direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Didam - Korenbloemhof
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgddmwonkorenblo-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2010 heeft de raad van de gemeente Montferland het bestemmingsplan 'Loilseveld, Didam' vastgesteld. Met dit bestemmingsplan is de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk van 25 woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen zijn ontwikkeld om een nieuwe dorpsrand te realiseren. Op dit moment is het overgrote deel van deze woningen gebouwd.

Door de gewijzigde woningmarktomstandigheden is door een projectontwikkelaar, die eigenaar is van een deel van de gronden in het gebied, gevraagd of een woning kan worden toegevoegd en of geschoven kan worden met typologieën.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van Didam en grenst aan de huidige dorpsrand en de al deels ontwikkelde nieuwbouwwijk Loilseveld. Het plangebied kent al de bestemming voor woningbouw en ligt op dit moment braak in afwachting van de start van de bouw. Het plangebied is ongeveer 0,4 ha. groot en betreft het kadastrale perceel gemeente Didam, sectie O, nummer 1592. Op de onderstaande luchtfoto staat het gebied aangegeven waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmwonkorenblo-on01_0001.png"

situering plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan “Woonwijken Didam”, dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Montferland op 28-06-2012. In dit bestemmingsplan is vastgelegd hoeveel woningen maximaal mogen worden gebouwd en op welke plek vrijstaand of halfvrijstaande woningen zijn toegestaan.

Voor het bestemmingsplan “Woonwijken Didam” gold het bestemmingsplan “Loilseveld Didam” dat de planologische ontwikkeling van woningen voor het eerst mogelijk maakte.

Het verzoek van de ontwikkelaar voldoet niet aan het bestemmingsplan en is beoordeeld op zijn planologische en milieutechnische inpasbaarheid. Hieruit blijkt dat medewerking aan het verzoek niet stuit op planologische of milieutechnische bezwaren. Het onderhavige bestemmingsplan “Didam - Korenbloemhof” schept de planologische en juridische randvoorwaarden voor het toevoegen van 1 woning en een verschuiving van woningtypologieën.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een set regels, een digitale verbeelding en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader weergegeven, waarna in hoofdstuk 4 de haalbaarheid van het plan wordt aangetoond voor wat betreft milieuaspecten, water, archeologie en flora en fauna. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische planopzet en hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Historische ontwikkeling

Didam werd ca. 1.250 jaar geleden voor het eerst genoemd. De naam veranderde gedurende de eeuwen meerdere malen, totdat eind 14e eeuw voor het eerst de huidige naam 'Didam' werd gebruikt. De natuurlijke gesteldheid van Didam lokte in de voorhistorie tot de vorming van een relatief dichte bebouwing. In het noorden en westen lagen broeklanden terwijl de rest bestond uit hogere gronden bedekt met bos en heide. Op de grenzen van hoog en laag ontstonden de eerste nederzettingen of buurtschappen, waaronder Loil. De belangen van de Heren van Gelre en Kleef ontmoeten elkaar in Didam. Daarom hadden beiden in Didam een militair steunpunt, namelijk kasteel Didam (Gelre) en kasteel Loil ( Kleef). De projectlocatie bevindt zich ruwweg tussen Didam en Loil. Van oudsher is het gebied in agrarisch gebruik.

2.2 Huidige situatie

De kern Didam maakt deel uit van de gemeente Montferland, in het zuidoosten van de provincie Gelderland. Deze gemeente is op 1 januari 2005 ontstaan door een gemeentelijke herindeling uit de opgeheven gemeenten Bergh en Didam. Aan de zuidzijde van de gemeente ligt de landsgrens met Duitsland. Didam vormt de hoofdkern van de gemeente, waar ook het gemeentehuis is gevestigd.

Ten noorden van Didam ligt het dorp Loil. De beide kernen liggen direct aan elkaar maar worden van elkaar gescheiden door de provinciale weg N813 (Doetinchemseweg). Het Loilsche Veld ligt aan de oostelijke zijde, juist tussen Didam en Loil in. Het betreft een betrekkelijk grootschalig open agrarisch gebied.

Op deze locatie is een nieuwbouwwijk in ontwikkeling genomen, waarbij 14 woningen zijn gebouwd. De overige woningen moeten nog gebouwd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmwonkorenblo-on01_0002.png"

Luchtfoto bestaande situatie

2.3 Plangebied

Het plangebied vormde voorheen een deel van het akkergebied het Loilseveld. Het plangebied ligt aan de oostzijde van Didam en grenst aan de westelijke zijde aan de huidige dorpsrand. Voor het overige grenst de locatie aan het buitengebied, dat in agrarisch gebruik is. Het omringende gebied bestaat uit kleinschalige landbouw en natuur. Rondom en in het plangebied komen weinig beplantingselementen voor. Het plangebied kan voor het grootste deel worden gekenmerkt als een open agrarisch gebied. Alleen aan de zuidrand is sprake van enige opgaande begroeiing (bomen). Het plangebied van het Loilseveld is ca. 0,4 ha. groot.

Ten opzichte van de bestaande planologische situatie vindt een wijizging plaats in het noordelijk deel. Op dit moment zijn hier 3 vrijstaande en 4 halfvrijstaande woningen toegestaan. De eigenaar heeft echter verzocht om de typologien te wijzigen naar 2 halfvrijstaande en 6 vrijstaande woningen. Hieronder staan de oude verkaveling en de nieuwe verkaveling naast elkaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmwonkorenblo-on01_0003.png"

Oude verkaveling Nieuwe verkaveling

In de nieuwe verkaveling is de vrijstaande woning in het midden vervangen door een halfvrijstaande woning en zijn de halfvrijstaande woningen vervangen door vrijstaande woningen. Doordat geschoven is met typologieën zijn de kavelgroottes ook veranderd en is er een extra bouwkavel ontstaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Aangezien dit bestemmingsplan een marginale onderschikte wijziging is ten opzichte van het bestemmingsplan "Woonwijken Didam" en het voorheen geldende bestemmingsplan "Loilseveld Didam" is het niet noodzakelijk om een uitvoerige beschrijving te geven van het Rijksbeleid. Evenals bij de vorige plannen is nog steeds sprake van een ontwikkeling die past binnen het beleid. Voor een uitgebreide beschrijving van dit beleid wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Loilseveld, Didam'.

3.2 Provinciaal beleid

Aangezien dit bestemmingsplan een marginale onderschikte wijziging is ten opzichte van het bestemmingsplan 'Woonwijken Didam' en het voorheen geldende bestemmingsplan 'Loilseveld Didam' is het niet noodzakelijk om een uitvoerige beschrijving te geven van het provinciaal beleid. Evenals bij de vorige plannen is nog steeds sprake van een ontwikkeling die past binnen het beleid. Voor een uitgebreide beschrijving van dit beleid wordt verwezen naar deze bestemmingsplannen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Woningbehoefteonderzoek gemeente Montferland 2009

Woningbouwprojecten moeten qua programmering voldoen aan de Visie op de woningbouw 2010-2020 (Actualisering woningbehoefteonderzoek gemeente Montferland 2009). Dit woningbehoefteonderzoek is de actualisering van de Woonkwaliteitvisie 'Montferland, Visie op de woningbouw 2005-2015 (woningbehoefte onderzoek 2006) en schetst een beeld van de woningbehoefte voor de komende tien jaar.

In het algemeen wordt gesteld dat nieuwe woningen een positieve bijdrage dienen te leveren aan de doorstroming en wooncarrière van inwoners van Montferland. Met dit bestemmingsplan worden een enkele nieuwe woning toegevoegd. Verder is alleen de situering en de typologie van 1 woning aangepast. Dat maakt de wijziging dermate ondergeschikt dat deze ontwikkeling past binnen gemeentelijk volkshuivestelijk beleid.

3.3.2 Structuurvisie en beeldkwaliteitplan Didam

De nota Structuurvisie en Beeldkwaliteitplan Didam is op 25 juni 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en geeft een antwoord op de vraag op welke wijze de potenties van Didam het best tot hun recht komen, en welke ruimtelijke ingrepen daarvoor nodig zijn, rekening houdend met de huidige beperkingen daarvan. De kernpunten in de structuurvisie zijn:

Behoud en versterken dorps karakter

De kwaliteiten van het dorpse karakter zijn:

  • de maat en schaal van de bestaande bebouwing: overwegend twee verdiepingen met kap;
  • een duidelijk herkenbaar dorpscentrum, met daar de concentratie van voorzieningen;
  • ruimte voor lucht en groen

De nieuwe woningen aan op het Loilseveld voldoen aan deze wensen ten aanzien van het behoud en versterken van het dorpskarakter. Het toevoegen van 1 woning en de typologie van 1 woning veranderen van halfvrijstaand naar vrijstaand en elders andersom verandert hier niets aan. Dit plan voldoet dus aan de structuurvisie op dit punt.

Versterken groen en openbare ruimte

Het gewaardeerde dorpse karakter van Didam wordt voor een deel bepaald door het aanwezige groen. Met name de verschillende parken spelen hierin een belangrijke rol. In de structuurvisie wordt ingezet op:

  • een kwalitatieve verbetering;
  • verbeterde toegankelijkheid van het groen;
  • verbeteren van de zichtbaarheid van het aanwezige groen;
  • verbeteren van de onderlinge relaties en verbindingen tussen de groene elementen.
  • De parken en het groen langs de verschillende wegen vormen de basis voor verdere ontwikkeling.

Ook in het Loilseveld zijn verschillende groenelementen voorzien, waaronder een centrale groenvoorziening midden in de wijk en een landschappelijke groene inpassing rondom. Deze groenvoorziening en de groene inpassing blijven ongewijzigd na de wijziging van het bestemmingsplan, de wijziging in typologie en de toevoeging van 1 woning is niet van invloed op de ligging en omvang van de voorziene groenvoorziening.

Versterken herkenbaarheid hoofdwegenstructuur
Doel is om de herkenbaarheid en functie van de hoofdstructuur en overige wegen teversterken. Concreet betekent dit:

  • onderscheid in inrichtingsniveau: hoogwaardig (centrumgebied en hoofdontsluitingswegen), standaard (overige wegen, erftoegangswegen en openbare ruimte buurt);
  • inrichting die hoort bij de maximale rijsnelheid;
  • het aanzetten van hoofdontsluitingswegen met bomen/laanbeplanting.

De straat de Korenbloemhof is gelegen in een in aanbouw zijnde woonwijk. De wijk kent in feite een hoofdontsluitingsweg Deze wegenstructuur wordt niet aangetast door deze bestemmingsplanwijziging.

3.4 Conclusie

De aanpassing van het bouwproject door de toevoeging van 1 woning en het veschuiven van typologien past binnen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische afweging

4.1 Aanpassing verkaveling en typologie – verantwoording gemaakte keuzen

Zoals beschreven is in de nieuwe verkaveling de voorheen geprojecteerde vrijstaande woning in het midden vervangen door een halfvrijstaande woning en zijn de halfvrijstaande woningen vervangen door vrijstaande woningen. Doordat geschoven is met typologieën zijn de kavelgroottes ook veranderd en is er een extra bouwkavel ontstaan. Hiermee ontstaat een verdichting van het plangebied, maar deze is in onze optie niet onevenredig. De kleinste bouwkavel voor vrijstaande woningen is nog steeds 571m² en voor halfvrijstaande woningen bijna 400m². Het gewenste beeld van ruime woningen op ruimte kavels blijft hiermee overeind.

4.2 Relevante onderzoeken – planologische inpassing

Ten aanzien van de uitkomsten van de uitgevoerde relevante onderzoeken, verwijzen we naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Loilseveld Didam'. Daarin staat beschreven dat de ontwikkeling van woningen op deze locatie geen nadelig effect heeft op aspecten zoals de waterhuishouding, flora en fauna, luchtkwaliteit, geluid, archeologie, verkeer en parkeren en milieu. Hetzelfde geldt voor de molenbiotoop. Aangezien de nok- en goothoogte gelijk blijven en alleen de bouwblokken verschuiven en de typologie wijzigt, wordt de windvang van de molen (de Korenbloem) niet verslechterd.

De wijziging van de verkaveling en typologie heeft geen invloed op de onderzoeksresultaten zoals opgenomen in de rapporten die ten grondslag lagen aan de hiervoor genoemde toelichting. Wij verwijzen daarom naar deze rapporten en toelichting om aan te tonen dat de beoogde ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt, planologisch mogelijk is. Ter aanvulling hierop wordt hieronder nog kort ingegaan op de verschillende planologische aspecten.

4.3 Duurzaamheidsladder

Sinds het bestemmingsplan 'Woonwijken Didam' en 'Loilseveld, Didam' is vastgesteld, is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen dat bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Aangezien het hier een aanpassing van de verkaveling betreft (met de toevoeging van planologisch gezien 1 woning) en een wijziging in woningtypologie, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dient derhalve niet te hoeven worden aangetoond dat het plan in een regionale behoefte voorziet.

4.4 Provinciale ladder

Ook in de provinciale verordening wordt verwezen naar de duurzaamheidsladder en gestelt dat er met een ontwikkeling voldaan wordt aan een regeionale behoeft. De vraag of er een regionale behoefte is aan de voorziene woningen, wordt getoetst aan de regionale afspraken die zijn gemaakt ten aanzien van de woningbouwprogrammering.

Door de Stadsregio Arnhem- Nijmegen is het rapport "Woningmarktonderzoek en woonagenda 2014-2020 Stadsregio Arnhem - Nijmegen" opgesteld. De regionale agenda en in het bijzonder het woningbouwprogramma speelt bij de duurzaamheidsladder een erg belangrijke rol. Op basis van de woningmarktanalyse zijn over de gehele regio afspraken gemaakt om tot een kwalitatief programma te komen.

Het toevoegen van nieuwe woningen moet in een gezonde verhouding staan tot de behoefte. De regionale woonagenda geeft het kader voor de afgesproken vervolgstappen. De concrete richting voor het vaststellen en waar nodig bijstellen van het woningbouwprogramma (kwantitatief èn kwalitatief) is uitgewerkt in de subregionale woonagenda's. De gemeente Montferland valt, samen met de gemeenten Doesburg, Duiven, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar onder de subregio De Liemers.

In De Liemers is nu nog sprake van huishoudensgroei, maar vlakt dit sterk af in de periode 2020-2030. In het westelijk deel van De Liemers heeft de groei in de afgelopen decennia geleid tot een relatief jonge huishoudenssamenstelling, die leidt tot een natuurlijke huishoudensgroei. In het oostelijk deel van de Liemers zal in de toekomst als eerste sprake zijn van een nulgroei in huishoudens en een omslag naar krimp. In de regionale analyse en agenda is aangegeven dat het woningbouw-programma in De Liemers de behoefte, zoals deze blijkt uit de huishoudensprognose, overstijgt. Het daarom van belang om duidelijk te sturen in aantallen woningen en wanneer de woningen worden gerealiseerd.

Tot 2020 hebben de gemeenten binnen de subregio De Liemers afgesproken samen 1.940 woningen te gaan bouwen. Dit aantal is afgeleid van de behoefteonderzoeken die ten grondslag liggen aan de regionale woningbouwafspraken. Voor de gemeente Montferland is afgesproken dat tot 2020 419 woningen gebouwd kunnen worden volgens de woningbehoefte. Deze, en andere, afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst.

Stoplichtmodel

De huidige wijze van sturen met harde en zachte plannen past niet meer bij de ontwikkelingen op de woningmarkt. Onzekere prognoses, harde plannen die niet aansluiten op de behoefte en een afnemende groei van de huishoudens, vragen om meer flexibiliteit. Met het stoplichtmodel kunnen gemeenten focussen op de realisatie van plannen die direct aansluiten op de behoefte (code groen). Gemeenten kunnen plannen met potentie vanwege de goede locatie, of een programma dat bij aantrekkende groei weer zal voldoen aan de vraag, faseren, uitstellen of herprogrammeren. Dit zijn plannen die ook voldoen aan een goede ruimtelijke ontwikkeling en in principe gerealiseerd kunnen worden vanaf 2020 (code oranje). Plannen die blijvend niet aansluiten op de behoefte worden uit de markt genomen (code rood, niet aanwezig in de gemeente Montferland). Het stoplichtmodel is geen eindpunt maar is een instrument om een proces van woningbouwprogrammering en afstemming daarover te ondersteunen. Zo kunnen voorziene woningbouwprojecten van kleur wisselen naarmate ze al dan niet concreet worden of zijn aangepast. Zo kunnen plannen die nu groen licht hebben verkleuren naar oranje als ontwikkeling voor 2020 niet meer is voorzien. Andersom geldt het ook. Als een woningbouwprogramma op oranje staat, dan kan deze verkleuren naar groen. Voorwaarde is dan wel dat een ander 'groen' programma verkleurt naar oranje.

In de “Overeenkomst over het woningbouwprogramma in de Liemers voor de periode tot 1.1.2020 op basis van het stoplichtmodel” is onder 'afspraak 2' onder C het volgende opgenomen: “De regels voor het schuiven van Oranje (of nieuwe initiatieven) naar Groen gelden niet voor plannen die kleiner zijn dan 6 woningen. Deze kunnen gemeenten (via de reguliere planologische procedure) in ontwikkeling nemen. Deze woningen zullen bij de eerstvolgende actualisatie meegenomen worden in het programma.”

Aangezien dit een bestemmingsplan betreft dat planologisch 1 woning toevoegt, zal deze woning bij de eerstvolgende actualisatie worden meegenomen.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

4.5.1 Cultuurhistorie

Ten noorden van het plangebied, op enige afstand, aan de Kloosterstraat staat de bestaande molen “De Korenbloem”. Op grond van de Handleiding Molenbiotoop geldt dat voor deze beltmolen de windvang gewaarborgd moet blijven. Dit betekent dat in de omgeving van de molen rekening gehouden moet worden met de bouwhoogtes van nieuw op te richten bebouwing.

In oktober 2009 heeft het bureau Peutz onderzoek gedaan naar de invloed van de bouw van 25 woningen in het Loilseveld op het functioneren van de molen. Daarnaast is in het onderzoek ook rekening gehouden met de voorgenomen woningbouw in Loil zelf, ten noordwesten van de molen aan de Kloosterstraat. Uit dit onderzoek blijkt dat gezien de reeds aanwezige belemmering ten gevolge van de bestaande bebouwing aan de noordzijde van de molen de invloed van de nieuwbouw op het aantal mogelijke draaiuren van de molen in de praktijk wat lager zal uitvallen dan 2%. Deze afname is minimaal, hoewel elk percentage in theorie er een teveel is. In relatie tot de belangen van de ontwikkeling van de woningen in het Loilseveld wordt dit windverlies acceptabel geacht.

Daarnaast is er sprake van een open verkaveling waardoor feitelijk geen sprake is van een gesloten wandvorming ten opzichte van de molen. In aansluiting hierop speelt ook de richting van de rijbanen (namelijk noord-zuid georiënteerd) in op de richting van de windstromen. Tot slot wordt erop gewezen dat voor dit plan welstandscriteria zijn vastgesteld door de gemeenteraad. In deze criteria is opgenomen dat de kapvorm van de woningen moet bestaan uit een schildkap, een vorm die gunstig is voor de windval.

Daarnaast is na overleg met de Stichting de Hollandse Molen en de Stichting Vrienden van de Gelderse Molen het plan aangepast. Zo is de maximale bouwhoogte verlaagd tot 11 meter. Daarnaast is noord-zuid oriëntatie van het plan geroteerd om nog meer op de windstromen in te spelen.

De wijziging van de verkaveling en typologie heeft geen invloed op deze onderzoeksresultaten en conclusies. De bouwhoogte van de woningen en ook de afstand tot de molen (230 Meter) blijven ongewijzigd waardoor de uitkomsten uit het rapport van Peutz niet anders worden. Conclusie is dat door de gelijk blijvende afstand en bouwhoogte, de invloed van de nieuwbouw op het aantal mogelijke draaiuren van de molen lager dan 2% zal blijven. Daarmee is de wijziging van het plan niet van invloed op het aantal draaiuren van de molen.

4.5.2 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is in Nederland nieuwe archeologiewetgeving van kracht (Wet op de archeologische monumentenzorg – Wamz). Deze wet heeft verschillende bestaande wetten gewijzigd, (zoals de Monumentenwet 1988, Woningwet en Wro) en is een juridische vertaling van het Verdrag van Malta, dat in 1992 door Nederland werd ondertekend en uiteindelijk in 2007 werd geïmplementeerd in wetgeving. Voornaamste oogmerk van dit verdrag en de hieraan gekoppelde wettelijke regeling is een betere bescherming van het (Europees) archeologisch erfgoed, als zijnde een onmisbare bron voor de kennis van het verleden. Het uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten (behoud in situ). Archeologisch materiaal in de bodem is onvervangbaar en daarom kwetsbaar: eenmaal vernietigd, komt het niet meer terug. Opgraven (behoud ex situ), is om die reden een noodoplossing. Na een opgraving is het bodemarchief niet meer te raadplegen in relatie tot zijn context. Het is dus zaak om zuinig te zijn op ondergronds aanwezige archeologische waarden. Behoud ter plekke - in situ dus - stelt het bodemarchief het beste veilig. Dat lukt echter niet altijd omdat de beschikbare ruimte vaak te beperkt is om op een alternatieve plek huizen te bouwen of om een bedrijventerrein ergens anders aan te leggen. In de afgelopen jaren is er veel gebouwd / aangelegd, waardoor de bodem op veel plaatsen flink verstoord is. In veel van die gevallen heeft er geen onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van belangrijke archeologische waarden in de bodem. Veel is dus ongezien verloren gegaan. De Wamz brengt daar nu verandering in. Bodemverstoringen worden er natuurlijk nog steeds gepland, maar archeologisch vooronderzoek is nu op bepaalde locaties verplicht. Een dergelijk onderzoek moet uitwijzen of er mogelijk belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn. Die informatie leidt dan tot een afweging van belangen en een beslissing over wat de beste manier is om daarmee om te gaan. Om een juiste afweging hiertoe te verankeren, is in het kader van de ruimtelijke ordening bepaald dat er tijdig gedacht dient te worden aan de mogelijkheid dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn. In de Wamz met doorvertaling in o.a. de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen c.q. bij afwijkingen aangegeven moet worden welke archeologische waarden en verwachtingen zich in de bodem bevinden en hoe hiermee wordt omgegaan. Door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden' moeten deze waarden tegen bodemingrepen worden beschermd. Gelet hierop is het van belang om een op gemeentelijk niveau gedetailleerde archeologische verwachtings- en maatregelenkaart te hebben. De gemeente Montferland heeft daarom een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart en een cultuurhistorische waardenkaart vervaardigd, die een gedifferentieerd beeld laten zien van de archeologische verwachting en de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente en die bovendien inzicht biedt in de gaafheid van bodem en reliëf. Voor de gehele gemeente is dit weergegeven op een “Maatregelenkaart”. De betreffende kaart kan als beleidsadvieskaart worden gebruikt.

Voor een aantal locaties hebben sinds het opstellen van het beleid reeds archeologisch onderzoek en opgravingen plaatsgevonden. Dit betreft onder andere de locatie het 'Loilseveld', waar voor de projectlocatie in 2007 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) door onderzoeksbureau BAAC is uitgevoerd. Volgens het booronderzoek komt ter plaatse van het plangebied een esdek voor. Dat is mogelijk ontstaan door het ophogen van het land door middel van plaggen doordrenkt van mest en nederzettingsafval. Tijdens het booronderzoek is gebleken dat het esdek nergens dikker is dan 40 cm zodat de bodem niet als enkeerdgrond geclassificeerd kan worden. Het noordelijke plangebied is recentelijk verstoord door diepploegen. Hierdoor is der verwachting voor het aantreffen van sporen laag. Deze bestemmingsplanwijziging heeft betrekking op dit noordelijk gebied. Derhalve bestaat er vanuit het oogpunt van archeologie geen bezwaar tegen het aanpassen van de verkaveling (met de toevoeging van planologisch gezien 1 woning) en een wijziging in woningtypologie.

4.6 Bodem

Met betrekking tot de kwaliteit van bodem en grondwater kan worden opgemerkt dat het onderhavige plan een aanpassing van situering van de woningen betreft. Voor heel de wijk Loilseveld is bodemonderzoek gedaan. Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens is er voor de bodem binnen het Loilseveld van uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering voor het voorgenomen gebruik. Sindsdien hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in de regelgeving of de omgeving van het plangebied.

4.7 Externe veiligheid

Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Loilseveld, Didam' is gebleken dat ter plekke van het plangebied wordt voldaan aan de eisen van de externe veiligheid en van een goede ruimtelijke ordening. Het aspect externe veiligheid legt dus geen beperkingen op voor realisatie van het plan. Sindsdien hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in de regelgeving of de omgeving van het plangebied.

4.8 Flora en fauna

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Het plangebied bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of andere natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde. Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van een samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur: Natura 2000. Twee van de regelingen die deze ecologische hoofdstructuur tot stand moeten brengen én veel gevolgen kunnen hebben voor ruimtelijke plannen zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde vogelsoorten. De Habitatrichtlijn heeft tot doel de habitats van zeldzame planten- en diersoorten te beschermen.

Alle thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur moeten onder de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. De Habitatrichtlijn bevat een lijst met beschermde habitats en soorten. Op basis van deze lijsten is onderzocht welke gebieden van belang zijn voor deze soorten. De ecologisch belangrijke gebieden zijn aangewezen als speciale beschermingszones. Aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden worden juridisch beschermd. Dit betekent dat intensiveringen van het huidige gebruik en nieuwe activiteiten moeten worden beoordeeld op mogelijk schadelijke gevolgen, met inbegrip van de zogeheten externe werking. De bescherming van de gebieden is sinds 1 oktober 2005 vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het aanpassen van de situering van de woningen en typologie. Dit is een dermate ondergeschikte wijziging dat deze niet van invloed is op vogel- en/of habitatrichtlijngebieden en de in het plangebied voorkomende flora en fauna. Ecologisch onderzoek is niet derhalve noodzakelijk.

4.9 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

Ten behoeve voor de ontwikkeling van deze locatie is bij het bestemmingsplan 'Loilseveld, Didam'is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderhavige onderzoek heeft tot doel om inzicht te geven in het akoestische klimaat van de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Uit het onderzoek blijkt dat alle woningen, buiten de 48 dB-contouren, vrije-veldsituatie, liggen van de Doetinchemseweg (N813) en De Els. De gevelbelastingen zullen daardoor 48 dB of minder bedragen. Hiermee voldoen de woningen aan de voorkeursgrenswaarde ex artikel 82 van de Wgh van 48 dB. De woningen liggen hierdoor akoestisch gunstig geprojecteerd. Er zijn in het kader van de Wgh geen nadere acties nodig om de woningen. De aangepaste verkaveling en woningtypologie verandert hier niets aan.

4.10 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden, Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' (= minder dan 500 woningen) bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Met dit bestemmingsplan worden planologisch 1 extra woning mogelijk gemaakt. Aldus is geen sprake van problemen met betrekking tot de luchtkwaliteit.

4.11 Waterhuishouding

Met het doel om wateroverlast te voorkomen dienen gemeenten, ontwikkelaars en waterschap vroegtijdig met elkaar de wettelijk verplichte watertoetsdialoog aan te gaan. Het doel van dit dialoog is de negatieve effecten van besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem benutten. De watertoets is een procesinstrument om in een vroeg stadium van de planvorming het aspect water te betrekken. Dit houdt in dat het waterschap in een vroeg stadium wordt betrokken om een wateradvies te geven over de omgang met water binnen de planlocatie.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Loilseveld, Didam' waarmee de realisering van deze woonwijk mogelijk is gemaakt, heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap Rijn en IJssel. In de toelichting van dit bestemmingsplan zijn de resultaten hiervan opgenomen waaruit blijkt dat er geen problemen ontstaan ten aanzien van de waterhuishouding. Voor een nadere motivering wordt verwezen naar de toelichting van dit bestemmingsplan.

Nu met dit bestemmingsplan sprake is van verschuiving van woningtypologien en het toevoegen van 1 woning, is er geen sprake van een grootschalige toe- of afname van het verhard oppervlak. Het gebruik blijft ongewijzigd ten opzichte van de bestaande planologische situatie, dus er is geen veranderde invloed op de kwaliteit of kwantiteit van het grondwater of oppervlaktewater te verwachten.

4.12 Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt het juridisch mogelijk om de woningtypologie te wijzigen en 1 nieuwe woning toe te voegen. Ruimtelijke gezien is dit acceptabel, omdat deze aanpassing past in de directe omgeving. Ook milieutechnisch leverten deze aanpassingen geen problemen op.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels

gesteld.

Antidubbeltelregel

Het artikel "Antidubbeltelregel" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening In dit artikel is bepaald dat de bouwverordening buiten toepassing blijft met uitzondering van de met name genoemde bepalingen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden bereikt dat bij het stellen van parkeernormen en dergelijke de bouwverordening kan worden toegepast.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Algemene gebruiksregels

Deze gebruiksregel regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. De planmethodiek is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen van de DURP-standaarden 2012. Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van bestemmingen gehanteerd.

5.2 Verbeelding

De verbeelding bestaat uit 1 kaartblad en is getekend op schaal 1 : 1.000. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de kaart met aanduidingen nadere regels aangegeven. De kaart is volgens IMRO 2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners, en is het plan via internet te raadplegen.

5.3 Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels
  • Bestemmingsbepalingen
  • Algemene regels
  • Overgangs- en slotregels
5.3.1 Tuin

Om de openheid aan de voorzijde van de woningen en het aanzien van de voorgevel van de woningen te behouden, is de bestemming "Tuin" opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt.

5.3.2 Wonen

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende woningbouw categorieën, te weten: twee-aaneen en vrijstaande woningen. Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde regeling. De toegestane goot- en bouwhoogtes van de hoofdbebouwing staan op de verbeelding vermeld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp van het bestemmingsplan ´Didam - Korenbloemhof´, heeft met ingang PM, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft een aanpassing van de woningtypologie en het toevoegen van 1 woning. Met de eigenaar is een overeenkomst opgesteld waarin is afgesproken dat de hieruit voortkomende kosten voor zijn rekening komen. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom ook niet vereist.