direct naar inhoud van 5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Plan: kernen Loerbeek - Loil - Nieuw-Dijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgkrnkrnlrblolnd-va01

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.1.1 Vooroverleg

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel, Vitens en VROM-Inspectie Regio Oost. Van de vier instanties waar het bestemmingsplan naar toegezonden is, zijn reacties binnengekomen. De reacties zijn hieronder samengevat en van antwoord voorzien. In bijlage 1 van dit bestemmingsplan zijn de gehele vooroverlegreacties van de instanties opgenomen.

Reactie provincie Gelderland
Algemeen
In haar reactie stelt de provincie vast dat het plan voornamelijk actualiserend van aard is. Daarnaast concludeert de provincie dat een deel van het plangebied onderdeel is van het waardevolle landschap Montferland en het overgrote deel van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde kent. Echter geven de bovenstaande aandachtspunten voor de provincie geen aanleiding om hierop aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren.

Molenbiotoop
De provincie ziet ook graag dat voor het deel van het plangebied dat gelegen is binnen de molenbiotoop van de molen 'De Korenbloem' de Gelderse molenverordening het uitgangspunt is. Dit houdt in dat de molenbiotoop niet met de toegepaste norm van 90% maar met de 95%-norm berekend dient worden. Op basis van deze berekening wordt de bouwhoogte in een straal van 117 meter rondom de molen beperkt.

Kleinschalige ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Echter voor een drietal locaties in het plangebied is een kleinschalige ontwikkeling opgenomen. Het betreft hier de locaties:

  • locatie Vervangende nieuwbouw, Kloosterstraat in Loil;
  • locatie Zuidmarkweg beek in Loerbeek;
  • locatie Didamseweg 17a en 19-21 in Loerbeek.

Voor deze drie ontwikkellocaties is een aparte planprocedure doorlopen in de vorm van drie ruimtelijke onderbouwingen. Hierin zijn de ontwikkelingen onderbouwd en voorzien van de benodigde onderzoeken. De provincie adviseert derhalve om in het bestemmingsplan een kaart op te nemen met daarop aangegeven de drie locaties. Daarnaast adviseert de provincie om in de toelichting te verwijzen naar relevante ruimtelijke onderbouwingen.

Beantwoording gemeente:
De gemeente acht het niet noodzakelijk om de voorgestelde wijziging met betrekking tot de molenbiotoop over te nemen. Aangezien het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend is, worden er binnen de molenbiotoop geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De hoogtebeperkingen uit de geldende bestemmingsplannen worden overgenomen (bestemmingsplan "Loil, 3e uitbreiding 1e fase", 26 oktober 2001). De ruimtelijk planologische situatie verslechterd derhalve niet.
Daarnaast is de windrichting ter plaatse overheersend zuidwestelijk. Wind uit noordelijke richting komt weinig voor. Aangezien het plangebied ten noorden van de molen is gelegen heeft het plan weinig invloed op de werking van de molen. Zoals in de toelichting (paragraaf 3.10) is aangegeven wordt hantering van de 90%-norm daarom acceptabel geacht.

De gemeente verwerkt de opmerking aangaande de kleinschalige ontwikkelingen in de toelichting van voorliggend bestemmingsplan. In de toelichting (paragraaf 1.1) is derhalve een afbeelding met daarop de drie desbetreffende locaties opgenomen. Daarnaast wordt hier verwezen naar de bijbehorende ruimtelijke onderbouwingen.

De overige aandachtspunten hebben geen aanleiding gegeven om het bestemmingsplan te wijzigen.

Reactie Waterschap Rijn en IJssel
In haar reactie laat het Waterschap Rijn en IJssel weten geen op- en/of aanmerkingen op het voorontwerp bestemmingsplan en de hierin opgenomen waterparagraaf te hebben.

Beantwoording gemeente:
De reactie van het Waterschap Rijn en IJssel heeft niet geleid tot aanpassingen aan onderhavig bestemmingsplan.

Reactie Vitens
De Vitens heeft geen op- of aanmerkingen op het plan. Wel geeft Vitens aan dat zich in het plangebied enkele drinkwaterleidingen bevinden. Indien er in de toekomst aanpassingen aan deze drinkwaterleidingen zijn voorzien dient hier vroegtijdig contact over opgenomen te worden.

Samenvattend kan gesteld worden dat het toegezonden voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Beantwoording gemeente:
De reactie van Vitens heeft niet geleid tot aanpassingen aan onderhavig bestemmingsplan.

Reactie VROM-Inspectie Regio Oost
In haar reactie laat de VROM-Inspectie Regio Oost weten geen op- en/of aanmerkingen op het voorontwerp bestemmingsplan te hebben.

Beantwoording gemeente:
De reactie van de VROM-Inspectie Regio Oost heeft niet geleid tot aanpassingen aan onderhavig bestemmingsplan.

5.1.2 Terinzagelegging

Het ontwerp bestemmingsplan 'Kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk heeft met ingang van 19 november 2009 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van ter inzage legging is een ieder de gelegenheid geboden om zienswijzen omtrent het ontwerpplan bij uw raad kenbaar te maken. Hiervan is door verschillende personen gebruik gemaakt. In het voorliggend verslag wordt ingegaan op de ingediende zienswijzen, welke zijn voorzien van een gemeentelijke reactie. De ingediende zienswijzen zijn hierbij samengevat weergegeven en geanonimiseerd.


Zienswijzen 1 t/m 6 hebben een zienswijze ingediend met dezelfde inhoud. Deze zijn gezamenlijk behandeld. De zienswijzen 7 t/m 16 separaat behandeld.


Samenvatting zienswijzen 1 t/m 6:

  • a. Reclamanten zijn van mening dat het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid voor deze locatie oneigenlijk is. De wetgever heeft bepaald dat doorlooptijd van een bestemmingsplan 10 jaar is. Bij het bepalen van bestemmingen en wijzigingsbevoegdheden in een bestemmingsplan, moet er zicht zijn op de daadwerkelijke toepassing. Gezien het feit dat nu in het kader van dit bestemmingsplan nog geen onderzoek is gedaan naar de daadwerkelijke toepasbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid, kan gesteld worden dat het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid oneigenlijk is. Immers de uitvoerbaarheid is nog niet voldoende aangetoond.
  • b. Reclamanten zijn van mening dat woningbouw op deze locatie onwenselijk is, vanwege de volgende aspecten: uitzicht en landschap, noodzaak woningbouw, precedentwerking, waardevermindering van de woningen, historie gelijksoortige aanvragen, leefbaarheid, het gemeentelijk beleid met betrekking tot woningbouw op inbreidingslocaties en de vaststelling van de woningbouwcontouren door de Stadsregio Arnhem en Nijmegen middels het Regionaal plan.


Reactie gemeente

Ad a. Gezien het late tijdstip van indienen, was voor het verzoek voor de bouw van twee vrijstaande woningen tussen de Sint Jansgildestraat 7 en 9 te Beek geen tijd meer om vóór de terinzagelegging een ruimtelijke onderbouwing met diverse onderzoeksrapporten in te dienen. Om deze reden is er voor gekozen een wijzigingsbevoegdheid in het toekomstig bestemmingsplan op te nemen, zodat de indiening van een ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende onderzoeken voorlopig achterwege kon blijven. Echter, zoals reclamanten in verband met de uitvoerbaarheid terecht aangegeven, blijkt uit jurisprudentie dat voor gebieden waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt, de noodzakelijke onderzoeken naar bijvoorbeeld de bestaande flora en fauna of archeologie niet mogen worden uitgesteld tot de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast. Zo kan bijvoorbeeld pas op basis van onderzoek worden vastgesteld of een vereiste ontheffing op grond van de Flora- en faunawet kan worden verleend (ABR 8 september 2004, Smallingerland, AB 2004, 432).

Gezien het bovenstaande wordt voorgesteld geen wijzigingsbevoegdheid in de vorm van een "wijzigingsgebied wro-zone" in het bestemmingsplan op te nemen. Pas op het moment dat voor deze locatie een goede ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende onderzoeken is ingediend en door de gemeente is goedgekeurd, zal beoordeeld worden of een aparte bestemmingsplanprocedure voor deze locatie wordt opgestart.


Ad b. Aangezien in het bestemmingsplan ter plaatse geen wijzigingsbevoegdheid naar wonen meer wordt opgenomen, is beantwoording van de ingebrachte zienswijzen niet meer aan de orde.


Samenvatting zienswijze 7

a. Reclamant verzoekt de aangegeven grenzen van het bebouwingsvlak te herzien conform bijgaande tekening behorende bij de ingediende zienswijze en de uitbreidingsmogelijkheden van het horecabedrijf minimaal op het niveau te laten als thans is aangegeven in het vigerende bestemmingsplan (300 + 25 = 325 m2).

b. Reclamant verzoekt om geen woonbestemming aan het naastgelegen perceel (nr. 1004, eigendom van de familie Driessen) toe te kennen. Niet alleen de ontwikkelingsmogelijkheden van het horecabedrijf zullen worden beperkt, maar bovendien kan er aan de toekomstige bewoners geen goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.

Reactie gemeente

Ad a. Voorgesteld wordt de verbeelding te wijzigen conform de bij de zienswijze ingebrachte tekening, aangezien het verzoek inderdaad in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan en daarmee als zodanig ruimtelijk aanvaardbaar is.

Ad b. In paragraaf 4.9 van de ruimtelijke onderbouwing 'Didamseweg tussen 17a en 19, Loerbeek' staat vermeld dat de nieuw te bouwen woning op ruim 10 meter van het cafetaria gesitueerd is. In november 2009 is een bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk oprichten van een woning met café/cafetaria. Uit de bouwtekeningen blijkt dat de afstand van het cafetaria tot de geplande woningbouw aan de Didamsweg tussen 17 en 19 te Beek minder bedraagt dan 10 meter, aangezien de bijkeuken met koel- en vriescel tegen de perceelsgrens is gelegen. De afstand van 10 meter is gebaseerd op bijlage 1 van de VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering', waarbij de minimaal aan te houden afstand tussen een cafetaria en woningen 10 m bedraagt. Echter, in bijlage 4 wordt een voorbeeld van een 'staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging' gegeven, waar in aangegeven staat dat cafetaria hoort tot categorie A.; een activiteit die zodanig weinig milieubelastend is dat deze aanpandig aan woningen kan worden uitgevoerd. Aangezien in de zeer nabije omgeving verschillende functies voorkomen (woningen, horeca aan de Didamseweg 19-21 en diverse bedrijven (Noorder Marweg 50 en Matjeskolk)), is op deze locatie sprake van functiemenging. Mede gezien het feit dat er al sprake is van een aanpandige situatie aan de woning aan de Zuider Markweg 1, wordt vanuit het oogpunt milieuzonering een aanpandige situatie acceptabel geacht. Echter, vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt is een minimale afstand van 3 meter tussen de woning en de zijdelingse perceelgrens wenselijk. Deze minimale afstand van 3 meter is in de bestemmingsplanregels binnen de bestemming 'Wonen' juridisch vastgelegd.


Samenvatting zienswijze 8

a. Reclamant heeft tegen de bouw van een dubbele woning op deze locatie geen bezwaar, maar wel tegen de enigszins onduidelijke situatietekening, zoals opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing van het Bureau Amer. De woning komt volgens deze tekening achter de woning van reclamant te liggen. Dit is in strijd met artikel 14 'Wonen' van het ontwerp bestemmingsplan.

b. De situering is in strijd met artikel 3.2.2 van de beleidsnotitie woningbouw op inbreidingslocaties, aangezien de genoemde notitie aangeeft dat verdichting is niet mogelijk indien de ruimtelijke structuur onevenredig in het nadeel van omwonenden uitpakt. Dit betekent in elk geval dat het niet mogelijk is om een extra woning te bouwen die ligt achter bestaande woningen.


Reactie gemeente

Ad a. De situatietekening uit de ruimtelijke onderbouwing 'Didamseweg tussen 17a en 19, Loerbeek' is juridisch niet bindend. Tevens is tot op heden nog geen concrete bouwaanvraag ingediend. In het ontwerp bestemmingsplan is het perceel aan de voorzijde bestemd als 'Tuin' en voor het overige gedeelte als 'Wonen'. Een toekomstige bouwaanvraag dient in overeenstemming te zijn met de regels voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen'. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen dat de diepte van een 2-onder-1-kap woning (zonder aan- en bijgebouwen) niet meer mag bedragen dan 12 meter.

Ad b. De nieuwe woning past in de aanwezige ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur, aangezien het mogelijk is een dubbele woning op te richten die in overeenstemming is met de algemene regels die in de bestemming 'Wonen' zijn opgenomen. Op deze manier staat bijvoorbeeld al vast wat de afstanden tot (zijdelingse) perceelgrenzen dienen te bedragen en wat de maximale bouwhoogtes zijn. Op deze wijze vindt aansluiting plaats bij de reeds bestaande stedenbouwkundige structuur. Voor wat betreft de zienswijze met betrekking tot het bouwen van een woning achter bestaande woningen, wordt opgemerkt dat met een maximale bouwdiepte van 12 meter en de mogelijkheid om ten hoogste 3 meter achter de bouwgrens te bouwen, van bouwen achter de bestaande woning slechts in beperkte mate sprake is (uitgezonderd aan- en bijgebouwen, aangezien hiervoor lagere toegestane bouwhoogtes gelden). Echter, om dit geheel uit te sluiten wordt voorgesteld de bouwgrens (voorgevelrooilijn) van het perceel aan de Didamseweg tussen 17a en 19 met 2 meter op te schuiven richting de Didamseweg. Met deze aanpassing blijft tevens de bezonning van de naastgelegen woning in stand.


Samenvatting zienswijze 9

a. In het ontwerp bestemmingsplan is de locatie westelijk van de woning Didamseweg 32 en 32a te Loerbeek (eigenaar de heer Sloot) aangemerkt als 'wijzigingsgebied wro-zone' t.b.v. de bouw van een vrijstaande woning (artikel 21.2 van het ontwerp bestemmingsplan). Als op deze locatie een woning gebouwd zou worden dan komt deze in alle gevallen binnen een afstand van 50 meter vanaf het bedrijf van reclamant te liggen. Reclamant maakt bezwaar tegen deze ontwikkeling en verzocht wordt de bestemming "wijzigingsgebied wro-zone" van deze locatie af te halen, aangezien dit tot gevolg heeft dat de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf van reclamant zullen worden beperkt en geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd aan de toekomstige bewoners.

b. Voorts verzoekt reclamant om de milieutoets op te nemen als voorwaarde bij artikel 21.2 van het ontwerp bestemmingsplan.


Reactie gemeente

Ad a. Gezien het late tijdstip van indienen, was voor het verzoek voor de bouw van een vrijstaande woning op het perceel gelegen naast de dubbele woning aan de Didamseweg 32 en 32a te Loerbeek geen tijd meer om vóór de terinzagelegging een ruimtelijke onderbouwing met diverse onderzoeksrapporten in te dienen. Om deze reden is er voor gekozen een wijzigingsbevoegdheid in het toekomstig bestemmingsplan op te nemen, zodat de indiening van een ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende onderzoeken voorlopig achterwege kon blijven. Echter, bij een beslissing over een planwijziging geldt dat alle in aanmerking komende belangen moeten worden afgewogen, dus ook de milieuaspecten. Als een wijziging met zich meebrengt dat vergaande maatregelen moeten worden getroffen of de bedrijfsvoering wordt belemmerd, is een wijziging niet op zijn plaats (ABR 13 juli 2005, Delft, 200500005/1, AT 9237). Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat voor gebieden waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt, de noodzakelijke onderzoeken naar bijvoorbeeld de bestaande flora en fauna of archeologie niet mogen worden uitgesteld tot de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast. Zo kan bijvoorbeeld pas op basis van onderzoek worden vastgesteld of een vereiste ontheffing op grond van de Flora- en faunawet kan worden verleend (ABR 8 september 2004, Smallingerland, AB 2004, 432). Gezien het voornoemde wordt voorgesteld geen wijzigingsbevoegdheid in de vorm van een "wijzigingsgebied wro-zone" in het bestemmingsplan op te nemen. Pas op het moment dat voor deze locatie een goede ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende onderzoeken is ingediend en door de gemeente is goedgekeurd, zal beoordeeld worden of een aparte bestemmingsplanprocedure voor deze locatie wordt opgestart.

Ad b. Aangezien in het bestemmingsplan ter plaatse geen wijzigingsbevoegdheid naar wonen meer wordt opgenomen, is beantwoording van de ingebrachte zienswijzen niet meer aan de orde.

Samenvatting zienswijze 10

a. Reclamant verzoekt het perceel aan de Noorder Markweg 4 op te nemen in het ontwerp bestemmingsplan en wenst in de gelegenheid gesteld te worden op het perceel aan de Noorder Markweg 4 een 2e woonbestemming te verkrijgen, net zoals een aantal van zijn mede plaatsbewoners.

b. Tevens wenst reclamant gehoord te worden.


Reactie gemeente

Ad a. Rondom de kernen van Montferland is een woningbouwcontour van toepassing. Deze woningbouwcontour is opgenomen in het 'Regionaal Plan 2005 - 2020' van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben dit regionaal plan goedgekeurd. Het regionale plan (met de daarin opgenomen woningbouwcontour) wordt door de provincie beschouwd als uitwerking van het streekplan en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. Binnen de woningbouwcontour geldt het gemeentelijk beleid ten aanzien van woningbouw op inbreidingslocaties. De begrenzing van het bestemmingsplan voor de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk is afgestemd op deze woningbouwcontour. Het betreffende perceel is buiten de woningbouwcontour en tevens buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan gelegen. Op het verzoek van reclamant is het beleid ten aanzien van woningbouw in het buitengebied van toepassing. Op dit moment is een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied in voorbereiding. Betrokkenen kunnen te zijner tijd in dat kader hun wensen kenbaar maken.

Ad b. Het voorstel wordt naar verwachting besproken in de vergadering van de raadscommissie "Ruimte en Financiën". De vergadering is openbaar en er bestaat de mogelijkheid om op de agendapunten in te spreken.


Samenvatting zienswijze 11

a. Een aantal jaren geleden heeft reclamant een stuk grond (landbouw) aangekocht grenzend aan de Bosslagstraat 12. Dit stuk grond ligt redelijk ver buiten de begrenzing van het plangebied in Loil. Reclamant wenst op dit stuk grond een 2e woonhuis te bouwen en verneemt graag aan welke vereisten hij moet voldoen om het bestemmingplan aldaar te wijzigen.

b. Tevens wenst reclamant gehoord te worden.


Reactie gemeente

Ad a. Rondom de kernen van Montferland is een woningbouwcontour van toepassing. Deze woningbouwcontour is opgenomen in het 'Regionaal Plan 2005 - 2020' van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben dit regionaal plan goedgekeurd. Het regionale plan (met de daarin openomen woningbouwcontour) wordt door de provincie beschouwd als uitwerking van het streekplan en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. Binnen de woningbouwcontour geldt het gemeentelijk beleid ten aanzien van woningbouw op inbreidingslocaties. De begrenzing van het bestemmingsplan voor de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk is afgestemd op deze woningbouwcontour. Het betreffende perceel is buiten de woningbouwcontour en tevens buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan gelegen. Op het verzoek van reclamant is het beleid ten aanzien van woningbouw in het buitengebied van toepassing. Op dit moment is een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied in voorbereiding. Betrokkenen kunnen te zijner tijd in dat kader hun wensen kenbaar maken.

Ad b. Het voorstel wordt naar verwachting besproken in de vergadering van de raadscommissie "Ruimte en Financiën". De vergadering is openbaar en er bestaat de mogelijkheid om op de agendapunten in te spreken.


Samenvatting zienswijze 12

a. Reclamanten verzoeken de gronden gelegen naast het perceel aan de Wehlseweg 85 in Loil op te nemen in het ontwerp bestemmingsplan, conform schets behorende bij de ingediende zienswijze.

b. Reclamanten verzoeken de gemeenteraad om voor de betreffende gronden een wijzigingsbevoegdheid voor twee vrijstaande woningen op te nemen.


Reactie gemeente

Ad a. Rondom de kernen van Montferland is een woningbouwcontour van toepassing. Deze woningbouwcontour is opgenomen in het 'Regionaal Plan 2005 - 2020' van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben dit regionaal plan goedgekeurd. Het regionale plan (met de daarin openomen woningbouwcontour) wordt door de provincie beschouwd als uitwerking van het streekplan en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. Binnen de woningbouwcontour geldt het gemeentelijk beleid ten aanzien van woningbouw op inbreidingslocaties. De begrenzing van het bestemmingsplan voor de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk is afgestemd op deze woningbouwcontour. Het betreffende perceel is buiten de woningbouwcontour en tevens buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan gelegen. Op het verzoek van reclamant is het beleid ten aanzien van woningbouw in het buitengebied van toepassing. Op dit moment is een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied in voorbereiding. Betrokkenen kunnen te zijner tijd in dat kader hun wensen kenbaar maken.

Ad b. Uit jurisprudentie blijkt dat voor gebieden waarvoor wijzigingsbevoegdheid geldt, de noodzakelijke onderzoeken naar bijvoorbeeld de bestaande flora en fauna of archeologie niet mogen worden uitgesteld tot de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast. Zo kan bijvoorbeeld pas op basis van onderzoek worden vastgesteld of een vereiste ontheffing op grond van de Flora- en faunawet kan worden verleend (ABR 8 september 2004, Smallingerland, AB 2004, 432). Op dit moment heeft reclamant een onvoldoende concreet verzoek ingediend die bijvoorbeeld is voorzien van bovengenoemde onderzoeken. Om deze reden wordt voorgesteld geen wijzigingsbevoegdheid "wijzigingsgebied wro-zone" in het bestemmingsplan op te nemen. Pas op het moment dat voor deze locatie een goede ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende onderzoeken is ingediend en door de gemeente is goedgekeurd, zal beoordeeld worden of een aparte bestemmingsplanprocedure voor deze locatie wordt opgestart.


Samenvatting zienswijze 13

a. Reclamant is namens de eigenaars voornemens het perceel aan de Wehlseweg 19-21 te Loil (Maalderij) te herontwikkelen. In verband hiermee verzoekt reclamant de gemeenteraad om het maximaal bebouwingingspercentage te verhogen van 50% naar 80%, de maximale bouwhoogte te verhogen van 10 naar 11 meter.

b. Reclamant verzoekt in de wijzigingsbevoegdheid naar wonen tevens de wijzigingsbevoegdheid naar zorg en maatschappelijke voorzieningen op te nemen.


Reactie gemeente

Ad a. Op 20 mei 2008 heeft het college van B&W besloten om in navolging op de bevindingen van de monumentencommissie onder voorwaarden medewerking te verlenen aan de herontwikkeling van de maalderij. Er zijn onder andere de volgende voorwaarden gesteld, waarmee de eigenaren hebben ingestemd:

  • Voor de zekerheidsstelling van de gewenste herontwikkeling, wordt er op het pand een zogenaamde voorbescherming gelegd;
  • De straatgevels van de panden Wehlseweg 19 en 21 dienen behouden te blijven d.m.v. restauratie (geen nieuwbouw);
  • De aanwezige massa achter de betreffende straatgevels dienen behouden te blijven;
  • De definitieve uitwerking van het bouwplan dient de instemming te hebben van de monumentencommissie en de welstand.

Met voornoemde voorwaarden is er voldoende waarborg dat een gewenste herontwikkeling plaatsvindt, waarbij de minimale monumentale waarden aanwezig blijven. Mede gezien de gestelde voorwaarde dat de aanwezige massa (zowel in bebouwingspercentage als in bebouwinghoogte) behouden dient te blijven, is het verzoek van reclamant ruimtelijk, stedenbouwkundig inpasbaar binnen deze voorwaarden. Het verzoek wordt daarom gehonoreerd.

Ad b. Uit de vastgestelde 'actualisering van het woningbehoefteonderzoek gemeente Montferland 2009' volgt dat er thans geen extra behoefte bestaat aan woonzorgvormen, omdat deze behoefte wordt voorzien door onder andere de woonservicegebieden in de kernen Didam, Zeddam en 's-Heerenberg. De behoefte aan woonvormen met zorg en aan aangepaste woningen in de kern Loil is meegerekend onder Didam (blz. 35). Gezien het bovenstaande wordt voorgesteld thans geen wijzigingsbevoegdheid naar zorg en maatschappelijke voorzieningen in het bestemmingsplan op te nemen. Mocht er in de toekomst alsnog behoefte aan woonzorgvormen ontstaan, dan zal een concreet verzoek op dat moment op haalbaarheid, wenselijkheid en passendheid worden beoordeeld.


Samenvatting zienswijze 14

a. Reclamant verzoekt de gronden gelegen tegenover het perceel aan de Sommenweg 1 te Loil op te nemen in het ontwerp bestemmingsplan met een bestemming 'Wonen' om zodoende een dubbele woning te kunnen bouwen.


Reactie gemeente

Ad a. Rondom de kernen van Montferland is een woningbouwcontour van toepassing. Deze woningbouwcontour is opgenomen in het 'Regionaal Plan 2005 - 2020' van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben dit regionaal plan goedgekeurd. Het regionale plan (met de daarin openomen woningbouwcontour) wordt door de provincie beschouwd als uitwerking van het streekplan en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. Binnen de woningbouwcontour geldt het gemeentelijk beleid ten aanzien van woningbouw op inbreidingslocaties. De begrenzing van het bestemmingsplan voor de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk is afgestemd op deze woningbouwcontour. Het betreffende perceel is buiten de woningbouwcontour en tevens buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan gelegen. Op het verzoek van reclamant is het beleid ten aanzien van woningbouw in het buitengebied van toepassing. In dit kader is het zelfde (eerder ingediende) verzoek van reclamant onlangs beoordeeld. Eind december 2009 heeft de gemeente dit verzoek afgewezen, aangezien het verzoek niet voldoet aan het beleid ten aanzien van woningbouw in het buitengebied (kenmerk 09ink12329/12555). Gezien het bovenstaande wordt het verzoek niet gehonoreerd.


Samenvatting mondelinge zienswijze 15

a. Reclamant verzoekt het maximale bebouwingingspercentage te verhogen van 50% naar 100%, aangezien de huidige bebouwing binnen het aangegeven bouwvlak nu al voor 100% aanwezig is.


Reactie gemeente

Ad a. Gezien het feit dat de huidige bebouwing binnen het aangegeven bouwvlak (conform zienswijze reclamant) nu al voor 100% aanwezig is, wordt voorgesteld het verzoek van reclamant te honoreren door het bebouwingspercentage op de verbeelding te verhogen van 50% naar 100%.


Samenvatting mondelinge zienswijze 16

a. Reclamant verzoekt het ontwerp bestemmingsplan voor het perceel achter de Smallestraat 31 te Nieuw-Dijk aan te passen conform de meest recente plannen die bij de gemeente zijn ingediend, zodat de voorgenomen ontwikkeling van de bouw van een winkel met twee appartementen mogelijk kan worden gemaakt.

b. Reclamant verzoekt het ontwerp bestemmingsplan voor het perceel aan de Liemersweg 3 te Nieuw-Dijk aan te passen, zodat de aanbouw van een serre aan de voor- en/of zijgevel mogelijk kan worden gemaakt.


Reactie gemeente

Ad a. In april 2006 heeft het college van B&W besloten om in principe medewerking te verlenen aan het ontwikkelen van een winkelruimte met daarboven twee appartementen op de locatie Liemersweg in Nieuw Dijk, gelegen achter het pand Smallestraat 31. Bovendien heeft het college op 6 februari 2007 ingestemd met een concept-overeenkomst, waarin onder andere de voorwaarde wordt gesteld dat het bestaande pand van reclamant aan de Smallestraat 31 aan de achterzijde niet hoger mag worden dan de op dit moment bestaande hoogte van ongeveer 3 meter. Aangezien reclamant op 15 januari 2009 de overeenkomst heeft getekend, wordt voorgesteld het ontwerp bestemmingsplan conform de gestelde voorwaarden aan te passen, zodat de voorgenomen ontwikkeling van de bouw van een winkel met twee appartementen mogelijk kan worden gemaakt.

Ad b. De gemeente Montferland heeft beleidskaders vastgesteld voor de toepassing van een zogenaamde buitenplanse ontheffing. In dit beleid wordt in beginsel geen medewerking verleend aan artikel 3.23 op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), juncto 4.1.1, lid 1, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het toestaan van een uitbreiding van gebouw (geen woning zijnde) buiten de bebouwinggrens is zodoende in strijd met het gemeentelijk beleid. Medewerking voor de bouw van een serre kan enkel worden gehonoreerd door van het gemeentelijke beleid af te wijken. Het oprichten van een serre buiten de bebouwingsgrens is mogelijk met artikel 3.23 Wro, juncto 4.1.1 Bro, lid 1, sub b (buiten het gemeentelijk beleid, maar binnen de landelijke regeling). Indien reclamant van dit instrument gebruik wenst te maken, kan een schriftelijk verzoek worden ingediend, waarbij door reclamant gemotiveerd dient te worden aangegeven waarom sprake is van een bijzondere situatie die het verlenen van ontheffing buiten de gestelde beleidskaders, maar binnen de landelijke regeling rechtvaardigt en waarom het verzoek ruimtelijk gezien verantwoord is. Gezien het voornoemde wordt het verzoek om een aanbouw van een serre buiten de bebouwingsgrens in het bestemmingsplan bij recht toe te staan niet gehonoreerd.


Conclusie

Het college van burgemeester en wethouders heeft kennisgenomen van de zienswijzen. De ingediende zienswijzen hebben geleid tot het wijzigen van het bestemmingsplan, maar niet tot het staken van de gestarte bestemmingsplanprocedure als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet op de ruimtelijke ordening.