Plan: | Buitengebied(vierde herziening), wijziging Steegseweg 26 te Beek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.wplgbgbfwosteweg26-va01 |
Bij brief van 14 september 2019 is namens eigenaren van de locatie Steegseweg 26 te Beek een verzoek ingediend tot functieverandering naar 'wonen' op die zelfde locatie. Ter compensatie van de sloop van 687 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wenst men ter plaatse gebruik te maken van de mogelijkheid om één woongebouw met 2 kleinere wooneenheden te realiseren. De bestaande woonboerderij inclusief deel en en daarbij gesitueerd tuinhuis blijven behouden.
Omdat het verzoek in beginsel voldeed aan de uitgangsvoorwaarden voor functieverandering naar wonen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied', hebben wij op 29 oktober 2019 besloten in pincipe medewerking te willen verlenen aan het verzoek. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of er volledig aan voorwaarden zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering naar wonen (43.3.1 en 43.3.5) zou kunnen worden voldaan.
Uit de ingediende ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van het initiatief is nadien gebleken dat aan alle noodzakelijke wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan.
Om het initiatief mogelijk te maken, is het voorliggende wijzigingsplan, genaamd Bestemmingsplan 'Buitengebied (vierde herziening), wijziging Steegseweg 26 te Beek' opgesteld.
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. In de toelichting van het wijzigingsplan wordt ingegaan op de ruimtelijke en milieutechnische haalbaarheid van het plan. De regels en de verbeelding dienen in samenhang met elkaar te worden gelezen en geven de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied van dit wijzigingsplan weer. Op het wijzigingsplan zijn de geldende regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied', van toepassing (thans de regels zoals deze gelden na de vierde herziening).
Opbouw van het rapport
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de planlocatie. De uitvoeringsaspecten komen in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 volgt de juridische toelichting en hoofdstuk 5 ten slotte beschrijft de uitvoerbaarheid.
De planlocatie Steegseweg 26 te Beek (kadastraal bekend als gemeente Beek, sectie K, perceelnummer 1172) ligt in het buitengebied van de gemeente Montferland ten zuidwesten van de kern Beek. De locatie is gelegen op enige afstand van de Steegseweg. Op korte afstand van de planlocatie ligt het vakantiepark 'De Byvanck'. De planlocatie wordt rondom begrensd door agrarische gronden, die voornamelijk worden gebruikt voor grasland. Op enige afstand liggen nog enkele agrarische bouwpercelen en woningen.
Het voormalige agrarische bedrijf op de locatie was een gemengd bedrijf met onder andere varkens en akkerbouwactiviteiten. Op de planlocatie bevindt zich in de huidige situatie naast de woning met aangrenzende deel (116 m²) nog 687 m² aan gebouwen. De schuren worden niet meer agrarisch gebruikt. De boerderij is met het voorhuis georiënteerd op de weg. Bij de boerderij bevindt zich een siertuin met poel. Hoewel het erf groen is, staan de schuren wat kaal in het landschap.
Op grond van het landschapsontwikkelingsplan (LOP+), maakt de locatie onderdeel uit van het ensemble van de Montferlandse berg en bevindt deze zich in het deelgebied 'de broekgebieden'. Het betreft hier een open en agrarisch landschap met elzensingels, meidoornheggen en solitaire bomen in het veld.
Het Beekse Broek aan de westzijde van de berg bestond honderd jaar geleden nog voornamelijk uit heide en oude ontginningen. Omsteeks 1900 is men begonnen de overgebleven heidevelden op de lage zandgronden onder Beek en Braamt te ontginnen. Het gebied wordt daarom in het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied' ook wel heideontginningenlandschap genoemd.
Kenmerkend voor het erf Steegseweg 26 is dat deze zich op enige afstand bevindt van de Steegseweg. Hoewel de locatie in het jonge heideontginningsgebied ligt, is het een oude bebouwingslocatie. Het erf is op oude kaarten herkenbaar als een omzoomde akker (kamp) met bebouwing dat als een eilandje in het heidelandschap ligt.
Het erf wordt ontsloten door een toegangsweg met aan weerszijden moeraseiken. Hierlangs liggen ook de kuilplaten.
Met de ontginning van de broekgebieden (intensivering van de landbouw en de ruimtevraag van o.a. recreatie en wonen) is de van oorsprong kleinschaligere structuur volledig verdwenen en is het erf opgegaan in de rechtlijnige ontginning. Het landschap kenmerkt zich door een vrij vlak verloop in hoogte en kwelwater dat hier omhoog komt. De weteringen en sloten voeren het water af richting het noordwesten.
Het gebied is ontgonnen in een blokverkavelingsstructuur. De openheid van de blokverkavelingen wordt doorsneden door bomenlanen. Aan deze bomenlanen zijn veelal de erven gelegen. De afstand van het erf tot aan het ontginningslint kan sterk verschillen.
Het streven is om bestaande landschapselementen te herstellen en duurzaam te beheren en de erven te vergroenen met streekeigen erfbeplanting.
Op de planlocatie zijn geen beleidsaspecten van nationaal belang aan de orde.
Het beleid van de provincie Gelderland is gericht op waarborging en versterking van bestaande kwaliteiten. De provincie wil de basiskwaliteit van de Gelderse landschappen in ieder geval behouden. Bij initiatieven voor functieverandering moeten de gebiedskwaliteiten worden versterkt. Nieuw 'rood' moet een kwaliteitsverbetering zijn in het gebied. Er is sprake van sloop en hergebruik van vrijkomende bebouwing. De 'rood-rood' en 'rood-groen' verhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de bestaande situatie bepalen de aanvaardbaarheid. Daarbij moet de vraag worden gesteld of de nieuwe functie qua aard en schaal passend is, of deze zich geruisloos in het karakter van het betreffende buitengebied laat inpassen. Als de nieuwe situatie qua omvang of qua effecten dusdanig is dat de aard van het betreffende buitengebied verandert, dan is er sprake van een grootschalige ontwikkeling en is een afweging nodig op grond van de 'ladder . In dit geval is geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. De bouw van een woongebouw met twee wooneenheden wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling.
Op 29 december 2018 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. De kwaliteit van de leefomgeving blijft van groot belang. Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied blijft onverminderd het vertrekpunt.
Volgens het landschapsontwikkelingsplan+ zijn de stuwende krachten voor ontwikkeling in dit gebied de aanleg van de ecologische verbindingszone, bedrijvigheid en wonen in vrijkomende agrarische bebouwing en behoud en herstel, versterking en onderhoud van landschapselementen.
In 2008 heeft de gemeente Montferland het functieveranderingsbeleid 'Ruimte voor vernieuwing in het Buitengebied' opgesteld met daarin diverse mogelijkheden voor functieverandering naar wonen en werken. Dit beleid is in 2012 herijkt. Het functieveranderingsbeleid naar wonen zoals opgenomen in de notitie 'Herijking Ruimte voor Vernieuwing in het Buitengebied' (2012) is in 2019 opnieuw tegen het licht gehouden en feitelijk nog steeds actueel bevonden.
Omdat er periodiek sprake is van nieuw dan wel geactualiseerd beleid, wordt ook het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente periodiek geactualiseerd. Wijzigingen in beleid worden daarbij waar mogelijk direct doorvertaald. De laatste vierde periodieke actualisatie van het bestemmingsplan 'Buitengebied' is vastgesteld op 28 maart 2019. Onlangs heeft het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied, vijfde herziening' ter inzage gelegen. Hiermee blijft ook beleidsmatig sprake van een actueel bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Het functieveranderingsbeleid van de gemeente Montferland is doorvertaald in wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan 'Buitengebied' en sindsdien doorlopend geactualiseerd met de periodieke actualiaties.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals dat geldt na vaststelling van de vierde periodieke actualisatie, is de locatie Steegseweg 26 te Beek bestemd tot 'agrarisch' en voorzien van een agrarisch bouwvlak.
De planlocatie is is overwegend voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 1'. De gehele locatie is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone-waardevol landschap'.
In artikel 43.3 van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' (zoals dat geldt na de vierde periodieke actualisatie) zijn de actuele wijzigingsregels opgenomen die functieverandering mogelijk maken. De algemene voorwaarden voor functieverandering naar 'wonen' zijn opgenomen in artikel 43.3.1. De specifieke voorwaarden voor de oprichting van een woongebouw met 2 wooneenheden zijn opgenomen in artikel 43.3.5.
Op een locatie moet ten minste 600 m² aan (bij)gebouwen, niet zijnde een woning, aanwezig zijn om voor functieverandering in aanmerking te komen. De oppervlakte aan gebouwen dient in de nieuwe situatie met ten minste 50% te zijn gereduceerd. Er moet worden voldaan aan de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan ten aanzien van de situering van de bebouwing, beeldkwaliteit van de bebouwing en landschappelijke inpassing. Zo moet er sprake zijn van één compact erf.
Door 'Groenplan Tuin en landschapsarchitectuur' is de onderstaande inrichtingsschets opgesteld. Zie hiervoor ook bijlage 7 bij de toelichting.
Ter compensatie van de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (687 m²) wordt in de nieuwe situatie aan het centrale erf één nieuw woongebouw voorgestaan met twee wooneenheden. De wooneenheden hebben een maximale inhoud van 400 m³ en beschikken over maximaal 50 m² inpandige berging per wooneenheid. Bij de bestaande woning blijft de 'deel' gehandhaafd als bijgebouw'.
Ten opzichte van de te slopen bebouwing wordt het nieuwe woongebouw iets verder westwaarts geprojecteerd, maar wel binnen de huidige begrenzing van het agrarisch bouwvlak. De bestaande oprit blijft behouden. De kuilplaten langs de toegangsweg met een oppervlakte van circa 300 m² (50 m x 6m) zullen eveneens worden verwijderd.
De aanwezige eikenlaan wordt doorgetrokken door aanplant van inlandse eiken tot aan het gemeenschappelijk erf. Aan weerszijden van de moeraseiken wordt een lage meidoornhaag aangelegd. De bestaande en geplande bebouwing grenzen aan het gemeenschappelijke erf. Samen met enkele, markante, solitaire bomen wordt het erf gecompleteerd. In het weiland ten westen van het woonperceel worden enkele solitaire bomen ingeplant. Deze zorgen voor een besloten karakter waardoor de openheid van het omliggende landschap een nieuwe rand krijgt en het erf niet kaal in het landschap ligt. Het weiland zal grotendeels als weiland behouden blijven, waarmee wordt aangesloten op het omliggende landschap met het gewenste open karakter. Rondom het woongebouw worden nieuwe hagen en groensingels voorgesteld van streekeigen plantensoorten (Eik, Ruwe Berk, Meidoorn, Zwarte Els, Boswilg). Aan de noordzijde van het voormalige agrarische bouwperceel wordt tegen de perceelsgrens een groensingel met streekeigen beplanting en enkele solitaire bomen aangelegd.
De inrichtingsschets is gebaseerd op de verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten voor beeldkwaliteit zoals opgenomen in het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied'. Hierin zijn onder meer richtlijnen opgenomen voor beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing bij functieveranderingsinitiatieven naar 'wonen'.
Indien op een erf sprake is van functieverandering, dan is in beginsel het uitgangspunt dat alle nieuwe bebouwing, wat betreft goothoogte en positie op het erf onderschikt is aan de oude boerderij. Het nieuwe woongebouw heeft een enkelvoudige hoofdvorm, een beeldbepalend dakvlak en een sobere uitstraling. Overkappingen als onderdeel van het dak zijn onder voorwaarden toegestaan.
Compact erf
Erfafscheidingen
Verhogingen en vergravingen
Richtlijnen op bebouwingsniveau:
Het woongebouw heeft de uitstraling van een schuurmodel. Van belang daarbij zijn de enkelvoudige hoofdvorm, het beeldbepalende dakvlak en de sobere uitstraling. Het woongebouw is qua beeld ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Dat wil zeggen, de toets aan de wijzigingsvoorwaarden (ruimtelijke en milieutechnische aspecten).
In het kader van de uitvoerbaarheid is een uitgebreide definitieve ruimtelijke onderbouwing aangeleverd ('Ruimtelijke Onderbouwing Steegseweg 26 te Beek, augustus 2020' met de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken naar onder meer bodem, natuurwaarden, geluid en archeologie). Zowel de ruimtelijke onderbouwing als de bijbehorende onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. De toets wijst uit dat de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling op de locatie uitvoerbaar is. Er zijn geen negatieve effecten in de omgeving te verwachten wanneer het plan wordt uitgevoerd zoals in de onderbouwing is beschreven. In dat kader is tevens een realisatieovereenkomst met eigenaar/initiatiefnemer afgesloten.
In deze paragraaf zijn tabellen opgenomen met hierin vermeld de toets aan de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in artikel 43.3.1 en 43.3.5 van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Art. | Voorwaarden uit bestemmingsplan Buitengebied artikel 4.3.1. (algemene voorwaarden) | Toetsing |
43.3.1.a | Door hergebruik of verandering van de functie van bebouwing in het buitengebied worden de bestaande (agrarische) bedrijven en functies in de omgeving niet belemmerd. | De functieverandering vormt geen belemmering voor bestaande (agrarische) bedrijven en functies in de omgeving. Het meest nabij gelegen agrarisch bedrijf, betreft de locatie Zuider Markweg 13 op meer dan 50 meter afstand. Een ander nabij gelegen agrarisch bouwvlak betreft de Oude Kolkstedeweg 6/6a op ca 150 meter. In beide gevallen is geen sprake van een intensieve veehouderij en wordt voldaan aan de noodzakelijk aan te houden afstand van 50 meter. Op de locatie Melkweg 2 (ca. 60 meter) bevindt zich een terrein voor verblijfsrecreatie ('de Bijvank'). Dit recreatieterrein wordt niet belemmerd door de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. |
43.3.1.aa | Op de locatie heeft niet reeds eerder functieverandering naar 'wonen' plaatsgevonden. | Op de locatie heeft niet eerder functieverandering naar wonen plaatsgevonden. |
43.3.1.b | Behoudens hergebruik van monumentale gebouwen dan wel hergebruik van een aanwezige deel is functieverandering naar wonen eerst aan de orde indien op een perceel ten minste 600 m² aan (bij)gebouwen, niet zijnde een woning, aanwezig is. De deel maakt onderdeel uit van genoemde 600 m² wanneer deze in het kader van functieverandering naar 'wonen' kan en wordt gesloopt. | In dit geval is geen sprake van een monumentaal pand. De totale oppervlakte aan te slopen gebouwen op de locatie bedraagt 687 m². De locatie komt daarmee voor functieverandering in aanmerking. De voormalige woonboerderij met deel (116 m²) blijft daarbij behouden en maakt daarom geen deel uit van de bovengenoemde oppervlakte. |
43.3.1.c | Functieverandering mag niet leiden tot beperking van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden landbouw' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. | In de directe omgeving van het plangebied zijn geen gronden aangeduid voor 'grondgebonden landbouw' of als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. De functieverandering leidt dan ook niet tot beperking van de ontwikkelings- mogelijkheden binnen deze gebieden. |
43.3.1.d | Functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling, dan wel een ten opzichte van de bestaande situatie onaanvaardbaar verkeersaantrekkende werking. | Het toevoegen van 2 wooneenheden leidt niet tot problemen met de verkeersafwikkeling. De bestaande woning en de nieuwbouw leiden tot een zeer geringe toename van het aantal verkeersbewegingen op de Steegseweg en de wegen in de omgeving. De capaciteit van de Steegseweg is ruim voldoende om de geringe toename aan verkeersbewegingen te verwerken. De nieuwe woonfunctie veroorzaakt geen onaanvaardbaar verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de bestaande situatie. |
43.3.1.e | - | n.v.t. |
43.3.1.f | Indien de functieveranderingslocatie is gelegen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap', mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernkwaliteiten van het 'waardevol landschap', zoals beschreven in bijlage 5 bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. |
De functieveranderingslocatie bevindt zich in een gebied dat is aangeduid als ‘waardevol landschap’ (Montferland). Gelet op de substantiele afname van het bebouwd oppervlak en de zorgvuldige (landschappelijke) inpassing van de nieuwbouw, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de kernkwaliteiten van het waardevol landschap. |
43.3.1.g | Functieverandering mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek flora en fauna dient te worden aangetoond. | Gelet op de aard van de voorgenomen activiteiten en de afstand tot Natura 2000-gebieden (3,6 km tot Rijntakken), zullen de voorgenomen activiteiten niet leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. De locatie bevindt zich buiten het GNN en GO. Uit de resultaten van het onderzoek zoals opgenomen in bijlage 6 bij deze toelichting blijkt dat er geen beschermde soorten zijn aangetroffen. Het plangebied behoort niet tot geschikt functioneel leefgebied voor zeldzame en kritische (grondgebonden) diersoorten en is een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden. |
43.3.1.h | Indien de functieveranderingslocatie is gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN', 'overige zone - GO' en 'overige zone - GO-EVZ', mogen de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals beschreven in bijlage 5 bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied', niet significant worden aangetast, tenzij door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen. | Het plangebied is niet gelegen binnen gebied met de aanduiding 'overige zone-GNN' of 'overige zone-GO'. |
43.3.1.i | Het totaal aantal wooneenheden als gevolg van hergebruik of functieverandering mag niet meer bedragen dan twee per perceel en het aantal vrijstaande woningen niet meer dan één. | Er wordt één woongebouw toegevoegd met twee wooneenheden. |
43.3.1.j | Vervallen | n.v.t. |
43.3.1.k | Bodemonderzoek heeft aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik dan wel daarvoor geschikt kan en zal worden gemaakt. | Er is onderzoek verricht naar de gronddepots op het terrein, naar de drupstroken van de asbestdaken, naar minerale olie met betrekking tot voormalige brandstoftanks en een huidige bovengrondse dieseltank in een te slopen schuur, én naar verontreiniging rondom de kuilplaten aan de zuidzijde van het plangebied. Grenzend aan de te slopen gebouwen is onder de klinkerverharding van het erf in een bijmenging van puin een verhoogd gehalte aan asbest aangetroffen (in de fractie <20 mm is het gehalte aan asbest 100 mg/kg), waardoor nader onderzoek noodzakelijk was op basis van NEN 5707. De erfverharding is aangemerkt als Asbestweg, waarvan melding is gedaan bij het ILT. Uit het verkennend onderzoek is voorts gebleken dat de bovengrond aan de randen van de betonnen kuilplaat een licht verhoogd gehalte aan PAK bevat en dat ter plaatse in het grondwater een verhoogd gehalte aan Barium is gemeten. Naar aanleiding van de bevindingen is nader onderzoek gedaan naar de verontreiniging ter plaatse van de dieseltank, het verhoogde gehalte aan PAK en Barium ter plaatse van de kuilplaat en naar asbest onder de klinkerverharding ter plaatse van de te slopen gebouwen. Hieruit is geen situatie naar voren gekomen die direct noodzaakt tot sanering. Zie nadere toelichting onder deze tabel. Het verkennend asbest- en bodemonderzoek en het nadere asbest en aanvullende bodemonderzoek zijn resp. als bijlage 2 en 3 opgenomen bij deze toelichting. |
43.3.1.l | Een watertoets heeft aangetoond dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding c.q. het watersysteem. | Uit de watertoets blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan met betrekking tot het aspect water. Zie de nadere toelichting onder deze tabel. |
43.3.1.m | Indien de functieveranderingslocatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mag de nieuwe functie niet leiden tot een hoger risico voor het grondwater in vergelijking met de situatie vóór functieverandering. | Het plangebied ligt niet in een 'milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied'. |
43.3.1.n | Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat als gevolg van de functieverandering geen archeologische waarden worden aangetast dan wel deze waarden door het nemen van maatregelen kunnen worden ontzien. | De locatie bevindt zich nagenoeg volledig binnen gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde (archeologische verwachting 1, ontleend aan de archeologische verwachtings/maatregelenkaart). In het kader van de beoogde ontwikkeling is daarom een bureauonderzoek i.c.m. een karterend booronderzoek uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 5 opgenomen bij deze toelichting. Op basis van de aangetroffen bodemopbouw kan worden geconcludeerd dat binnen het gehele plangebied zowel het potentiële archeologische vondst- als sporenniveau sterk aangetast dan wel volledig verwijderd is. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen dan ook niet meer in situ worden aangetroffen. De archeologische verwachtingswaarde kan voor het gehele plangebied worden bijgesteld naar een lage verwachtingswaarde voor alle archeologische perioden. |
43.3.1.o | Uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de functieveranderingslocatie sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur. | In de omgeving bevinden zich geen agrarische bedrijven met diersoorten waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld (intensieve veehouderijen). Voor de melkrundveebedrijven in de omgeving en de paardenhouderij (zie 43.3.1.a) wordt een richtafstand aangehouden van 50 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Ter plaatse is volgens de geurkaart sprake van een zeer goed leefklimaat. Vanuit het aspect geur zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoering van het wijzigingsplan. |
43.3.1.p | Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op een willekeurige gevel, als gevolg van een weg de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting, niet overschrijdt. | Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek van 24 maart 2020 blijkt dat de geluidsbelasting van verkeer ter hoogte van het geplande woongebouw aan de Steegseweg 26 ten hoogste 36 dB bedraagt (als gevolg van de Zuider Markweg) na aftrek van 5 dB ex art 110g Wgh. De voorkeursgrenswaarde wordt daarmee niet overschreden. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. Zie voor het onderzoek bijlage 4 bij de toelichting. |
43.3.1.q | Er is aangetoond dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de functieverandering. | Het plan voorziet in sloop van overtollige bebouwing, hergebruik van de voormalige bedrijfswoning en nieuwbouw van een woongebouw met 2 wooneenheden. Er is sprake van een project dat in niet-betekende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor wat betreft de luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het plan. In de omgeving komen geen intensieve veehouderijen voor. |
43.3.1.r | Functieverandering naar 'wonen' is niet toegestaan binnen de indicatieve magneetveldzone van een hoogspanningsleiding, tenzij nader onderzoek heeft uitgewezen dat de functieverandering plaatsvindt buiten de specifieke magneetveldzone. | De locatie bevindt zich niet in de nabijheid van een hoogspanningsleiding. |
43.3.1.s | Functieverandering is niet toegestaan binnen de geluidzone van een bedrijventerrein c.q. binnen het invloedsgebied van dat bedrijventerrein gelet op de op dat bedrijventerrein toegelaten milieucategorieën. | De locatie bevindt zich niet binnen het invloedsgebied of een geluidzone van een bedrijventerrein. |
43.3.1.t | Er is aangetoond dat wordt voldaan aan de normstelling in het kader van de externe veiligheid. | In de directe omgeving bevinden zich geen buisleidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De propaangastanks ter plaatse van vakantiepark 'de Bijvank' vormen gelet op de afstand tot het plangebied eveneens geen belemmering. Het verlengde van de A12 (A3) bevindt zich ter hoogte van het plangebied op een afstand van ca. 1.000 meter. Het extern veiligheidsaspect (vervoer gevaarlijke stoffen) vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Zie de nadere toelichting onder deze tabel. |
43.3.1.u | De economische uitvoerbaarheid en de behoefte aan het specifieke project wordt aangetoond. | Het onderhavige bouwplan betreft een particulier initiatief. De initiatiefnemer neemt dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten voor zijn rekening. Het te bouwen woongebouw voorziet in de behoefte aan betaalbare wooneenheden in het buitengebied voor de kleinere huishoudens. |
43.3.1.v | In geval op een functieveranderingslocatie sprake is van een bedrijfswoning, wordt deze in de nieuwe situatie bestemd tot 'wonen'. | De huidige bedrijfswoning wordt in de nieuwe situatie bestemd tot 'wonen'. De deel wordt voorzien van de aanduiding 'bijgebouw'. |
Nadere toelichting Bodemkwaliteit (43.3.1.k)
Op de locatie heeft een verkennend bodem- en asbestonderzoek plaatsgevonden.
Het verhoogde gehalte aan minerale olie is mogelijk afkomstig door het huidige en/of historisch gebruik van de locatie (lekken of morsen).
Op basis van de resultaten uit het verkennend bodemonderzoek, zijn de volgende locaties aanvullend onderzocht:
Uit het nader asbestondezoek is gebleken dat er geen belemmering bestaat tegen de voorgenomen ontwikkeling van de locatie. Wel wordt geadviseerd om bij (graaf)werkzaamheden alert te zijn op het aantreffen van stukken asbestverdachte materialen en deze op de juiste wijze te verwijderen en af te voeren.
Nadere toelichting Water (43.3.1.l)
Onderstaand is de watertoets weergegeven welke is uitgevoerd in het kader van onderhavig wijzigingsplan.
Hemelwater
Het waterschap en de gemeente houden voor het afkoppelen en infiltreren in de bodem een benodigde berging aan van 40 mm/m² verhard. Hemelwater moet op eigen terrein afgekoppeld worden en in de bodem worden geïnfiltreerd. Door de sloop van de schuren en het verwijderen van de kuilvoerplaten neemt het verhard oppervlak af. De oppervlakte van de nieuwe bebouwing is substantieel minder dan in de oude situatie. Op basis hiervan is het, ten aanzien van het bergen van hemelwater aannemelijk dat binnen de plangrenzen voldoende ruimte beschikbaar is om de waterbergingsopgave op meerdere manieren te verwerken en te infiltreren (waaronder een bergingsvijver).
Huishoudelijk afvalwater
In de nieuwe situatie zullen de wooneenheden aangesloten kunnen worden op de bestaande huisaansluiting voor vuil water. Het verdient aanbeveling om de bestaande huisaansluiting te vergroten naar een leiding met een diameter van 160 mm en een inspectieputje te plaatsen waar de drie woningen op worden aangesloten. De werkzaamheden op eigen terrein worden geheel voor eigen rekening uitgevoerd. Een nieuwe aansluiting op de put mag echter alleen door de gemeente worden gemaakt en ook deze kosten worden in rekening gebracht.
Inrichting en beheer
Ten oosten van het plangebied ligt een watergang die in het beheer is bij het Waterschap Rijn en IJssel. Deze watergang maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
Nadere toelichting Externe veiligeheid (43.3.1 t)
De locatie is gelegen gelegen binnen het invloedsgebied van de Betuweroute (= 4.000 meter) en de A12 (= 4.000 meter). Over beide transportroutes worden hogere aantallen giftige vloeistoffen en giftige gassen getransporteerd.
Het plan heeft betrekking op het mogelijk maken van een kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van toxische stoffen over de Betuweroute en de rijksweg A12. Op basis van het Bevt dient voor een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter vanaf de transportroute ingegaan te worden op:
Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten. Daarnaast stelt het Bevt dat de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld moet worden om advies uit te brengen over de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Uit de notitie 'VGR voor standaard externe veiligheidssituaties' blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter zone van een transportroute ligt en het besluit geen objecten toestaat voor verminderd zelfredzame personen, er sprake is van een standaard externe veiligheidssituatie. Voor deze situaties wordt de onderstaande verantwoording van het groepsrisico gehanteerd.
De maatgevende scenario's voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt, is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw.
Art. |
Voorwaarden uit bestemmingsplan Buitengebied artikel 43.3.5 (nieuwe woongebouwen) |
Toetsing |
43.3.5a | Er wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1. | Zie hierboven |
43.3.5b | De maximale goot- en bouwhoogte van het woongebouw bedraagt niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m. | De goot- en bouwhoogte zullen maximaal 3,5 respectievelijk 9 meter bedragen. |
43.3.5c | Het woongebouw is gesitueerd binnen het voormalig agrarisch bouwvlak dan wel sluit direct aan bij de bestaande /vroegere erfsituatie en mits wordt voldaan aan de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan ten aanzien van situering van de bebouwing, beeldkwaliteit van de bebouwing en landschappelijke inpassing. | Het woongebouw is gesitueerd binnen het voormalig agrarisch bouwvlak. Het bouwplan wordt (met tussenstap van een schetsplan) uitgewerkt in overeenstemming met de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan. Zie paragraaf 4.2 |
43.3.5d | - | n.v.t. |
43.3.5e | De inhoud van een wooneenheid bedraagt niet meer dan 400 m³ en niet minder dan 275 m³. | In het nieuwe woongebouw worden twee wooneenheden gerealiseerd met elk een inhoud van maximaal 400 m³ en minimaal 275 m³. |
43.3.5f | De wooneenheden beschikken over minimaal 30 m² en maximaal 50 m² bijgebouw per wooneenheid welke uitsluitend inpandig mogen worden opgericht, met dien verstande dat ten behoeve van de gezamenlijke wooneenheden eveneens gebruik mag worden gemaakt van één bestaand vrijstaand bijgebouw bij het woongebouw, mits dat bijgebouw geen grotere oppervlakte heeft dan 200m². | Bij beide wooneenheden zal een inpandig bijgebouw van maximaal 50 m² worden gerealiseerd. |
43.3.5g | De oppervlakte in de nieuwe situatie inclusief het recht op bijgebouwen bij zowel de bestaande woning als het nieuw te bouwen woongebouw is niet groter dan 50% van de bestaande situatie. | De oppervlakte in de nieuwe situatie bedraagt minder dan 50% van de oppervlakte in de bestaande situatie. De oppervlakte exclusief de bestaande woning met deel bedraagt in de nieuwe situatie < 343 m². |
Het 'Beeldkwaliteitplan Buitengebied' (vastgesteld op 22 april 2010) is gelijktijdig opgesteld met de toenmalige Parapluherziening 'Ruimte voor vernieuwing in het buitengebied' en wordt ingezet als toetsingskader bij initiatieven voor functieverandering naar 'wonen'. De primaire functie van het beeldkwaliteitplan is om de ambities ten aanzien van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit weer te geven.
Zoals in hoofdstuk 3 reeds is aangegeven, is een erfinrichtingsplan tot stand gekomen. Het erfinrichtingsplan geeft duidelijkheid over de plaatsing van het nieuwe woongebouw op het nieuwe erf.
Bij de verdere uitwerking van de plannen dient, overeenkomstig het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied', rekening te worden gehouden met de volgende richtlijnen:
Op 1 april 2017 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging is dat bij een m.e.r.-beoordelingsprocedure de toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst alleen niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft onder de drempelwaarde, dan dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn met een milieueffectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Hiervoor wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.
In het plangebied is sprake van een functiewijziging door sloop van voormalige agrarische gebouwen en het toevoegen van 2 wooneenheden in een nieuw woongebouw. In de directe omgeving van plangebied liggen geen beschermde Natura 2000-gebieden. Uit de verschillende onderzoeksresultaten blijkt dat er geen negatieve effecten in de omgeving zijn te verwachten. Er wordt een agrarisch bedrijf beeindigd. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het milieubelang in het plan in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten van deze ontwikkeling op het milieu zijn te verwachten.
In de ruimtelijke onderbouwing is door middel van onderzoek en met de erfinrichtingsschets aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 43.3.1 en 43.3.5 van het bestemmingsplan 'Buitengebied', alsmede het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied'.
De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Montferland zoals dat geldt na de vierde periodieke herziening. In het bestemmingsplan 'Buitengebied' is in artikel 43 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om onder bepaalde voorwaarden een functieverandering naar 'wonen' mogelijk te maken.
De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwezenlijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals dat geldt na de vierde periodieke actualisatie.
Een en ander betekent, onder meer, dat de regels van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' (moederplan incl. actualisaties) van toepassing zijn op de nieuwe ontwikkeling. Dit komt tot uiting in de regels van dit wijzigingsplan. De bijbehorende verbeelding sluit aan op de systematiek van het moederplan, het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De van toepassing zijnde regels zijn opgenomen in bijlage 8 bij de toelichting.
Hieronder wordt kort aangegeven welke bestemmingen in dit wijzigingsplan zijn opgenomen. Voor een volledig inhoudelijke beschrijving van de bestemmingen wordt verwezen naar de regels van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt begrensd door de contouren van het huidge en te wijzigen agrarische bouwvlak. De gronden buiten het bouwvlak behouden hun geldende bestemming en dubbelbestemming.
Binnen het nieuwe plangebied is sprake van de volgende bestemmingen:
De archeologische dubbelbestemming binnen het plangebied komt volledig te vervallen.
Wonen
De bestaande woonboerderij (vroegere bedrijfswoning met deel) wordt met het bestaande omliggende erf en de inrit naar de locatie bestemd tot 'wonen'. De aangrenzende deel wordt voorzien van de aanduiding 'bg' inhoudende dat ter plaatse uitsluitend een bijgebouw is toegestaan.
Een bouwvlak waarborgt dat de woning gekoppeld blijft aan het erf. Ter plaatse van de moeraseiken langs de ontsluitingsweg wordt de aanduiding 'groen' opgenomen.
In de gebruiksregels is vastgelegd dat als een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt aangemerkt:
Wonen-Woongebouw
Het nieuwe woongebouw wordt met de bijbehorende grond (tuin) zoals opgenomen in het erfinrichtingsplan bestemd tot 'wonen-woongebouw'. Ter plaatse is een bouwvlak opgenomen welke enige flexibiliteit in situering mogelijk maakt. Hierbinnen is een woongebouw mogelijk met minimaal en maximaal 2 wooneenheden van minimaal 275 m³ en maximaal 400 m³ per wooneenheid. Per wooneenheid mag max. 50 m² aan inpandig bijgebouw worden opgericht. Van belang is dat het woongebouw grenst aan het verharde gemeenschappelijke erf. De haag die het achterliggende weiland scheidt van de privetuinen bij de wooneenheden is van substantieel belang en wordt met een aanduiding 'groen' vastgelegd op de verbeelding.
In de gebruiksregels is vastgelegd dat als een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt aangemerkt:
Agrarisch
De overige gronden binnen het plangebied welke niet worden voorzien van de bestemming 'wonen' of de bestemming 'wonen-woongebouw' behouden de bestemming 'agrarisch' (zonder bouwvlak). Ten westen van de inrit worden deze agrarische gronden geheel voorzien van de aanduiding 'groen' (zie de pijl op bovenstaande afbeelding). Ter plaats wordt de bestaande bomenrij versterkt en vindt een groene inrichting plaats na verwijdering van de kuilplaten.
Binnen de agrarische gronden zijn geen bouwwerken toegestaan. De gronden mogen worden gebruikt voor het (hobbymatig)houden van dieren en telen van gewassen. In de gebruiksregels is vastgelegd dat als een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt aangemerkt:
Gebiedsaanduidingen
De bestaande gebiedsaanduiding 'overige zone-waardevol landschap' wordt opnieuw op het gehele plangebied opgenomen.
De ontwikkeling van het onderhavige project is een particulier initiatief. De initiatiefnemer neemt dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten volledig voor eigen rekening alsmede mogelijke planschade. Er wordt geen exploitatieplan vastgesteld. In een overeenkomst met initiatiefnemer zijn de maatregelen vastgelegd welke in het kader van de voorbereiding en uitvoering van het project door hem moeten worden getroffen, alsmede dat alle kosten voor wat betreft voorbereiding en uitvoering van het plan voor zijn rekening komen. De kosten voor het opstellen van het wijzigingsplan zijn separaat bij initiatiefnemer in rekening gebracht. Nu er geen sprake is van andere kosten voor de gemeente, is het opstellen van een exploitatieplan, overeenkomstig artikel 6.12, lid 2 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, niet nodig.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft van 8 oktober 2020 tot en met 18 november 2020 ter inzage gelegen voor belanghebbenden.