Plan: | Bedrijventerreinen Montferland |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01 |
Natuurbeschermingswet 1998
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de al bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De zeven bedrijventerreinen die deel uitmaken van het plangebied liggen niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied is het Natura 2000-gebied ''Gelderse Poort''. Dit gebied ligt op ongeveer 2,5 kilometer afstand van bedrijventerrein Kollenburg in Didam. De overige bedrijventerreinen liggen op grotere afstand van het Natura 2000-gebied. Omdat deze afstand groot is en geen activiteiten of functies anders dan de al bestaande worden toegestaan, zijn negatieve effecten op voorhand uit te sluiten. Bij nieuwe ontwikkelingen dient te zijner tijd een beoordeling plaats te vinden of mogelijk effecten optreden.
Ligging bedrijventerrein Kollenburg in Didam ten opzichte van Natura 2000-gebied 'Gelderse Poort'.
Ecologische Hoofdstructuur
Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot frustratie van de natuurdoelen en kernkwaliteiten. Anders dan bij Natura 2000-gebieden en soortbescherming is de status als EHS niet verankerd in de natuurwetgeving, maar dient het belang in de planologische afweging een rol te spelen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Een deel van het plangebied grenst aan de EHS. Bedrijventerreinen 't Goor, Immenhorst en EBT in 's-Heerenberg grenzen in het zuiden aan De Wetering, een waterloop die ook wel Grenskanaal of de Wildt genoemd wordt. Deze waterloop vormt bij 's-Heerenberg de grens tussen Nederland en Duitsland en is aangewezen als ecologische verbindingszone. Omdat het om een consoliderend bestemmingsplan gaat worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op dit onderdeel van de EHS. Toekomstige activiteiten in of nabij de waterloop kunnen wel een negatief effect hebben. Als dergelijke ingrepen worden uitgevoerd, dient voorafgaand aan de ingrepen een beoordeling plaats te vinden of mogelijk effecten optreden. De andere bedrijventerreinen liggen op minimaal 1 kilometer afstand van de EHS, waardoor negatieve effecten bij voorbaat zijn uit te sluiten.
Ligging bedrijventerreinen 't Goor, Immenhorst en EBT in 's-Heerenberg ten opzichte van EHS.
Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. Deze wet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor aantastingen van verblijfplaatsen en belangrijke (onderdelen van) leefgebieden van strikt beschermde soorten, is ontheffing ex. Artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op basis van beschikbare verspreidingsgegevens, habitateisen en de in het plangebied aanwezige habitats is een inschatting gemaakt van mogelijk aanwezige strikt beschermde soorten. Strikt beschermde grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, vogels en amfibieƫn zijn bij voorbaat niet uit te sluiten in het plangebied en de directe omgeving. Aangezien sprake is van een consoliderend bestemmingsplan, waarin alleen bestaande functies en bebouwing planologisch worden vastgelegd, is geen sprake van directe aantasting van vaste rust- of verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten. Indien sloop of nieuw te ontwikkelen activiteiten of functies worden gerealiseerd, moet in het kader van de vergunningverlening een herbeoordeling plaatsvinden. De zorgplicht uit artikel 2 van de F&F-wet blijft immers altijd van toepassing op alle in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving.
Voorliggend plan betreft een consoliderend bestemmingsplan en maakt daarom geen nieuwe initiatieven mogelijk, maar legt alleen de bestaande bebouwing, functies en rechten planologisch vast. Aangezien geen sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen zijn negatieve effecten op beschermde gebieden en eventueel voorkomende strikt beschermde soorten niet te verwachten. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er daarom geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.