direct naar inhoud van 4.1 Archeologie
Plan: Van Ditshuizen, Zeddam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgzddwonvanditsh-or01

4.1 Archeologie

Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. De Nederlandse overheid heeft zich met de ondertekening van het Verdrag van Malta er toe verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologische 'bodemarchief'.

De Monumentenwet heeft derhalve als doel de bescherming van het 'bodemarchief'. Het is daarom van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.

De gemeente Montferland heeft een Archeologische Verwachtingskaart en een Maatregelenkaart laten maken. Deze kaarten en het bijbehorend beleid zijn door de gemeenteraad op 18 december 2008 vastgesteld en op 16 januari 2009 in werking getreden. De Maatregelenkaart wordt daarmee de verplichte onderlegger voor (nieuwe) bestemmingsplannen en vergunningverlening.

Op deze kaart is het gebied aangegeven als een gebied waar gestreefd dient te worden naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en een oppervlakte groter dan 30 m2 is voorafgaand aan vergunningverlening archeologisch bureauonderzoek met eventueel karterend veldonderzoek verplicht.

In 2005 is het Van Ditshuizen gesaneerd, waarbij het overgrote deel van het terrein tot 1,0 m-mv. en lokaal tot 5 m-mv (kelders) is ontgraven en uitgezeefd. Aansluitend is het terrein bouwrijp gemaakt. Hierbij zijn naar verwachting alle eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem verloren gegaan.
In 2007 is de Monumentenwet herzien. Sindsdien is het verplicht om bij bodemverstorende activiteiten rekening te houden met archeologie. Omdat de bestemmingsplanherziening voor dit voor deze periode heeft plaatsgevonden, en de bodem in grote mate is verstoord, is het terrein archeologisch vrijgegeven. Ook bij de komende planherziening is het niet noodzakelijk om deze 'vrijgave' te heroverwegen.

Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een aanleg-/bouwvergunning de wettelijke meldingsplicht (artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, zodat documentatie van eventuele toevalsvondsten mogelijk blijft.

Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.)