direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Transportweg 5 's-Heerenberg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.wplgshbbdrtsptwg5-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 27 mei 2014 is door de gemeenteraad van Montferland het bestemmingsplan 'Euregionaal Bedrijventerrein, fase II' vastgesteld. Dat plan voorziet in een uitbreiding van het Euregionaal Bedrijventerrein te 's-Heerenberg met circa 34 hectare. Het terrein, DocksNLD genaamd, ziet op de vestiging van grootschalige transport- en logistieke bedrijven. Het plan is op 21 augustus 2014 onherroepelijk geworden.

Dit nieuwe terrein sluit aan op het bestaande euregionale bedrijventerrein, waar al diverse grote en middelgrote transport- en logistieke bedrijven zijn gevestigd. Het terrein is 1 van de 2 regionale bedrijventerreinen waarin de gemeenten Montferland, Doetinchem, Oude IJsselstreek en Bronckhorst samenwerken, onder meer met als doel om bedrijvigheid en werkgelegenheid voor de regio te behouden en uit te breiden en een duidelijk regionaal aanbod aan terreinen te realiseren. In het kader van die samenwerking is gekozen om in 's-Heerenberg een bedrijventerrein te ontwikkelen voor grootschalige bedrijven in de sectoren transport en logistiek.

De tendens in de logistieke sector naar schaalvergroting en professionalisering is in het plan zichtbaar. Dat is onder meer te zien in de mogelijkheden voor grote hallen met een vrije hoogte 20 meter met grote overspanningen waarin veel laad- en loskaden, ESFR-sprinklerinstallatie, zeer vlakke betonvloeren met een hoog draagvermogen en bijbehorende, moderne, functionele kantoorruimten.

Inmiddels is het gehele terrein verkocht of in optie gegeven. Éen van de vestigers op het nieuwe bedrijventerrein is Mainfreight (voorheen Wim Bosman Holding B.V.) dat zich wil vestigen op het perceel Transportweg 5. Op het aangekochte terrein wenst Mainfreight een distributiecentrum te realiseren, waarvoor, in verband met de aanwezigheid van ADR goederen, de regelgeving met betrekking tot het Bevi van toepassing is.

Bevi-bedrijven zijn niet zonder meer toegestaan op het perceel. Met onderhavig wijzigingsplan wordt het juridisch-planologisch kader geschapen om een risicovolle inrichting toe te staan.

1.2 Begrenzing plangebied

Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op een perceel aan de oostkant van de kern ‘s-Heerenberg. Het noorden van het plangebied wordt begrensd door de Meilandsedijk (N816). Het zuiden grenst aan het Grenskanaal, tevens de landsgrens met Duitsland.

Het perceel staat kadastraal bekend als BER2, sectie B, nummer 380 (ged) en heeft een oppervlakte van 4.26 ha .

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgshbbdrtsptwg5-va01_0001.png"

 
Figuur 1: Ligging plangebied  

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Op de planlocatie vigeert het bestemmingsplan ‘Euregionaal Bedrijventerrein fase II' van de gemeente Montferland, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 27 mei 2014.

Binnen het plangebied zijn de gronden opgenomen met de bestemming 'Bedrijventerrein' waarbinnen een bouwvlak ligt. Ook geldt er een functieaanduiding 'bedrijf van categorie 4.2 uitgesloten' en een geluidszone - industrie'. Binnen het plangebied is voorts nog een aanduiding ’50 dB(A) contour industrielawaai’ opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.wplgshbbdrtsptwg5-va01_0002.jpg"  
Figuur 2: Vigerend bestemingsplan  

De beoogde ontwikkeling van het plangebied is binnen de vigerende bestemming van het bestemmingsplan 'Euregionaal Bedrijventerrein fase II' niet binnenplans toegestaan, omdat risicovolle inrichtingen op het perceel niet zijn toegestaan. Derhalve dient het bestemmingsplan te worden herzien om het realiseren van een risicovolle inrichting mogelijk te maken.

In de regels van het geldende bestemmingsplan "Euregionaal Bedrijventerrein fase II" staat daarvoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3.5.1.

3.5.1 Opnemen aanduiding 'risicovolle inrichting'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van de aanduiding ‘risicovolle richting’, mits uit onderzoek is gebleken dat de PR-contour, dan wel de minimaal aan te houden afstand als bedoeld in artikel 1.42 , onder b, de perceelsgrens van het betreffende bedrijf niet overschrijdt, en:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. ingeval van een Bevi-inrichting in de toelichting op het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • c. ingeval van een Bevi-inrichting er wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In artikel 1.42 is een definitie opgenomen van een risicovolle inrichting.

1.42 risicovolle inrichting

  • a. een Bevi-inrichting;
  • b. een AMVB-inrichting waarvan krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen en waarbij die minimale afstand zich uitstrekt buiten de betreffende inrichting;
  • c. een inrichting waarin sprake is van opslag van ontplofbare stoffen als genoemd in onderdeel C, categorie 3, onder 3.6, a t/m i van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan bestaat uit een beschrijving van het plangebied en de inrichting (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan de drie voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 2 Plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt binnen de 2e fase van het Euregionale Bedrijventerrein van ´s-Heerenberg, welk terrein momenteel bouwrijp wordt gemaakt. Het terrein is in gebruik geweest als agrarisch productiegebied. Direct ten westen van het terrein ligt het bestaande Euregionale bedrijventerrein.

De zuidrand van het bedrijventerrein wordt gevormd door het Grenskanaal. Dit kanaal is geomorfologisch van belang. Het betreft een oude riviermeander. In het landschapsbeeld manifesteert deze waterloop zich op een bescheiden wijze.

Langs de noordkant van het plangebied loopt de Meilandsedijk. Deze weg is onderdeel van het provinciale wegennetwerk (N816) en wordt intensief gebruikt. De N816 is de provinciale verbindingsweg tussen 's-Heerenberg en Ulft.

2.2 Beschrijving plan

Mainfreight vervoert verschillende producten door heel Europa. De inrichting bestaat uit een transport- en expeditiebedrijf, overslagbedrijf en magazijnen voor de op- en overslag van stukgoed. Aan de Transportweg 5 is een nieuwe loods gepland voor de opslag van cosmetische producten, waaronder brandbare stoffen en aerosolen.

In de loods worden ADR-geclassificeerde goederen voor klanten van Mainfreight opgeslagen en in voorraad gehouden. In dit pand worden voornamelijk house & body care producten opgeslagen voor verschillende klanten zoals Beiersdorf en Rituals. De ADR goederen zijn ADR klasse 2 en klasse 3. Tevens vindt order picking plaats en worden deze goederen gereed gezet voor distributie en afgevoerd. Er vindt geen ompakken van goederen plaats. In de drukste periode van het jaar zullen er totaal ca. 85 personen in het pand werkzaam zijn.

De realisatie van het distributiecentrum is passend binnen de gebruiks- en bouwregels van het vigerend bestemmingsplan met uitzondering van de risicovolle stoffen.

Hoofdstuk 3 Wijzigingsvoorwaarden

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk toetst aan de wijzigingsbevoegdheid van het vigerend bestemmingsplan Euregionaal Bedrijventerrein fase II'. Het gaat om het volgende artikel van de bestemming 'Bedrijven', in combinatie met de begripsbepaling 'risicovolle inrichting':

3.5.1 Opnemen aanduiding 'risicovolle inrichting'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van de aanduiding ‘risicovolle richting’, mits uit onderzoek is gebleken dat de PR-contour, dan wel de minimaal aan te houden afstand als bedoeld in artikel 1.42 , onder b, de perceelsgrens van het betreffende bedrijf niet overschrijdt, en:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. ingeval van een Bevi-inrichting in de toelichting op het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • c. ingeval van een Bevi-inrichting er wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.42 risicovolle inrichting

  • a. een Bevi-inrichting;
  • b. een AMVB-inrichting waarvan krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen en waarbij die minimale afstand zich uitstrekt buiten de betreffende inrichting;
  • c. een inrichting waarin sprake is van opslag van ontplofbare stoffen als genoemd in onderdeel C, categorie 3, onder 3.6, a t/m i van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht

3.2 Kwantitatieve risicoanalyse

Om de externe veiligheid van het plangebied in kaart te brengen, is het in Nederland gebruikelijk om een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uit te voeren. Door middel van deze QRA wordt het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) bepaald.

Door Royal HaskoningDHV is een QRA1 uitgevoerd conform de risicoanalysemethodiek beschreven in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI versie 3.2. Hierbij is gebruik gemaakt van het voorgeschreven rekenprogramma Safeti-NL 6.54. Het onderzoek is toegevoegd als bijlage 1.

In verband met de mogelijke wisselingen in het klantenbestand van Mainfreight, zijn in de QRA drie situaties berekend:

  • 1. Een situatie in overeenstemming met de voorgenomen kennisgeving BRZO van de initiële klant(en. In deze situatie is ruimte voor de opslag van hoeveelheden aerosolen. In deze situatie is er geen PR 10-6/jaar contour. De groepsrisicocurve blijft geheel onder de oriëntatiewaarde en is niet relevant binnen het BEVI (maximaal aantal slachtoffers is kleiner dan 10).
  • 2. Een worst case situatie met 10% van de gevaarlijke atomen in één opslag en 1% gevaarlijke atomen in het compartiment met aerosolen. In deze situatie is er geen PR 10-6/jaar contour buiten de inrichting. De groepsrisicocurve blijft zeer ruim onder de oriëntatiewaarde (maximaal aantal slachtoffers van 12). De kans hierop ligt ruim een factor 300 onder de oriëntatiewaarde.
  • 3. Een worst case situatie met 10 % van de gevaarlijke atomen in alle opslagen. In deze situatie is er geen PR 10-6/jaar contour buiten de inrichting. De groepsrisicocurve blijft zeer ruim onder de oriëntatiewaarde (maximaal aantal slachtoffers van 12). De kans hierop ligt ruim een factor 300 onder de oriëntatiewaarde.

Op de verbeelding is een veiligheidszone (PR 10-6/jaar) opgenomen op de inrichtingsgrens, waardoor geborgd is dat de PR10-6 contour binnen de inrichitngsgrens blijft. Binnen deze veiligheidscontour mogen geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten worden opgericht. Een uitzonering hierop zijn de bedrijfsgebouwen van de inrichting zelf. Hoewel deze bedrijfsgebouwen als beperkt kwetsbare objecten kunnen worden aangemerkt, worden de bedrijfsgebouwen van inrichitngen die onder het Bevi vallen niet als beperkt kwetsbaar object aangemerkt bij de toepassing van de normen voor het plaatsgebonden risico.

3.3 Verantwoording groepsrisico

De verantwoording bestaat uit de volgende elementen:

  • vaststellen van de risico's van de huidige situatie en na realisatie van het nieuwe plan.
  • maatregelen ter beperking van de risico's.
  • mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.

In deze paragraaf worden de stappen doorlopen en eventuele maatregelen aangegeven.

De risico's
Alle berekende situaties (zie paragraaf 3.2) voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en hebben een niet relevant groepsrisico of een groepsrisico dat zeer ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Voor de verantwoording van het groepsrisico is het berekende groepsrisico relevant.

Maatregelen ter beperking van de risico's
In de loods is voor alle compartimenten beschermingsniveau 1 van toepassing. Het compartiment voor klasse 3 producten is uitgerust met Hi Ex inside air en het compartiment voor klasse 2.1 producten is uitgerust met in-rack sprinklers.

Aangezien er bij twee situaties geen sprake is van een PR10-6-contour en bij het worst-case scenario de PR 10-6-contour binnen de inrichtingsgrens ligt en er sprake is van een zeer beperkt groepsrisico, worden aanvullende maatregelen niet noodzakelijk geacht.

Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid heeft betrekking op het zelfreddend vermogen van mensen en de mogelijkheden om te kunnen vluchten. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en tevens in staat zijn te vluchten. Kinderen, ouderen en minder validen zijn voorbeelden van verminderd zelfredzame mensen.

In de omgeving van het plangebied zijn in de huidige weinig personen aanwezig (feitelijke situatie) en de personendichtheid zal op basis van mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen beperkt toenemen. De personen zijn voldoende zelfredzaam. De bestaande wegen bieden voldoende mogelijkheden om te vluchten.

Bestrijdbaarheid
Voor hulpverlening gaat het om de bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpdiensten en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen. Het is van belang dat de aanrijdroute voor de hulpdiensten niet gelijk is aan de vluchtroute van de aanwezigen.

Het plangebied ligt nabij de hoofdontsluiting van het bedrijventerrein, daarmee goed toegankelijk voor de brandweer, mede gelet op de aard van het terrein.

Tevens zijn op het Euregionale bedrijventerrein voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen gerealiseerd zodat de brandweer kan optreden bij een calamiteit. De bluscapaciteit en de opstelvoorzieningen zijn tevens beoordeeld in het moederplan.

Advies veiligeheidsregio

Het advies van de veiligheidsregio Noord- en OostGelderland is opgenomen als bijlage 2 bij dit wijzigingsplan. Ter verbetering van de veiligheid en de zelfredzaaheid adviseert de veiligheidsregio om:

  • actief te communiceren over de risicos en de te nemen maatregelen;
  • iaanvullende bluswatervoorzieningen aan te leggen voor de bestrijding van brand.

Bovenstaande maatregelen zijn niet ruimtelijk relevant en van toepassing op het gehele bedrijventerrein. De maatregelen zijn daarom niet in dit wijzigingsplan opgenomen. In de toekomst zal de gemeente Montferland in andere trajecten en in de communcatie met het op te richten bedrijf aandacht besteden aan de implementatie van de de maatregelen.

3.4 Conclusie

Er wordt voldaan aan de gestelde wijzgingsvoorwaarden:

  • De PR 10-6-contour ligt ook in het worst-case scenario binnen de perceelsgrens. Deze conour is opgenomen op de verbeelding, zodat bij eventuele wijziging van activiteiten van het bedrijf de risicos niet toe kunnen nemen.
  • Het groepsrisio is in het worst-case scenario zeer laag. Hiervoor is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.
  • Er wordt voldaan aan het gestelde in het Bevi.
  • Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Het naastgelegen perceel is door het bedrijf in optie voor een toekomstige uitbreiding.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggend plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van dit wijzigingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure, zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp-wijzigingsplan is met ingang van 5 januari 2017 gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Van de geboden mogelijkheid om zienswijzen in te dienen is geen gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 5 Motivering

De in deze toelichting beschreven ontwikkeling wordt in ruimtelijk en planologisch opzicht aanvaardbaar geacht omdat:

  • het bedrijf past binnen de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan;
  • het bedrijf, met uitzondering van de risicovolle stoffen, past binnen de gebruiksregels van het vigerende bestemmingsplan
  • de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is.
  • De PR 10-6-contour ook in het worst-case scenario binnen de perceelsgrens ligt .
  • Het groepsrisio in het worst-case scenario zeer laag is. Hiervoor is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.
  • Er voldaan wordt aan het gestelde in het Bevi.
  • Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.