Plan: | Plantsoensingel- Zuid |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bpsgshbwonplasinzd-on01 |
Met de ondertekening van het verdrag van Valletta heeft Nederland als lid van de Raad van Europa aangegeven dat zij de doelstelling om het Europese archeologische erfgoed veilig te stellen onderkend. Op basis hiervan ziet de Nederlandse overheid er op toe te zien dat archeologen worden betrokken bij het planningsbeleid om op deze wijze het archeologisch belang te waarborgen. Bij de totstandkoming van bestemmingsplannen dient onderzocht te worden in hoeverre de voorgenomen ontwikkelingen het archeologisch erfgoed zouden kunnen aantasten. Indien van toepassing zouden beschermende regelingen in het bestemmingsplan opgenomen kunnen worden. Als uitwerking van het Verdrag van Valetta is in 2007 de wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden.
Doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. De Wamz gaat uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden moet dan ook rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
In dit kader is er door RAAP Archeologisch Adviesbureau een bureauonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). In dit onderzoek is de geomorfologische en bodemkundige opbouw van het gebied beschreven en is een overzicht opgesteld van de bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied. Op basis hiervan is een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied opgesteld en worden aanbevelingen gedaan voor een eventueel vervolgonderzoek.
Het bureauonderzoek is uitgevoerd volgende de normen van de archeologische beroepsgroep (artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg) en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1).
Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aan het plangebied een lage kans op het aantreffen van archeologische waarden toegekend, zij het dat de westelijke helft van het plangebied tot de historische kern van 's-Heerenberg wordt gerekend. Op basis van de landschappelijke ligging kan aan het plangebied een lage archeologische verwachting worden toegekend.
Conclusie
Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek is geadviseerd om in het plangebied geen archeologisch vervolgonderzoek plaats te laten vinden. Deze advisering werd niet onderschreven door de regionaal archeoloog. Vanwege het feit dat de westelijke helft van het plangebied deel uitmaakt van de historisch kern en ter controle op eventuele bodemverstoringen werd voorgesteld om een karterend booronderzoek uit te voeren.
In januari 2011 is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is de opgestelde archeologische verwachting te toetsen. Bovendien diende het veldonderzoek verricht te worden ter controle van de historische topografische elementen en om eventuele bodemverstoringen vast te stelen. Indien mogelijk diende het veldonderzoek vervolgens een eerste indruk te geven van de aard, omvang datering en kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten.
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de top van het bodemprofiel compleet is verstoord. De verstoringen bestaan uit heterogene pakketten zand met puin. Onder deze verstoorde bovengrond zijn terrasafzettingen waargenomen. Er zijn geen aanwijzingen voor archeologische resten in het plangebied aangetroffen.
Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen ingrepen in het plangebied, is geconcludeerd dat bij de uitvoering van de plannen geen archeologische waarden zullen worden verstoord. Op basis hiervan wordt aanbevolen om het plangebied vrij te geven.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en54 van de Monumentenwet 1988 geldt een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap i.c. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS) verplicht.
Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag, de gemeente Montferland.