direct naar inhoud van Artikel 28 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bedrijventerreinen Montferland
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 Geluidzone - gezoneerd industrieterrein
28.1.1

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gezoneerd industrieterrein.

28.1.2

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken in afwijking van het vastgestelde zonebeheersplan of in afwijking van de verkavelingskaarten, zoals opgenomen als bijlagen bij deze regels.

28.2 Geluidzone - industrie
28.2.1

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

28.2.2

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd, tenzij uit akoestisch rapport blijkt dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de geluidsnormen op grond van de Wet geluidhinder.

28.3 Veiligheidszone
28.3.1

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een risicovolle inrichting.

28.3.2

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, zijn op de in artikel 28.3.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

28.3.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.3.2 voor het toestaan van de in dat artikel genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

28.3.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone' indien:

  • a. de betreffende risicovolle inrichting is beëindigd;
  • b. de PR-contour de perceelsgrens van de betreffende risicovolle inrichting niet langer overschrijdt.
28.3.5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidszone' indien:

  • a. een verkleinde PR-contour is opgenomen in een onherroepelijke milieuvergunning voor de betreffende risicovolle inrichting;
  • b. door veranderingen in wet- en regelgeving de betreffende PR-contour kleiner is geworden.
28.3.6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de aanduiding 'veiligheidszone' indien:

  • a. de wijzigingen die leiden tot een grotere zone aantoonbaar noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van de risicovolle inrichting;
  • b. binnen de zone geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. in de toelichting op het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • e. er wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
28.3.7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van de aanduiding 'veiligheidszone' indien:

  • a. de wijzigingen die leiden tot een zone aantoonbaar noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van de risicovolle inrichting;
  • b. binnen de zone geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. in de toelichting op het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • e. er wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
28.4 Veiligheidszone - lpg
28.4.1

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg-installatie.

28.4.2

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, zijn op de in artikel 28.4.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

28.4.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.4.2 voor het toestaan van de in dat artikel genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

28.4.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' indien:

  • a. de betreffende risicovolle inrichting is beëindigd;
  • b. de PR-contour de perceelsgrens van de betreffende risicovolle inrichting niet langer overschrijdt.
28.4.5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' indien:

  • a. een verkleinde PR-contour is opgenomen in een onherroepelijke milieuvergunning voor de betreffende risicovolle inrichting;
  • b. door veranderingen in wet- en regelgeving de betreffende PR-contour kleiner is geworden.
28.4.6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' indien:

  • a. de wijzigingen die leiden tot een grotere zone aantoonbaar noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van de risicovolle inrichting;
  • b. binnen de zone geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. in de toelichting op het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • e. er wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
28.4.7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' indien:

  • a. de wijzigingen die leiden tot een zone aantoonbaar noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van de risicovolle inrichting;
  • b. binnen de zone geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. in de toelichting op het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • e. er wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
28.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' wijzigen in de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied" en / of "Bedrijventerrein" met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in artikel 15 ("Verkeer - Verblijfsgebied") respectievelijk artikel 6 ("Bedrijventerrein") van toepassing zijn;
  • b. uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
28.6 Wro-zone wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 6' wijzigen in de bestemming "Bedrijventerrein" met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in artikel 6 ("Bedrijventerrein") van toepassing is;
  • b. uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.