direct naar inhoud van 5.5 Flora en fauna
Plan: Mr. Vermeulenstraat 2e fase- Loerbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsglbkwonmrverm-va02

5.5 Flora en fauna

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.

Voor de locatie is in april 2008 door Stichting Staring Advies een quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage 4). Het doel van de quickscan is om snel te inventariseren of door de geplande werkzaamheden schade kan ontstaan aan populaties van beschermde soorten flora en/of fauna, en hoe deze schade beperkt kan worden of gecompenseerd kan worden. Tijdens de uitvoering van het verkennende natuuronderzoek is het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren op de locaties nagegaan. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming gebracht kunnen worden met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet.

Het plangebied heeft geen beschermde status in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet en maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Een kilometer naar het oosten ligt het dichtstbijzijnde onderdeel van de EHS, het Bergher bos.


Uit de quikscan zijn de volgende resultaten gebleken:

Flora

Tijdens de quickscan zijn geen planten waargenomen die bescherming genieten krachtens de Flora- en faunawet.

Zoogdieren

Tijdens de quickscan zijn geen zoogdieren waargenomen die bescherming genieten krachtens de Flora- en faunawet. Het is zeer waarschijnlijk dat er enkele, tijdens de quickscan niet waargenomen, beschermde zoogdiersoorten van het gebied gebruik maken. De (mogelijk) aanwezige (overige) zoogdiersoorten vallen onder de vrijstellingsregeling voor ruimtelijke ingrepen (tabel 1).

Vleermuizen

Het inrichten van de planlocatie heeft geen gevolgen voor de mogelijk aan te treffen vleermuissoorten. Voor de te verwachten soorten Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger is voldoende geschikt foerageerbiotoop in de directe omgeving.

Broedvogels

In en rond het plangebied zijn enkele vogelsoorten aangetroffen en zijn verschillende soorten mogelijk tijdens het broedseizoen langs de randen van het gebied aanwezig. Om verstoring zo veel mogelijk te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) te starten, tenzij er zich geen broedende vogels in het gebied bevinden waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Broedgevallen buiten deze periode mogen uiteraard ook niet verstoord worden.

Amfibieƫn en vissen

Er komen geen amfibieƫn en vissen in het gebied voor.

Overige diersoorten (reptielen en ongewervelden)

Reptielen maken geen gebruik van het gebied en op grond daarvan is er geen negatief effect te verwachten. Ongewervelden zijn voldoende mobiel om negatieve effecten tijdens de inrichtingsfase te vermijden.

Conclusie

Op basis van de quickscan kan geconcludeerd worden dat de geplande woningbouw geen negatieve gevolgen zal hebben voor de in het gebied aanwezige flora en fauna. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is dan ook niet nodig. Indien er broedende vogels in het plangebied voorkomen, dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden.