direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Didam - Heeckerenhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgddmwonheeckhof-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De gemeente Montferland heeft in 2011 het bestemmingsplan vastgesteld dat de ontwikkeling van Kerkwijk in Didam mogelijk maakt. Kerkwijk is een wijk met nieuwe woningen en daarbij behorende voorzieningen als wegen, groen en speelvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmwonheeckhof-va01_0001.png"

afbeelding - globale aanduiding ligging van Kerkwijk

De wijk wordt ontwikkeld in samenwerking met private partijen en voorziet in woningbouwkavels voor particulieren. Op dit moment is circa een derde opgeleverd en zijn enkele tientallen woningen in aanbouw.

Tijdens de uitwerking van een deel van de nieuwbouwplannen is gebleken dat aan de nieuwe straat de Heeckerenhof de voortuin een te diepe bestemming kent. Op deze plek is de voortuin 5 meter diep. Daardoor wordt op sommige plekken de achtertuin te ondiep, aldus verschillende geinteresseerde kopers. De bouwende partij heeft daarom de gemeente verzocht om de voortuin minder diep te maken, namelijk 3 meter.

als gemeente hebben we daarbij afgewogen of een aangepate situering van de woningen ruimtelijk en planologisch acceptabel is. Dit is volgens ons het geval. Om hier medewerking aan te kunnen verlenen, is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Didam - Heeckernhof" bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.1955.bpsgddmwonheeckhof-va01);
  • planregels

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen in samenhang met elkaar worden 'gelezen'. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet eventueel verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied omvat 12 woningen gelegen aan de Heeckerenhof in de wijk Kerkwijk in Didam.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmwonheeckhof-va01_0002.png"

afbeelding - globale begrenzing van het plangebied

1.4 Geldende bestemmingsplannen en bestaande situatie

1.4.1 Geldende bestemmingsplan

In het plangebied zijn op dit moment het bestemmingsplan "Woonwijken Didam", waarin het voorheen geldende bestemmingsplan "Kerkwijk, 1e en 2e fase Didam" is verwerkt.

In feite is dit bestemmingsplan nog steeds adequaat ten aanzien van de daarin opgenomen ruimtelijke motivering en onderbouwing en de daarbij behorende regels. Dit bestemmingsplan zal dan ook voor een groot deel worden overgenomen in dit plan.

1.4.2 Bestaande situatie

Op dit moment zijn er nog geen woningen gebouwd aan de Heeckerenhof. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn hier rijwoningen, halfvrijstaande en vrijstaande woningen toegestaan. De oorspronkelijke verkaveling was dat de woningen op 5 meter afstand van de openbare weg zouden worden gebouwd. In de nieuwe situatie is deze afstand terug gebracht naar 3 meter. Hieronder staat een uitsnede van het geldende bestemmingsplan:

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmwonheeckhof-va01_0003.png"

afbeelding - uitsnede uit bestemmingsplan Woonwijken Didam

1.5 Leeswijzer

De van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt voor zover relevant het beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt;
  • hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het plan, waarbij de planologische beheeraspecten aan de orde komen;
  • in hoofdstuk 4 wordt onder andere aandacht geschonken aan de milieueffecten;
  • hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 6 wordt kort ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 7 is ten slotte plaats ingeruimd voor een korte toelichting op het vooroverleg en de inspraak op het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Aangezien dit bestemmingsplan een marginale onderschikte wijziging is ten opzichte van het bestemmingsplan "Woonwijken Didam" en het voorheen geldende bestemmingsplan "Kerkwijk, 1e en 2e fase Didam" is het niet noodzakelijk om een uitvoerige beschrijving te geven van het Rijksbeleid. Evenals bij de vorige plannen is nog steeds sprake van een ontwikkeling die past binnen het beleid. Voor een uitgebreide beschrijving van dit beleid wordt verwezen naar het moederplan.

2.2 Provinciaal beleid

Aangezien dit bestemmingsplan een marginale onderschikte wijziging is ten opzichte van het bestemmingsplan "Woonwijken Didam" en het voorheen geldende bestemmingsplan "Kerkwijk, 1e en 2e fase Didam" is het niet noodzakelijk om een uitvoerige beschrijving te geven van het provinciaal beleid. Evenals bij de vorige plannen is nog steeds sprake van een ontwikkeling die past binnen het beleid. Voor een uitgebreide beschrijving van dit beleid wordt verwezen naar het moederplan.

2.3 Regionaal beleid

Aangezien dit bestemmingsplan een marginale onderschikte wijziging is ten opzichte van het bestemmingsplan "Woonwijken Didam" en het voorheen geldende bestemmingsplan "Kerkwijk, 1e en 2e fase Didam" is het niet noodzakelijk om een uitvoerige beschrijving te geven van het regionaal beleid. Evenals bij de vorige plannen is nog steeds sprake van een ontwikkeling die past binnen het beleid. Voor een uitgebreide beschrijving van dit beleid wordt verwezen naar het moederplan.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Woningbehoefteonderzoek gemeente Montferland 2009

Woningbouwprojecten moeten qua programmering voldoen aan de Visie op de woningbouw 2010-2020 (Actualisering woningbehoefteonderzoek gemeente Montferland 2009). Dit woningbehoefteonderzoek is de actualisering van de Woonkwaliteitvisie 'Montferland, Visie op de woningbouw 2005-2015 (woningbehoefte onderzoek 2006) en schetst een beeld van de woningbehoefte voor de komende tien jaar.

In het algemeen wordt gesteld dat nieuwe woningen een positieve bijdrage dienen te leveren aan de doorstroming en wooncarrière van inwoners van Montferland. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen toegevoegd, immers het reeds geldende bestemmingsplan maakt de bouw van deze woningen al mogelijk. Alleen de situering is aangepast. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan het gemeentelijk volkshuivestelijk beleid.

2.4.2 Structuurvisie en beeldkwaliteitplan Didam

De nota Structuurvisie en Beeldkwaliteitplan Didam is op 25 juni 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en geeft een antwoord op de vraag op welke wijze de potenties van Didam het best tot hun recht komen, en welke ruimtelijke ingrepen daarvoor nodig zijn, rekening houdend met de huidige beperkingen daarvan. De kernpunten in de structuurvisie zijn:

Behoud en versterken dorps karakter

De kwaliteiten van het dorpse karakter zijn:

  • de maat en schaal van de bestaande bebouwing: overwegend twee verdiepingen met kap;
  • een duidelijk herkenbaar dorpscentrum, met daar de concentratie van voorzieningen;
  • ruimte voor lucht en groen.

De nieuwe woningen aan de Heeckerenhof voldoen aan deze wensen ten aanzien van het behoud en versterken van het dorpskarakter. Het opschuiven van de woningen 2 meter richting de weg verandert hier niets aan. Ook op andere plekken in de wijk en Didam kennen de voortuinen regelmatig een diepte van 3 meter. Dit plan voldoet dus aan de structuurvisie op dit punt.

Versterken groen en openbare ruimte

Het gewaardeerde dorpse karakter van Didam wordt voor een deel bepaald door het aanwezige groen. Met name de verschillende parken spelen hierin een belangrijke rol.

In de structuurvisie wordt ingezet op:

  • een kwalitatieve verbetering;
  • verbeterde toegankelijkheid van het groen;
  • verbeteren van de zichtbaarheid van het aanwezige groen;
  • verbeteren van de onderlinge relaties en verbindingen tussen de groene elementen.

De parken en het groen langs de verschillende wegen vormen de basis voor verdere ontwikkeling.

Ook in Kerkwijk zijn verschillende groenelementen voorzien, waaronder een aan de Heeckerenhof. Deze groenvoorziening blijft ongewijzigd na de wijziging van het bestemmingsplan, de situering van de woning is niet van invloed op de ligging en omvang van de voorziene groenvoorziening. Ook blijft er voldoende voortuin over.


Versterken herkenbaarheid hoofdwegenstructuur

Doel is om de herkenbaarheid en functie van de hoofdstructuur en overige wegen te versterken. Concreet betekent dit:

  • onderscheid in inrichtingsniveau: hoogwaardig (centrumgebied en hoofdontsluitingswegen), standaard (overige wegen, erftoegangswegen en openbare ruimte buurt);
  • inrichting die hoort bij de maximale rijsnelheid;
  • het aanzetten van hoofdontsluitingswegen met bomen/laanbeplanting.

De straat de Heeckerenhof is gelegen in een in aanbouw zijnde woonwijk. De wijk kent een hoofdontsluitingsweg en diverse wegen die dienen voor bestemmingsverkeer. Ook de Heeckerenhof is een woonstraat, met een klein plantsoen in het midden. Deze wegenstructuur en groenvoorzieningen worden niet aangetast met de aangepaste situering.

2.5 Conclusie

Met voorliggend plan wordt aangesloten bij zowel het provinciale, regionale als lokale beleid.

Hoofdstuk 3 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

3.1 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is in Nederland nieuwe archeologiewetgeving van kracht (Wet op de archeologische monumentenzorg – Wamz). Deze wet heeft verschillende bestaande wetten gewijzigd, (zoals de Monumentenwet 1988, Woningwet en Wro) en is een juridische vertaling van het Verdrag van Malta, dat in 1992 door Nederland werd ondertekend en uiteindelijk in 2007 werd geïmplementeerd in wetgeving. Voornaamste oogmerk van dit verdrag en de hieraan gekoppelde wettelijke regeling is een betere bescherming van het (Europees) archeologisch erfgoed, als zijnde een onmisbare bron voor de kennis van het verleden.

Het uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten (behoud in situ). Archeologisch materiaal in de bodem is onvervangbaar en daarom kwetsbaar: eenmaal vernietigd, komt het niet meer terug. Opgraven (behoud ex situ), is om die reden een noodoplossing. Na een opgraving is het bodemarchief niet meer te raadplegen in relatie tot zijn context. Het is dus zaak om zuinig te zijn op ondergronds aanwezige archeologische waarden. Behoud ter plekke - in situ dus - stelt het bodemarchief het beste veilig. Dat lukt echter niet altijd omdat de beschikbare ruimte vaak te beperkt is om op een alternatieve plek huizen te bouwen of om een bedrijventerrein ergens anders aan te leggen.

In de afgelopen jaren is er veel gebouwd / aangelegd, waardoor de bodem op veel plaatsen flink verstoord is. In veel van die gevallen heeft er geen onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van belangrijke archeologische waarden in de bodem. Veel is dus ongezien verloren gegaan. De Wamz brengt daar nu verandering in. Bodemverstoringen worden er natuurlijk nog steeds gepland, maar archeologisch vooronderzoek is nu op bepaalde locaties verplicht. Een dergelijk onderzoek moet uitwijzen of er mogelijk belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn. Die informatie leidt dan tot een afweging van belangen en een beslissing over wat de beste manier is om daarmee om te gaan.

Om een juiste afweging hiertoe te verankeren, is in het kader van de ruimtelijke ordening bepaald dat er tijdig gedacht dient te worden aan de mogelijkheid dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn. In de Wamz met doorvertaling in o.a. de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen c.q. bij afwijkingen aangegeven moet worden welke archeologische waarden en verwachtingen zich in de bodem bevinden en hoe hiermee wordt omgegaan.

Door middel van een 'omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden' moeten deze waarden tegen bodemingrepen worden beschermd. Gelet hierop is het van belang om een op gemeentelijk niveau gedetailleerde archeologische verwachtings- en maatregelenkaart te hebben. De gemeente Montferland heeft daarom een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart en een cultuurhistorische waardenkaart vervaardigd, die een gedifferentieerd beeld laten zien van de archeologische verwachting en de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente en die bovendien inzicht biedt in de gaafheid van bodem en reliëf.

Voor de gehele gemeente is dit weergegeven op een “Maatregelenkaart”. De betreffende kaart kan als beleidsadvieskaart worden gebruikt.

Voor een aantal locaties hebben sinds het opstellen van het beleid reeds archeologisch onderzoek en opgravingen plaatsgevonden. Dit betreft onder andere Kerkwijk (Kerkwijk - ADC ArcheoProjecten, Didam Randweg Zuid en Kerkwijk, Rapport 565, december 2005). Daarom is het niet noodzakelijk om in dit bestemmingsplan een archeologische regeling toe te passen.

3.2 Bodem

Met betrekking tot de kwaliteit van bodem en grondwater kan worden opgemerkt dat het onderhavige plan een aanpassing van situering van de woningen betreft. Voor heel de wijk Kerkwijk is bodemonderzoek gedaan. Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens is er voor de bodem binnen Kerkwijk van uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering voor het voorgenomen gebruik. Sindsdien hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in de regelgeving of de omgeving van het plangebied.

3.3 Externe veiligheid

Bij het opstellen van het bestemmingsplan "Kerkwijk, 1e en 2e fase Didam" is gebleken dat ter plekke van het plangebied wordt voldaan aan de eisen van de externe veiligheid en van een goede ruimtelijke ordening. Het aspect externe veiligheid legt dus geen beperkingen op voor realisatie van het plan. Sindsdien hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in de regelgeving of de omgeving van het plangebied.

3.4 Flora en fauna

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Het plangebied bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of andere natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.

Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van een samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur: Natura 2000. Twee van de regelingen die deze ecologische hoofdstructuur tot stand moeten brengen én veel gevolgen kunnen hebben voor ruimtelijke plannen zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde vogelsoorten. De Habitatrichtlijn heeft tot doel de habitats van zeldzame planten- en diersoorten te beschermen.

Alle thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur moeten onder de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. De Habitatrichtlijn bevat een lijst met beschermde habitats en soorten. Op basis van deze lijsten is onderzocht welke gebieden van belang zijn voor deze soorten. De ecologisch belangrijke gebieden zijn aangewezen als speciale beschermingszones. Aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden worden juridisch beschermd. Dit betekent dat intensiveringen van het huidige gebruik en nieuwe activiteiten moeten worden beoordeeld op mogelijk schadelijke gevolgen, met inbegrip van de zogeheten externe werking. De bescherming van de gebieden is sinds 1 oktober 2005 vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het aanpassen van de situering van de woningen. Dit is een dermate ondergeschikte wijziging dat deze niet van invloed is op vogel- en/of habitatrichtlijngebieden en de in het plangebied voorkomende flora en fauna. Ecologisch onderzoek is niet derhalve noodzakelijk.

3.5 Geluid

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

In en in de buurt van dit bestemmingsplan voor ligt een spoorlijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt echter niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten (artikel 76, lid 4 Wgh). Op basis hiervan is geluidsonderzoek voor dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk, aangezien er geen ruimte wordt geboden voor nieuwe ontwikkelingen.

3.6 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden, Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' (= minder dan 500 woningen) bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Met dit bestemmingsplan worden geen extra woningen mogelijk gemaakt. Aldus is geen sprake van problemen met betrekking tot de luchtkwaliteit.

3.7 Waterparagraaf

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. Al sinds enige jaren wordt in ruimtelijke plannen aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishouding. Hiervoor wordt het watertoetsproces doorlopen waarbij de conclusies ten aanzien van alle wateraspecten in een waterparagraaf worden beschreven.

In artikel 3.1.1 van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met o.a. de waterschappen. In artikel 3.1.6. van datzelfde besluit is aangegeven dat in de toelichting op een ontwerpbestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

Waterschap Rijn en IJssel is voor de gemeente Montferland voor een groot aantal wateraspecten de aangewezen waterbeheerder waar relevante informatie is te verkrijgen om aan de wettelijke plicht te kunnen voldoen. Het is raadzaam om bij nieuwe ontwikkelingen zo vroeg mogelijk contact met het waterschap op te nemen, zodat zij mee kunnen denken in de voorbereiding van een plan. Waterschap Rijn en IJssel heeft niet alleen een toetsende rol, maar is een mede-overheid die de gemeente op het gebied van water ondersteunt bij nieuwe planontwikkeling. Zij denken mee om mogelijkheden te (onder)zoeken en te benutten zodat de verschillende wateraspecten niet alleen goed en adequaat ingevuld worden, maar ook zodanig dat dit bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit en functioneren van het gebied. Als waterschap en gemeente vroegtijdig overleg voeren en afronden in het stadium voordat het ontwerp-plan ter visie wordt gelegd hebben de gemeente en waterschap gezamenlijk op een goede wijze invulling gegeven aan de verschillende wateraspecten en daarmee voldaan aan de wettelijke eis.

Waterschap Rijn en IJssel heeft een handreiking ontworpen voor het opstellen van de waterparagraaf waardoor het proces voor zowel de opsteller als de toetser vlotter kan verlopen. Met deze handreiking kan een initiatiefnemer zelf relevante wateraspecten in beeld brengen en een waterparagraaf opstellen. Voor meer complexe ontwikkelingen kan deze handreiking voor het waterschap en de initiatiefnemer als leidraad en geheugensteun gelden in het ontwerpproces. Gezamenlijk wordt er invulling gegeven aan de wateraspecten en kan water een positieve bijdrage leveren aan de leefomgeving. Als er overeenstemming is over de inhoud van de waterparagraaf kan de gemeente de tekst opnemen in de toelichting van het ruimtelijk plan.

Aangezien het bestemmingsplan betrekking heeft op een verandere situering van de woning, waarbij de reeds eerder uitgevoerde watertoetsen nog steeds adequaat zijn, behoeft het aspect water niet nader te worden onderzocht.

3.8 Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt het juridisch mogelijk om de woningen op 3 meter van de weg te bouwen in plaats van de oorspronkelijke 5 meter. Ruimtelijke gezien is deze opschuiving acceptabel, omdat er voldoende ruimte overblijft aan de voorzijde van de woningen en hiermee aangesloten wordt op de directe omgeving. Ook milieutechnisch levert het opschuiven van de woningen geen problemen op.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

  • Antidubbeltelregel

Het artikel "Antidubbeltelregel" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot.

  • Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening

In dit artikel is bepaald dat de bouwverordening buiten toepassing blijft met uitzondering van de met name genoemde bepalingen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden bereikt dat bij het stellen van parkeernormen en dergelijke de bouwverordening kan worden toegepast.

  • Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

  • Algemene gebruiksregels

Deze gebruiksregel regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.

  • Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. De planmethodiek is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen van de DURP-standaarden 2012. Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van bestemmingen gehanteerd.

4.2 Verbeelding

De verbeelding bestaat uit 6 kaartbladen en is getekend op schaal 1 : 1.000. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de kaart met aanduidingen nadere regels aangegeven. De kaart is volgens IMRO 2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners, en is het plan via internet te raadplegen.

4.3 Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels.
  • Bestemmingsbepalingen.
  • Algemene regels.
  • Overgangs- en slotregels.

4.4 Bestemmingsbepalingen

4.4.1 Tuin

Om de openheid aan de voorzijde van de woningen en het aanzien van de voorgevel van de woningen te behouden, is de bestemming "Tuin" opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt.

4.4.2 Wonen

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende woningbouw categorieën, te weten: aaneengebouwd, twee-aaneen en vrijstaande woningen. Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde regeling. De toegestane goot- en bouwhoogtes van de hoofdbebouwing wordt in de regels vermeld.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1.1 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan Didam - Heeckerenhof heeft met ingang van 27 maart 2014 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Tijdens de terinzagelegging is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft een aanpassing van de situering. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom ook niet vereist.