zijn deze wetten wel aanwezig, aangezien lichtoverlast vaak binnen de gemeentelijke milieuwetgeving valt. Lichtoverlast vormt echter een groeiend probleem in Nederland. Met name het verlichten van sportvelden, tennisbanen, industrieterreinen en assimilatieverlichting in kassen kunnen leiden tot lichthinder. Daarom heeft de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) een aantal richtlijnen uitgebracht voor het beoordelen van lichthinder.

6.7.2 Toetsing

Aan de zuidzijde grenst het besluitgebied aan het bedrijventerrein Montferland. Het bedrijventerrein is van lichtmasten voorzien die lichthinder kunnen veroorzaken. Zoals is te zien in paragraaf 3.1 van deze motivering, wordt de zuidelijke zijde van het besluitgebied ingericht als bosplantsoen en is het voornemen om hier ook een grondwal te realiseren. Deze zullen het licht grotendeels tegenhouden. De afstand tot het industrieterrein, de grondwal en de hoogte van de bomen maken gezamenlijk dat er geen lichthinder wordt verwacht bij de woningen die nabij het industrieterrein liggen. Er is geen aanvullend lichtonderzoek nodig.

6.7.3 Conclusie

Het aspect lichthinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.8 Natuur

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect natuur en de gevolgen voor de omliggende natuur door stikstofdepositie.

6.8.1 Wettelijk kader

Ter bescherming van de natuur zijn in het Bkl diverse regels opgenomen. Deze regels komen grotendeels overeen met de regels die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming. Het gaat hierbij in de eerste plaats om regels voor de gebiedsbescherming van aangewezen Natura 2000-gebieden, regels voor de soortenbescherming van te beschermen planten en diersoorten (waaronder vogels) en regels ter bescherming van houtopstanden (buiten bebouwingscontour en erven).

Het gebieds- en soortenbeschermingsregime vloeit voor een belangrijk deel voort uit twee Europese richtlijnen, te weten de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG).

6.8.2 Onderzoek

Voor de ontwikkeling zullen meerdere agrarische percelen worden omgevormd tot woningbouwlocatie. Er dient daarom vanuit de ecologie onderzocht te worden of met de ruimtelijke ontwikkelingen die het plan toestaat sprake is van overtreding van de geldende natuurwet- en regelgeving. Binnen het gebied zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd:

  • Quick scan natuur, Lengel20, De Lakermaat. SAB. Projectnummer: 220416.01. 30 juni 2023.
  • Natuurtoets Omgevingswet De Lakermaat te Lengel21. Viridis. Projectnummer: 2023-102. 6 mei 2024.
  • Steenuilencompensatieplan De Lakermaat, Lengel22. ATKB. Kenmerk: 20231270. 12 juni 2024.

De resultaten van de verschillende onderzoeken worden hieronder besproken.

6.8.2.1 QuickScan natuur

In de QuickScan is onderzocht of er beschermde natuurwaarden, volgens de nu geldende natuurwet- en regelgeving, aan- of afwezig zijn in het besluitgebied. Ook is nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt, mogelijk negatieve effecten kan hebben op beschermde natuur buiten het besluitgebied.

Gebiedsbescherming

Uit de QuickScan blijkt dat de Duitse natuurgebieden NSG Hetter-Millinger Bruch mit Erweiterung en NSG Emmericher Ward in de buurt liggen van het onderzoeksgebied. Een negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe is vanwege een mogelijke toename in stikstofdepositie door de ruimtelijke ontwikkeling in het besluitgebied niet uit te sluiten. Daarom is een onderzoek stikstofdepositie23 uitgevoerd waarin de mogelijke effecten van de ontwikkeling op stikstofdepositie in Natura 2000 gebieden zijn onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen resultaten zijn voor de projectberekening en situatieberekening onder de OwN2000-registratieset voor de aanlegfase in 2025, 2026 en 2027. Dit geldt eveneens voor de gebruiksfase. Er is geen sprake van een ontoelaatbare toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Daarmee kunnen significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Er is geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit benodigd. Andere verstoringen als gevolg van de ontwikkeling, zoals verstoring van instandhoudingsdoelstellingen door geluid, zijn gezien de tussenliggende afstand uit te sluiten. Hiervoor is nader onderzoek daarom niet nodig.

Verder blijkt uit de QuickScan dat in de omgeving van het besluitgebied geen Natuurnetwerk Nederland of andere provinciaal beschermde natuur aanwezig is. De provinciale bescherming van deze gebieden staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg en nader onderzoek hiernaar is niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

In en rondom het besluitgebied kunnen in het wild levende planten en dieren aanwezig zijn. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor deze soorten en hun directe leefomgeving.

In en nabij het onderzoeksgebied kunnen ook soorten voorkomen die zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming, maar waarvoor een provinciale vrijstelling van de verboden geldt, voor werkzaamheden die men uitvoert in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Door de provinciale vrijstelling staat de aanwezigheid van deze soorten de geplande ontwikkeling niet in de weg. Daarnaast zijn mogelijk nog enkele essentiële elementen aanwezig, voor soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt. Zo blijkt uit de QuickScan dat in en rondom het besluitgebied vogels kunnen broeden. Om overtreding van de wet te voorkomen wordt geadviseerd om de geplande ruimtelijke ontwikkeling buiten de broedperiode te starten. Op deze manier worden geen in gebruik zijnde nesten beschadigd of vernield.

Er zijn mogelijk nest- of verblijfplaatsen of (essentieel) leefgebied van steenmarter, bunzing, wezel, das, huismus, gierzwaluw, steenuil, kerkuil, ransuil, boomvalk of sperwer aanwezig binnen het onderzoeksgebied. Hieronder is een overzicht weergegeven voor welke soorten essentiële elementen aanwezig kunnen zijn per deelgebied.

Hieronder is een overzicht weergegeven. Als de benoemde locatie, een deel ervan, bebouwing of een specifiek natuurlijk element worden verwijderd of aangetast, is nader onderzoek naar de betreffende soort noodzakelijk:

Huismus

  • Boerderij De Laak
    - De boerderij en aangesloten schuur;
    - Het bosje aan de westzijde van de boerderij;
    - Het bosje aan de oostzijde van de boerderij;
    - De haag die tegen de westelijke gevel van het woonhuis aan groeit;
    - Het aanwezige struweel langs de openschuur en overkapping.

Gierzwaluw

  • Boerderij De Laak
    - De boerderij en aangesloten schuur.

Boomvalk, sperwer en ransuil

  • Hele onderzoeksgebied

Patrijs

  • Het compensatiegebied

Steenuil en kerkuil

  • Hele onderzoeksgebied

- Steenmarter

  • Hele onderzoeksgebied

Bunzing en wezel

  • Boerderij De Laak
    - Het bosje aan de westzijde van de boerderij;
    - Het bosje aan de oostzijde van de boerderij;
    - Het kleine stakenbos aan de zuidwestzijde van de boerderij.

Das

  • Hele onderzoeksgebied

Vleermuizen

  • Boerderij De Laak
    - De boerderij en aangesloten schuur.

Ook dient er rekening te worden gehouden met de rugstreeppad. Geadviseerd wordt in het kader van de ontwikkeling om ondiepe poelen zo snel mogelijk te dempen en het terrein zo kort mogelijk braak te laten liggen. Echter is het beste voor de soort om op specifieke plaatsen, die niet direct in een bouwzone liggen (en bij voorkeur onderdeel uitmaken van toekomstige natuurlijke zones) voorzieningen aan te brengen, die juist aantrekkelijk zijn als habitat voor de soort. Zo wordt tijdens de bouwfase een alternatief geboden dat voorkomt dat de bouwactiviteiten daaronder lijden.

Ten slotte dient de bomenrij ten oosten van het besluitgebied mogelijk als essentiële vliegroute voor vleermuizen. Indien er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden in het besluitgebied, dan is er kans op verstoring van de mogelijk aanwezige essentiële vliegroute door bouwlampen, bouwwerkzaamheden, etc. reëel. Om verstoring van deze mogelijk essentiële vliegroute te voorkomen mogen er geen (bouw)lampen op worden gericht een half uur voor zonsondergang tot een half uur na zonsopgang.

Om uitsluitsel te krijgen over de aan- of afwezigheid van deze soorten dient nader soortgericht onderzoek uitgevoerd te worden. Indien nest- of verblijfplaatsen of leefgebied aanwezig blijken, dan moeten voor de werkzaamheden mitigerende maatregelen worden getroffen om negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen. Ook is voor de werkzaamheden dan waarschijnlijk een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Bescherming houtopstanden

Bij deze ruimtelijke ontwikkeling wordt geen houtopstand geveld waarop de regels van de Wet natuurbescherming van toepassing zijn. De bescherming van houtopstanden vormt dan ook geen beperking voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

Vervolgstappen

  • Houd rekening met de zorgplicht;
  • Houd rekening met broedende vogels;
  • Laat nader onderzoek uitvoeren naar boomvalk, sperwer, ransuil, steenuil, kerkuil, Patrijs, huismus, bunzing, wezel, steenmarter, das, en vleermuizen;
  • Schijn geen licht op de potentiële vliegroute tijdens de bouw;
  • Zorg tijdens de bouwfase dat het besluitgebied niet geschikt wordt voor de rugstreeppad;
  • Laat een AERIUS-Berekening uitvoeren.

6.8.2.2 Natuurtoets Omgevingswet

Zoals hierboven is beschreven, is gebleken dat in het gebied een aantal beschermde soorten voor kunnen komen, daarom is ter plaatse van het besluitgebied tevens soortgericht onderzoek uitgevoerd. Aanvullende verplichtingen vanuit de Omgevingswet zijn hierin gelijk uitgezocht en meegenomen, omdat de quick scan nog onder de oude wetgeving is uitgevoerd.

Resultaten

Het veldonderzoek is in de periode mei-september 2023 en februari-april 2024 uitgevoerd. Wat betreft vogels met jaarrond beschermde nesten zijn de steenuil en de kerkuil aanwezig in het besluitgebied. Met betrekking tot marterachtigen is alleen de steenmarter vastgesteld. Deze soort heeft een verblijfplaats op de zolder van het woonhuis maar gebruikt onder andere het hele erf om te foerageren. Uit het vleermuisonderzoek blijkt dat drie soorten in het besluitgebied foerageren, maar dat alleen de gewone dwergvleermuis in het besluitgebied verblijft. Verder zijn er ook een aantal Rode Lijst soorten vastgesteld, met name: patrijs (Perdix perdix), torenvalk (Falco tinnunculus), konijn (Oryctolagus cuniculus) en haas (Lepus europaeus). In onderstaande tabel zijn de onderzochte soorten weergegeven met de bijbehorende noodzakelijke vervolgstappen ten opzichte van de Omgevingswet.

Tabel 1 Overzicht onderzochte soorten, aanwezigheid, functie, bescherming, overtreding, mitigatie en ontheffing Omgevingswet

Soort   Aanwezig   Functie   Bescherming onder Artikel   Overtreding   Mitigatie   Omgevings-
vergunning  
Gewone dwergvleermuis   Ja
 
Zomerverblijfplaats en
foerageergebied  
11.46 Bal   Art. 11.46 lid 1 a, b en d   Ja
 
Ja  
Laatvlieger   Ja   Foerageergebied   11.46 Bal   Nee   Nee   Nee  
Gewone grootoor-vleermuis   Ja   Foerageergebied   11.46 Bal   Nee   Nee   Nee  
Steenmarter   Ja   Verblijfplaats   11.54 Bal   Art.11.54, lid 1c   Ja   Ja  
Kerkuil   Ja   Rustplaats en potentiële
nestplaats  
Art.11.37 Bal   Art.11.37 lid 1b   Ja   Ja  
Steenuil   Ja   Nestlocatie en foerageergebied (Territorium)   Art.11.37 Bal   Art.11.37 lid 1b   Ja   Ja  
Ransuil   Ja   N.v.t.   Art.11.37 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Sperwer   Ja   N.v.t.   Art.11.37 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Boomvalk   Ja   N.v.t.   Art.11.37 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Huismus   Ja   N.v.t.   Art.11.37 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Gierzwaluw   Ja   N.v.t.   Art.11.37 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Das   Ja   N.v.t.   11.54 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Wezel   Ja   N.v.t.   11.54 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Hermelijn   Ja   N.v.t.   11.54 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  
Bunzing   Ja   N.v.t.   11.54 Bal   Nee   N.v.t.   N.v.t.  

De onderstaande afbeeldingen geven de vastgestelde verblijfplaatsen van beschermde soorten weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0031.jpg"

Verblijfplaatsen van beschermde soorten op het erf van boerderij De Laak (bron: Natuurtoets, Viridis)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0032.jpg"

Steenuil territoria in en rondom het besluitgebied (bron: Natuurtoets, Viridis)

Uit het onderzoek is gebleken dat gewone dwergvleermuis, steenmarter, kerkuil en steenuil in het besluitgebied een verblijfplaats hebben. De voorgenomen werkzaamheden hebben negatieve effecten op de voorgenoemde soorten, waarbij de verblijfplaatsen vernield kunnen worden en mogelijk dieren dood kunnen gaan. Dit is daarom een flora- en fauna-activiteit en houdt een overtreding van Art.11.37, lid 1b, artikel 11.46, lid 1 a, b, en d en artikel 11.54, lid 1c Bal van de Omgevingswet in. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet er daarom een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Hiervoor dient tevens een activiteitenplan te worden opgesteld waarin de effectanalyse en vervolgstappen (mitigerende maatregelen en vergunningsaanvraag) worden uitgewerkt.

6.8.2.3 Steenuilencompensatieplan

Het besluitgebied is onderdeel van compensatiegebieden voor de steenuil in verband met aanleg van de rijksweg N316, waarvoor 5 hectare ingericht moest worden als optimaal foerageergebied voor steenuil. Derhalve is voor het plan reeds een steenuilencompensatieplan opgesteld, dat ten grondslag ligt aan de inrichting van deze percelen voor steenuil (en andere soorten). Dit compensatieplan was goedgekeurd door het bevoegd gezag op 17 februari 2017. Omdat de woningbouw van De Lakermaat naar verwachting plaatsvindt binnen de territoria van andere steenuilenparen in de omgeving dan waarvoor het genoemde steenuilencompensatieplan was opgesteld, is aanpassing van het goedgekeurde steenuilencompensatieplan vrijwel zeker noodzakelijk. Derhalve is een nieuw compensatieplan opgesteld waarin de achtergronden en de huidige situatie van de steenuil en andere beschermde soorten worden beschreven, als ook de randvoorwaarden voor compensatie en kansen voor compensatie op eigen gronden. Het steenuilencompensatieplan wordt hieronder nader toegelicht.

Steenuilencompensatieplan

Het steenuilencompensatieplan beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om de functionele leefomgeving van de steenuil te behouden na woningbouwontwikkelingen. Dit omvat de vervangingen en verbeteringen van foerageergebieden, nestplaatsen en rustplaatsen.

In de Beekvallei (deelgebied J) worden diverse habitats gecreëerd, waaronder ruigtestroken, knotwilgen, kruidenzomen, en takkenhopen. Ook worden er waterbronnen en flauwe oevers aangelegd.

In de boomgaarden (deelgebieden G en N) worden hoogstamfruitbomen geplant en ruigtestroken aangelegd. Ook worden takkenhopen en kruidenzomen toegevoegd, en wordt waterbeheer geregeld. Nestkasten voor steenuilen worden geplaatst in de boomgaarden.

Voor achtertuinen en langs de Hartjensstraat (deelgebieden A en C) moeten minstens 50% van de kavels groen worden ingericht met grasvelden, fruitbomen, en kruidenzomen. Ook moeten knotwilgen worden geplant en takkenhopen worden aangelegd. De bestaande boomgaard wordt uitgebreid en nestkasten worden geïnstalleerd.

In overige delen van het besluitgebied worden suboptimale foerageergebieden gecreëerd met boomsingels, kruidenzomen, en takkenhopen. Ook wordt het gebruik van gifstoffen verboden om de veiligheid van de steenuilen te waarborgen.

Het plan legt ook nadruk op ecologisch beheer, zoals het snoeien van bomen en het aanleggen van natuurinclusieve tuinen. Dit moet bijdragen aan een positieve instandhouding van de steenuilpopulatie in de nieuwe situatie.

Overige beschermde soorten

Het Steenuilencompensatieplan voorziet in het creëren van geschikte habitats voor meerdere beschermde diersoorten naast de steenuil.

Patrijs

De patrijs, een kwetsbare soort, komt voor in de nabijheid van het besluitgebied, maar kan niet optimaal profiteren van de nieuwe inrichting door de bebouwing en menselijke aanwezigheid. Toch kan bescherming van de patrijs worden verbeterd door patrijzenmengsels in te zaaien, akkerranden niet te maaien, en extra maatregelen te treffen in compensatiegebieden E2 en E3.

Steenmarter en overige marterachtigen

De steenmarter zal profiteren van de verbeterde leefomstandigheden door meer beschutting en voedselbronnen. Struwelen en takkenhopen zullen extra verblijfplaatsen bieden. Een marterkast is ook voorzien.

Ransuil en kerkuil

Voor de kerkuil zijn er zorgen over het verlies van een nestplaats bij de boerderij aan de Hartjensstraat 2. De maatregelen voor de steenuil kunnen echter ook het jachthabitat voor de kerkuil verbeteren. Extra nestkasten kunnen helpen om de kerkuilenpopulatie te ondersteunen.

De ransuil is niet aanwezig in het besluitgebied maar kan profiteren van de aanplant van solitaire bomen en parkachtige gebieden die geschikt jachthabitat bieden.

Torenvalk

De torenvalk, die al een nestkast in het besluitgebied heeft gebruikt, zal ook profiteren van de aanleg van graslanden, bosjes, en prooi-voorzienende elementen die in het plan zijn opgenomen.

Ecologische plus

Naast de soorten die van de inrichtingsmaatregelen voor de steenuil profijt kunnen hebben, heeft de overgang van agrarisch landgebruik naar de aanleg van woningen ook voor meer soorten een voordeel. De transformatie van agrarisch land naar woningen in de Lakermaat biedt voordelen voor een breed scala aan beschermde soorten door een toename in biodiversiteit. De voorheen lage biodiversiteit in de akkergebieden maakt plaats voor een rijker ecosysteem.

In en rond de nieuwe woningen kunnen soorten zoals de gierzwaluw en huismus profiteren van natuurinclusieve bouw, met nestplaatsen in daken of muren. Ook soorten zoals de ijsvogel en struweelvogels zullen profiteren van de aangelegde houtwallen en overhoeken.

Het geplande bosrijke gebied in het zuidoosten zal minder geschikt zijn voor steenuilen, maar biedt waardevol habitat voor andere soorten zoals de buizerd, die kan profiteren van de combinatie van boerenland en bossen voor nestgelegenheid en jachtgebied.

De inrichting bevordert ook een verscheidenheid aan vleermuizen zoals de bosvleermuis en gewone dwergvleermuis, door het creëren van spleten en het plaatsen van vleermuiskasten.

Beschermde zoogdieren zoals de bunzing, egel en steenmarter zullen profiteren van de houtwallen en bloemrijke graslanden.

In de beekvallei zullen biotopen ontstaan die geschikt zijn voor beschermde flora, zoals dotterbloemen en orchideeën, wat ook aantrekkelijk is voor bijen, vlinders en andere ongewervelden. Het aanwezige water zal bovendien een geschikt habitat bieden voor amfibieën zoals de bruine kikker en kamsalamander.

Planning en onderhoud

Bij de aanleg van nieuwe elementen en de wijziging van bestaande structuren in de Lakermaat moet er te allen tijde binnen enkele kilometers van steenuil-nestplaatsen voldoende geschikte elementen aanwezig zijn om hun broedterritorium te waarborgen. Dit vereist een verstoringsvrije zone tijdens de broedperiode en de aanleg van belangrijke elementen zoals ruigtestroken en de beekvallei voordat andere werkzaamheden beginnen.

Na de aanleg moeten de verschillende habitats voor de steenuil goed onderhouden worden:

  • Bloemrijk grasland: Twee keer per jaar maaien of eenmaal per jaar maaien met nabeweiding door vee om prooien zichtbaar te houden.
  • Weiland: Omliggende weilanden kunnen worden aangepast voor jaarronde begrazing door een beperkt aantal dieren.
  • Hoogstamboomgaard: Begraasd of gemaaid grasland, met regelmatige controle en snoei van fruitbomen voor een rijke oogst.
  • Solitaire bomen: Regelmatige controle, snoei en eventueel knotten om takkenhopen en houtwallen te versterken.
  • Lijnvormige elementen: Hagen moeten jaarlijks gesnoeid worden, en knotbomen en houtwallen om de vijf jaar teruggezet.
  • Overhoeken/rommelhoeken: Om te veel verruiging te voorkomen, moeten overhoeken om de 2-3 jaar worden onderhouden, vooral door braam te snoeien.
  • Takkenhopen: Moeten regelmatig worden aangevuld met snoeihout en worden geplaatst in zon of nabij andere structuren.

Dit zorgt ervoor dat het habitat voor de steenuil optimaal blijft en het gebied ecologisch waardevol is.

6.8.3 Conclusie

P.m. aanvraag omgevingsvergunning flora- en fauna activiteit gewone dwergvleermuis, steenmarter, kerkuil en steenuil. Op dit moment wordt vooroverleg met de Provincie gevoerd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.

6.9 Cultureel erfgoed

Gemeenten moeten in hun omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening is gehouden met binnen of buiten de locatie van de activiteit aanwezige archeologische of cultuurhistorische waarde. Gezien de aspecten archeologie en cultuurhistorie vaak met elkaar verweven zijn, worden deze hier gezamenlijk besproken.

6.9.1 Wettelijk kader

Bij het beschermen van cultureel erfgoed in het omgevingsplan moet rekening worden gehouden met bepaalde uitgangspunten. Het Rijk geeft hiervoor instructieregels (artikel 5.130 lid 2 Bkl). Deze gaan over:

  • Ontsiering, beschadiging of sloop van beschermde monumenten of archeologische monumenten;
  • Verplaatsing van beschermde monumenten;
  • Gebruik van monumenten ter voorkoming van leegstand;
  • Aantasting van de omgeving van een beschermd monument;
  • Conserveren en in stand houden van archeologische monumenten.
6.9.2 Onderzoek
6.9.2.1 Cultuurhistorie

In het kader van het stedenbouwkundig ontwerp is een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd24. De kenmerken van het landschap van vóór de ruilverkaveling zijn in het cultuurhistorisch onderzoek in kaart gebracht.

Het onderzoeksgebied is gelegen op de oostflank van de stuwwal van Montferland en bevindt zich op de overgang van dekzand aan de voet van de stuwwal (gordeldekzandrug) naar de kleiige terrasvlakte van de Oude IJssel. Het westelijke deel van het onderzoeksgebied ligt op het zand en was vanouds in gebruik als bouwland; het oostelijke deel ligt op de klei en was vanouds in gebruik als wei-/grasland. Schuin door het oosten van het gebied loopt een kleine rug met iets lichter materiaal, waarover een weg liep en waarlangs een enkele akker lag. Het gebied werd doorkruist door diverse wegen en paden. Slechts enkele kleine delen hiervan bestaan nu nog. Langs veel perceelsgrenzen in het oostelijke deel van het

onderzoeksgebied kwam beplanting voor; bomenrijen en vooral langs het kleine ruggetje ook heggen. Alleen bij Rosa's Hoeve en De Laak komen nog enkele oude bomen voor.

Door de ruilverkaveling zijn de meeste wegen en paden verdwenen. De percelering van het gebied is volledig veranderd. Veel opgaand groen in het gebied is verdwenen, maar vooral langs de randen werden nieuwe groenstructuren gepland. Een deel hiervan is pas later gerealiseerd, terwijl een ander deel inmiddels ook weer verdwenen is.

Het gebied heeft in het geheel een lage tot gemiddelde cultuurhistorische waarde. In het gebied is een aantal structuren en objecten te noemen die van cultuurhistorische waarde zijn. Dit zijn zeven gebouwde objecten, waaronder één gemeentelijk monument (het stroomhuisje), historische groenstructuren in het noordoosten van het onderzoeksgebied, een duiker, het laatste deel van een weg en meer abstract: de openheid tussen de bebouwing aan de Antoniusstraat.

Geadviseerd wordt onder andere om zowel de aanwezige waarden als de verdwenen ruimtelijke structuren te gebruiken als inspiratie bij de nieuwe ontwikkelingen. Verder is een belangrijke aanbeveling om de historische tweedeling tussen zand en klei te herstellen die het gebied kenmerkte: regelmatige structuur met weinig opgaand groen op het hoger gelegen zand en een onregelmatiger structuur met relatief veel opgaand groen op de lagergelegen klei.

De adviezen uit het cultuurhistorisch onderzoek vormden de basis voor het stedenbouwkundig ontwerp. Zo is te zien dat er in het oosten van het besluitgebied een regelmatige structuur is gebruikt met weinig opgaand groen, terwijl er in het westen een onregelmatige structuur wordt gehanteerd met veel bomen. Ook de wegen en paden zijn gebaseerd op de historische structuur uit het verleden. In paragraaf 3.1 is het stedenbouwkundig ontwerp nader toegelicht, hier is duidelijk te zien dat rekening is gehouden met de adviezen uit het cultuurhistorisch onderzoek.

6.9.2.2 Archeologie

Op basis van het omgevingsplan kent het gebied de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische Verwachting 1', 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische Verwachting 3'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van bouwwerk, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld in de volgende situaties:

  • 'Waarde - Archeologische Verwachting 1': bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden;
  • 'Waarde - Archeologische Verwachting 2': bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden;
  • 'Waarde - Archeologische Verwachting 3': het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden.

Daarom is ter plaatse van het besluitgebied een inventariserend veldonderzoek25 uitgevoerd.

Inventariserend veldonderzoek

Er is een inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen uitgevoerd voor bouwwerkzaamheden aan de Hartjensstraat- Antoniusstraat-Meilandsedijk te Lengel. De vraagstelling van het onderzoek luidt: hoe kan rekening gehouden worden met eventuele archeologische resten bij de voorgenomen ontwikkeling? Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van de KNA, protocol 4003.

In maart 2023 is archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het woningbouwproject. Uit het bureauonderzoek blijkt dat in het besluitgebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn in de top van de pleistocene rivierafzettingen en het dekzand. Na afstemming met de gemeente is een verkennend booronderzoek geadviseerd voor de zones met een middelmatige verwachting en hoger. Het onderhavige booronderzoek omvat deze zone, uitgezonderd enkele percelen die nog niet in bezit van de initiatiefnemer zijn.

Tijdens het booronderzoek zijn 85 boringen gezet met einddieptes tussen 100 en 300 cm -mv. De bodemopbouw komt in grote lijnen overeen met de verwachting uit het bureauonderzoek. Het onderzoeksgebied kan grofweg in twee zones onderverdeeld worden. In het westen is dekzand aanwezig. In het oosten worden de pleistocene afzettingen afgedekt door holocene overstromingsafzettingen. In het dekzand heeft zich een podzolbodem gevormd. Op de podzolbodem ligt een bruine A-horizont. De bouwvoor is gemiddeld 40 cm dik.

Daar waar de bodem (deels) intact is, kunnen in de top van de B-horizont (of Chorizont waar de B-horizont ontbreekt) archeologische sporen aanwezig zijn. Eventuele resten dateren uit het Neolithicum en later. De desbetreffende zone (rood) staat weergegeven achterin het rapport. De top van het potentiële archeologische niveau ligt tussen 35 en 180 cm -mv (mediaan: 80 cm -mv). Gezien de ondiepe ligging van het archeologische niveau kunnen eventuele resten vergraven worden bij de realisatie van het woningbouwproject. Daarom adviseert Bureau voor Archeologie om in deze zone een proefsleuvenonderzoek uit te voeren om eventuele archeologische resten te karteren en waar nodig te waarderen.

De werkwijze van het onderzoek dient vastgelegd te worden in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

In het zuidwesten is de bodem diep verstoord. In het noordwesten is de bodem door zandwinning verstoord. In deze zones worden geen archeologische resten meer verwacht. In het oosten, waar holocene klei de pleistocene afzettingen afdekt, is de landschappelijke ligging vermoedelijk ongeschikt geweest voor bewoning. De kans is daarom klein dat hier behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zullen zijn. Voor deze zones wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.

Programma van Eisen

Tijdens het booronderzoek zijn diverse archeologische indicatoren aangetroffen, zodat het waarschijnlijk is dat binnen het onderzoeksgebied een archeologische vindplaats aanwezig is (of meerdere aanwezig zijn). Het booronderzoek geeft echter geen inzicht in de precieze aard en waarde van deze vindplaats. Daarom is een Programma van Eisen26 opgesteld voor een proefsleuvenonderzoek op woningbouwlocatie De Lakermaat. Het proefsleuvenonderzoek heeft betrekking op het westelijke deel van het besluitgebied, zoals is weergegeven op de onderstaande afbeelding. Het Programma van Eisen is voorgelegd en goedgekeurd door het bevoegd gezag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0033.jpg"

De ligging van het onderzoeksgebied (paars omlijnd) binnen het besluitgebied (rood gearceerd) (bron: RAAP)

Proefsleuvenonderzoek

Het proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd en wordt hier verwerkt als het is afgerond. Ondanks dat het onderzoek nog niet volledig is afgerond, is wel al duidelijk dat er in bepaalde delen van het gebied mogelijk vervolgonderzoek noodzakelijk zou kunnen zijn. Dit hangt onder andere af van de graafdiepte etc. Dit zal voorafgaand aan het uitvoeringsproces opgepakt worden.

6.9.3 Conclusie

Uit het inventariserend veldonderzoek volgt dat in een deel van het besluitgebied mogelijk vlakdekkend onderzoek aan de orde zou kunnen zijn, omdat er waarschijnlijk één of meerdere archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. De bescherming van archeologische waarden in dit deel van het besluitgebied is in de regels geborgd middels de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische Verwachting 3'.

6.10 Ontplofbare oorlogsresten

6.10.1 Algemeen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben er oorlogshandelingen plaatsgevonden in en rondom Montferland. Gezien het voorgaande is de kans aanwezig dat er zich binnen het besluitgebied nog ontplofbare oorlogsresten (OO) bevinden. Bij de aanlegwerkzaamheden c.q. grondroerende activiteiten is er een risico dat op resten van explosieven wordt gestuit. Dit aspect verdient om die reden nadere aandacht.

6.10.2 Toetsing

Voor het besluitgebied is de OO-Verwachtingskaart van de gemeente Montferland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het besluitgebied gelegen is in een gebied waar naar verwachting geen sprake is van Ontplofbare Oorlogsresten. Daarnaast ligt het besluitgebied tevens buiten de Trillingszone rondom het OO-verwachtingsgebied. Dit is weergegeven op de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0034.jpg"

OO-verwachtingskaart gemeente Montferland (bron: gemeente Montferland)

Navolging van de bijbehorende beslisboom wijst uit dat ter plaatse van het besluitgebied het Protocol 'spontaan aantreffen van OO' geldt.

Protocol 'spontaan aantreffen van OO'

Omdat vastgesteld is dat binnen de projectlocatie diverse plaatsen aanwezig zijn waar de bodem naoorlogs is geroerd, bestaat een verlaagde kans dat Ontplofbare Oorlogsrechten (OO) onopgemerkt zijn achtergebleven of teruggestort in deze naoorlogs geroerde grond. Tijdens het archeologische proefsleuvenonderzoek zijn echter een beperkt aantal munitieresten aangetroffen. Daarom zal (voor een deel van het besluitgebied) nader onderzoek plaatsvinden. Daarnaast wordt geadviseerd om personeel dat betrokken is bij de grondroerende werkzaamheden op het project te voorzien van het protocol 'Spontaan aantreffen van OO' ook als zij uitsluitend werken in naoorlogs geroerde bodem. Indien onverhoopt toch een verdacht voorwerp wordt aangetroffen waarvan vermoed wordt dat het om een munitieartikel gaat, dient dit protocol gevolgd te worden:

  • ook bij twijfel: raak het verdachte voorwerp niet meer aan;
  • leg het werk ter plaatse van de vindplaats stil;
  • neem afstand en houd de omgeving vrij van werknemers en toeschouwers;
  • neem contact op met de politie (0900-8844) en meldt de vondst van mogelijke OO;
  • bel bij een noodsituatie 112.
6.10.3 Conclusie

Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.11 Duurzaamheid

Duurzaamheid krijgt een steeds prominentere rol in onze samenleving. De Omgevingswet biedt mogelijkheden om een transitie naar een duurzamere samenleving te bevorderen. In deze onderbouwing is het begrip duurzaamheid uitgesplitst in drie categorieën; 'energietransitie', 'circulariteit' en 'klimaatadaptatie en water'.

6.11.1 Wettelijk kader

Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingswet en komt tot uiting in verschillende aspecten van de wet. Zo introduceert de Omgevingswet het begrip 'duurzame ontwikkeling' als een overkoepelend doel. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit betekent dat bij besluitvorming rekening moet worden gehouden met langetermijneffecten. Het (wettelijk) kader voor duurzaamheid onder de Omgevingswet wordt verder ingevuld door onderliggende regelgeving, zoals het Bkl en het Bbl.

Energietransitie

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stelt eisen aan de energiezuinigheid van nieuw te bouwen bouwwerken. Er gelden BENG-eisen voor de thermische isolatie, de luchtdichtheid en de technische bouwsystemen. De berekening dat aan de eisen wordt voldaan is onderdeel van een aanvraag omgevingsvergunning. Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van een alternatief voor aardgas voor verwarming.

Circulariteit

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stelt eisen aan de milieuprestatie van een woonfunctie, een kantoorgebouw en nevengebruiksfuncties daarvan (artikel 4.159 Bbl). De milieuprestatie wordt bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie gebouwen en GWW-werken.

Klimaatadaptatie en water

Voor het kader voor klimaatadaptatie en water wordt verwezen naar het beleid van rijk, provincie, gemeente en waterschap op het gebied van klimaatadaptatie en water (zie hoofdstuk 5).

6.11.2 Onderzoek energietransitie

De woningen worden goed geïsoleerd, duurzaam verwarmd en energiezuinig, zoals wettelijk is vastgelegd. Zonnepanelen, warmtepompen en andere benodigde utilitaire installaties of attributen om gebouwen duurzaam van energie en warmte te voorzien worden in het ontwerp van de gebouwen meegenomen. Ze zijn net zo'n logisch onderdeel van de architectuur als vroeger de schouw of de schoorsteen en worden met zorg in de architectuur ingepast. Door het Bureau IF-technology is de toepassing van verschillende energieconcepten onderzocht. De resultaten van het onderzoek kunnen gebruikt worden bij de uitwerking van het plan. Hoofdconclusie uit het onderzoek is dat een collectieve WKO voor het plan niet aantrekkelijk is omdat het plan, ook op de meest verdichte delen, te ruimtelijk is opgezet. Individuele oplossingen zoals Lucht- / waterwarmtepomen en bodemlussen zijn wel goed toepasbaar.

6.11.3 Onderzoek circulariteit

De ambitie wordt om zoveel mogelijk gebruik te maken van biobased (hout, stro, hennep riet) of gerecyclede/duurzame grondstoffen en materialen. Het gebruik van giftige stoffen wordt zoveel mogelijk vermeden. Het in de toekomst weer uit elkaar kunnen halen van (delen) van gebouwen om deze her te kunnen gebruiken hoort ook bij duurzaam bouwen, onder de noemer 'losmaakbaarheid.'

6.11.4 Onderzoek klimaatadaptatie en water
6.11.4.1 Water

Om de belangen van het watersysteem in de planvorming te borgen en invulling te geven aan een duurzame waterhuishouding is een weging van het waterbelang27 opgesteld. In de weging van het waterbelang wordt allereerst de huidige en toekomstige situatie binnen de besluitgebieden in beeld gebracht. Hierbij worden de verharde oppervlakken in de huidige en toekomstige situatie bepaald. Daarnaast worden ook de (geo)hydrologische eigenschappen van de besluitgebieden toegelicht. Vervolgens wordt de toekomstige waterhuishouding in beeld gebracht waarbij aangesloten wordt op het geldende beleid om de watercompensatie en de wijze van afwatering te bepalen. De resultaten worden hieronder besproken.

Huidige en toekomstige situatie

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de (verharde) oppervlakten binnen het besluitgebied in de huidige situatie.

Overzicht oppervlakken huidige situatie (bron: BOOT)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0035.jpg"

Met de ontwikkelingen binnen het besluitgebied wijzigt de inrichting van het besluitgebied. In de toekomstige situatie worden 349 grondgebonden woningen met bijbehorende parkeergelegenheid, infrastructuur en landschappelijke inrichting gerealiseerd. De parkeerplaatsen en voetpaden in het groen worden aangelegd met halfverharding. Ter plaatse van de halfverharding zal een deel van het hemelwater infiltreren. Daarom is in de berekeningen uitgegaan van 70% afstromend oppervlak vanaf de halfverharding. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de (ver harde) oppervlakten binnen het besluitgebied in de toekomstige situatie.

Overzicht oppervlakken toekomstige situatie (bron: BOOT)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0036.jpg"

Op basis van de huidige en toekomstige oppervlakken, neemt met de ontwikkelingen binnen het plangebied het verhard oppervlak met 85.914 m² (91.724 m² - 5.810 m²) toe tot een verhard oppervlak van 91.725 m² in de toekomstige situatie.

Weging van het waterbelang

Wateropgave

Om de huidige afvoersituatie niet te verslechteren is het nodig om de watercompensatie te bepalen aan de hand van de totale verharding. Vanuit het waterschap Rijn en IJssel geldt dat over de toename van verhard oppervlak 80 mm per m2 berging gerealiseerd dient te worden. Voor de Lakermaat is de project specifieke afspraak gemaakt dat er voor het waterschap 80 mm berging over het toekomstige verharde oppervlak gerealiseerd dient te worden. Vanuit de gemeente geldt een bergingseis van 40 mm per verhard m² in de toekomstige situatie. Op basis hiervan is onderstaande berging benodigd voor de ontwikkelingen binnen het plangebied:

  • Waterschap: 91.724 m² x 80 mm = 7.338 m³
  • Gemeente: 91.724 m² x 40 mm = 3.669 m³

Het oppervlaktewater dat gedempt wordt betreffen watergangen/greppels zonder Leggerstatus. Hierom hoeft dit wateroppervlak niet gecompenseerd te worden. Het oppervlaktewater met een Leggerstatus wordt verlegd. Om te voldoen aan de bergingseisen die vanuit bevoegd gezag gelden, dient binnen het plangebied 7.338 m³ berging gerealiseerd te worden.

Watercompensatie

Waterberging wordt binnen het besluitgebied voorzien in het realiseren van greppels en centrale waterbergingen door het maaiveld te verlagen. Hieronder is een schetsontwerp van de waterbergende voorzieningen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0037.jpg"

Globale ligging waterbergende voorzieningen (bron: BOOT)

Er wordt gebruik gemaakt van de volgende types waterberging:

  • Greppels achterzijde kavel: Aan de randen van het besluitgebied worden aan de achterzijden van de kavels greppels toegepast. De greppels van de verschillende kavels staan met elkaar in verbinding en worden straks gezamenlijk onderhouden.
  • Greppels openbare ruimte: Ook in de openbare ruimte worden verscheiden greppels toegepast.
  • Centrale waterberging west (wadi): Voor de woningen in het midden van het besluitgebied zijn een wadi en een verlaagd maaiveld voorzien. De centrale waterberging in het westen betreft een wadi.
  • Centrale waterberging oost (verlaagd maaiveld): Rond de watergang wordt het maaiveld verlaagd. Hierdoor ontstaat een natte natuurzone rond de watergang. Het verlaagde maaiveld niveau is lager dan het opstuwpeil gecreëerd door stuwen. In de watergang worden drie stuwen toegepast. Het gebied rond de watergang is opgedeeld in drie delen; Havezate, smalle en brede natte natuurzone.
  • Oppervlaktewater: De bestaande primaire watergang is recht gegraven. In de toekomstige situatie krijgt de watergang een natuurlijker verloop met meandering. Ter plaatse van de greppels zonder Leggerstatus wordt een verdieping van het maaiveld gerealiseerd. Hierdoor blijft de ontwateringsfuncties van de greppels behouden.

Binnen het plangebied kan tot peilopzet 6.679 m³ water worden geborgen. Bij een piekneerslag zal in de greppels en in de wadi water tot boven het peilniveau stijgen omdat de slokop's het water niet snel genoeg kunnen afvoeren. De berging bij een piekneerslag is 7.630 m³. De bergingscapaciteit komt overeen met 83 mm (7.630 m³ / 91.724 m²) ten opzichte van het toekomstig verhard oppervlak. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de eisen van het bevoegd gezag. Een resume van de beschikbare waterberging in de verschillende voorziening is weergegeven in de onderstaande tabel.

Resume beschikbare waterberging verschillende voorzieningen (bron: BOOT)

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0038.jpg"

Wijze van afwatering

Percelen aan de randen van het plangebied wateren af richting de greppels aan de achterzijde van de percelen. In deze greppels is de eerste waterberging voorzien.

Ter plaatse van een groot deel van de rijbanen komt een greppel gelegen. De rijbanen waar een greppel naast gelegen komt kunnen op een oor worden gelegd en daardoor oppervlakkig naar de greppels afwateren. Om te voorkomen dat water vanuit de greppels het maaiveld inundeert dient op 0,1 meter onder het maaiveld slokops gerealiseerd te worden. Via de slokops kan het water vanuit de hogere gelegen greppels afstromen naar de lager gelegen natte natuurzones. In de natte natuurzones wordt relatief veel waterberging gerealiseerd. Daarom is de zone geschikt als overloopgebied voor het overtollige water vanuit de greppels.

Mogelijk is op enkele locatie oppervlakkige afstroming richting een waterbergende voorziening niet mogelijk gezien de afstand. Op deze locatie dient een hemelwaterriool toegepast te worden.

Overige randvoorwaarden

Om vervuiling van het hemelwater te beperken, wordt geadviseerd het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te voorkomen conform het beleid van de gemeente en het waterschap.

Grondwater

In juni 2024 is door Buro Grondwater een geohydrologische effectenstudie uitgevoerd. Doordat de doorlaat van stuw 3 gelegen komt op NAP +13,50 m heeft het de waterloop net als in de huidige situatie een drainerend effect. Uit de geohydrologische effectenstudie blijkt dat de GHG voor een groot deel van het plangebied daalt. Ook buiten het plangebied treedt enige daling op van de GHG (maximaal 0,10 m). Het peil in de huidige watergangen ter plaatse van het beekdal is NAP +13,1 à +13,5 m en dus gelijk of lager dan het stuwpeil ter plaatse van de natte natuurzone. Een lagere GHG wordt berekend doordat het wateroppervlak veel groter is dan de watergang in de huidige situatie (de natte natuurzone wordt circa 1 m afgegraven). Hierdoor heeft de natuurzone een sterkere invloed op het grondwater dan de huidige watergang en greppels. Het effect is kleiner ter plaatse van de Havezate doordat dat het waterpeil tot NAP +14,00 m wordt vastgehouden. De GLG stijgt enigszins (circa 0,05 tot 0,10 m), met name ten gevolge van het ophogen van het terrein en aanleg van verhard oppervlak (minder verdamping).

Vuilwater

Bij een project van 349 woningen met gemiddeld 2,5 bewoners per woning, die elk 12 liter vuilwater per uur afvoeren, komt de totale afvoer uit op 10.470 liter per uur, oftewel 10,47 m³/uur of 2,9 liter per seconde. Dit vuilwater moet via twee aansluitingen op de gemeentelijke riolering worden aangesloten.

Waterkwaliteit

Aandachtpunt binnen het ontwerp is dat water op sommige ondiepe locaties langdurig stil kan komen te staan. Hierdoor zal het de waterkwaliteit afnemen. Wat kan leiden tot overlast. Daarom is aanbevolen het water zoveel mogelijk door te spoelen en aan te vullen met hemelwater. Door zoveel mogelijk overstorten van de greppels te koppelen aan het bovenstroomse deel van het watersysteem wordt zoveel mogelijk doorstroming mogelijk gemaakt. Daarnaast kan ook gedacht worden aan maatregelen als afvoer van afstromend hemelwater via bodempassages om hemelwater voor afvoer te zuiveren, zuiverende vegetatie in de waterpartijen of kunstmatige maatregelen om het water in beweging te houden dan wel van zuurstof te voorzien.

Oppervlakte water

Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. Gezien het toenemend verhard oppervlak gecompenseerd wordt en het te dempen oppervlaktewater greppels betreffen. Door het toepassen van een geknepen afvoer blijft de waterafvoer vanuit het plangebied vergelijkbaar met de huidige situatie. De geknepen afvoer dient gedimensioneerd te worden op een afvoer van 30 l/s.

Waterveiligheid

Het besluitgebied ligt niet binnen een kern- of beschermingszone van een primaire waterkering.

6.11.4.2 Klimaatadaptatie

In de 'Landelijke maatlat groen klimaatadaptieve gebouwde omgeving' komen 6 belangrijke thema's naar: gevolgenbeperking overstromingen, wateroverlast, hitte, droogte, biodiversiteit en bodemdaling. Voor de toetsing aan de landelijke maatlat worden deze thema's hieronder ten aanzien van het besluitgebied nader toegelicht.

Waterveiligheid/gevolgbeperking overstromingen

De kaarten Maximale overstromingsdiepte Nederland geven de kans op overstroming weer binnen een gebied voor 5 verschillende kans scenario's. Van boven naar beneden wordt de kans steeds kleiner, maar worden de ruimtelijke gevolgen juist groter:

  • grote kans: de kans dat een gebied ongeveer 1 keer in de 10 jaar overstroomt;
  • middelgrote kans: de kans dat een gebied ongeveer 1 keer in de 100 jaar overstroomt;
  • kleine kans: de kans dat een gebied ongeveer 1 keer in de 1.000 jaar overstroomt;
  • zeer kleine kans: de kans dat een gebied ongeveer 1 keer in de 10.000 jaar overstroomt;
  • extreem kleine kans: de kans dat een gebied ongeveer 1 keer in de 100.000 jaar overstroomt.

De onderstaande afbeeldingen laten de maximale overstromingsdiepte zien die eens in de 1.000 of eens in de 10.000 jaar kan voorkomen bij bijvoorbeeld een dijkdoorbraak. Ter plaatse van het plangebied wordt, bij de scenario's grote en middelgrote overstromingskans geen water op maaiveld verwacht. Uit de volgende afbeeldingen is af te lezen dat er een kleine kans (1 x per 1.000 jaar) bestaat dat een deel van het besluitgebied 0 tot 1,5 meter overstroomt en een zeer kleine kans (1 x per 10.000 jaar) dat een groter deel van het besluitgebied 0 tot 1,5 meter overstroomt. De kans op een overstroming is dus aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0039.jpg"

Overstromingsdiepte bij een kleine kans (links) en een zeer kleine kans (rechts)
(bron: LIWO)

Om de effecten van overstromingen te verminderen zijn maatregelen te nemen gericht op de 'overstromingtrits': schade voorkomen, schadebeperking, schuilen en evacueren. Raadpleging van de tabel voorkeursvolgorde gevolgenbeperking overstroming uit de klimaatmaatlat geeft aan dat schade voorkomen en schuilen en evacueren binnen het plangebied het meest kansrijk zijn. Maatregelen om de schade te beperken kunnen bijvoorbeeld een verhoogd vloerpeil zijn ten opzichte van de weg zodat het water niet naar binnen treedt en meterkasten, stroompunten of andere vitale installaties op de begane grond verhoogd aanleggen. Ten aanzien van schuilen en evacueren zijn maatregelen als het creëren van een duidelijk vluchtplan waarbij bewoners naar hogere verdiepingen kunnen komen en het voorzien in SOS pakketten op de hogere verdiepingen mogelijk.

Hittestress

Door klimaatverandering wordt het vaker heet in de zomer. In steden is het vaak al warmer dan de landelijke omgeving vanwege onder andere de aanwezige verhardingen, ook wel het stedelijk hitte eiland effect genoemd. Dit heeft invloed op de gezondheid, buitenruimte, leefbaarheid, water en netwerken. De onderstaande kaart presenteert de gemiddelde gevoelstemperatuur in ºC voor het tijdvak 12:00-18:00 lokale tijd op een hete zomerdag ter plaatse van het besluitgebied in het huidige klimaat. De kaart daar onder presenteert hetzelfde maar dan in 2050.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0040.jpg"

Gemiddelde gevoelstemperatuur in ºC, tijdvak 12:00-18:00 op 1 juli 2015, huidige situatie (links) en op 1 juli 2050, sterke klimaatverandering (bron: klimaateffectatlas.nl)

In de huidige situatie liggen de temperaturen in het plangebied tussen de 29° C en 39° C graden. In een toekomstige situatie liggen de temperaturen in het plangebied tussen de 32° C en de 42° C. Bij deze temperaturen ervaar je grote tot extreem grote hittestress. Met het toevoegen van bebouwing zal dit alleen maar warmer worden. Om de effecten van toegenomen hitte te verminderen, zijn maatregelen te nemen gericht op de 'hittetrits': blokkeren, ventileren en verkoelen. Het toepassen van natuurlijke materialen en groen hebben hierbij de voorkeur.

Met de realisatie van verschillende groenstructuren die zowel rondom als door het besluitgebied lopen, wordt een zeer groene woonwijk gerealiseerd, zoals is te zien in het groenstructuurplan in paragraaf 3.1.5. De toevoeging van boomgaarden, houtwallen, groen brinken en bomen langs lanen en singels zorgen voor een goede schaduwwerking binnen het gebied. De groene wiggen trekken het groen verder tussen de woningen, waardoor ook hier voor voldoende verkoeling wordt gezorgd. De maatlaat stelt de richtlijn om 40% schaduwbedekking te creëren op belangrijke loop- en fietsroutes, drinkwaterstroken en verblijfsplekken en 30% schaduw op buurtniveau op het heetste moment van de dag (15:30 uur op 21 juni). Door de bovenstaande maatregelen te nemen wordt hieraan bijgedragen.

Daarnaast wordt binnen het plangebied zo weinig mogelijk verharding en zoveel mogelijk groen toegepast, om te voldoen aan de richtlijn van 40% tot 50% warmte werende oppervlakten binnen het plangebied. Zo wordt een deel van de parkeerplekken in eerst instantie als groenzone ingericht, om te bepalen of er echt behoefte is naar deze parkeerplekken. Ook zorgen de waterstructuren, zoals het beekdal in het westen van het besluitgebied en het open water rondom de Havezate voor verdere verkoeling. Andere maatregelen die kunnen worden genomen zijn het gebruik van lichte materialen (beige of lichtgrijze tegels i.p.v. bijv. asfalt).

Met het beekdal en de verschillende gaarden die binnen het gebied wordt aangelegd, liggen alle woningen binnen 200 m van een openbaar toegankelijke koele groene plek (minimaal 200 m2 en schaduw). Hiermee wordt voldaan aan de richtlijnen van de klimaatmaatlat.

Wateroverlast

Hevige neerslag over een korte periode kan lokaal zorgen voor wateroverlast. Dit type wateroverlast komt het meest voor bij wolkbreuken in de zomer. Een groot deel van de Nederlandse straten en pleinen kunnen bij hevige buien onder water komen te staan. De meeste schade treedt op wanneer het water (over de stoepen) gebouwen instroomt. De onderstaande kaart geeft de overstromingsdiepte bij een bui die 1 keer per 100 jaar voorkomt en 2 uur aanhoudt en 1 keer per 1.000 jaar voorkomt en 2 uur aanhoudt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0041.jpg"

Overstromingsdiepte bui 70 mm per 2 uur (links) en 140 mm per 2 uur (bron: klimaateffectatlas.nl)

Uit de kaart blijkt dat een deel van het plangebied overstroomt in deze situatie. De toevoeging van verharding in het gebied kan dit in de toekomstige situatie alleen maar verergeren. In de vorige paragraaf is de weging van het water belang besproken, hieruit is gebleken dat het hemelwater wordt geborgen binnen verschillende structuren. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende types waterberging:

  • greppels achterzijde kavel;
  • greppels openbare ruimte;
  • centrale waterberging west (wadi);
  • centrale waterberging oost (verlaagd maaiveld);
  • oppervlaktewater.

Binnen het besluitgebied kan 7.151 m³ water worden geborgen. Dit komt overeen met een berging van 69 mm (7.151 m³ / 103.600 m²) over het toekomstige verharde oppervlak. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de eisen van het bevoegd gezag. Binnen het besluitgebied kan zelfs een bui die eens in de 100 jaar voorkomt grotendeels worden geborgen. Er bestaat echter wel een kans dat het besluitgebied wateroverlast ondervindt bij een bui die eens in de 1000 jaar voorkomt.

Maatregelen om de schade te beperken kunnen bijvoorbeeld een verhoogd vloerpeil zijn ten opzichte van de weg zodat het water niet naar binnen treedt.28 

Droogte

Vanwege de klimaatverandering neemt de kans op langere periodes van droogte toe, met name in de zomer. De gevolgen in een stedelijke omgeving zijn onder meer het uitdrogen van beplanting, zakken van de (grond)waterstanden en toename van de inklinking/bodemdaling in veen- en kleigebieden. De onderstaande kaarten geven de gemiddeld laagste grondwaterstand binnen het gebied weer in een gemiddeld jaar en de laagste grondwaterstand in een extreem droge zomer. In de toekomst zal dit nauwelijks veranderen ten opzichte van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0042.jpg"

Gemiddeld laagste grondwaterstand en laagste grondwaterstand in een extreem droge zomer, huidige situatie (bron: klimaateffectatlas.nl)

Uit de kaart blijkt dat het grondwater op de planlocatie gemiddeld dieper ligt dan 1,5 m onder het maaiveld. Dit betekent dat het gehele plangebied gevoelig is voor langdurige droogte, omdat naast neerslag geen sprake is van aanvulling van de bewatering via grondwater. Binnen het plangebied kan dit leiden tot schade aan infrastructuur en de verdroging van openbaar groen. Om de gevolgen van droogte te beperken, zijn maatregelen gericht op het in het besluitgebied vasthouden en hergebruik van regenwater en beperken van vochtverlies noodzakelijk.

Binnen het plangebied wordt het regenwater derhalve zoveel mogelijk opgevangen in wadi's en greppels tussen de woningen, waardoor het hemelwater zoveel mogelijk lokaal wordt geïnfiltreerd en vertraagd wordt afgevoerd richting oppervlakte- en grondwater. Daarnaast wordt een deel van de parkeerplaatsen voorzien van grasbetontegels, waardoor het regenwater in de bodem kan wegzakken, het grondwater kan aanvullen en het riool kan ontlasten. Verder is het belangrijk om beplanting toe te passen die goed bestand is tegen droogte.

Bodemdaling

Op veel plekken in Nederland daalt de bodem. Dat kan verschillende gevolgen hebben, zoals een groter risico op overstromingen als er niet geïnvesteerd wordt in waterbeheer en schade aan funderingen. Raadpleging van de bodemdalingskaart wijst uit dat de locatie niet gevoelig is voor bodemdaling. Dit blijkt ook uit het bodemonderzoek, dat heeft uitgewezen dat de bodem bestaat uit fijn tot zeer grof, zwak siltig zand en zwak zandige klei welke beperkt gevoelig zijn voor bodemdaling en inklinking.

Biodiversiteit

Mensen wonen graag in een gezonde en groene omgeving en ook voor de natuur en biodiversiteit is een groene omgeving belangrijk. De klimaatverandering heeft ook als gevolg dat de biodiversiteit afneemt. Het stimuleren van biodiversiteit is niet alleen goed voor de natuur, het draagt ook bij aan de andere thema's van klimaatadaptatie. Daarom is het belangrijk dat hier aandacht aan wordt besteed. Daarom worden binnen het plangebied bloemrijke beplanting en bloeiende bomen in de openbare ruimte toegepast, welke bijen en insecten aantrekken. Dit wordt nader toegelicht in het landschappelijk stedenbouwkundig plan en kwaliteitsplan. Hierin worden de verschillende soorten groenstructuren en fauna voorzieningen besproken waarin aandacht is besteed aan ecologie en natuurinclusiviteit. Daarnaast worden binnen het plangebied ingezet op inheemse soorten die bijdragen aan de biodiversiteit.

6.11.5 Conclusie

Het aspect duurzaamheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.12 M.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een toets om na te gaan of sprake is van een plan met grote milieugevolgen. Bij wijzigingen van het omgevingsplan en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu moet worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling in het kader van de fysieke leefomgeving een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven.

6.12.1 Wettelijk kader

De wetgeving over de milieueffectrapportage is opgenomen in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit (hierna: Ob).

  • Onder de Omgevingswet geldt de plan-m.e.r.-plicht voor een plan:
  • Dat een kader vormt voor een te nemen project-m.e.r.-plichtig of project-m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit of;
  • Waarvoor een passende beoordeling vanwege Natura 2000-gebieden nodig is.

In bijlage V van het Ob zijn de projecten genoemd met mogelijk aanzienlijke milieueffecten. Deze lijst is niet limitatief, zodat ook voor andere dan de hierin genoemde projecten moet worden bezien of sprake is van mogelijk aanzienlijke milieueffecten.

Daarnaast is er de figuur van de plan-m.e.r-beoordeling voor kleine gebieden op lokaal niveau of voor kleine wijzigingen. Deze beoordeling is alleen verplicht als het plan leidt tot mogelijk aanzienlijke milieueffecten en significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden optreden. Een plan-m.e.r.-beoordeling is ook van toepassing op plannen of programma's die een kader vormen voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten die niet in het Ob zijn genoemd.

6.12.2 Onderzoek

De beoogde ontwikkeling is te categoriseren als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals opgenomen onder Nr. J11 in Bijlage V bij het Ob. Om te beoordelen of aanzienlijke milieueffecten zijn te verwachten is een m.e.r.(-beoordeling)29 uitgevoerd. De navolgende tabel geeft een overzicht van de beoordeelde milieuaspecten en de daarbij behorende conclusies weer, zoals deze in het onderzoek aan bod zijn gekomen.

Aspect   Beoordeling milieueffecten  
Archeologie   Ter plaatse van het besluitgebied blijken gronden met een archeologische verwachtingswaarde aanwezig te zijn. Er is reeds archeologisch bureau- en karterend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het besluitgebied. Het proefsleuvenonderzoek zal uitwijzen of er archeologisch behoudenswaardige resten aanwezig zijn. Deze zullen in dat geval worden geborgd. Bovendien is er een dubbelbestemming opgenomen met vergunningplicht waardoor er geen grondwerkzaamheden mogelijk zijn zonder concluderend onderzoek ten aanzien van de archeologische waarden. Derhalve zullen er geen significant negatieve effecten optreden op het gebied van archeologie. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.  
Natuur (gebiedsbescherming)   Nabij het besluitgebied liggen verschillende Natura 2000-gebieden. Uit het stikstofonderzoek is gebleken dat de grenswaarde van 0,00 mol/ha/j op Nederlandse Natura 2000-gebieden niet wordt overschreden tijdens de aanleg- en gebruiksfase. Wel treden er stikstofdeposities van ten hoogste 0,01 mol/ha/j op Duitse Natura 2000-gebieden op. De grenswaarde in Duitsland betreft 7,14 mol/ha/j. Hier wordt ruim onder gebleven. Negatieve effecten voor het aspect gebiedsbescherming kunnen worden uitgesloten  
Natuur (soortenbescherming)   Op grond van het eerder verrichte natuuronderzoek volgt dat er mogelijk beschermde soorten in het besluitgebied aanwezig zijn. Er is een steenuilencompensatieplan opgesteld waarmee de negatieve effecten van de beoogde ontwikkeling worden gemitigeerd. Dit heeft ook een positief effect op overige aanwezige soorten. Hoe dan ook wordt er niet gebouwd voordat het compensatieplan is goed gekeurd, de omgevingsvergunning is verleend en de mitigerende maatregelen zijn uitgevoerd. Zodoende wordt het natuurbelang geborgd. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er op zijn hoogst sprake zal zijn van een beperkt negatief milieueffect. In ieder geval kan worden uitgesloten dat sprake is van een belangrijk nadelig gevolg voor het milieu.  
Water   Er wordt voldoende waterberging gerealiseerd om de toename in verhard oppervlak te compenseren. Ook voor andere wateraspecten zoals grondwater, waterkwaliteit en oppervlaktewater worden geen negatieve effecten verwacht. Zo worden er geen negatieve milieueffecten verwacht op dit aspect.  
Verkeer   De beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeersaantrekkende werking. Het verkeersonderzoek heeft aangetoond dat er zowel op wegvakniveau als kruispuntniveau geen knelpunten zullen ontstaan. Zo worden er geen negatieve milieueffecten verwacht op dit aspect.  
Geluid   Als gevolg van de ontwikkeling zal er sprake zijn van een verkeersaantrekkende werking. Hiermee kunnen veranderingen optreden in de geluidssituatie van bestaande woningen. De toename van verkeersintensiteit nabij geluidgevoelige gebouwen is voor meerdere wegen gelijk aan of hoger dan 40%. Echter, dit betreffen relatief rustige 30 km/uur-wegen waar in de huidige situatie geen overschrijdingen optreden. Ook met een toename ten gevolge van de ontwikkeling zal de standaardwaarde niet worden overschreden. Op de Hartjensstraat kan het effect beperkt worden door de maximumsnelheid te verlagen naar 30 km/uur. Echter, ook zonder deze maatregel wordt voldaan aan het Bkl. Daarmee zal ten hoogste sprake zijn van een beperkt negatief effect. Significant negatieve milieueffecten worden uitgesloten voor dit aspect.  
Luchtkwaliteit   Er zijn geen nadelige gevolgen te verwachten. Het project draagt bij volledige realisatie in 2030 of later 'Niet in Betekenende Mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Indien het project wel voor 2030 volledig gerealiseerd is, zal gezien de bestaande achtergrondconcentraties geen sprake zijn van een wezenlijke verslechtering.  

In het onderzoek zijn de relevante aspecten van het project ten aanzien van de locatie en diens omgeving getoetst. Hieruit is gebleken dat nader onderzoek benodigd is voor de aspecten archeologie en natuur. Mogelijk zullen hier beperkte effecten optreden. Echter, gezien de dubbelbestemming en vergunningsplicht voor archeologie en de benodigde mitigerende maatregelen en vergunning voor natuur zal het project niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Ten aanzien van de overige aspecten kunnen negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten. De conclusie is dan ook dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Het opstellen van een MER is daarom niet nodig.

6.12.3 Conclusie

Gelet op de kenmerken van de ontwikkeling en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn er geen belangrijke negatieve milieugevolgen te verwachten. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet nodig.

6.13 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van leegstand. Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik en de totstandkoming van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling 'buiten het stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied' mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.

6.13.1 Wettelijk kader

In het Bkl (artikel 5.129g) is bepaald dat bij een wijziging van het omgevingsplan/bopa voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling de toepassing van de ladder is vereist. Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bkl opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling wordt gedefinieerd als 'de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelvoorziening of een andere stedelijke voorziening en die voldoende substantieel is.' Of een ontwikkeling of uitbreiding voldoende substantieel is volgt uit jurisprudentie. Daaruit blijkt onder meer dat een woningbouwontwikkeling die voorziet in de realisatie van meer dan 11 woningen binnen de bebouwde kom moet worden aangemerkt als woningbouwlocatie. Ook een kantoor, detailhandelsvoorziening of bedrijf met een oppervlakte van meer dan 500 m2 brutovloeroppervlak kan worden beschouwd als een stedelijke ontwikkeling.

6.13.2 Onderzoek

Voorliggend project voorziet in de realisatie van maximaal 349 woningen en/of woonzorgeenheden en kleinschalige gemengde functies met een oppervlakte van maximaal 350 m2 verdeeld over twee locaties. Aangezien de gemengde functies een oppervlakte hebben van minder dan 500 m2, worden deze op basis van jurisprudentie niet beschouwd als een stedelijke ontwikkeling en is een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk. De woningen en/ of woonzorgeenheden betreffen wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Deze zijn daarom getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking30. In de toetsing is aangetoond dat sprake is van zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte. De ontwikkeling voorziet in een behoefte die niet binnen stedelijk gebied kan worden voorzien. De buiten stedelijk gebied gelegen ontwikkeling is daarmee gerechtvaardigd. Daarmee wordt geconcludeerd dat het project de toetsing aan de Ladder positief heeft doorlopen.

6.13.3 Conclusie

De voorliggende ontwikkeling voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is niet in strijd met het Besluit kwaliteit leefomgeving.

6.14 Activiteiten en milieuzonering

Een goede omgevingskwaliteit en de integratie van milieu en ruimte betekent het integreren van (vaak technische) milieunormen in het omgevingsplan/vergunning. In deze paragraaf is duidelijk gemaakt:

  • Of de ontwikkeling een nieuwe milieubelastende activiteit (mba's) mogelijk maakt, en zo ja;
  • Op welke manier een keuze is gemaakt in de na te streven omgevingskwaliteit binnen het gemeentelijk grondgebied vanuit het thema milieubelastende activiteiten;
  • Op welke manier aan het reguleren van de omgevingskwaliteit vanuit het thema milieubelastende activiteiten in een omgevingsplan vorm zou kunnen worden gegeven dan wel via een omgevingsvergunning kan worden geregeld.
6.14.1 Wettelijk kader

Het begrip 'milieubelastende activiteit' (mba) is als volgt gedefinieerd in de bijlage bij artikel 1 van de Omgevingswet: “activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewater lichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit”. Het gaat dus in feite om alle activiteiten die enig negatief effect op het milieu kunnen hebben (met uitzondering van 'directe lozingen' en wateronttrekkingsactiviteiten).

Het is een breed begrip; er vallen namelijk ook niet-bedrijfsmatige activiteiten, ook niet-plaatsgebonden activiteiten en tijdelijke activiteiten onder het mba-begrip.

In dit gedeelte worden regels over mba's bedoeld die op gemeentelijk niveau kunnen worden geregeld. Zie bijvoorbeeld afdeling 2.3 van de Bruidsschat, die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege in het tijdelijke deel van elk gemeentelijk omgevingsplan wordt opgenomen. Deze afdeling 2.3 is getiteld 'Milieubelastende activiteiten' en bevat gemeentelijke regels over mba's. Het Bkl bevat in hoofdstuk 5 onder andere instructieregels voor het omgevingsplan over milieu. De Bkl-regels spreken daarbij van 'activiteiten'. Uit de NvT van het Bkl blijkt dat daarmee 'milieubelastende activiteiten' worden bedoeld.

6.14.2 Quick scan milieubelastende activiteiten

In het kader van het voorgenomen plan is een QuickScan milieubelastende activiteiten31 uitgevoerd. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van 349 woningen, een woonzorgvoorziening en twee locaties waar een daghoreca-bedrijf en/of kleinschalige detailhandel gevestigd kan worden. 'Wonen' betreft geen hinderveroorzakende functie.

In de quick scan milieubelastende activiteiten is op basis van de Handreiking Activiteiten en milieuzonering en de oude VNG-publicatie 2009 getoetst of er sprake zal zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden voor gemengd gebied voor het zuidelijk deel van het besluitgebied dat binnen de geluidzone ligt van Bedrijventerrein Montferland en voor rustig gebied voor de overige gronden. Het besluitgebied grenst namelijk in het zuiden aan bedrijventerrein Montferland en woonwijken maar in het westen noorden is er maar zeer beperkte functiemenging.

Hinder ten gevolge van de ontwikkeling op de omgeving

Kleinschalige detailhandel of daghorecabedrijf

Binnen het besluitgebied zijn twee locaties aangemerkt voor de mogelijke realisatie van kleinschalige detailhandel of een kleinschalig daghorecabedrijf tot een bruto-vloeroppervlakte van 150 m2 en 200 m2 respectievelijk voor de Hartjensstraat 2 en Antoniusstraat. Het gaat om het bestaande perceel aan de Hartjensstraat 2 dat opgenomen wordt in het besluit en het nieuwe perceel gelegen tussen Antoniusstraat 21 en 25(A). De daghoreca is gericht op het hoofdzakelijk overdag (dat wil zeggen tussen zonsopkomst en zonsondergang, of, indien zonsondergang vóór 20.00 uur optreedt, tot 20.00 uur) verstrekken van dranken en etenswaren, zoals theehuisjes, paviljoens, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. De andere optie betreft de kleinschalige detailhandel.

Voor deze locaties is op basis van de nieuwe Handreiking Activiteiten en milieuzonering getoetst ten aanzien van de beoogde ontwikkeling. Tevens is ten aanzien van bestaande hindergevoelige functies getoetst op basis van de oude VNG-publicatie. Voor beide toetsingskaders blijkt dat er voor kleinschalige detailhandel en daghoreca voldoende ruimte geacht tussen de beoogde functies en de beoogde en bestaande woningen. Hier zal dus sprake zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Woonzorgvoorzieningen

Als laatste bestaat de mogelijkheid om een woonzorgvoorziening te realiseren aan de Hartjensstraat 2. Dit valt onder de VNG-functie verpleeghuis. Ten aanzien van de beoogde woningen die ook in het plan liggen wordt aan de Handreiking Activiteiten en milieuzonering getoetst. Voor deze functie geldt gebruiksruimte 1 voor geluid en functiemenging voor geur. Het perceel waar mogelijk woonzorgvoorzieningen komen komt op circa 5 meter van de beoogde woningen te liggen. Voor rustig woongebied met gebruiksruimte 1 voor geluid geldt zone 'geluid beperkt'. Dit betreft 45 dB(A) op 50 meter. Ten aanzien van de bestaande woningen geldt conform de oude VNG-publicatie een richtafstand van 30 meter. De woonzorgvoorziening komt op circa 15 meter van de bestaande woningen te liggen. Daarmee is onder beide toetsingskaders geen sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Er kunnen niet zonder meer woonzorgvoorzieningen worden gerealiseerd. Dit moet door middel van geluidonderzoek bij een omgevingsvergunning worden gewaarborgd.

Hinder ten gevolge van de omgeving op de ontwikkeling

Op basis van de vigerende bestemmingsplannen die zijn opgenomen in het tijdelijk omgevingsplan zijn de hinderveroorzakende functies geïnventariseerd. In het geval van het bedrijventerrein ten zuiden van het besluitgebied zijn, zoals in bovenstaande figuur weergegeven, gebieden met functieaanduidingen per milieucategorie bestemd en heeft het gehele bedrijventerrein een geluidzone. Ook zijn er nog enkele andere functies opgenomen met de maximale milieucategorie.

Uit de maximaal planologische situatie is gebleken dat niet kan worden voldaan aan de indicatieve richtafstanden voor de agrarische activiteiten aan de Hartjensstraat 1(A), de gemengde functie aan de Antoniusstraat en aan milieucategorie 4.2 en 5.1 van bedrijventerrein Montferland, gelegen ten zuiden van het besluitgebied evenals de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein. Daarom is gekeken naar de aanwezige bedrijven in de feitelijke situatie en wordt een geluidonderzoek ten aanzien van het gezoneerde industrieterrein uitgevoerd.

Aan de hand van de feitelijke situatie en de bijbehorende richtafstanden zijn in navolgende figuur de feitelijke richtafstanden en de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein weergegeven in de nabijheid van het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.opsglglwonlakrmaat-on01_0043.jpg"

Overzicht van het besluitgebied (gele vlakken) en de feitelijke richtafstanden in gemengd gebied voor de losse bedrijven (blauw: 30m, groen: 50m, paars: 100m) en de geluidzonering van bedrijventerrein Montferland (oranje gestreept) en het gifwolkaandachtsgebied van JCL Logistics Benelux BV (paars gearceerd)

In de feitelijke situatie wordt ten aanzien van de meeste losse bedrijven voldaan aan de richtafstanden. Er wordt echter niet voldaan aan de richtafstand voor 't Bosman Huus aan de Antoniusstraat 14a ten aanzien van het bouwvlak aan die straat en meerdere bouwvlakken liggen binnen het gifwolkaandachtsgebied van JCL Logistics Benelux B.V. aan de Distributiestraat 4a & 5.

Ten aanzien van 't Bosman Huus is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek noodzakelijk. JCL Logistics Benelux B.V. wordt nader behandeld in de quick scan omgevingsveiligheid. Verder is ten aanzien van de geluidzone van het bedrijventerrein Montferland akoestisch onderzoek uitgevoerd om de ontwikkelruimte van de aanwezige bedrijven te borgen. Ten aanzien van het aspect geluid wordt mogelijke hinder daarmee niet verwacht. In het besluitgebied zal een acceptabel woon- en leefklimaat worden gerealiseerd. Nieuwe ontwikkelingen op het gezoneerde industrieterrein zijn reeds gehouden aan de nog beschikbare uitbreidingsruimte binnen de geluidzone. Bij de invulling van de Lakermaat is maximaal planologisch rekening gehouden met de volledige invulling van de geluidzone. Nieuwe bedrijfsontwikkelingen zijn hierdoor niet onevenredig belemmerd. Ten aanzien van het aspect gevaar kunnen niet zonder vergunning risicovolle activiteiten worden gestart. Voor de overige aspecten wordt op basis van de huidige invulling van het bedrijventerrein geen hinder verwacht. Zo zal sprake zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

6.14.3 Akoestisch onderzoek gezoneerde industrieterrein

Voor de resultaten van het geluidsonderzoek aan de hand van het zonebeheersmodel voor het gezoneerde industrieterrein wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek industrie en wegverkeer. Dit onderzoek is besproken in paragraaf 6.1 van deze motivering. Er mag worden aangenomen dat eventueel benodigde maatregelen genomen zullen worden. Daarmee wordt een evenwichtige toedeling van functies aan locaties gewaarborgd en zal sprake zijn van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

6.14.4 Akoestisch onderzoek 't Bosman huus

Het akoestisch onderzoek voor 't Bosman huus wordt bij vaststelling van het TAM-omgevingsplan aan de motivering toegevoegd.

6.14.5 Conclusie

Het aspect milieubelastende activiteiten vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit.

6.15 Gezondheid

De Omgevingswet bevordert integrale besluitvorming en samenhang door alle relevante aspecten - waaronder gezondheid - in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect gezondheid. Het gaat om:

  • Het beschermen van gezondheid (is er sprake van bijzondere omstandigheden waardoor het verlenen van de vergunning leidt tot ernstige nadelige of mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid?);
  • Het bevorderen van de gezondheid, zoals bevorderen sport en ontspanning (positieve gezondheid).
6.15.1 Wettelijk kader

Volgens artikel 1.3 sub a Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit een belangrijk maatschappelijk doel van de Omgevingswet. De aspecten veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit hangen nauw met elkaar samen.

Omdat het bereiken en in stand houden van een gezonde fysieke leefomgeving een belangrijk doel is van de Omgevingswet bevat het Bkl een aantal instructieregels die specifiek de bescherming van de gezondheid en het milieu tot doel hebben. De instructieregels hebben onder andere betrekking op de aspecten geluid, geur, trillingen, luchtkwaliteit en bodem.

6.15.2 Onderzoek

In voorgaande paragrafen met betrekking tot de aspecten luchtkwaliteit, geur, spuitzonering, trillingen en geluid is geconcludeerd dat in het besluitgebied sprake is van een gezonde leefomgeving:

  • Bij een aantal gebieden dient een hogere standaardwaarde te worden opgenomen ten aanzien van industrie- en wegverkeerslawaai. De binnenwaarde van 33 dB uit het Bkl dient ten alle tijden te worden gewaarborgd. Er moet een bouwakoestisch onderzoek worden uitgevoerd voor de woningen in alle woongebieden waar een overschrijding op de rand van het bouwvlak bestaat, wanneer het definitief stedenbouwkundig ontwerp is vastgesteld. Rekening houdend met het bovenstaande, is in de woningen geen geluidhinder te verwachten;
  • In het besluitgebied is geen trillinghinder te verwachten;
  • In het besluitgebied wordt ruim voldaan aan grenswaarden voor concentraties verontreinigende stoffen in de lucht, waardoor sprake is van een goede luchtkwaliteit. Ook wordt de toepassing van houtstook zoveel als mogelijk beperkt;
  • In het besluitgebied is geen geurhinder te verwachten;
  • De woningen binnen het besluitgebied liggen buiten de richtafstanden van de bestaande en toekomstige milieubelastende activiteiten. In het besluitgebied is hierdoor geen hinder van bedrijven te verwachten. Er zal sprake zijn van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

Verder is in het stedenbouwkundig plan ruimte gereserveerd voor ruime groenstructuren, wandel en fietspaden, ontmoetingsplekken en speeltuinen. Dit zorgt ervoor dat de toekomstige inwoners kunnen verblijven in een groene omgeving en dat kinderen onbezorgd dicht bij huis buiten kunnen spelen, maar bevordert ook de biodiversiteit binnen het besluitgebied. Hiermee wordt een gezonde fysieke leefomgeving gecreëerd waarin natuur een belangrijke rol speelt. Daarnaast speelt de ontwikkeling in op het vervullen van verschillende maatschappelijke behoeften.

6.15.3 Conclusie

Bij de planvorming is rekening gehouden met gezondheid.

Hoofdstuk 7 Beperkingengebieden

Een beperkingengebied is een breed verzamelbegrip en wordt in de Omgevingswet gedefinieerd als een gebied dat bij of krachtens de wet (door Rijk of provincie) is aangewezen, waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object, regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object.

Kortgezegd zijn dit de gebieden rondom (spoor)wegen en waterstaatswerken waar beperkingen gelden. Dit betekent dat er beperkingen gelden voor activiteiten van derden, zowel ter plaatse van de weg of het waterstaatswerk alsook in de daaraan grenzende (beschermings)zones.

In het voorliggende plan zijn de beperkingengebieden voor de gasleiding en de rioolpersleiding en bijbehorende overgenomen uit het tijdelijke omgevingsplan. Het betreft de bestemmingen 'Leiding – Gas' en 'Leiding – Rioolpersleiding'.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

8.1.1 Financieel economische haalbaarheid

Overheden zijn verplicht om de kosten te verhalen. Het afsluiten van een overeenkomst tussen de initiatiefnemer van de bouwactiviteit en het bevoegd gezag heeft daarbij de voorkeur. Als het niet mogelijk is een overeenkomst af te sluiten, is de publiekrechtelijke weg verplicht. Dan verhaalt het bevoegd gezag de kosten op basis van de regels in een omgevingsplan, een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of een projectbesluit. Kostenverhaal geldt voor kostenverhaalplichtige activiteiten. Dat zijn:

  • aangewezen bouwactiviteiten;
  • aangewezen activiteiten vanwege gebruikswijzigingen.

Het overzicht van kostenverhaalplichtige activiteiten staat in artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit.

8.1.2 Kostenverhaal

De voorliggende ontwikkeling wordt gerealiseerd op initiatief van de gemeente en een projectontwikkelaar. De gemeente en de initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten waarin de rechten en plichten van zowel de ontwikkelaar als de gemeente zijn aangegeven, alsmede de definitieve regeling ten aanzien van het kostenverhaal. Met deze overeenkomst is het plan verzekerd van kostendekking. De economische uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit is hiermee voldoende aangetoond.

8.1.3 Nadeelcompensatie

In geval voor realisatie van het onderhavige initiatief een schadeveroorzakend besluit nodig is als bedoeld in artikel 15.1, eerst lid van de Omgevingswet, kan dit tot voor vergoeding in aanmerking komende nadeelcompensatie leiden. In de anterieure overeenkomst zijn afspraken met betrekking tot nadeelcompensatie vastgelegd. Zodoende is voor wat betreft nadeelcompensatie de uitvoerbaarheid van het initiatief geborgd.

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.2.1 Participatie

Op grond van artikel 10.2 van het Omgevingsbesluit wordt bij het vaststellen van een omgevingsplan aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij moet worden aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepassen van eventueel gemeentelijk participatiebeleid.

Het stedenbouwkundig plan is in samenspraak met omwonenden en geïnteresseerden en de gemeente Montferland ontwikkeld. Dit is nader toegelicht in hoofdstuk 4. Vanaf 2022 zijn hiervoor verschillende informatieavonden, omgevingsdialogen en avonden met omwonenden georganiseerd.

8.2.2 Zienswijzen

De gemeente publiceert de wijziging van het omgevingsplan digitaal via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB), het landelijke publicatieplatform. De regels van het ontwerp-omgevingsplan komen dan automatisch in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) c.q. Omgevingsloket. Via het onderdeel 'Regels op de Kaart' kan iedereen zien welke regels waar gelden.

Het ontwerp-wijzigingsbesluit en de daarbij behorende stukken worden gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd (artikel 3:11, Awb). Binnen deze termijn heeft eenieder de mogelijkheid een zienswijze in te brengen. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling. Eventuele zienswijzen worden beantwoord in een separate notitie, die te zijner tijd als bijlage bij het wijzigingsbesluit wordt opgenomen.