Plan: | kernen Loerbeek - Loil - Nieuw-Dijk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bpsgkrnkrnlrblolnd-on01 |
Sinds 1 september 2007 is in Nederland nieuwe archeologiewetgeving van kracht (Wet op de archeologische monumentenzorg – Wamz). Deze wet heeft verschillende bestaande wetten gewijzigd, (zoals de Monumentenwet 1988, Woningwet en Wro) en is een juridische vertaling van het Verdrag van Malta, dat in 1992 door Nederland werd ondertekend en uiteindelijk in 2007 werd geïmplementeerd in wetgeving. Voornaamste oogmerk van dit verdrag en de hieraan gekoppelde wettelijke regeling is een betere bescherming van het (Europees) archeologisch erfgoed, als zijnde een onmisbare bron voor de kennis van het verleden.
Het uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten (behoud in situ). Archeologisch materiaal in de bodem is onvervangbaar en daarom kwetsbaar: eenmaal vernietigd, komt het niet meer terug. Opgraven (behoud ex situ), is om die reden een noodoplossing. Na een opgraving is het bodemarchief niet meer te raadplegen in relatie tot zijn context. Het is dus zaak om zuinig te zijn op ondergronds aanwezige archeologische waarden. Behoud ter plekke - in situ dus - stelt het bodemarchief het beste veilig. Dat lukt echter niet altijd omdat de beschikbare ruimte vaak te beperkt is om op een alternatieve plek huizen te bouwen of om een bedrijventerrein ergens anders aan te leggen.
In de afgelopen jaren is er veel gebouwd / aangelegd, waardoor de bodem op veel plaatsen flink verstoord is. In veel van die gevallen heeft er geen onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van belangrijke archeologische waarden in de bodem. Veel is dus ongezien verloren gegaan. De Wamz brengt daar nu verandering in. Bodemverstoringen worden er natuurlijk nog steeds gepland, maar archeologisch vooronderzoek is nu op bepaalde locaties verplicht. Een dergelijk onderzoek moet uitwijzen of er mogelijk belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn. Die informatie leidt dan tot een afweging van belangen en een beslissing over wat de beste manier is om daarmee om te gaan.
Om een juiste afweging hiertoe te verankeren, is in het kader van de ruimtelijke ordening bepaald dat er tijdig gedacht dient te worden aan de mogelijkheid dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn. In de Wamz met doorvertaling in o.a. de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen c.q. bij ontheffingen aangegeven moet worden welke archeologische waarden en verwachtingen zich in de bodem bevinden en hoe hiermee wordt omgegaan. Door middel van een aanlegvergunningenstelsel moeten deze waarden tegen bodemingrepen worden beschermd.
Gelet hierop is het van belang om een op gemeentelijk niveau gedetailleerde archeologische verwachtings- en maatregelenkaart te hebben.
De gemeente Montferland heeft daarom een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart en een cultuurhistorsche waardenkaart vervaardigd, die een gedifferentieerd beeld laten zien van de archeologische verwachting en de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente en die bovendien inzicht biedt in de gaafheid van bodem en reliëf.
Voor de gehele gemeente is dit weergegeven op een “Maatregelenkaart”. De betreffende kaart kan als beleidsadvieskaart worden gebruikt.
Loerbeek
De kern Loerbeek heeft volgens de “Maatregelenkaart” een (middel)hoge verwachtingswaarde (AWV 5). Indien behoud in situ niet mogelijk is, dient voorafgaand aan eventuele planvorming en voorafgaand aan vergunning verlening voor bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een oppervlak van meer dan 100 m² inventariserend archeologisch onderzoek conform de richtlijnen KNA te worden uitgevoerd.
Loil
De kern Loil heeft volgens de “Maatregelenkaart” deels een archeologische waarde (AWG 4, dit betreft de historische kern), deels (middel)hoge archeoloische verwachting (AWV 5) en deels een lage verwachting (AWV 7). Voor de zone van de historische dorpskern geldt dat, indien behoud in de huidige staat niet mogelijk is, bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en een oppervlakte groter dan 30 m2 voorafgaand aan de vergunningverlening, een archeologisch en/of bouwhistorisch bureauonderzoek met eventueel karterend veldonderzoek en/of bouwhistorische opname verplicht is. Voor de (middel)matige verwachtingsgebieden geldt dat Indien behoud in situ niet mogelijk is, voorafgaand aan eventuele planvorming en voorafgaand aan vergunning verlening voor bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een oppervlak van meer dan 100 m² inventariserend archeologisch onderzoek conform de richtlijnen KNA dient te worden uitgevoerd. Voor de gebieden waar een lage verwachtingswaarde geldt, wordt alleen voor terreinen groter dan 2.500 m² onderzoek zinvol geacht.
Nieuw-Dijk
De kern Nieuw-Dijk heeft volgens de “Maatregelenkaart” een klein een (middel)hoge archeologische verwachting (AWV 5) en een klein deel een middelmatige verwachting (AWV 6). Voor het grootste deel heeft de kern een lage verwachting (AWV 7). Voor de hoge en middelmatige verwachtingsgebieden geldt dat Indien behoud in situ niet mogelijk is, voorafgaand aan eventuele planvorming en voorafgaand aan vergunning verlening voor bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een oppervlak van meer dan 100 m² inventariserend archeologisch onderzoek conform de richtlijnen KNA dient te worden uitgevoerd. Voor de gebieden waar een lage verwachtingswaarde geldt, wordt alleen voor bodemingrepen dieper dan 30cm – Mv en een oppervlakte groter dan 2.500 m² onderzoek zinvol geacht.
Voor alle drie de kernen geldt vanwege het conserverend karakter dat alleen bij nieuwe ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het bodemarchief; afhankelijk van de trefkans zal eventueel aanvullend archeologisch onderzoek plaats moeten vinden.