direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-Omgevingsplan hoofdstuk 22l, Hoeveslag 9, Didam
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01

Regels

Pre-ambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een herontwikkeling van Hoeveslag 9 en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22l] van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22l van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22l]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22l]' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Montferland

Dit plan wijzigt het omgevingsplan Montferland in die zin dat na hoofdstuk 22 een hoofdstuk 22l voor Hoeveslag 9 wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van de regels van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk [22l] zijn van toepassing op de locatie Hoeveslag 9 waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

Artikel 3 Aanvullende begripsbepalingen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de volgende begrippen gehanteerd:

3.1 plan

Het TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22l, Hoeveslag 9 Didam met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01 van de gemeente Montferland.

3.2 TAM-omgevingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer

NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01 met de bijbehorende regels.

3.3 locatievlak

een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel.

3.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

3.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

3.6 grens locatievlak

de grens van een locatievlak.

3.7 achtergevel

Een gevel van een gebouw aan de tegenovergestelde zijde van de voorgevel.

3.8 alzijdig

de gevels en eventuele erfafscheidingen van een alzijdig woongebouw hebben een visuele en functionele interactie met de omgeving. Dit betekent dat gevels moeten worden voorzien van ramen en/of deuren, dat uitsluitend inpandige bijgebouwen zijn toegestaan en de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen, op een terrein waarop een gebouw staat niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

3.9 archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

3.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.11 bebouwingspercentage

De oppervlakte van de bebouwing binnen het bebouwingsvlak of, bij afwezigheid daarvan, het locatievlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

3.12 bed and breakfast

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning of bedrijfswoning, gericht op het bieden van een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

3.13 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.

3.14 bedrijf aan huis

Een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door een bewoner van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is. Hieronder wordt mede verstaan een bed and breakfast en een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een horecabedrijf, een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het bedrijf kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of prostitutie in welke vorm dan ook.

3.15 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

3.16 beroep aan huis

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, financieel, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, persoonlijk, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken daarvan, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van kappersactiviteiten, het voeren van een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het beroep kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een beroep in de prostitutie, in welke vorm dan ook.

3.17 bestaand
  • a. Ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik; het gebruik van grond en opstallen zoals op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens bestaat.

3.18 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

3.19 bijgebouw

bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik.

3.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

3.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

3.22 bouwlaag

Een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

3.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

3.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

3.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

3.26 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

3.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens verstaan verkoop via internet, waarbij sprake is van publieksgerichte activiteiten in de vorm van een showroom en/of een afhaalpunt voor consumenten.

3.28 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen

Detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een woon-/winkelgebied niet verantwoord is.

3.29 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

3.30 evenement

Een meerdaags jaarlijks terugkerend en verplaatsbare georganiseerde gebeurtenis die meestal publiek is, maar ook besloten kan zijn.

3.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

3.32 geluidzone

zone waarbinnen het verplicht is een akoestisch onderzoek uit te voeren bij de aanvraag van een omgevingsvergunning van geluidsgevoelig object.

3.33 hoofdgebouw

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.

3.34 horeca

Hotel, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bed and breakfast en een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

3.35 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor beperkte duur en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

3.36 huishouden

Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

3.37 inpandig bijgebouw

een in het, qua uitstraling en bestemming, belangrijkste deel van het hoofdgebouw ondergebracht bijgebouw (met uitzondering van de zolderruimten boven de woonruimte), waaronder tevens wordt begrepen de ruimte op de verdieping die als zodanig is aan te merken en voor zover deze ruimte niet rechtstreeks vanuit de woonruimte toegankelijk is.

3.38 kelder

Onder de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, onder peil, aanwezige constructiedeel of -delen worden niet meegerekend voor zover die zijn gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van de scheidingsmuren) én voor zover niet rechtstreeks buiten de woning bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang.

3.39 kwaliteitsteam

Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen team van deskundigen dat de realisatie kwalitatief begeleidt en beoordeelt op basis van de beleidsregels Ruimtelijke Kwaliteit.

3.40 levensloopbestendige woning

Een woning waarbij voorzieningen voor wonen, koken, slapen en baden/douchen gelijkvloers op de begane grond van de woning of de bijbehorende bouwwerken met een primaire functie zijn gerealiseerd en waarbij al deze ruimtes rolstoeltoegankelijk zijn zonder trappen of treden.

3.41 maatschappelijke voorzieningen

Culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Hieronder wordt in ieder geval begrepen; kinderopvang en bestaande zorg.

3.42 molen

Een door windkracht aangedreven krachtwerktuig van monumentale waarde, inclusief het bouwwerk waarin bedoeld werktuig zich bevindt, dat specifiek is opgericht, bestemd of geschikt is voor de uitoefening van het maalbedrijf.

3.43 ondergeschikte functie

De functie die ondersteunend is aan de primaire functie overeenkomstig de planologische functie van het hoofdgebouw. Bij een woning zal dat in het merendeel van de gevallen gaan om een garage/berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte.

3.44 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie -geen gebouw zijnde- van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

3.45 overkapping

Een bouwwerk dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

3.46 peil
  • a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld, hierbij dient te worden uitgegaan van de oorspronkelijke hoogte van het bouwperceel;
  • c. indien in of op het water gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
3.47 permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

3.48 primaire functie

De functie conform de planologische functie van het hoofdgebouw, bijvoorbeeld de woning.

3.49 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

3.50 rug-aan-rug woning

Woning waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning.

3.51 seksbedrijf

Een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:

  • a. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elke geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd.
3.52 slopen

Het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.

3.53 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

3.54 Stedenbouwkundig ontwerp

In een stedenbouwkundig ontwerp zijn de volgende zaken vastgelegd:

  • stedenbouwkundige hoofdopzet
  • duurzaamheidsmaatregelen die op gebiedsniveau getroffen moeten worden
  • woonmilieudifferentiatie, verdeling woningtypen
  • verkeersontsluiting
  • wandel- en fietroutes
  • waterstructuur, inclusief benodigde waterberging eventueel benodigde bruggen en duikers
  • groenstructuur
  • ligging en doelgroep speelvoorzieningen
  • parkeeroplossingen in het openbaar gebied
  • afbakening deelplannen binnen project
  • afbakening grens openbaar-privé
  • principeprofielen infrastructuur.
3.55 verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het omgevingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

3.56 vloeroppervlak

De totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

3.57 voorgevel

De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of,

  • a. indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt; of
  • b. de gevel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
3.58 voorgevellijn

Denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

3.59 voorziening waterhuishouding

Voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen

3.60 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden en niet zijnde een woonwagen. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen met in ieder geval een eigen toegang, toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.

Bij levensloopbestendige woningen mogen de badruimte, toiletruimte, keuken en badkamer ook in het bijbehorend bouwwerk met een primaire functie worden gerealiseerd.

3.61 wonen

Huisvesting in een woning waarbij de bewoner(s) gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen.

3.62 woongebouw

Een woongebouw is een gebouw waarin twee of meer woningen zijn gelegen. Deze woningen zijn bereikbaar via een of meer gemeenschappelijke verkeersruimtes

3.63 woonwagen

Een voor de huisvesting van personen bestemde woonruimte die is geplaatst op een woonwagenstandplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

3.64 zijgevel

Een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel.

4.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

4.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

4.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.4 diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

4.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, uitgezonderd dakkapellen.

4.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.

4.8 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en de aangegeven maximale bouwhoogten, niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functies en activiteiten

Artikel 5 Agrarisch

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01 is aangewezen voor het gebruiksdoel 'Agrarisch'

5.2 Gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel 'Agrarisch' heeft de volgende functies:

  • c. agrarische cultuurgrond, waaronder begrepen grasland;
  • d. het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen
  • e. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • g. . landschappelijke beplanting welke kenmerkend is voor het gebied, alsmede voor de natuur en op natuurlijke wijze ingerichte poelen daar waar dit uit oogpunt van natuurdoelstellingen wenselijk wordt geacht en waterhuishoudkundig mogelijk is, in beide gevallen uitsluitend voor zover de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet wordt belemmerd;
  • h. toegangswegen ter ontsluiting van percelen met een andere bestemming, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
5.3 Gebruiksactiviteit - verboden
5.4 Algemeen
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 5.2 genoemde functies van de gronden;
  • b. Het is verboden om (bedrijfsmatig) landbouwhuisdieren te houden.
5.5 Bouwactiviteit - beoordelingsregels
5.6 Gebouwen

Op gronden zijn aangewezen als 'Agrarisch' worden geen gebouwen opgericht.

5.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
5.7.1 Algemeen

Zonder bouwvlak mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en niet zijnde bouwwerken voor mestopslag (zoals mestplaten en mestsilo's) en niet zijnde bouwwerken voor kuilvoeropslag, andere silo's, erf- en terreinafscheidingen (m.u.v. veekerende afrasteringen), paardenbakken, windmolens, teeltondersteunende voorzieningen en overkappingen;

5.7.2 Schuilgelegenheiden buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.2, sub a, ten behoeve van het bouwen van andere dan bestaande schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de locatie niet is gelegen binnen de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', of 'Waardevol landschap';
  • b. de oppervlakte van de bij het bedrijf, instelling of woning behorende agrarische gronden ten minste 7.500 m² bedraagt, met dien verstande dat voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' de oppervlakte ten minste 10.000 m² bedraagt;
  • c. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gesitueerd niet direct grenst aan het erf van een (dienst-)woning van de eigenaar/gebruiker van dat perceel;
  • d. de afstand van de schuilgelegenheid tot het bouw- of bestemmingsvlak van een derde, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd ten minste 50 m bedraagt;
  • e. de landschaps- en natuurwaarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • g. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,7 m en 4 m;
  • h. de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand;
  • i. per bedrijf, instelling of woning het aantal schuilgelegenheden niet meer bedraagt dan één;
  • j. de schuilgelegenheid niet is voorzien van een kelder.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01 is aangewezen voor het gebruiksdoel 'bedrijf '.

6.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel 'bedrijf' heeft de volgende functies:

  • a. bedrijven genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in Bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' van deze regels dan wel bedrijven welke naar aard, omvang en gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld met dien verstande dat gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagbedrijf' uitsluitend zijn bestemd voor een opslagbedrijf; '
  • b. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • c. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • d. ontsluitingen/inritten;
  • e. parkeervoorzieningen.

6.3 Gebruiksactiviteit - verboden
6.3.1 Algemeen
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 6.2 genoemde functies van de gronden;
6.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken overeenkomstig het in lid 6.2 opgenomen gebruiksdoel zonder de aanleg en instandhouding van de bomen in het groencompensatieplan dat is opgenomen in Bijlage 1. Deze beplanting dient aangelegd te worden binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van het nieuwe bedrijfsgebouw.

6.4 Bouwactiviteit - beoordelingsregels
6.4.1 Algemeen
  • a. Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies

genoemd in 4.2.

6.4.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijkgesteld met het bouwvlak;
  • c. ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 6.4.2;
  • e. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven, tenzij in het omgevingsplan anders is aangegeven, in welk geval de maatvoering niet meer bedraagt dan daar is opgenomen:

Functie van een bouwwerk   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   6   10   x   x  
Erf- en terreinafscheidingen   x   2,5   x   x  
Licht- en vlaggenmasten binnen het bouwvlak   x   12   x   x  
Licht- en vlaggenmasten buiten het bouwvlak   x   8   x   x  
Overkappingen (niet zijnde overkappingen aan de woning of aan een bijgebouw) voor zover de gronden die op grond van de bestemming voor bebouwing in aanmerking komen voor niet meer dan 50% zijn bebouwd.   x   4,5*   x   x  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   x   10   x   x  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak   x   2   x   x  

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw;

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies

Artikel 7 Aanvraagvereisten

  • a. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van omgevingsplan Montferland, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
  • 1. het bepaalde in artikel 22.284 van omgevingsplan Montferland van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden in dit plan; en
  • 2. het bepaalde in 22.286 van omgevingsplan Montferland van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit inhoudende een gebruiksactiviteit of een bouwactiviteit in dit plan;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de aan de omgevingsvergunning verbonden beoordelingsregels.

Artikel 8 Algemene beoordelingsregels gebruiksactiviteiten

8.1 Strijdig gebruik

Het is in ieder geval verboden om de gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. als stand- of ligplaats van onderkomens;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de functie gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden;
  • e. het gebruik van één afzonderlijk gebouw voor wonen in combinatie met een hotel.

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Specifieke beoordelingsregels bouwen

10.1 Bevoegdheden
  • a. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 Omgevingsplan 'Montferland' verlenen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2:
  • 1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • 2. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van locatievlakken, bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • 3. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • 4. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 10 m;
  • 5. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder lid a kan slechts worden verleend, mits:
  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Regels ter bescherming van waarden en objecten

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

11.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01 is aangewezen als 'Leiding - hoogspanningsverbinding'.

11.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' heeft als functie:

  • a. het transport van elektrische energie en de daarbij behorende bouwwerken;
  • b. de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen;
  • c. installaties ten behoeve van mobiel dataverkeer mits gekoppeld aan de bestaande masten ten behoeve van de bestemming.
11.4 Bouwactiviteit

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden als bedoeld in lid 13.3 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van palen en masten ten behoeve van de hoogspanningsleidingen niet meer mag bedragen dan 53 meter, en de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • b. voor zover gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn gelegen binnen de gronden als bedoeld in lid 13.3, mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij die andere bestemming(en), niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
11.4.1 Bouwactivtieit - beoordelingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.4 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 13.1 bedoelde andere daar voorkomende functie, niet zijnde de bouw van magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf eerst advies bij de beheerder is ingewonnen.

11.5 Omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden
11.5.1 Vergunningplicht
  • a. Het is verboden op of in de in lid 13.3 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    • 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    • 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.
  • c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a te beslissen, wint het bevoegd gezag tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 12 Waarde - Archeologische Verwachting 2

12.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

12.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1955.oplgddmfwohoeveslg-on01 is aangewezen als 'Waarde - Archeologische Verwachting 2'.

12.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' heeft als functie het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

12.4 Bouwactiviteit
12.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten
  • a. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 Omgevingsplan 'Montferland' wordt indien het bouwwerk groter is dan 1.000 m² en de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een rapport (archeologisch inventariserend veldonderzoek - IVO-overig) overlegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a geldt dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - conserverend dek' eerst een onderzoeksrapport als bedoeld onder a behoeft te worden overlegd wanneer grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden;
  • c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing;
  • d. Het bepaalde onder a. geldt niet indien:
  • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • 2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 1.000 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • 3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
12.4.2 Aanvullende vergunningvoorschriften

Indien uit het onder 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 Omgevingsplan 'Montferland':

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
12.4.3 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.26 Omgevingsplan 'Montferland', winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

12.4.4 Maatwerkvoorschrift

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

12.4.5 Beoordelingsregels
  • a. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien en voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder 1 is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
12.5 Omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden
12.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden te verrichten:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1.000 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 17.5.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit artikel een aanlegvergunning of omgevingsvergunning in dit kader is verleend.
12.5.3 Aanvullende aanvraagvereisten
  • a. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt een rapport overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. Een rapport als bedoeld onder 1 is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
12.6 Vergunningvoorschriften
  • a. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • a. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een vergunning als bedoeld in 17.5.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Hoofdstuk 5 Overgangsregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 19.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 19.1.1 met maximaal 10 %.

13.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in 19.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 19.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het bestemmingsplan c.q. (tijdelijk) omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit artikel, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.