direct naar inhoud van 4.2 Bodemkwaliteit
Plan: 'Buitengebied Didam, herziening Hengelderweg 6 en 10'
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-on01

4.2 Bodemkwaliteit

Hengelderweg 6

Door Econsultancy BV is een verkennend bodemonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Hengelderweg 6 te Didam; Project: MON.WVE.NEN; Rapport: 07105873; 8 januari 2007; bijlage 3) uitgevoerd.

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodem voornamelijk bestaat uit zwak tot matig siltig, matig fijn zand. Plaatselijk is de bodem zwak leemhoudend en zwak tot matig grindig. In het zuidwestelijk deel van de locatie bevindt een sterke zandige, zwak kleihoudende leemlaag. Rondom de noordelijk gelegen schuren is de bovengrond plaatselijk zwak tot matig puinhoudend en zwak kolengruishoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Rondom de noordelijk gelegen schuren en de bedrijfswoning met loods is de bovengrond licht verontreinigd met PAK. In de bovengrond van het overige terreindeel zijn geen verontreinigingen geconstateerd. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met nikkel.

Het grondwater is licht verontreinigd met chroom, plaatselijk licht verontreinigd met cadmium, koper, zink en 1,1,1-trichloortethaan en plaatselijk matig verontreinigd met nikkel. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt dat de locatie niet ‘onverdacht’ is. Gelet op de aard en mate van verontreiniging bestaat er echter geen reden voor een nader onderzoek.

Indien werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Hengelderweg 10

Door Econsultancy BV is een verkennend bodemonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Hengelderweg 10 te Didam; Project: MON.BPA.NEN; Rapport: 09095981; 12 november 2009; bijlage 3) uitgevoerd.

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodem voornamelijk bestaat uit zwak siltig, matig fijn tot matig grof zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

In zowel de bovengrond als ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Als gevolg van een storende matrix in het grondwatermonster dient het grondwater formeel als licht verontreinigd met naftaleen en telrachlooretheen te worden beschouwd. Er is echter geen aanleiding om te verwachten dat het grondwater daadwerkelijk licht verontreinigd is met de voorgenoemde parameters.

Ter verificatie of de locatie in het verleden daadwerkelijk is opgehoogd met grof puin zijn, ter plaatse van de ophoging, een tweetal boringen geplaatst. Als gevolg van de aanwezigheid van puinfundatie direct onder de betonvloer zijn deze boringen gestaakt. Hierdoor wordt de aanwezigheid van de puinfundatie bevestigd. Dit deel van de locatie dient als “asbestverdacht” te worden beschouwd. In de huidige situatie is het echter redelijkerwijs niet mogelijk een verkennend onderzoek in puin uit te voeren. In overleg met de gemeente Montferland wordt geadviseerd de puinfundatie, na (deel)sloop van de loods, onder toezicht van een BRL SIKB 2000 (protocol 2018) gecertificeerd intermediair te ontgraven.

Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt dat de locatie, op het asbestverdachte deel na, als ‘onverdacht’ kan worden beschouwd.

Indien werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop mogelijk van toepassing.