Plan: | Bedrijventerreinen Montferland |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01 |
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een archeologische trefkans of indien het plangebied niet is gekarteerd.
In artikel 5 van het Verdrag van Valletta (Malta) wordt gewezen op de noodzaak van een vroegtijdige interactie tussen plannenmakers en archeologen bij het voorbereiden en ontwikkelen van plannen. Alleen zo kan het gemeentelijk bodemarchief op een juiste wijze bij de belangenafweging worden meegenomen. De archeologische beleidsadvieskaart dient als onderlegger voor deze interactie. Er gaat een signaalfunctie van uit en er wordt in het kort op aangegeven wat de te ondernemen stappen zijn.
De gemeentelijke archeologische verwachtingskaart van Montferland geeft inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Aan deze waarden is een advies gekoppeld voor het te voeren beleid.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Montferland deelgebied 1: Kollenburg
Uitsnede archeologische maatregelenkaart gemeente Montferland deelgebied 1: Kollenburg
Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Montferland deelgebied 2: de Fluun
Uitsnede archeologische maatregelenkaart gemeente Montferland deelgebied 2: de Fluun
Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Montferland deelgebied 3: 't Goor, Immenhorst en EBT
Uitsnede archeologische maatregelenkaart gemeente Montferland deelgebied 3: 't Goor, Immenhorst en EBT
Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Montferland deelgebied 4: Matjeskolk
Uitsnede archeologische maatregelenkaart gemeente Montferland deelgebied 4: Matjeskolk
Legenda archeologische verwachtingskaart gemeente Montferland
Legenda archeologische maatregelenkaart gemeente Montferland
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht in de vorm van een wijziging van de Monumentenwet. Gemeenten hebben nadrukkelijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gekregen op het gebied van archeologie. Dat komt in essentie tot uitdrukking in drie hoofdlijnen:
De nieuwe verantwoordelijkheid voor de archeologie komt vooral tot uitdrukking in het bestemmingsplan: hierin zijn zones aangeduid met een archeologische verwachtingswaarde en terreinen met een bekende archeologische waarde. Voor deze zones en terreinen gelden regels die het behoud van het bodemarchief tot doelstelling hebben. Bij nieuwe ontwikkelingen zal op basis van verplicht gesteld archeologisch onderzoek een afweging plaatsvinden.
De bekende waarden voor archeologie en de gebieden met een middelmatige en hoge archeologische verwachtingswaarde worden in het bestemmingsplan op een passende manier beschermd door om een onderzoek te vragen alvorens bodemingrepen worden gepleegd. Bij de bekende waarden gaat het om bescherming hiervan en om aantasting te voorkomen. Bij de te verwachten waarden gaat het erom de eventuele waarden te beschermen en vooraf na te gaan of eventuele waarden door bepaalde ontwikkelingen worden verstoord.
Het plangebied wordt in het vigerend gemeentelijk beleid reeds ingedeeld in zones met een lage, middelmatige of (zeer) hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze zones geven daarmee aan voor welk gebied welke waarde geldt en waar een strenger beschermingsregime geldt. Daarmee is reeds inzichtelijk waar de waarden zich bevinden.
Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente is het volgende beleid voor gebieden met een archeologische verwachting alsmede voor terreinen met bekende waarden vastgesteld.
De gemeente Montferland is in te delen in drie archeologische verwachtingszones: hoog, middelmatig en laag. Deze zijn ieder weer onder te verdelen in zones waar naar verwachting de bodem intact is en zones waar de bodem verstoord is. Dit zijn algemene verwachtingen opgesteld op basis van een interpretatie van algemene geologische, geomorfologische archeologische en historische gegevens van de gemeente Montferland. De situatie op perceelsniveau kan binnen deze verwachtingszones daarom sterk verschillen.
Zones met een hoge archeologische waarde
Zones met een hoge archeologische waarde zijn gronden waar is aangetoond dat archeologische waarden in de grond aanwezig zijn. Voor deze gronden is in alle gevallen nader onderzoek noodzakelijk. de gronden zijn daarnaast wettelijk beschermd.
Zones met een hoge archeologische verwachting
Zones met een hoge archeologische verwachting worden voornamelijk aangetroffen op en rond de stuwwal en het dekzandgebied rond Didam en het gebied rondom Azewijn (zie kaart Archeologische verwachting, gaafheid en bekende vindplaatsen / Maatregelenkaart). De verwachting is dat de bodem in delen van deze zones verstoord is door menselijke activiteiten in het verleden. In deze zones (AWV: categorie 6) dient voorafgaand aan planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemverstorende ingrepen met een oppervlak van meer dan 100 m2 een bureauonderzoek aangevuld met boringen te worden uitgevoerd om de mate van verstoring vast te stellen. Het vervolgtraject is afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek en dient vervolgens conform de richtlijnen KNA te worden uitgevoerd.
Zones met een middelmatige archeologische verwachting
In zones met een middelmatige archeologische verwachting wordt de kans op archeologische vindplaatsen lager ingeschat dan in zones met een hoge verwachting. Ook deze gebieden bevinden zich vooral op en rond de stuwwal en het dekzandgebied rond Didam en het gebied rondom Azewijn. Voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachting gelden dezelfde beleidsadviezen als voor gebieden met een hoge archeologische verwachting.
Zones met een lage archeologische verwachting
De zones met een lage archeologische verwachting bevinden zich voornamelijk in het rivierengebied. Ook hier is weer een indeling gemaakt naar zones waarin de bodem nog intact is (AWV: categorie 7). In de zones waar de bodem diep is afgegraven, wordt de kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen klein geacht. In deze zones gelden geen beperkingen ten aanzien van bodemverstorende ingrepen.
In zones echter waar naar verwachting de bodem intact is, dient voorafgaand aan planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemverstorende ingrepen met een oppervlak van meer dan 2.500 m2 een inventariserend veldonderzoek – voorafgegaan door bureauonderzoek - door middel van boringen te worden uitgevoerd. Dit omdat de lage archeologische verwachting toegekend aan deze zones deels bepaald wordt door een gebrek aan archeologische gegevens over deze zones. Om meer inzicht te krijgen in de genese van het landschap wordt alleen onderzoek op grotere terreinen (> 2.500 m2) zinvol geacht.
Historische (stads- en dorps)kernen en ijzerwinkuilen
In de historische (stads)kernen dienen bij voorkeur geen werkzaamheden te worden uitgevoerd die tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen leiden. Is behoud niet mogelijk, dan wordt bouwhistorisch en archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht voor terreinen met een groter oppervlak dan 30 m2 (AWG: categorie 4). Deze ondergrens valt samen met de bovengrens gesteld binnen de Woningwet waarin vergunningsvrij gebouwd mag worden. Voor aangewezen monumenten gelden andere, strengere regels. Indien behoud niet mogelijk is, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Gaafheid en omvang van daarbij aangetroffen archeologische waarden dient te worden vastgesteld door middel van een waarderend onderzoek. Een waardering zou kunnen leiden tot behoud door middel van inpassing in het inrichtingsplan of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning. Indien behoud in situ niet mogelijk is, dient voorafgaand aan planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemverstorende ingrepen inventariserend archeologisch onderzoek conform de richtlijnen KNA te worden uitgevoerd. Bodemingrepen waarbij de historische ijzerwinkuilen op het Montferland verstoord worden, dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Is dit niet mogelijk dan is archeologische begeleiding van de werkzaamheden vereist.
In dit bestemmingsplan is de zone met een archeologische waarde voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en zijn de zones met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting voorzien van de dubbelbestemming Waarde – Archeologische verwachting 2, 3 en 4. Op grond van de deze bestemming moeten bij bepaalde ingrepen archeologisch onderzoek plaatsvinden. Voor een exact overzicht van de regeling wordt verwezen naar de Regels.
In deelgebied 1 (Kollenburg) komen de bestemmingen Waarde – Archeologie en Waarde - Archeologische verwachting 2 voor. Deelgebied 2 (de Fluun) kent de bestemming Waarde - Archeologische verwachting 2. Voor deelgebied 3 ('t Goor, Immenhorst en EBT) zijn voor het aspect archeologie de bestemmingen Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische verwachting 4 opgenomen. In deelgebied 4 (Matjeskolk) tot slot, komen de bestemmingen Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische verwachting 3 voor.
Omdat voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en dus niet wordt voorzien in ontwikkelingen waarvoor de grond wordt geroerd, is een archeologisch onderzoek in de regel niet noodzakelijk. Tevens is een conserverend bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid gericht op het behoud van cultuurhistorische waarden. Hiermee vormen archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.