direct naar inhoud van 4.4 Flora en Fauna
Plan: Azewijn - Hartjenshof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgazwwonhartjens-or01

4.4 Flora en Fauna

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

Onderzoek en conclusie

In opdracht van Van Wanrooij is in 2007 een flora- en faunaonderzoek (Montferland -, 2007/8, 18-01-2007) uitgevoerd door BILAN, zie bijlage 6.

De houtwal die in het zuidwesten van het plangebied valt niet binnen de provinciale ecologische hoofdstructuur (PHES). Er rust hierdoor geen planologische bescherming op het gebied. Blijkens het onderzoek vormt het plangebied (mogelijk) het leefgebied voor twaalf zoogdiersoorten, zeven vleermuissoorten en twee algemeen voorkomende amfibiesoorten. Uit het onderzoek bleek verder dat het plangebied een belangrijk broedgebied is voor algemene vogels. Daarnaast zijn geen beschermde vaartplanten aangetroffen.

Gesteld kan worden dat in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet het aspect flora en fauna geen negatieve invloed heeft op het onderhavige bestemmingsplan. Geadviseerd wordt om de houtwal aan de zuidwestelijke grens van het plangebied mee te nemen in de planontwikkeling.

Aanvullend op het flora- en faunaonderzoek uit 2007 is door Ecoburo van der Loo een onderzoek gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied. Uit dit onderzoek (Rapport van het onderzoek naar vleermuizen in het gedeeltelijk te slopen pand Leppestraat 9 te, 03-05-2010, zie bijlage 7) blijkt zowel dat in de gebouwen als elders in het plangebied geen vleermuizen zijn aangetroffen.
Wel is geadviseerd om de te kappen rij populieren te vervangen door een bomenrij in de directe omgeving. Deze bomenrij moet de Leppestraat met de ten zuiden gelegen bomensingel verbinden. Dit, om mogelijk gebruik door vleermuizen als fourageer- en vliegroute te compenseren.