direct naar inhoud van 7.1 Vooroverlegreacties
Plan: 'Buitengebied Didam, herziening Hengelderweg 6 en 10'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01

7.1 Vooroverlegreacties

In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Gelderland, de Inspectie VROM en het Waterschap. De reacties zijn bijgevoegd in bijlage 9.


Overleg en bezoek van de locatie d.d. 19 januari 2011

Op 19 januari 2011 heeft met de betrokken provinciaal ambtenaar ambtelijk overleg plaatsgevonden. Daarbij is aangegeven dat gelet op de beperkte reductie van de bestaande bebouwing de ontwikkeling niet voldoet aan het functieveranderingsbeleid. Niettemin bestaat er bereidheid tot medewerking indien de zoekzone 'uitbreiding bedrijventerrein bij Kollenburg' zoals opgenomen in het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, wordt gereduceerd met een gelijke oppervlakte als dat van het onderhavige plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0008.jpg"

De aangeduide zoekzone bij Kollenburg zal worden verkleind met een omvang gelijk aan die van het plangebied (ca. 3,1 ha). Een en ander zal vervolgens bij de periodieke actualisatie van de kaart 'Verstedelijking' (behorende bij de Provinciale Verordening) worden vastgelegd.

Provinciale afdelingen

De provinciale afdelingen hebben op het voorontwerp bestemmingsplan gereageerd bij brief van 7 februari 2011.

De afdelingen hebben geconstateerd dat het beleid inzake functieverandering niet goed is verwerkt in het plan. In totaal wordt blijkens de toelichting 1925 m² aan bestaande (agrarische) bedrijfsbebouwing gesloopt, in ruil waarvoor 1800 m² aan nieuwe bedrijfsbebouwing wordt opgericht, alsmede 4 nieuw te bouwen bedrijfswoningen.

De provinciale afdelingen zijn van oordeel dat de te realiseren verbetering in de milieusituatie als gevolg van het beëindigen van de bestaande intensieve veehouderij en het wegbestemmen van twee agrarische bouwpercelen de gekozen 'maatwerkoplossing' onvoldoende rechtvaardigt.

De afdelingen zijn daarbij van mening dat er binnen de bestaande provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders voldoende mogelijkheden zijn om te komen tot een wenselijke invulling van het plangebied. De afdelingen beoordelen het plan derhalve als zijnde een stedelijke ontwikkeling ten behoeve van een nieuw kleinschalig lokaal bedrijventerrein, waarop het provinciale beleid voor bedrijventerreinen ('werken') en stedelijke ontwikkeling van toepassing is.

Het provinciale beleid voor bedrijventerreinen en stedelijke ontwikkeling is erop gericht ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken binnen het 'bestaand bebouwd gebied', de 'woningbouwcontour' en de 'zoekzones bedrijventerreinen'. Het plangebied is echter geheel gelegen buiten de genoemde gebieden. In de plantoelichting wordt niet gemotiveerd waarom wordt gekozen voor het realiseren van een kleinschalig bedrijventerrein buiten de woningbouwcontour en de zoekzones voor bedrijventerreinen. Hierbij achten de provinciale afdelingen het van belang dat ten zuidwesten van het plangebied aan de Kollenburgweg een zoekzone voor lokale bedrijvigheid is gelegen, die nog niet is ingevuld. Wel onderschrijven de provinciale afdelingen dat de beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, dat op dit moment verrommeld is.

Op 19 januari 2011 heeft er een ambtelijk overleg plaatsgevonden, waarbij in overweging is gegeven de bestaande zoekzone voor lokale bedrijvigheid aan de Kollenburgweg te benutten om het voorliggende plan te compenseren. Deze compensatie zou dienen te bestaan uit de verkleining van de zoekzone met de zelfde oppervlakte als die van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Een verzoek om ontheffing van de provinciale verordening zal in dat kader positief worden beoordeeld door G.S. Een en ander zal vervolgens bij de periodieke actualisatie van de kaart 'Verstedelijking' (behorende bij de Provinciale Verordening) worden vastgelegd.

Daarbij dient rekening te worden gehouden met de volgende opmerkingen:

  • 1. Bestemmingsplannen moeten passen binnen het zogenaamde Transatlantic market-scenario en binnen de regionale afspraken. Verder dient in de toelichting van de bestemmingsplannen de ruimtebehoefte, zoals aangegeven conform de afspraken in het regionaal programma bedrijventerreinen (RPB), gemotiveerd te worden, zowel kwalitatief als kwantitatief. Daarnaast dient de wijze van implementatie van de SER-ladder voor bedrijventerreinen en kantoren te worden aangegeven in de toelichting van het bestemmingsplan.
  • 2. Het plan betreft een lokaal bedrijventerrein. De aanleg daarvan mag enkel plaatsvinden aansluitend bij al aanwezige bedrijventerreinen of aansluitend bij kernen waar al bedrijventerrein is gevestigd. Voor lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsbeleid geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,5 ha. Een ruimere kavelgrootte is als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd. De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat het provinciale beleid niet goed is verwerkt in het plan en verzoeken dit in de toelichting van het plan nader te motiveren.
  • 3. Hiernaast merken de provinciale afdelingen op dat de op dit moment uitgeefbare voorraad aan locaties voor bedrijventerreinen die in 'harde plannen' zijn opgenomen ongeveer 226 ha bedraagt terwijl op basis van het Transatlantic market-scenario blijkens de structuurvisie 'Bedrijventerreinen en werklocaties' in deze regio in de periode 2009-2015 een uitbreidingsbehoefte van 95 ha bestaat. Er is derhalve sprake van een overaanbod in de regio Achterhoek.


Gelet hierop is medewerking uitsluitend mogelijk indien wordt onderbouwd dat er een specifieke behoefte bestaat aan de uitgifte van de kavels waar het plan in voorziet. De provinciale afdelingen verzoeken de gemeente gegevens te overleggen waaruit blijkt dat concreet te benoemen derde partijen serieuze interesse hebben in de aankoop en exploitatie van de in het plan opgenomen bedrijfskavels.


Reactie gemeente:

Het betreft hier een particulier initiatief om het bestaande intensieve veehouderijbedrijf te verplaatsen. Een en ander mede gelet op voortdurende klachten uit de omgeving met oog op stankoverlast. Voor de verplaatsing van het bedrijf dienen financiële middelen te worden gegenereerd. Medewerking aan een goede herinvulling acht de gemeente van groot belang, zowel gelet op de aard van het gebied (verrommeld), alsmede de milieuproblematiek die de bestaande intensieve veehouderij in de huidige situatie teweeg brengt. Gelet op het overgangsgebied leent deze locatie zich bij uitstek voor de totstandkoming van woonwerk-combinaties. Op 23 april 2007 is hiervoor de bestuurlijke instemming van de Stadsregio verkregen. De betreffende locatie biedt gelet op de ligging aan de rand kan de kom goede mogelijkheden de entree aan deze zijde van Didam te versterken. De ontwikkeling met woonwerk-combinaties wordt ingepast in de bestaande landschappelijke structuur, waarbij hoge eisen worden opgelegd ten aanzien van beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing c.q. versterking. Dit is een speerpunt bij de ontwikkeling. De ruimtelijke inpasbaarheid van het plan is in december 2007 tevens aanleiding geweest om een aanvankelijk gelegde koppeling met een verplaatsing van de intensieve veehouderij naar het landbouwontwikkelingsgebied, los te laten.

Hoewel de gemeente van oordeel is dat in dit geval geen sprake is van een regulier bedrijventerrein, is de gemeente conform hetgeen op 19 januari 2011 is voorgesteld, niettemin bereid een naar omvang aan het plangebied gelijkwaardig gedeelte van de zoekzone 'Kollenburg' op te offeren, ten einde de betreffende ontwikkeling mogelijk te maken.

Inmiddels hebben zich voor de locatie verschillende bedrijven bij initiatiefnemers gemeld, waaronder een schildersbedrijf, een bedrijf in belettering van reclameborden en auto's, een op- en overslagbedrijf voor kledingdistributie, maar ook een ambachtelijke aannemer. Voor de ondernemers is het vooral prettig om bij het bedrijf te mogen wonen, hetgeen onderhavig project onderscheidt van de mogelijkheden op een regulier bedrijventerrein.

Gelet op de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' wordt strikt de hand gehouden aan de milieucategorie van bedrijven dat zich ter plaatse wil vestigen.

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat het ook op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Didam' reeds mogelijk is de agrarische bestemming van de betreffende percelen om te zetten naar de bestemming 'bedrijfsbebouwing', zij het dat in dat geval de bedrijven dienen te worden gehuisvest in de bestaande gebouwen met minder mogelijkheden voor sturing op kwaliteit.

De gemeente heeft met uitzondering van de planologische randvoorwaarden die met dit plan worden neergezet, geen bemoeienis bij het plan. Gelet op de bijzondere omstandigheden (woon-werkcombinaties, milieusituatie, verrommeld karakter, overgangsgebied (nabij de kern), particulier initiatief, beperkte omvang plangebied, de aard van nieuwe bedrijvigheid (cat. 1 en 2), opheffen milieuknelpunt, ruimtelijke kwaliteit in nieuwe situatie, mogelijkheden vigerend bestemmingsplan, afspraken met Stadsregio, overleg met provincie op 19 januari 2011) die op dit project van toepassing zijn, alsmede het hierboven genoemde, is de gemeente van oordeel dat het provinciale en regionale beleid inzake bedrijventerreinen voor onderhavig project niet van toepassing kan zijn en dat het initiatief een afwijking van dat beleid rechtvaardigt.

De voorwaarden voor het toepassen van de SER-ladder, het RPB en het Transatlantic market scenario betekenen in deze een onneembaar obstakel voor initiatiefnemers. Initiatiefnemers staan voor de belangrijke vraag om op korte termijn te verplaatsen, dan wel aanzienlijk op de huidige locatie te investeren in een nieuwe intensieve veehouderij.

De invulling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is ruimtelijk aanvaardbaar. Of het nu gaat om een startende ondernemer, een bestaand bedrijfje uit het westen of het oosten van het land doet in dit geval niet ter zake. Het initiatief voorziet in een kwaliteitsverbetering ter plaatse, waarbij de gemeente voorwaardenscheppend optreedt en niet beschikt over de gronden om aan de bedrijven uit te geven die aan de voorwaarden van de SER-ladder voldoen. Doelstelling is voorts dat het bestaande intensieve bedrijf op korte termijn kan ophouden te bestaan en de agrarische bouwpercelen definitief kunnen verdwijnen. Dit kan alleen worden bewerkstelligd door een voortvarende invulling van het gebied zoals dat op grond van dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Het plangebied leent zich niet voor een invulling met uitsluitend woonbebouwing.

De gemeente zal met initiatiefnemers een overeenkomst afsluiten. Daarin zal tevens worden aangegeven wanneer tot definitieve bedrijfsbeëindiging van de intensieve veehouderij dient te worden overgegaan, wanneer tot intrekking van de bestaande milieuvergunning voor de intensieve veehouderij wordt overgegaan en wanneer de noodzakelijke bebouwing op het perceel dient te zijn gesloopt. Deze overeenkomst dient te zijn afgesloten voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.


VROM-inspectie

In de reactie van 20 december 2010 geeft de VROM-inspectie aan dat het plan de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRN (Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1)


Waterschap Rijn en IJssel

Niet gereageerd. Reeds in eerder stadium betrokken geweest en opmerkingen gemaakt.