direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmerikseweg 1-5, 's-Heerenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Montferland heeft op 30 januari 2014 het bestemmingsplan Centrum 's-Heerenberg e.o. vastgesteld (zie raadbesluit bijlage 1). Tegen dat bestemmingsplan is onder andere door Lidl beroep ingesteld bij de Raad van State. In dat bestemmingsplan is de huidige supermarktlocatie wegbestemd om woningbouw op deze locatie mogelijk te maken.

Bij uitspraak van 25 maart 2015 (nummer nr. 2014 02438/1/R2) heeft de Raad van State het besluit van 30 januari 2014 vernietigd, voor zover het de plangrens rondom het perceel Emmerikseweg 1-5 te 's-Heerenberg (hierna: "het Lidl-terrein") betreft. De Raad van State heeft daarbij aan de raad van de gemeente Montferland opgedragen om, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen, een nieuw besluit te nemen. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet daarin. De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 25 maart 2015 overwogen dat het door de raad te nemen besluit niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht behoeft te worden voorbereid.

De raad heeft daarop voor bedoelde gronden het plan 'Toevoeging Centrum 's-Heerenberg e.o." vastgesteld op 25 september 2015, dat grotendeels overeenkomt met het bestemmingsplan "Centrum 's-Heerenberg, Oudste Poortstraat Klinkerstraat 2007". In het plan is aan een deel van de gronden de bestemming "Wonen-2" toegekend. Aan het resterende deel van de gronden is de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toegekend. Op de gronden is geen supermarkt toegestaan. Tegen dit besluit is beroep ingesteld bij de Raad van State.

Bij uitspraak van 29 juni 2016 (nummer nr. 201508221/1/R1) heeft de Raad van State het besluit van 25 september 2015 vernietigd en de raad opgedragen om, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Uit bovenstaande uitspraak blijkt dat de gemeente het bestaand gebruik niet nogmaals onder het overgangsrecht had mogen brengen. De gemeenteraad heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik van de gronden ten behoeve van een supermarkt binnen de planperiode wordt beëindigd. De Raad van State geeft hierbij aan dat het gebruik ten behoeve van de supermarkt en bijbehorende parkeerplaatsen wel geschaard kan worden onder een uitsterfregeling. Op grond hiervan kan het gebruik worden voortgezet zolang het niet is onderbroken. Het onderhavige plan voorziet hierin.

Masterplan 's-Heerenberg

Het plan maakt onderdeel uit van een groter plan om de historische kern en de directe omgeving van de kern te revitaliseren, het Masterplan ‘s-Heerenberg. Eén van de deelgebieden van het Masterplan is De Strip/Klinkerstraat. De verbreding van de Klinkerstraat maakt onderdeel uit van het Masterplan. In het Masterplan wordt sloop van de bebouwing in het plangebied van dit bestemmingsplan en nieuwbouw met (vooral) woningen voorgestaan. Herstructurering van de Klinkerstraat en omgeving wordt gezien als prioriteit. Onderliggend bestemmingsplan voorziet hierin. In de loop der jaren is al aan veel projecten gewerkt en zijn enkele reeds afgerond.

In 2013 heeft de gemeenteraad een Detailhandelsstructuurvisie vastgesteld voor de kern 's-Heerenberg. Een belangrijke conclusie is dat de positie van het centrum relatief zwak is doordat de helft van het supermarktaanbod buiten het centrum is gevestigd. Er is sprake van een overmaat aan supermarkten. Verwacht mag worden dat op termijn een of meer supermarkten zal/zullen gaan sluiten. Dit maakt dat het positief bestemmen van een vijfde supermarkt aan de Klinkerstraat vanuit distributie planologisch oogpunt niet haalbaar is volgens de Detailhandelsstructuurvisie en daarmee planologisch omgewenst.

In het onderhavige bestemmingsplan worden de bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan "Oudste Poortstraat-Klinkerstraat 2007" gehandhaafd, teneinde ook voor het Lidl-terrein uitvoering te kunnen geven aan het Masterplan 's-Heerenberg. Uitvoering van het Masterplan zal plaatsvinden op het moment dat de Lidl haar exploitatie staakt. Om dit te waarborgen voorziet dit bestemmingsplan in een uitsterfregeling waarbinnen de Lidl haar bedrijfsvoering kan voorzetten.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft betreft de locatie van de huidige Lidl en directe omgeving gelegen op de hoek Emmerikseweg/ Oudste Poortstraat - Klinkerstraat in 's-Heerenberg.

Aan de noordzijde grenst het plangebied aan een supermarkt (thans: Jumbo) en aan de oostzijde bevinden zich woningen. Op onderstaande afbeelding zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0001.jpg"

Plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Centrum 's-Heerenberg, Oudste Poortstraat - Klinkerstraat 2007. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 28 juni 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 december 2007.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0002.jpg"

Afbeelding vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan voorziet in een herontwikkeling van de locatie ten behoeve van woningbouw. Onderhavig bestemmingsplan neemt deze herontwikkeling één op één over.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de relevante onderzoeksresultaten. Zoals genoemd is voor de locatie in 2007 reeds een bestemmingsplan opgesteld dat nu één op één wordt overgenomen. Verschillende delen uit de toelichting van dat bestemmingsplan zullen kunnen worden overgenomen. Andere delen moeten geactualiseerd worden.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de voorziene situatie beschreven. Deze beschrijving komt overeen met de beschrijving die ook al in 2007 is gegeven. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan de orde, waarbij wordt ingegaan op haalbaarheidsaspecten zoals bijvoorbeeld milieu, beleid en economische uitvoerbaarheid.

In hoofdstuk 4 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen dat in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

De ontwikkeling van het plangebied maakt onderdeel uit van De Strip. De Strip is een deelgebied binnen het Masterplan 's-Heerenberg. De Strip, bestaand uit de Klinkerstraat met aangrenzende bebouwing, bestaat ruimtelijk uit twee delen. De noordelijke helft kan worden getypeerd als een smalle straat die dwingt tot éénrichtingsverkeer (momenteel in zuidelijke richting). De bebouwing staat overwegend dicht op de weg, met alleen smalle trottoirs tussen de straat en de bebouwing. Tussen de woningen zit een enkele winkel. De architectuur laat te wensen over. In de zuidelijke helft is de straat breed genoeg voor tweerichtingsverkeer. De bebouwing staat verder van de weg vandaan, en parkeerplaatsen zorgen voor grote openingen in de straatwanden. Halverwege de straat staat de supermarkt Jumbo. Op de hoek van de Oudste Poortstraat - Emmerikseweg -Klinkerstraat staat de supermarkt (Lidl), in een markant kantelen-achtig gebouw. Achter het gebouw (noord- en oostzijde) wordt geparkeerd op een deels onverhard parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0003.jpg"

Groen ontbreekt nagenoeg in de gehele straat; alleen in de (ondiepe) voortuinen is groen aanwezig. Het plangebied maakt onderdeel uit van het zuidelijk deel van de Klinkerstraat. Ten noorden van de supermarkt stond tot voor kort een vrijstaande woning (deze is afgebroken door de huidige eigenaar) en stonden nog twee vrijstaande woningen die eveneens onderdeel uitmaken van het plangebied.

Het gebied heeft een lage cultuurhistorische waarde, een lage stedenbouwkundige waarde, een matige architectonische waarde en een matige kwaliteit in de openbare ruimte (bron: Derde Voorstudie Masterplan centrumgebied 's-Heerenberg, onderzoek naar stedenbouwkundige kwaliteiten, Royal Haskoning, augustus 2002).

Voor dit bestemmingsplan is het van belang dat de huidige situatie van de supermarkt en het terrein dat het in gebruik heeft nauwkeurig wordt vastgelegd. Op voorgaande afbeelding is de huidige situatie weergegeven.

2.2 Toekomstige situatie

Het ontwikkelingsperspectief voor het plangebied is direct ontleend aan het Masterplan en de visie op de Strip. Het Masterplan geeft per deelgebied een Nota van Uitgangspunten. Voor De Strip zijn in de Nota van Uitgangspunten de onderstaande uitgangspunten vastgelegd:

  • Koppelfunctie op noord-zuidas (voor autoverkeer) concretiseren;
  • Functie als P&W (parkeren en wandelen) maken;
  • Realiseren verkeersfunctie.


Daarnaast streeft de gemeente transformatie van de meest zuidelijk en perifeer gelegen winkels na. Dit gemeente streeft naar concentratie van detailhandelsvoorzieningen in het noordelijker gelegen kernwinkelgebied en rondom het stadsplein. De zuidelijk gelegen winkelpanden zullen daarbij onderdeel gaan uitmaken van het woongebied. Ter markering van de hoeksituaties en entrees van de Klinkerstraat worden afwijkende functies toegestaan. In de eindsituatie biedt De Strip voor mensen van buiten de stad en van buiten het centrum parkeergelegenheid. De bedoeling is dat mensen De Strip inrijden, hier parkeren, en verder wandelen naar hun bestemming (historische wandeling, winkelbezoek, horeca en dergelijke). Voor de inrichting van De Strip is het dan ook van belang een uitstraling te hebben die past bij die van een dergelijke entreefunctie.

De gemeente heeft een aantal specifieke uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de gewenste beeldkwaliteit, stedenbouwkundige kwaliteit en functionele structuur. Dit heeft geresulteerd in een aantal richtlijnen voor de vorm en oriëntatie van de bebouwing, verkeersafwikkeling, parkeervoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte.

Beeldkwaliteit

De historische en middeleeuwse sfeer van de binnenstad stopt ongeveer bij het Stadsplein. Maar ook ten oosten van het stadsplein geldt het belang van kleinschalig bouwen, met een verticale geleding. Aan de westzijde van de Klinkerstraat wordt gestreefd naar nieuwe bebouwing die door haar architectonische uitstraling een nieuwe rand van het centrum suggereert. De rand wordt duidelijk begeleid door verticaal gelede bebouwing, min of meer in de schaal van de individuele woningen van 's-Heerenberg. Er zal een aantal nieuwe verbindingen met het stadscentrum worden gemaakt. De Klinkerstraat zelf wordt een brede straat met boombeplanting als een dak boven de parkeerruimte in de middenstrook. De Strip moet geen aaneenschakeling van geparkeerde voertuigen worden maar dient een groene uitstraling te krijgen. De inrichting van de openbare ruimte van De Strip dient dan ook een modernere uitstraling dan het historische centrum te krijgen. Maar de ambitie is hoog. Dus liever klinkers met natuursteentoeslag, of gebakken klinkers, dan beton klinkers. De verlichting is modern van uitstraling, en het straatmeubilair verzorgd. Deels is de herinrichting van de Klinkerstraat reeds voltooid. Het laatste deel is noodzakelijk om tot afronding te komen en daarmee de gewenste verkeerscirculatie te bewerkstelligen evenals de spreiding van de parkeerdruk. Pas als dat laatste deel ook is gerealiseerd komt de gewenste verkeerstroom van voetgangers van de parkeerplaatsen naar het centrum goed tot zijn recht.

Stedenbouwkundige kwaliteit

Voor De Strip zijn de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten geformuleerd. De gemeente tracht een zo compleet mogelijke wand te realiseren, door ingrepen in architectuur, maatvoering en situering van de gebouwen. De aangrenzende nieuwe bebouwing wordt georiënteerd op de Klinkerstraat. Een aanzienlijk deel van de bebouwing aan de westzijde krijgt mede in verband met de sociale veiligheid een woonfunctie.

De oostkant van de Klinkerstraat behoudt een rustig karakter. De huidige bebouwing blijft behouden. Enige extra afstand tussen de woningen en de rijbaan versterkt de rustige uitstraling van deze straatwand en het achterliggende woongebied.

Er dienen zo min mogelijk auto's (rijdend en/of geparkeerd) op het Stadsplein te komen. Dichtbij het Stadsplein wordt nieuwe parkeergelegenheid gerealiseerd, zodat automobilisten naar het plein worden getrokken, maar niet erop. De Klinkerstraat vervult hierin een belangrijke rol. De herinrichting van de Klinkerstraat dient al van uit de verte zichtbaar te worden gemaakt. Dit is één van de redenen voor het 'openbreken' van de straateinden bij de Molenpoortstraat en de Emmerikseweg. De gemeente tracht ook ter vergroting van de leefbaarheid en oversteekbaarheid van sommige straten, waaronder de Klinkerstraat, de verkeersafwikkeling op diverse punten te verbeteren. Er worden gescheiden rijbanen met insteekhavens aangelegd. En om onnodig verkeer in de straat tegen te gaan zal in de Klinkerstraat bevoorradend verkeer halverwege de straat de parkeerstrip oversteken. De herinrichting van de Klinkerstraat is voor een groot deel reeds uitgevoerd. Ter hoogte van de Lidl-locatie zal de herinrichting nog plaats moeten vinden. Het is dan ook essentieel dat de locatie tot herontwikkeling komt.

Functionele hoofdstructuur

De belangrijkste functie in de toegevoegde bebouwing van de Klinkerstraat bestaat uit wonen. De woonfunctie en incidentele detailhandel aan de oostzijde blijft gehandhaafd. Bij de toevoeging van de woonfunctie wordt gedacht aan een combinatie van grondgebonden woningen en appartementen.

Op de noordkop ligt op de begane grond een winkelfunctie meer voor de hand, en op de zuidkop kan aan een winkel, openbare of dienstverlenende functie worden gedacht. De functie van de openbare ruimte wordt die van parkeren en rijden, gevolgd door wandelen (naar het Kasteel, de winkels, restaurants aan het Stadsplein en dergelijke).

Verkeer en parkeren

De voorkeur gaat uit naar een breed profiel, met een brede parkeerstrip tussen twee éénrichtingsstraten in. Deze strip biedt ruimte aan twee dwarsparkeerstroken. Deze parkeerplaatsen zijn primair bedoeld voor toeristen en winkelend publiek. Aanvullend hierop wordt tussen de Klinkerstraat en het Stadsplein, liggend aan een van de steegjes, geclusterd nog een aantal parkeerplaatsen voor bewoners gerealiseerd.

De nieuwe Klinkerstraat biedt niet alleen ruimte aan parkeren, maar ook de mogelijkheid om zowel van noord naar zuid, als van zuid naar noord de straat in de rijden. Vanuit het zuiden gezien betekent dit dat de route via de Plantsoensingel-Zuid niet langer nodig is om in het centrum te geraken, maar dat rechtstreeks naar parkeerruimte kan worden gereden, alwaar men zich op korte loopafstand bevindt van de winkels aan het Stadsplein en de Molenpoortstraat, en de historische trekkers die 's-Heerenberg rijk is.

Ondergrondse parkeergarages onder de appartementen voorzien in de eigen parkeerbehoefte van de bewoners aldaar. De parkeercapaciteit van de supermarkt Jumbo blijft (grotendeels) gehandhaafd.

De noordelijke helft dient in de blauwe zone te worden opgenomen, zodat voldoende ruimte kan worden geboden aan de kortparkerende bezoeker van het centrum. Voorkomen moet worden dat deze dichtbij het centrum gelegen parkeerplaatsen de gehele dag door werknemers bezet worden gehouden.

Voor bewoners zal ondergrondse parkeerfaciliteiten geboden moeten worden of op eigen terrein.

Uitgangspunten bebouwing

Voor het overgrote deel van de nieuwbouw wordt de bouwhoogte gerelateerd aan de bouwhoogte van de bebouwing aan de te handhaven oostzijde van de straat (1 á 2 lagen met kap). Voor de nieuwe eengezinswoningen wordt gedacht aan 2 a 3 bouwlagen met kap of dakopbouw. De noord- en zuidkop, en een blok in het midden van de Klinkerstraat steken daar 1 á 2 lagen bovenuit, zodat die op een hoogte komen van 3 á 4 bouwlagen. Hierdoor kunnen deze gebouwen een functie krijgen voor de oriëntatie ten opzichte van de zijstraten in het centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0004.jpg"

Stedenbouwkundig plan

De bebouwing van de Klinkerstraat oriënteert zich op De Strip. Vanwege een gewenste grotere afstand tot de parkeerstraat en de voorkeur om er overheen te kijken, liggen de eengezinswoningen licht verhoogd (circa 0,50 á 1,00 m) ten opzichte van de straat. Een bordes met trap mag uit de voorgevelrooilijn steken en kan de voorgevel ritmiek geven.

Bij steegjes richting het Stadsplein moet voorkomen worden dat blinde gevels de steegjes begeleiden. De koppen van De Strip oriënteren zich daarnaast ook op respectievelijk de Molenpoortstraat en de Emmerikseweg / Oudste Poortstraat.

De wanden met grondgebonden woningen dienen verticaal geleed te zijn, zodat wat korrelgrootte betreft wordt aangesloten bij het beeld van de historische panden van 's-Heerenberg die met een breedte van 5 á 7 meter individueel van elkaar te onderscheiden zijn. De appartementen hebben een van de eengezinswoningen afwijkende hoofdvorm door een sprekende open gevel naar de Klinkerstraat. Langs de zijstraten naar het centrum bepalen woninggevels ook het beeld op de begane grond. Gesloten gevels (met onder andere bergingen en dergelijke) dienen vermeden te worden of desnoods te zijn opgenomen aan achterkanten en niet aan de hoofdroutes richting historisch centrum en stadsplein.

De gevels worden bij voorkeur van een stevige rode kleur metselsteen, dit geldt ook voor de bebouwing die de straatjes naar het centrum begeleiden. Het rood moet de hoofdkleur van het gebied blijven; geen felle, primaire of pasteltinten mogen worden toegepast.

Uitgangspunten openbare ruimte

De Klinkerstraat zal ingrijpend onderhanden worden genomen. In de meest wenselijke en tevens meest ingrijpende variant wordt de bebouwing aan de westzijde in z'n geheel vervangen, op de supermarkt Jumbo na. De ruimte die hiermee vrijkomt, wordt benut voor de aanleg van een bredere straat (circa 25 m), met in het midden ruimte voor parkeren en groen. Om de bewoners aan de oostzijde tegemoet te komen in de extra parkeerdruk voor hun deur, wordt voor hun huizen een smal voortuintje aangelegd en een trottoir aangelegd. De afstand van de gevel tot de eerste parkeerplaats komt daarmee op circa 9 meter. Aan de westzijde worden grondgebonden woningen en appartementen gerealiseerd. Deze nieuwbouw vormt een sterke ruimtelijke begeleiding van de nieuwe Klinkerstraat, en maakt het mogelijk, juist doordat een vrij dichte wand wordt gevormd, om interessante doorsteekjes (voor langzaam verkeer!) te maken naar het Stadsplein. Eén ervan loopt zelfs al helemaal door naar het Kasteel Huis Bergh (via Op den Brand). Een andere zal diagonaal lopen vanaf de Klinkerstraat, langs de Jumbo, tussen de nieuwbouw door, naar het Stadsplein. De zichtlijn komt uit op de markante nieuwbouw van de Rabobank. Op één plaats wordt de rooilijn onderbroken en worden heel dicht bij het Stadsplein op een pleintje extra parkeerplaatsen gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Inleiding

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of nieuwe ontwikkelingen in kader van het bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar zijn. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijk beleid op gemeentelijk niveau, maar ook dat van hogere overheden. Daarnaast speelt de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie, flora en fauna en verkeer en parkeren.
Ten slotte moet aangetoond worden dat het plan economisch uitvoerbaar is. De uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan wordt getoetst op bovengenoemde aspecten.

3.2 Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en ruimte (2012)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Verderop in dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de duurzaamheidsladder.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

In en in de directe nabijheid van het plangebied is geen sprake van ecologische waardevol gebied, erfgoederen en andere in het Barro genoemde nationale belangen. Het plangebied maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met de nationale belangen op grond van het Barro en de SVIR.

Modernisering Monumentenzorg

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

De borging van cultuurhistorie in bestemmingsplannen is geregeld via een aanpassing van het Besluit Ruimtelijke Ordening per 1 januari 2012. In het artikel over de inhoud van bestemmingsplannen (art. 3.1.6) is nu opgenomen dat een bestemmingsplan dient te bevatten: Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige en/of te verwachten monumenten rekening is gehouden. (Art. 3.1.6, lid 2, sub a). Aangezien met name de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de bestemmingsplannen, ligt hier een belangrijke taak voor de gemeente. Dit betekent dat na de archeologie nu ook bovengrondse cultuurhistorie in het bestemmingsplan een plaats krijgt. Doel hiervan is vroegtijdig en helder een beeld geven van het belang en de rol van cultuurhistorie, zodat deze bij nieuwe ontwikkelingen van het begin af aan wordt meegenomen. Dankzij opname van cultuurhistorie wordt verwacht dat er minder nieuwe sectorale regelgeving, zoals de aanwijzing van beschermde monumenten, nodig is.

Het centrum van 's-Heerenberg herbergt verschillende cultuurhistorische (en archeologische) waarden welke door middel van dubbelbestemmingen zijn vastgelegd in dit bestemmingsplan. In paragraaf 3.7 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland van de provincie Gelderland (vastgesteld door de Provincie op 19 december 2018) de provincie hoe zij denken dat de omgeving er in de toekomst uit moet zien. In de omgevingsverordening staan de afspraken en regels om de opgaven uit de omgevingsvisie te realiseren.

Met de omgevingsvisie beoogt de provincie dus bij te dragen aan een toekomstbestendig Gelderland. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. Gelderlanders gebruiken het goede van beide werelden. De provincie gaat voor:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

Het voorliggende plangebied valt onder de stadsregio Arnhem - Nijmegen. Bijzonder aan de Stadsregio is verder de combinatie van grote stedelijke kwaliteiten, kleine stadjes en dorpen en schitterende, gevarieerde natuurgebieden. De Stadsregio biedt binnen een compact bestek zowel stedelijke dynamiek als rust en ruimte.

Woningbouw
De steden in Gelderland zijn een belangrijke motor voor de Gelderse economie, als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. Steden zijn van belang voor de stedelijke bevolking èn voor de bewoners in de omliggende gebieden. Iedere stad heeft zijn eigen unieke kwaliteiten en invloedssfeer. De landschappelijke ligging en het groene karakter dragen bij aan de kracht van de Gelderse steden. In samenhang met de sterke steden zijn vitale dorpen van groot belang. Met name in de regio's waar vergrijzing speelt, is een evenwichtige ontwikkeling gewenst, gericht op de kwaliteit van de bestaande voorraad.

De provincie en haar partners streven er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? Zij zien daarbij de volgende opgaven:

    • a. focus van nieuwbouw naar het benutten van de bestaande voorraad;
    • b. van aanbod gestuurd naar vraaggestuurd.

In de Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De woonagenda's zijn veel meer dan een document. Ze zijn een proces waarvoor een regionaal netwerk wordt opgericht. Het idee is dat er in de loop van de tijd nieuwe coalities ontstaan, dat er meer onderling vertrouwen en uitwisseling ontstaat en dat nieuwe oplossingsrichtingen worden bedacht voor de regionale opgaven. De opgaven kunnen per regio verschillen. De provincie is een van de partijen.

Vanwege de demografische ontwikkelingen neemt de vraag naar groei van de woningvoorraad geleidelijk af. De kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod op de woningmarkt vraagt echter steeds meer aandacht van alle betrokken partijen. Oplossingen zijn in toenemende mate te vinden in het benutten van kansen en mogelijkheden in (het aanpassen van) de bestaande woningvoorraad.

Een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming zijn op de woningmarkt onmisbaar: de gemeente stelt bestemmingsplannen vast, maakt afspraken met corporaties en andere partijen en koopt eventueel grond. Het inzicht groeit dat op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit is nodig om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:

  • aanpassing van de bestaande voorraad;
  • sloop met vervangende nieuwbouw;
  • verdunning;
  • functieverandering van bestaand vastgoed.

Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:

  • eventuele nieuwbouw;
  • het benutten van mogelijkheden in de bestaande voorraad;
  • functieverandering.

De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. In paragraaf 3.3 wordt hier nader op ingegaan.

3.2.3 Regionaal beleid

Op 26 september 2017 is de Liemerse Woonagenda 2017 – 2027 vastgesteld door het college van B&W van Montferland. Op 14 november 2017 heeft Gedeputeerde Staten (GS) de woonagenda Liemers 2017 – 2027 vastgesteld, waarmee de agenda nu ook onderdeel is geworden van het provinciaal beleid.

De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers en doorvertaald naar de verschillende gemeenten. Daarbij is gewerkt met twee varianten; een basisvariant en een plusvariant. De basisvariant gaat voor de gemeente Montferland uit van een woningbehoefte van 880 nieuwbouw woningen in de periode 2017 – 2027. In de plusvariant wordt een woningbehoefte voor de gemeente Montferland verondersteld in de periode 2017 – 2027 van 1.235 woningen. De toevoeging van woningen (en uitbreiding van de woningvoorraad) is noodzakelijk om de woningvraag als gevolg van de toename van het aantal huishoudens te kunnen faciliteren.

Zolang de behoefte in de periode 2017 - 2027 hoger is dan de voorraad harde plancapaciteit hebben gemeenten op grond van de Liemerse woonagenda de vrijheid om naar eigen inzicht, maar met de uitgangspunten uit het kwalitatieve deel, plannen te ontwikkelen. Uitgaande van een harde plancapaciteit van circa 350 woningen op 1 januari 2017 in de gemeente Montferland, betekent dit dat er ruimte is om tot 530 woningen aan nieuwe plannen toe te voegen in de periode tot 2027.

De nadruk ligt daarbij op transformatie, inbreiding en verjonging van de woningvoorraad. Daar sluit dit plan bij aan. De woningen op deze locatie zijn reeds planologisch mogelijk, dus het betekent dat hier sprake is van reeds bestaande harde plancapaciteit en dat deze woningen passen binnen de afgesproken provinciale en regionale kaders.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Montferland

Op 23 april 2009 is de Structuurvisie Montferland vastgesteld. De structuurvisie geldt voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Het doel van de structuurvisie is tweeledig:

  • Het samenbrengen en actualiseren van bestaande visies en andere beleidsdocumenten in een nieuwe visie. Het gaat dus niet om het formuleren van nieuw beleid, maar om het samenbrengen in één visie van reeds bestaand beleid.
  • Het bestendigen van het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties; in het Regionaal Plan van de Stadsregio Arnhem/Nijmegen zijn een aantal uitbreidingsrichtingen van woonkernen opgenomen. In de structuurvisie worden deze zoekrichtingen vertaald en begrensd in concrete locaties. Daarnaast kan via de structuurvisie het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties worden bestendigd.

Voor de kernen is een enigszins behoudende koers geformuleerd, gericht op het behoud van waardevolle elementen en verbetering van de toeristische infrastructuur en de voorzieningen.

Groenstructuurvisie

Op 27 januari 2011 is het Groenstructuurplan vastgesteld. Het groen is kenmerkend voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap, met name ook van de kernen. Velen hebben belang bij aantrekkelijke kernen die, naast mogelijkheden voor een vitale economie, rust en ruimte bieden.

Voor iedere kern is een werkboek opgesteld dat handreikingen biedt voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Drie motto's staan in het Groenstructuurplan centraal:

  • sluit aan bij het landschap;
  • versterk de karakteristiek van de kern;
  • draagvlak in projecten.

De visie benoemt op de groenstructuurkaart de volgende uitgangspunten tot het jaar 2030:

  • herstel van lanen met nieuwe linden;
  • pleksgewijs solitaire eiken en linden in historische linten;
  • laanbeplanting met allure als zuidelijke entree;
  • versterk groene poorten bij rotondes randweg;
  • blaas parken nieuw leven in;
  • creëer brinken op knooppunten historische linten;
  • iedere wijk eigen variatie op grote lijn;
  • behoud en versterk de groenstructuur in het centrum;
  • versterk twee groene corridors in hoofdgroenstructuur;
  • water beleefbaar maken in de Blauwe Graaf;
  • versterk beplanting om dorp langs randweg;
  • koester belangrijke zichtlijnen;
  • te behouden doorzichten vanuit dorp naar landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0005.jpg"

Groenstructuurplan

‘s-Heerenberg is uniek als grote kern op de overgang tussen de Montferlandse berg en het rivierengebied. De hoofdstructuur van ‘s-Heerenberg bouwt voort op de oude kern bij Huis Bergh en de historische wegen van daaruit naar de omgeving. Tussen die wegen liggen wijken op verschillende terrassen tegen de berg aan. Onder aan de berg begint het rivierengebied al. Dit kan via de groenstructuur beter ervaarbaar gemaakt worden.

Masterplan 's-Heerenberg

Het voormalige gemeentebestuur van Bergh besloot in 2001 om de zuidelijke entree en het centrum van 's-Heerenberg op te knappen. De aanleiding voor het bestuur waren de parkeer- en verkeersproblemen in het centrum, de aanblik van de entree van 's-Heerenberg en de inrichting van het Stadsplein. Voor de gebruikers en de bewoners van het gebied is herontwikkeling een veel besproken wens.
Om in kaart te brengen welke problemen en welke kansen er liggen om het gebied op te knappen, werden aspecten als parkeerproblematiek, verkeersstromen, ruimtelijk inrichting, detailhandel en horecavoorzieningen onderzocht. De uitkomsten van het onderzoek en de ontwikkelingsrichting zijn neergelegd in wat later het Masterplan 's-Heerenberg is gaan heten.
Het Masterplan beslaat het hele centrumgebied van 's-Heerenberg. Het is een omvangrijk gebied. Daarom is ervoor gekozen het gebied op te knippen in negen deelgebieden, die elk een eigen prioriteit hebben.

De 9 deelgebieden zijn:

  • 1. Historisch Centrum
  • 2. Stadshart (het Stadsplein)
  • 3. Kernwinkelgebied (Zeddamseweg en Molenpoortstraat)
  • 4. De Strip (Klinkerstraat)
  • 5. Parkrand (Plantsoensingel-Zuid)
  • 6. De Poort (Emmerikseweg ter hoogte van het voormalig Klooster)
  • 7. Stadspark
  • 8. Gouden Handen 4e fase
  • 9. Zuidelijke Entree

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0006.jpg"

Gebiedsindeling Masterplan 's-Heerenberg

Per deelgebied is in het Masterplan ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • een beschrijving van de bestaande situatie
  • samenvatting van de Nota van Uitgangspunten
  • richtlijnen voor herinrichting
  • mogelijke uitwerkingen
  • prioriteitstelling


In het Masterplan is aangegeven voor zowel het hele plangebied als per (deel)plangebied wat de gewenste sfeer is. Ook is in het plan aangegeven op welke wijze per deelgebied en aanzet kan worden gegeven die leiden tot het gewenste eind plaatje. Anno 2019 is het zover dat diverse werkzaamheden zijn afgerond en dat er binnen de diverse deelgebieden concrete ontwikkelingen zichtbaar zijn:

  • Stadsplein;
  • Molenpoortstraat;
  • Klinkerstraat;
  • Bleek;
  • Plantsoensingel- Zuid;
  • De Poort;
  • Stadspark;
  • Gouden Handen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0007.jpg"

Met de realisatie van de voorgestelde ingrepen van het Masterplan, wordt ook gestreefd naar verbetering van een aantal maatschappelijke aspecten binnen ’s-Heerenberg. Het betreft vooral:

  • verbetering verblijfsklimaat voor jong en oud;
  • voldoen aan de hedendaagse woonwensen;
  • verbeteren van de sociale veiligheid;
  • respect voor cultuurhistorische waarden.

In de Nota van Uitgangspunten zijn de doelen en uitgangspunten ten aanzien van het centrumgebied benoemd:

Functioneel

Beter gebruik maken van sterke kanten:

  • Toeristisch-recreatieve functie;
  • Historisch cultureel erfgoed;
  • Winkels en horeca;
  • Bereikbaarheid per auto;
  • Mooie plek om te wonen;
  • Ruimte voor inbreiding (wonen).

Verbeteren van zwakke kanten:

  • Zonering gebieden; winkels, cultuurhistorie, horeca, groen;
  • Leegstand aanpakken;
  • Passende herbestemming voor leegstaande plekken;
  • Verkeers- en parkeerstructuur;
  • Voorzieningen voor jongeren.

Ruimtelijk

Beter gebruik maken van sterke kanten:

  • Ligging in Montferland;
  • Historisch stratenpatroon;
  • Historische panden;
  • Markante punten zoals Gouden Handen, voormalig GTW terrein, Stadspark, de Plantage.

Verbeteren van zwakke kanten:

  • Entrees (onder andere Plantsoensingel Zuid, Zeddamse weg, GTW-terrein, Stadsplein);
  • Ingrepen in (historisch) centrum herstellen;
  • Relatie met landschap verbeteren.


Belangrijke aandachtspunten bij bovenstaande zijn:

  • Een hoog ambitieniveau voor de ruimtelijke kwaliteit, functies en verblijfsklimaat;
  • Verbetering van de sociale veiligheid en veilige mogelijkheden tot gebruik van de openbare ruimte;
  • Mogelijkheden voor water benutten
  • Recreatie en toerisme bevorderen
  • Cultuurhistorie zichtbaar maken
  • Duurzame ontwikkeling bevorderen, waaronder duurzaam bouwen.

Cultuurhistorisch beleid voor Montferland 2012

In december 2012 is het cultuurhistorisch beleid van de gemeente vastgesteld. Deze visie bevat een reeks van ambities, voornemens en acties die de gemeente Montferland wil uitvoeren op het gebied van cultuurhistorie voor de komende jaren. Doel is om de cultuurhistorie als wezenlijk onderdeel van onze leefomgeving te koesteren, te beschermen, te ontwikkelen en te delen met iedereen die woont, werkt, verblijft of recreëert in Montferland. Inzet van deze nota is om een kader te bieden voor het cultuurhistorische beleid dat niet eerder in samenhang geformuleerd is.

In de nota benoemt de gemeente haar ambities en belangrijkste initiatieven ten aanzien van cultuurhistorie:

  • 1. Montferland heeft een actief monumentenbeleid en dat blijft zo (alle hoofdstukken). De gemeente geeft uitvoering aan haar eigen beleid, neemt verantwoordelijkheid voor het gedecentraliseerde overheidsbeleid (o.a. Modernisering Monumentenzorg) en voert in medebewind provinciaal en rijksbeleid uit.
  • 2. De gemeente Montferland kiest voor het integreren van cultuurhistorisch beleid. Op die manier kunnen gemeenschappelijke doelstellingen van het gemeentelijk beleid elkaar versterken.
  • 3. De gemeente werkt aan vermindering van administratieve lasten voor monumenteneigenaren. Sommige werkzaamheden aan monumenten worden vergunningvrij. Procedures voor de omgevingsvergunning worden verkort.
  • 4. Cultuurhistorie krijgt een plaats in het bestemmingsplan, ook waar het de bovengrondse elementen betreft. Daartoe zal de cultuurhistorische waardenkaart worden aangevuld met het cultuurlandschap en de gebouwde objecten en structuren (historische bouwkunst en stedenbouw).
  • 5. De gemeente ondersteunt herbestemming van monumentale en historische panden.
  • 6. Cultuurhistorisch en toeristisch beleid zullen elkaar versterken.
  • 7. De gemeente betrekt burgers nadrukkelijk bij het cultuurhistorisch beleid, in het bijzonder de Heemkundekring Bergh en de Oudheidkundige Vereniging Didam.
  • 8. Bij ontwikkelingen in het landschap worden ook de cultuurhistorische waarden betrokken in de afweging.
  • 9. De gemeente zorgt voor adequate ondersteuning van monumenteneigenaren, o.a. over de thema’s planproces en duurzaamheid. De informatievoorziening komt ook op de gemeentelijke website.
  • 10. De gemeente neemt het initiatief om een programma te ontwikkelen voor het waardevolle molenerfgoed in Montferland. Verder zal de gemeente inventariseren wat de waarde en betekenis is van het erfgoed uit de Wederopbouwperiode in Montferland. In dit bestemmingsplan bevinden zich geen molens.

In het plangebied van dit bestemmingsplan is geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden.

Detailhandelsstructuurvisie 's-Heerenberg 2013

Op 30 mei 2013 is de 'Detailhandelsstructuurvisie 's-Heerenberg' vastgesteld. De aanleiding voor deze visie is de uitvoering van het Masterplan ’s-Heerenberg voor het centrumgebied. Doel van het masterplan is om onder andere het centrumgebied aantrekkelijker en beter bereikbaar te maken. Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is een actuele detailhandelsvisie noodzakelijk voor de hele kern (detailhandelsstructuurvisie) en een ruimtelijk-economische visie op het centrum. Daarom is de detailhandelsstructuurvisie in 2017 tegen het licht gehouden en beoordeeld of de conclusies uit 2013 nog steeds gelden. Ook is beoordeeld wat het effect is als de Lidl geformaliseerd wordt, al dan niet met uitbreidingsmogelijkheden. Beide rapporten en de conclusies daaruit komen hieronder aan bod.

Doel is te komen tot een actuele en goed onderbouwde visie op de gewenste structuur van de detailhandel, als onderbouwing voor het ruimtelijke detailhandelsbeleid en als bouwsteen voor het bestemmingsplan centrum. In het verlengde hiervan is een functioneel-ruimtelijke uitwerking op hoofdlijnen voor het centrum gewenst, voortbouwend op het Masterplan ’s-Heerenberg.

Trends

De landelijke trends in de detailhandel zijn ook in 's-Heerenberg zichtbaar. Het aantal winkels is de afgelopen jaren afgenomen. Gemiddeld zijn de winkels wel groter geworden. Ook het aandeel filialen en franchisenemers is groter geworden. De dominantie van de supermarkten in het dagelijkse winkelaanbod is hiervan een goed voorbeeld. Doordat ’s-Heerenberg een stadje is met circa 8.000 inwoners is het draagvlak voor winkelvoorzieningen beperkt.

Gemeente Montferland streeft voor de komende jaren naar stabilisatie van het inwonertal. De regio Achterhoek krijgt de komende decennia echter te maken met bevolkingskrimp. De afname van de bevolking zorgt voor een afnemend draagvlak voor winkels en overige voorzieningen, met name in de kleinste winkelgebieden waar het draagvlak al beperkt is en het economisch functioneren onder druk staat. Door het afkalven van het draagvlak voor winkelvoorzieningen, dreigt het winkelaanbod op lange termijn versneld te verschralen.

Het centrum van ’s-Heerenberg heeft deels een historisch karakter met zeer fraaie monumentale bebouwing en het kasteel Huis Bergh. Dit draagt, samen met horeca en winkels, bij aan een sfeervol stadscentrum. Dit betekent echter niet direct dat ’s-Heerenberg-centrum een kansrijk winkelgebied is. Daarvoor is het draagvlak en de toeristische toevoer te beperkt. Voor recreatief winkelen zijn Doetinchem-centrum en, op iets grotere afstand, Arnhem-centrum de meest aangewezen winkellocaties. Ook Kleve en Bocholt bieden een uitgebreid niet-dagelijks aanbod binnen een half uur rijafstand.

Voor een belangrijk deel moet het centrum van 's-Heerenberg voor wat betreft het winkelaanbod het hebben van lokaal boodschappenpubliek. Naast een boodschappencentrum heeft het centrum van 's-Heerenberg ook een functie als stadscentrum (mix van diverse centrumfuncties) en een toeristische functie die om sfeer en verblijfskwaliteit vragen en horeca en detailhandel extra bezoekers en omzet kunnen bezorgen.

Gewenste structuur centrum

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0008.jpg"

Kaart: Visie functionele structuur

In de visie is aangegeven hoe de gewenste functioneel-ruimtelijke opzet van het centrum van 's-Heerenberg er uit moet komen te zien:

  • een compact gebied met aaneengesloten winkelwanden en korte logische looproutes tussen de deelgebieden;
  • twee bronpunten aan de randen in de vorm van een supermarkt en ruime maat aan centrumparkeren;
  • een verblijfsplein centraal in het gebied met een functiemix van winkels, horeca (met terras) en de weekmarkt.

Voor het centrumgebied worden hieruit de volgende maatregelen voorgesteld:

  • In het centrum wordt gestreefd naar een compacter kernwinkelgebied met goed ingevulde winkelwanden en korte logische looproutes: Stadsplein en Molenpoortstraat.
  • Door op een strategische locatie een supermarkt de mogelijkheid bieden te vestigen (bij voorkeur door verplaatsing), kan de gewenste functie van het centrum worden versterkt. Een supermarkt is een belangrijke publiekstrekker. De Molenpoortstraatpassage is in potentie een zeer goede locatie, waar ook de capaciteit voor centrumparkeren, in combinatie met De Bleek, vergroot kan worden. De beoogde supermarktlocatie wordt bij voorkeur ingevuld met een verplaatsing van een bestaande supermarkt aangezien de distributieve ruimte voor meer supermarkten beperkt is.
  • Het Stadsplein wordt het centrale verblijfsplein met horeca voor inwoner en toerist. Het plein wordt ingericht als een grotendeels autovrij verblijfsplein met ruimte voor terrassen en een hoogwaardige uitstraling. Naast de horecafunctie kan de winkelfunctie van het Stadsplein toenemen. Het Stadsplein is hiermee een schakel/ locatie waar alle typen bezoekers samenkomen.
  • De Molenpoortstraat, tussen de Klinkerstraat en Molenstraat, Molenpoortpassage en Stadsplein vormen het toekomstig kernwinkelgebied. Winkelontwikkelingen in dit gebied worden gestimuleerd. In dit gebied wordt wonen op de begane grond uitgesloten.
  • De Molenstraat, Molenpoortstraat ten oosten van Klinkerstraat, een beperkt gedeelte van de Klinkerstraat en zuidwand van het Stadsplein zijn nadrukkelijk onderdeel van het centrumgebied voor commerciële publieksfuncties. De winkelfunctie is hier niet dominant. Deze locaties zijn geschikte vestigingsmilieus voor ambachten, dienstverleners en detailhandel met aanbod dat doelgericht bezocht wordt. Flexibiliteit in het bestemmingsplan is hier gewenst.
  • Een opwaardering van de doorsteek tussen de parkeerplaatsen in de Klinkerstraat en het Stadsplein, in de vorm van een aantrekkelijker openbare ruimte, is gewenst.
  • De horecafunctie in de Molenstraat kan worden uitgebreid met een enkele horeca-gelegenheid. In de horecasector bestaat behoefte aan beperkte uitbreiding in de restaurantsector en hotelcapaciteit. Het monumentale stadhuis komt medio 2013 tot beschikking. Dit is een kans op deze toplocatie kwalitatief hoogwaardig horeca-aanbod toe te staan. Volledige invulling van de Molenstraat met horecagelegenheden is niet aan de orde. Hiervoor is de vraag te beperkt.
  • In de Marktstraat en Klinkerstraat zijn van oudsher winkels gevestigd. In deze straten domineert inmiddels de woonfunctie. Deze straten zijn in de visie grotendeels geen onderdeel meer van het centrumgebied voor commerciële publieksfuncties. Panden die niet meer in gebruik zijn als winkel krijgen een andere bestemming. Ook in de Zeddamseweg en overige centrumstraten, buiten de vlekken, wordt uitbreiding van het winkelaanbod op deze wijze ontmoedigd. Bestaande rechten van eigenaren worden gerespecteerd. De huidige vestigingslocatie van Lidl valt buiten het centrumgebied voor commerciële publieksfuncties. De gemeente Montferland voorziet in het Masterplan en het vigerende bestemmingsplan in een woningbouwontwikkeling op deze locatie. Het verdwijnen van deze locatie als supermarktlocatie sluit aan bij de gewenste ontwikkelingsrichting van deze detailhandelsstructuurvisie.
  • In overige centrumdelen wordt uitbreiding van de winkelfunctie niet toegestaan. Door het vestigingsklimaat in het compacte kernwinkelgebied te verbeteren en winkelontwikkelingen elders uit te sluiten, worden de kansen vergroot om het centrum aantrekkelijk en duurzaam ingevuld te krijgen. Een compact kernwinkelgebied met twee supermarkten op strategische locaties biedt kansen voor bestaande en nieuwe ondernemers. Aantrekkelijk gevulde winkelwanden in een hoogwaardige verblijfsomgeving is het eindbeeld voor de consument uit ’s-Heerenberg en directe omgeving, en voor toeristen.

Situatie centrum 's-Heerenberg

Uit de detailhandelsstructuurvisie uit 2013 blijkt dat er de positie van het centrum relatief zwak is doordat de helft van het supermarktaanbod buiten het centrum is gevestigd. Bovendien is er sprake van een overmaat aan supermarkten. Verwacht mag worden dat op termijn een van de vier officiële supermarkten zal gaan sluiten.

In 2013 is daarom als speerpunt geformuleerd dat het herintroduceren van een tweede centrumsupermarkt op een goede locatie noodzakelijk is en net als het compact maken van het kernwinkelgebied, zodat consumenten uit dit gebied voor al hun (semi-)dagelijkse boodschappen goed terecht kunnen. In het compacte kernwinkelgebied krijgt de detailhandelsfunctie de ruimte in de vorm van uitbreiding van bestaande winkels, verplaatsingen en nieuwvestiging.

In 2016 is deze tweede centrumsupermarkt gerealiseerd op de locatie aan de Molenpoortpassage, waarmee op in 2016 in ´s-Heerenberg vijf supermarkten aanwezig zijn: een Lidl (adres: Emmerikseweg 1-5), een Supercoop (adres: Plantsoensingel Midden 2), een Albert Heijn (adres: De Bongerd 16), een Jumbo (adres: Stadsplein 71) en een Aldi (adres: Molenpoortpassage). Van deze 5 supermarkten hebben er 4 een detailhandelsbestemming, alleen de Lidl kent geen detailhandelsbestemming.

Bij voorkeur had de gemeente willen bewerkstelligen dat de Lidl zou verplaatsen naar de Molenpoortpassage. Een supermarkt op deze locatie is gewenst om uitvoering te geven aan de Detailhandelsstructuurvisie en het Masterplan en te komen tot een compact kernwinkelgebied. Aangezien de Lidl met de eigenaar/ontwikkelaar van de Molenpoortpassage echter niet tot overeenstemming heeft kunnen komen, heeft zich in de Molenpoortpassage de Aldi gevestigd.

Update detailhandelsstructuurvisie (Effecten formalisering supermarkten 's-Heerenberg 2017)

De Detailhandelsstructuurvisie is voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, omdat in deze visie wordt bevestigd dat in 's-Heerenberg geen distributieve ruimte is voor vijf supermarkten. In 2017 is deze visie tegen het licht gehouden om te beoordelen of deze nog actueel is en om te beoordelen of medewerking aan het verzoek van de Lidl om positief bestemd te worden mogelijk en wenselijk is. In 2017 komt DTNP tot de volgende conclusies:

  • In 's-Heerenberg is meer dan 2 keer zoveel supermarktmeters dan gemiddeld in Nederland.
  • Het supermarktaanbod in 's-Heerenberg is 4.600 m² wvo. Er is echter draagvlak voor 2.900 m², dit betekent een overcapaciteit van 1.700 m².
  • Goed beschouwd is er nu en op termijn marktruimte voor 3 supermarkten.
  • Het is aannemelijk dat meerdere aanbieders matig (gaan) functioneren, met het wegvallen van bestaand supermarktaanbod als aannemelijk gevolg.
  • Alle winkelontwikkelingen dienen in dienst te staan van een sterk centrum met een zo compleet mogelijk dagelijks en niet-dagelijks winkelaanbod.
  • Het is gewenst dat supermarkten met de grootste bijdrage aan de gewenste winkelstructuur (zijnde Jumbo en Aldi) de sterkste positie hebben of tenminste niet in hun functioneren worden bedreigd.
  • Er is sprake van heftige concurrentie in de supermarktbranche in 's-Heerenberg (verdringingsmarkt). Aldi en Jumbo zijn belangrijk voor het behouden van een volwaardig winkelaanbod.
  • Uitbreiding van Lidl ondermijnt positie van Jumbo en Aldi en is in strijd met visie. Uitbreiding trekt voor klanten en omzet weg uit het kernwinkelgebied.
  • Het formaliseren en het toestaan van uitbreiding van Lidl buiten het kernwinkel gebied staat haaks op de kaders van het vigerende beleid uit 2012 en dat beleid is anno 2017 nog actueler.
  • Het formaliseren van Lidl op de huidige locatie betekent het planologisch positief bestemmen van de huidige ongewenste situatie van overaanbod en concurrentiedruk op het kernwinkelgebied.
  • Uitbreiding van de Lidl vergroot de ongewenste druk op het functioneren van o.a. de 2 centrumsupermarkten en andere dagelijkse winkels in het compacte winkelcentrum.

Op basis van deze conclusies blijkt dat het positief bestemmen van de Lidl qua distributieve ruimte onmogelijk en onwenselijk is en dat het positief bestemmen in strijd is met het ruimtelijk beleid voor het centrum. Nadat dit rapport is opgesteld, is in 2018 de Albert Heijn gesloten (winkeloppervlakte 800m²). Echter bestaat nog steeds de situatie dat er een overcapaciteit is aan supermarktmeters. Dit is nogmaals bevestigd door DTNP in een aanvullende notitie d.d. 7-11-2018.

3.2.5 Conclusie

Het plangebied valt buiten de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gezien dit feit kan geconcludeerd worden dat de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen direct relevant beoordelingskader vormt. Wel is in de Structuurvisie een beperkt aantal regels opgenomen om te zorgen voor een generieke basiskwaliteit in Nederland. De eisen die gesteld worden aan de generieke basiskwaliteit worden in paragraaf 3.4 en verder behandeld.

In het gemeentelijk beleid staat het centreren van detailhandelsvoorzieningen in het centrumgebied centraal. Om het winkelvoorzieningenniveau in stand te houden en een volwaardig winkelaanbod te behouden, is de aanwezigheid en het behouden van 2 supermarkten in het centrumgebied belangrijk, een voorwaarde en noodzakelijk. Er is sprake van een heftige concurrentiestrijd in de supermarktbranche in 's-Heerenberg, waarbij sprake is van een overcapaciteit aan winkels. Om die reden is het niet wenselijk en ruimtelijk onaanvaardbaar om voor de supermarkt op de Lidl-locatie een definitieve detailhandelsbestemming op te nemen. Het definitief positief bestemmen ondermijnt de positie van Jumbo en Aldi en is in strijd met de gemeentelijke visie. Om deze reden is het onweselijk om de supermarkt een definitieve bestemming te geven.

De Afdeling oordeelt in haar uitspraak van 29 juni 2016 dat de gemeente zich bij de vaststelling van het vorige plan niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan binnen de planperiode van tien jaar kan worden gerealiseerd. Er is niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik van de gronden ten behoeve van een supermarkt binnen de planperiode zal worden beëindigd. Opnieuw onder het overgangsrecht brengen van het gebruik behoort daarmee niet tot de mogelijkheden.

Daarom is ervoor gekozen om een uitsterfregeling op te nemen waarbinnen de supermarkt het huidige gebruik kan voortzetten. De realisatie van woningbouw en de uitvoering van de woonbestemming is niet aan de orde zolang het gebruik van de gronden ten behoeve van de supermarkt niet is beëindigd.

Op het moment dat de supermarkt het gebruik beëindigt, is het wenselijk en noodzakelijk dat het Masterplan wordt afgerond om zo tot uitvoering te komen tot de gewenste ruimtelijke en planologische situatie. Dit deelgebied betreft namelijk het laatste onderdeel van het Masterplan dat uitgevoerd dient te worden. Het geschetste eindbeeld in het Masterplan is anno 2019 nog steeds actueel en wenselijk. Een uitsterfregeling wordt vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar geacht, omdat op deze manier de supermarkt zijn bedrijfsvoering kan voortzetten en na beëindiging alsnog het gewenste eindbeeld van het Masterplan kan worden verwezenlijkt. Met het verwezenlijken van het Masterplan wordt aangesloten bij de verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte, de intensivering van het stedelijk grondgebruik en de optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied die de provincie en stadsregio nastreven.

Derhalve is er sprake van een bestemmingsplan dat past binnen het beleid en dat planologisch uitvoerbaar is. Het bestaande gebruik zal immers vooralsnog niet wijzigen. Op het moment dat de supermarkt haar detailhandelsactiviteiten en bedrijfsvoering staakt, maakt het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk dat past binnen de ruimtelijke beleidskaders.

3.3 Ladder duurzame verstedelijking

Aangezien de bebouwingsmogelijkheden in het onderhavige bestemmingsplan niet worden uitgebreid ten opzichte van het bestemmingsplan "Oudste Poortstraat-Klinkerstraat 2007", is het niet nodig om bij de motivering van de bestemming "woningbouw" de ladder voor duurzame verstedelijking in acht te nemen. In dat verband wordt gewezen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2929, een uitspraak van deze instantie van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4151, alsmede een uitspraak van deze instantie van 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2062.

Regionale behoefte

De vraag of er een regionale behoefte is aan de voorziene woningen wordt getoetst aan de regionale afspraken die zijn gemaakt ten aanzien van de woningbouwprogrammering. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.2.3.

3.4 Milieuaspecten

3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

Voor het bepalen of er sprake kan zijn van mogelijke hinder wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", editie 2009. De hierin genoemde richtafstanden geven een goede indicatie.

Ten aanzien van de te hanteren richtafstanden is ook van belang in wat voor gebied de toekomstige ontwikkeling plaats vindt: een rustige woonwijk of een gebied waar verschillende functies naast elkaar voor komen. Ten aanzien van het plangebied kan er van uit gegaan worden dat sprake is van een gemengd gebied. Rondom de nieuwe ontwikkeling bevinden zich zowel woningen als horeca- en detailhandelvoorzieningen. Daarnaast sluit het aan bij het centrumgebied van 's-Heerenberg waar sprake is van redelijk veel verkeer.

Gevolg van de ligging in gemengd gebied is dat de te hanteren richtafstanden uit de VNG-publicatie met één stap kan worden verlaagd.

Dit plan

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het voortzetten van het huidige gebruik als supermarkt en maakt op termijn na beëindiging van dit gebruik de bouw van woningen mogelijk nabij bestaande andere functies. Ten noorden van het plangebied ligt een supermarkt en aan de andere zijde van Klinkerstraat bevindt zich een horecavoorziening.

De supermarkt (sbi-code 4711) heeft volgens genoemde VNG-publicatie een grootste richtafstand van 10 meter voor de aspecten geluid en gevaar ten opzichte van een rustige woonwijk. Door de ligging in een gemengd gebied mag deze afstand met één stap worden verhoogd waarmee de aan te houden richtafstand neer komt op 0 meter. Daarmee is het voortzetten van bestaand gebruik mogelijk. Herontwikkeling met woningbouw is aan de orde op het moment dat de supermarkt de bedrijfsvoering staakt. Er kan daarom van uit worden gegaan dat in de toekomstige situatie geen sprake zal zijn van een overmatige hinder voor de woningen.

Aan de overzijde van de Klinkerstraat ligt stadsherberg de Dolle Graaf. Volgens de VNG-publicatie valt deze voorziening binnen de categorie 'Hotels, pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra' (sbi-code 5510). De grootste richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk bedraagt 10 meter voor de aspecten geur, geluid en gevaar en ten opzichte van een gemengd gebied 0 meter. De afstand tot aan de nieuwe woningen bedraagt circa 22 meter. Net als bij de supermarkt kan er van uit worden gegaan dat geen sprake zal zijn van een overmatige hinder ter plaatse van de woningen. De stadsherberg zal ook niet extra belemmerd worden in zijn ontwikkelingsmogelijkheden.

Aan de overzijde van de Oudste Poortstraat ligt de bibliotheek. Deze valt onder de categorie ´bibliotheken, musea, ateliers e.d.´ (sbi-code 9101, 9102) en kent een grootste afstand ten opzichte van een rustige woonwijk van 10 meter en ten opzichte van een gemengd gebied 0 meter. De nieuwe woningen liggen op een afstand van circa 15 meter. Er kan van uit worden gegaan dat geen sprake zal zijn van overmatige hinder.

Conclusie

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan en staat niet aan een goed woon- en leefklimaat in de weg.

3.4.2 Bodem

Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit is van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik.

Vooronderzoek

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen ter plaatse van een supermarkt met parkeerterrein. Om de bodemkwaliteit te kunnen bepalen is een bodemonderzoek noodzakelijk. Ten behoeve van het onderzoek is een vooronderzoek uitgevoerd. Het uitgevoerde vooronderzoek maakt onderdeel uit van het verkennend bodemonderzoek dat wordt uitgevoerd in het plangebied Oudste Poortstraat – Klinkerstraat in ’s-Heerenberg. Dit vooronderzoek is bijgevoegd in bijlage 2.

De puinverharding ter plaatse van het noordelijk terreindeel wordt beschouwd als verdacht voor bodem- en asbestverontreiniging (diffuus, heterogeen verdeeld). Dit deel van de onderzoekslocatie zal worden onderzocht conform strategie VED-HE. Omdat deze strategie zich met name richt op de verdachte bodemlaag, zal in aansluiting op de strategie ONV ook een mengmonster van de ondergrond worden geanalyseerd.

Het zuidelijk terreindeel zal worden onderzocht als zijnde onverdacht ten aanzien van bodemverontreiniging, ondanks dat mogelijk onder de klinkerverharding een puinfundering aanwezig is. Dit deel zal worden onderzocht conform strategie ONV (onverdacht).

Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Ten behoeve van de voorziene ontwikkeling is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 3. De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn hieronder weergegeven:

  • Op het noordelijk terreindeel is een puinverharding aanwezig met een dikte van gemiddeld 40 centimeter tot maximaal 80 centimeter. De bodemlaag hieronder bevat tot maximaal 1,2 m-mv resten puin;
  • Op het zuidelijk terreindeel (supermarkt) is plaatselijk in de ondergrond sporen puin aangetroffen. Er is onder de tegel- en klinkerverharding geen puinfundering aanwezig;
  • Zintuiglijk is op het maaiveld van het noordelijk terrein, het met puin verharde parkeerterrein, in totaal 1 plaatje asbestverdacht materiaal aangetroffen. Verder is op het maaiveld geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Ook in het opgeboorde en opgegraven materiaal is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen;
  • In de zintuiglijk schone bovengrond op zuidelijk terreindeel is géén van de geanalyseerde parameters verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde. In de sporen puin houdende ondergrond overschrijden koper, kwik, lood, zink en PCB's de achtergrondwaarde;
  • De bodemlaag onder de puinverharding op noordelijk terreindeel, waarin nog resten puin aangetroffen zijn, is licht verontreinigd met cadmium, koper, kwik, lood en/of zink (> AW). In de zintuiglijk schone ondergrond (zowel zand als leem) is géén van de geanalyseerde parameters verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde;
  • Uit een indicatieve toetsing van de analyseresultaten aan het Bbk voldoen bovengrond en ondergrond minimaal aan bodemkwaliteitsklasse wonen;
  • Uit de kwantitatief materiaalanalyse blijkt dat het plaatje asbestverdacht materiaal, dat op het maaiveld is aangetroffen, inderdaad asbesthoudend is (10-15% chrysotiel en 2-5% crocidoliet). Mogelijk betreft dit een stukje zwerfasbest, aangezien de puinlaag verder puinvrij is;
  • In het grondwater zijn analytisch licht verhoogde concentraties barium en zink aangetoond.

De milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater is middels dit onderzoek vastgesteld. De hypothese dat zuidelijk terreindeel onverdacht is voor bodemverontreiniging, dient te worden verworpen, gezien de aangetoonde lichte verontreinigingen in grond en grondwater. Om dezelfde reden kan de hypothese dat noordelijk terreindeel verdacht is voor bodemverontreiniging worden aanvaard.

De licht verhoogde gehaltes in de grond en in het grondwater brengen geen onaanvaardbare risico's met zich mee. Er worden geen belemmeringen gezien voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de herinrichting van het plangebied ten behoeve van woningbouw.

Aanbevelingen

Er wordt geen nader onderzoek aanbevolen. Er gelden wettelijke beperkingen bij het verplaatsen en elders toepassen van grond, die kunnen leiden tot extra kosten. Derhalve wordt aanbevolen bij grondverzet zoveel mogelijk grond op de locatie te hergebruiken.
Wanneer in de toekomst graafwerkzaamheden plaatsvinden, dient rekening gehouden te worden met de voorwaarden zoals omschreven in bijlage 8 van het bodemonderzoek (grondverzet). De huidige toestand van de bodem staat niet aan de verwezenlijking van de bestemmingen in de weg.

3.4.3 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).

Dit plan

Voor de realisatie van de nieuwe woningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd vanwege de ligging aan verschillende wegen die van belang kunnen zijn. Het akoestisch onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4.

Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de onderzochte weg ten hoogste 43 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh, zijnde 48 dB. De Wet geluidhinder legt verder geen restricties op aan het plan. Aangezien de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden is cumulatie in het kader van de Wgh niet aan de orde.

In het kader van de ruimtelijke onderbouwing zijn ook de (afzonderlijke) geluidbelastingen vanwege de niet-zoneplichtige wegen inzichtelijk gemaakt. Daarnaast wordt de gecumuleerde geluidbelasting van alle relevante (zoneplichtige en niet-zoneplichtige) wegen inzichtelijk gemaakt.

Ten gevolge van de onderzochte wegen treden in nagenoeg alle waarneempunten gecumuleerde geluidbelastingen op die hoger zijn dan de vergelijkbare voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.

De cumulatieve geluidbelastingen variëren van 48 tot 60 dB. Dergelijke geluidbelastingen leiden binnen een beoordelingsmethode als “de Miedema methode” tot de beoordeling van een akoestisch leefklimaat met de classificatie redelijk tot matig. Maatregelen aan zowel de bron als in de overdracht zijn in voorliggende situatie niet te realiseren. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Aanbevolen wordt om bij het ontwerpen van de woningen, het realiseren van de meest geluidgevoelige vertrekken aan de geluidsbelaste gevel zoveel als mogelijk te beperken.

3.4.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005.

In de nieuwe wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL 'niet in betekende mate' bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

Het NSL zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen zodat de luchtkwaliteit verbeterd en alsmede de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Dit plan

Aangezien het voorgenomen project de realisatie van 27 woningen betreft, overschrijdt het plan de NIBM grens niet en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Bovendien blijkt uit ‘Rapportage luchtkwaliteit 2006’ van de gemeente Montferland dat er geen overschrijdingen in het plangebied zijn voor wat betreft stikstofdioxide en fijn stof.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

3.4.5 Externe veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0009.jpg"

Uitsnede risicokaart (bron: provincie Gelderland)

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval.

Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Dit plan

Volgens de risicokaart bevinden zich geen stationaire bronnen met risicovolle activiteiten in en direct rondom het plangebied. Wel bevindt zich op ruim 500 meter van het plangebied een vrieshuis (De Immenhorst). Volgens de risicokaart.nl blijkt dat geen sprake is van een plaatsgebonden en groepsrisico. Aangenomen kan worden dat het bedrijf geen overmatige veiligheidsrisico's met zich mee brengt voor de nieuwe woningen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.5 Water

3.5.1 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Daarnaast richt het zich op het beschikbaar houden van voldoende schoon (drink)water.

Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationaal beleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid en is de opvolger van het nationaal waterplan 2009-2015. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie.

De belangrijkste wateropgaven voor de gemeente zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en grondwaterkwaliteit.

3.5.2 Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland is het waterveiligheidsbleied opgenomen. De provincie gaat uit van een langjarige en duurzame aanpak om Gelderland blijvend te beschermen tegen overstromingen vanuit de (grote) rivieren en de veluwerandmeren.

In de Omgevingsvisie is opgenomen welke doelen er zijn voor het waterbeheer, welke maatregelen die daarvoor nodig zijn en welke overheid ze gaat uitvoeren.

Waterveiligheid
De omgevingsvisie gaat mede in op de waterveiligheid van de provincie. Dit wil ze bereiken door:

  • blijvende bescherming tegen overstromingen vanuit de (grote) rivieren en de Randmeerkust;
  • waar dat vanuit het oogpunt van waterveiligheid mogelijk is: ontwikkelen en versterken van karakteristieke riviernatuur in Natura 2000-gebieden;
  • versterken van de kwaliteiten voor de (vrijetijds)economie van het rivierenlandschap en de Randmeerkust.

Daarnaast wordt er gekozen om op zowel internationaal als regionaal vlak samen te werken.

Om de waterveiligheid ook op de lange termijn te garanderen, zijn er nieuwe concepten nodig, zoals:

  • deltadijken
  • maatregelen in de ruimtelijke inrichting, om minder kwetsbaar te zijn (meerlaagsveiligheid).

Op de korte termijn is het belangrijkste doel het op orde krijgen van de primaire en regionale keringen. Hieraan wordt gewerkt:

  • met de gebiedsaanpak in de programma's Ruimte voor de Rivier en WaalWeelde
  • via het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) voor de primaire keringen
  • door het aanwijzen en normeren van de regionale keringen.

Deltaprogramma
De provincie werkt samen met het Rijk, aangrenzende provincies, gemeenten, waterschappen, veiligheidsregio's en maatschappelijke partners aan de voorbereiding en uitwerking van maatregelen die nodig zijn om nu en in de toekomst veilig te blijven tegen hoogwater en te beschikken over een goede zoetwatervoorziening.

Primaire keringen
De provincie streeft samen met het Rijk, de waterschappen, gemeenten en veiligheidsregio's naar voldoende bescherming tegen hoogwater. De provincie hanteert het uitgangspunt dat preventie leidend is voor het realiseren van het beschermingsniveau. Alleen in specifieke gevallen, als preventieve maatregelen onevenredig kostbaar blijken en/of leiden tot onacceptabele maatschappelijke effecten, kan wat betreft de provincie aan de orde zijn of het combineren van preventieve maatregelen met maatregelen in de tweede en derde laag een oplossing biedt (maatregelen in de ruimtelijke ordening en evacuatie). Dit is in overeenstemming met de lijn uit het Nationaal Waterplan (NWP).

3.5.3 Beleid Waterschap Rijn en IJssel

Het waterschap Rijn en IJssel heeft in juni 2013 een Watervisie 2030 opgesteld.

In de watervisie zijn vier ontwikkelingen beschreven waar het waterschap tijdig op wilt inspelen.

  • Klimaatverandering: het waterschap gaat aan de slag om het watersysteem klimaatbestendig te maken.
  • duurzaam omgaan met grondstoffen en energie. Het watersysteem zelf biedt kansen op winning van energie en grondstoffen.
  • Informatiesamenleving. Het waterschap wil op meerdere schaalniveaus werken.
  • sociaaleconomische trends. Het waterschap gaat samenwerken met andere waterschappen en onderzoeken doen naar verschuivingen van werkzaamheden naar de markt.


Het waterschap is verantwoordelijk voor het op orde houden van rivierdijken en regionale keringen voor het beschermen van het achterland tegen overstromingen. Tevens is het waterschap verantwoordelijk voor het beheer van het oppervlakte water en het grondwater in de regio: het watersysteem. Het waterschap zorgt voor een beheer en onderhoud dat past bij de ruimtelijk toegekende functies in de stroomgebieden.
Het waterschap zorgt voor het transport en het zuiveren van riool-en afvalwater op diverse zuiveringsterreinen. Op die manier worden gezondheidsproblemen voor burgers en in de veeteelt voorkomen.

3.5.4 Situatie plangebied

Water is richtinggevend voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen. Op lokale schaal wordt nuttig gebruik gemaakt van regenwater. Bij overschot dient regenwater in de bodem te worden geïnfiltreerd, of naar het oppervlaktewater geleid. Regenwater wordt bij voorkeur niet meer afgevoerd via de riolering. Hierdoor wordt het rioleringstelsel minder zwaar belast en komen overstortingen van rioolwater op het oppervlaktewater niet meer voor. Ook voor huishoudelijk gebruik wordt water op lokale schaal gewonnen, waarna het weer gezuiverd wordt en hergebruikt.

Binnen het plangebied komen geen belangrijke watergangen voor. Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbeschermings- of waterwingebied. Bij invulling van nieuwbouwlocaties wordt gestreefd naar beperking van het verhard oppervlak, zodat het hemelwater kan infiltreren in de grond. Indien mogelijk wordt het hemelwater ontkoppeld en ter plaatse geïnfiltreerd. Daarbij zal er op toegezien worden dat er geen uitlogende materialen worden gebruikt.

Het grondgebied van de gemeente ligt dichtbij het stuwwalmassief van het Montferland. Van het Montferland heeft het landelijk gebied van Didam veel kwelwater te verwerken, zogenaamde lange of diepe kwel. Door de infiltratie in de kalkrijke zandpakketten van de stuwwal is dit water over het algemeen van zeer goede kwaliteit. Een secundair kwelsysteem wordt veroorzaakt door het water dat in de centrale zandopduiking in het centrum infiltreert en naar de lagere gebieden stroomt. Deze kwel is van ondiepe aard. De verblijftijd van het water in de grond is maar kort; tevens fluctueert de hoeveelheid aangevoerd water sterk. Omdat het dekzand geringe filtercapaciteiten kent zal het water van minder goede kwaliteit zijn. In artikel 3.1.6 (Bro) is aangegeven dat in de toelichting van een bestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema’s worden door middel van de watertoetstabel nagegaan of waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

Thema   Toetsvraag   Relevant?  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid   Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   Is er toename van het afvalwater (DWA)?
Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee

Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee  
Grondwateroverlast
 
Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
Is in het plangebied sprake van kwel?
Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlaktewater kwaliteit   Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee

Nee

Nee  
Grondwater kwaliteit   Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  

Volksgezondheid   In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee


Nee  
Verdroging   Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee
 
Natte natuur   Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee

Nee  
Inrichting en beheer   Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee


Nee  

AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Tabel watertoetstabel


Dit plan

Het plangebied maakt onderdeel uit van De Strip. De Strip is gezien de beoogde inrichting met bebouwing aan weerszijden, een gebied met een stedelijke uitstraling. Een stedelijke oplossing op gebied van water is hier dan ook op z'n plaats. Gedacht wordt aan een centrale goot in de lengte van de straat, waarop het regenwater wordt afgekoppeld. Bij de nadere inrichting van het straatprofiel zal worden bepaald wat de meest geschikte locatie is voor deze goot.

De Strip/Klinkerstraat ligt op de flank van de stuwwal en is geheel verhard. De grond-waterstanden liggen hier diep, met name in het noordelijk deel, en er is geen bestaand oppervlaktewater. Het maaiveld in de Klinkerstraat heeft een duidelijk verloop met een hoogteverschil van ca. 2,5 m. Er is vrijwel geen openbaar groen in het gebied.

Het gebied heeft grondwatertrap VII hetgeen betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstanden van meer dan 0,80 m beneden maaiveld komen en de gemiddeld laagste grondwaterstanden tot ten hoogste 1,20 m beneden maaiveld komen. De on-dergrond van de Klinkerstraat en omgeving bestaat uit matig fijn tot grof zand.

Halverwege de Klinkerstraat bevindt zich een parkeerterrein. Aan de voet van de Klinkerstraat bevindt zich achter de bebouwing eveneens een parkeerterrein bij de Lidl. Naast deze grote winkels bestaat het gebied vooral uit woningbouw. Het gebied heeft een gemengd rioolstelsel.

Oppervlaktewater in het gebied is niet mogelijk door de diepe grondwaterstand en de zandige ondergrond. Hemelwater binnen het stedelijk gebied dat afgekoppeld wordt, kan geïnfiltreerd worden middels infiltratiekorven onder de verharding in geklinkerde straten en onder parkeerplaatsen of via straatkolken en infiltratieleidingen.

De gemeente Montferland streeft binnen het centrumgebied van 's-Heerenberg naar afkoppeling van hemelwater daar, waar de bebouwing dit toelaat. De afkoppeling zal volgend zijn, gecombineerd met herinrichting openbare ruimte, rioolwerkzaamheden of bestratingswerkzaamheden. Afgekoppeld hemelwater zal in het algemeen via buizen naar infiltratiekratten of ondergrondse berging worden geleid.

Woningen langs de Klinkerstraat zullen afgekoppeld worden naar stenen goten aan de buitenzijde van de weg. Deze zijgoten zullen op gezette afstanden via een dwars-gootje met stalen rooster afvoeren naar de parkeerplaatsen welke geprojecteerd zijn in het midden van de weg. Onder de parkeerplaatsen zal het middels een voorziening worden geïnfiltreerd. Door het water zichtbaar te houden, krijgen bewoners een beter idee van de omgang met hemelwater in hun straat. Er zal geen oppervlaktewater in het deelgebied worden aangelegd.

Toetsing Waterschap

Op basis van het definitieve stedenbouwkundige en architectonische ontwerp van het bouwplan zal een definitieve berekening worden gemaakt van het extra verhard oppervlak en de consequenties voor het waterbergend vermogen en de afvoercapaciteit in het plangebied. Op basis hiervan en binnen het kader van de planomschrijving zoals gegeven in deze rapportage zal de dimensionering van de hemelwaterafvoer en infiltratie of berging worden gemaakt. Deze nadere uitwerking zal ter controle worden voorgelegd aan het Waterschap.

Het concept van het bestemmingsplan is voor overleg voorgelegd aan het waterschap. Het waterschap heeft aangegeven dat de waterbelangen in voldoende mate zijn geborgd in het bestemmingsplan.

3.6 Flora en fauna

Algemeen

Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden moet eerst een onderzoek plaatsvinden in het kader van de Wet natuurbescherming en eventuele andere natuurregelgeving. De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden (NNN) en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Bij deze activiteit moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Er dient tevens te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dieren opzettelijk worden verontrust.

Ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek gold de Natuurbeschermingswet nog niet. Daarom wordt in het flora- en faunaonderzoek nog gesproken over de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Dit plan

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Wet natuurbescherming (Natura-2000). Ten aanzien van de soortenbescherming is een flora- en faunaonderzoek vereist. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 5.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek, de overige verzamelde gegevens en de bevindingen tijdens het veldbezoek wordt op basis van de quick-scan en de planontwikkeling het onderstaande geconcludeerd.

Flora

Binnen het plangebied en directe omgeving zijn geen ontheffingsplichtige plantensoorten geregistreerd of aangetroffen. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze zullen worden aangetroffen. Nader onderzoek naar het voorkomen van ontheffingsplichtige florasoorten wordt niet noodzakelijk geacht.

Fauna

De zwaarder beschermde soorten die volgens het literatuuronderzoek en/of veldbezoek mogelijk ter plaatse van het plangebied voorkomen zijn:

  • 1. vleermuizen;
  • 2. vogels.


Ad. 1 Vleermuizen
Het is mogelijk dat het plangebied en directe omgeving gebruikt wordt door vleermuizen als foerageer- en/of verblijfsgebied. De aanwezige bebouwing op het terrein is in potentie geschikt als verblijfplaats (bijv. winter, zomer- en paarplaats) vanwege de aanwezigheid van spouwmuren met open stootvoegen. Het verdwijnen van bomen, open plaatsen en bebouwing zal mogelijk een negatief effect hebben op de aanwezigheid van deze soorten. Een nader onderzoek naar vleermuizen is wel nodig.

Aangezien de werkzaamheden op het terrein niet dit jaar zullen plaats vinden, zal het vleermuizenonderzoek pas later worden uitgevoerd. Als eis geldt dat voorafgaand aan de sloop het vleermuizenonderzoek afgerond moet zijn en dat, indien nodig, ontheffing is verkregen. Het verkrijgen van een ontheffing is, indien de juiste maatregelen zijn getroffen, vaak geen probleem.

Ad. 2 Vogels
Het plangebied biedt mogelijkheden voor vogels. Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties/nesten van vogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd (ontheffing is niet mogelijk). Voor het broedseizoen (verschilt per soort) wordt in de Wet natuurbescherming geen standaardperiode aangehouden, wel kan globaal uitgegaan worden van april tot augustus. Buiten het broedseizoen zijn nesten doorgaans niet beschermd, behalve als het jaarrond beschermde nesten betreft.

De te verwijderen bomen vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen.

Beschermde natuurgebieden

Het plangebied zelf heeft geen status in het kader van de Wet natuurbescherming (Natura 2000-gebied (voorheen: Vogel- of Habitatrichtlijngebieden) of beschermd Natuurmonument).

Ook zijn dergelijke beschermde gebieden niet aanwezig in de directe omgeving (niet binnen drie kilometer afstand van het plangebied). De dichtstbijzijnde gebieden van het natuurnetwerk Nederland (NNN: voormalig EHS) liggen op circa 350 meter ten westen en 650 meter ten noorden van het plangebied. Een verder onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (voortoets) en NNN (nee-tenzij toetsing) wordt niet zinvol geacht.

Nader onderzoek

Op basis van de quickscan is geconcludeerd dat een nader onderzoek nodig is voor vleermuizen. In een nader onderzoek wordt niet alleen vastgelegd of deze soorten gebruik maken van het plangebied, maar ook welke functie(s) het plangebied heeft voor deze soorten en wat de mogelijke negatieve effecten zijn van de planontwikkeling.

Dit nadere onderzoek is uitgevoerd in de periode juni tot september 2018. De onderzoeksopzet voor vleermuizen is gebaseerd op het Vleermuisprotocol 2017 van het Netwerk Groene Bureaus en de soort specifieke kennisdocumenten (BIJ12, 2017a en b).

Tijdens de veldbezoeken heeft inspectie plaatsgevonden in en rondom de potentiële verblijfplaatsen op de aanwezigheid en geschiktheid voor vleermuizen, waarbij ook naar sporen (zoals mest/keutels en insectenresten) is gekeken. De aanwezigheid en het gebruik van het plangebied door vleermuizen is onderzocht met behulp van detectieapparatuur: Batloggers (Elekon M) in combinatie met een Petterson D240x.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied niet wordt gebruikt als verblijfplaats. Wel maakt het plangebied onderdeel uit van een foerageergebied en zijn overvliegende exemplaren van de gewone dwergvleermuis waargenomen. Voor deze soort heeft het plangebied geen essentiële functies. Met betrekking tot de staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis in Nederland zijn er geen aanwijzingen voor af- dan wel toename in aantallen. Omdat bij de voorgenomen planontwikkeling geen essentiële functies permanent worden aangetast, worden de verboden uit artikel 3.5 van de Wnb (bijlage 1) niet overtreden.

Door het toepassen van opgaand groen en een minimalistisch verlichtingsplan met gerichte lichtbronnen kan de nieuwe situatie een positieve bijdrage leveren aan de populatie vleermuizen in de directe omgeving.

Daarnaast wordt geadviseerd om verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (meestal tussen 15 maart en 15 juli) uit te laten voeren. De te verwijderen bomen vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen.

3.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Sinds 1 september 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht. Deze wet heeft verschillende bestaande wetten gewijzigd, (zoals de Monumentenwet 1988, Woningwet en Wro) en is een juridische vertaling van het Verdrag van Malta, dat in 1992 door Nederland werd ondertekend en uiteindelijk in 2007 werd geïmplementeerd in wetgeving. Voornaamste oogmerk van dit verdrag en de hieraan gekoppelde wettelijke regeling is een betere bescherming van het (Europees) archeologisch erfgoed, als zijnde een onmisbare bron voor de kennis van het verleden.

Het uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten (behoud in situ). Archeologisch materiaal in de bodem is onvervangbaar en daarom kwetsbaar: eenmaal vernietigd, komt het niet meer terug. Opgraven (behoud ex situ), is om die reden een noodoplossing. Na een opgraving is het bodemarchief niet meer te raadplegen in relatie tot zijn context. Het is dus zaak om zuinig te zijn op ondergronds aanwezige archeologische waarden. Behoud ter plekke - in situ dus - stelt het bodemarchief het beste veilig. Dat lukt echter niet altijd omdat de beschikbare ruimte vaak te beperkt is om op een alternatieve plek huizen te bouwen of om een bedrijventerrein ergens anders aan te leggen.

In de afgelopen jaren is er veel gebouwd / aangelegd, waardoor de bodem op veel plaatsen flink verstoord is. In veel van die gevallen heeft er geen onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van belangrijke archeologische waarden in de bodem. Veel is dus ongezien verloren gegaan. De Wamz brengt daar nu verandering in. Bodemverstoringen worden er natuurlijk nog steeds gepland, maar archeologisch vooronderzoek is nu op bepaalde locaties verplicht. Een dergelijk onderzoek moet uitwijzen of er mogelijk belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn. Die informatie leidt dan tot een afweging van belangen en een beslissing over wat de beste manier is om daarmee om te gaan.

Om een juiste afweging hiertoe te verankeren, is in het kader van de ruimtelijke ordening bepaald dat er tijdig gedacht dient te worden aan de mogelijkheid dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn. In de Wamz met doorvertaling in o.a. de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen c.q. bij ontheffingen aangegeven moet worden welke archeologische waarden en verwachtingen zich in de bodem bevinden en hoe hiermee wordt omgegaan.

Door middel van een vergunningenstelsel moeten deze waarden tegen bodemingrepen worden beschermd. Gelet hierop is het van belang om een op gemeentelijk niveau gedetailleerde archeologische verwachtings- en maatregelenkaart te hebben. De gemeente Montferland heeft daarom een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart en een cultuurhistorische waardenkaart vervaardigd, die een gedifferentieerd beeld laten zien van de archeologische verwachting en de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente en die bovendien inzicht biedt in de gaafheid van bodem en reliëf.

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.

Dit plan

Door de gemeenteraad is een archeologische verwachtings- en maatregelenkaart vastgesteld. De gemeente Montferland is in te delen in drie archeologische verwachtingszones: hoog, middelmatig en laag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0010.jpg"

Uitsnede plangebied kaart Archeologische verwachtingenkaart

Het plangebied waar gebouwd gaat worden valt voor een groot deel onder de Archeologische Waardevol Verwachtingsgebied (AWV, categorie 7, licht geel). Voor deze bestemming geldt dat indien bodemingrepen dieper zijn dan 30 cm beneden maaiveld en bij plangebieden groter dan 1.000 m2 vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek plaats moet vinden.

Een beperkt zuidwestelijk deel van het plangebied valt onder Archeologisch Waardevol Gebied (AWG, categorie 4, donkerrood). Voor deze bestemming geldt dat indien bodemingrepen dieper zijn dan 30 cm beneden maaiveld en bij plangebieden groter dan 50 m2 vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek plaats moet vinden.

Voor dit bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6). Aan de hand van de beantwoording van een aantal vragen zijn de conclusies geformuleerd.

  • Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

In de boringen 1 tot en met 5 is op een diepte variërend van 160 tot 200 cm beneden maaiveld matig fijn matig tot sterk siltig, goed gesorteerd en afgerond zand aangetroffen. Dit is geïnterpreteerd als dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). In boring 6 is geen dekzand aangetroffen, maar matig grof, matig siltig zand, dit is geïnterpreteerd als terrasafzettingen. Deze fluviatiele afzettingen worden in boring 6 afgedekt door de huidige bestrating, een puinlaag. In deze boring zijn geen andere ophogings/dempingspakketten aangetroffen en evenmin tekenen van bodemvorming. In de boringen 1, 2, 3 en 5 wordt de natuurlijke ondergrond afgedekt door een pakket sterk zandige klei in dikte variërend van 10 tot 110 cm. Deze afzettingen worden beschouwd als een overstromingsdek van de Rijn. In de boringen 2 en 5 wordt het overstromingsdek afgedekt door een pakket matig fijn tot matig grof zand waarin baksteenresten zijn aangetroffen van een recent baksel. Dit zand is geïnterpreteerd als een ophoogpakket om het natuurlijk reliëf wat af te vlakken. In boring 1 en 3 wordt het overstromingsdek afgedekt door een recent ophoogpakket dat is gerelateerd aan de huidige bebouwing (boring 1) of bestrating (boring 3) In boring 4 is het baksteenhoudende ophoogpakket ook aangetroffen, hier heeft het een dikte van 160 cm en ligt het direct op het dekzand. Het oorspronkelijke bodemprofiel, een poldervaaggrond, is niet aangetroffen.

  • Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig?

In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.

Op grond van de beantwoording van de bovenstaande vraag zijn de twee onderstaande onderzoeksvragen niet meer van toepassing.

  • Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische waarden?
  • Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten?
  • In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

Omdat geen archeologische resten worden verwacht, worden deze ook niet bedreigd door de geplande ontwikkelingen.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen vervolgonderzoek nodig.

Cultuurhistorie

Het centrum van 's-Heerenberg herbergt verscheidene cultuurhistorische waarden. Deze waarden zijn vastgelegd door middel van een dubbelbestemming ' Waarde - Cultuurhistorie' en met aanduidingen voor monumenten. Daar waar geen sprake is van een dergelijke dubbelbestemming of aanduiding bevinden zich geen te beschermen cultuurhistorische waarden.

3.8 Verkeer en parkeren

Gehele Klinkerstraat

De belangrijkste doelen van het Masterplan zijn het verbeteren van de bereikbaarheid van de centrumvoorzieningen en de verbetering van verkeersafwikkeling en parkeergelegenheid in het centrumgebied. De Strip speelt hierin, zoals vermeld, een cruciale rol.

Voorafgaand aan het Masterplan is een uitgebreide verkeer- en parkeerstudie (Verkeerstudie, Royal Haskoning, augustus 2002) uitgevoerd. De resultaten van deze analyse zijn mede bepalend geweest voor de in het Masterplan vastgelegde visie. Volgend op het Masterplan is een nadere parkeerstudie (Parkeerbalans - gebied Masterplan 's-Heerenberg, Royal Haskoning, 29 april 2005) uitgevoerd. Dit onderzoek is nog steeds van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0011.jpg"

Voor het gehele Masterplangebied is een integrale parkeeranalyse uitgevoerd. In de huidige situatie is sprake van een tekort van circa 1 á 3 parkeerplaatsen, bij een totale behoefte van maximaal circa 755 parkeerplaatsen. Na uitwerking, conform het Masterplan en de bijbehorende bouwplannen, is sprake van een verwachte behoefte van maximaal circa 814 parkeerplaatsen (een maximaal tekort van 86 parkeerplaatsen).

De ingevoegde foto's laten zien dat het overgrote deel van de Klinkerstraat al is heringericht conform de gewenste ruimtelijk en verkeersbeeld van het Masterplan zoals opgenomen in voorgaande figuur 4. Om het totale gewenste beeld te bereiken, is het belangrijk dat ook het deel van de Klinkerstraat naast de supermarkt wordt heringericht en dat het bestaande pand wordt verplaatst. 

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0012.jpg"

Aanzicht heringerichte Klinkerstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0013.jpg"

Aanzicht Klinkerstraat nabij de supermarkt

Het tekort kan worden opgelost door op een aantal plaatsen de parkeervoorzieningen te verdichten. Dit betekent onder andere dat:

  • (delen van) de Klinkerstraat naast de geplande parkeerplaatsen in de middenberm zullen worden voorzien van parallelle parkeerplaatsen (langsparkeren) tussen de rijbaan en het versmalde trottoir;
  • door een meer efficiënte inrichting van de voor het dwarsparkeren gereserveerde middenberm in de Klinkerstraat;
  • het parkeerterrein op het dak van de nieuw te bouwen supermarkt mogelijk wordt aangewezen als parkeerterrein voor medewerkers van de detailhandel en horeca in de binnenstad;
  • een extra parkeergarage wordt gerealiseerd.

Supermarkt locatie

Voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de CROW publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Hierbij is uitgegaan van de normen behorende bij een matige stedelijkheidsgraad en een stedelijke zone van de rest van de bebouwde kom. Het bruto vloeroppervlak van de supermarkt is 1.137 m2. Voor de Lidl dient uitgegaan te worden van een parkeernorm van minimaal 5,5 en maximaal 7,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Ten behoeve van de Lidl zal dus ruimte moeten zijn voor minimaal 62,5 en maximaal 85,3 parkeerplaatsen. Op het terrein van de supermarkt liggen 53 parkeerplaatsen en aan de zijde van de Oudste Poortstraat liggen voor de supermarkt 8 parkeerplaatsen. Tevens zijn er in de directe nabijheid van de supermarkt meerdere parkeerplaatsen gelegen. Alhoewel net niet wordt voldaan aan de parkeernorm, wordt de parkeersituatie acceptabel geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0014.jpg"

Parkeerplaatsen op het terrein van de supermarkt

Parkeren na realisatie woningbouw

Nadat het huidige gebruik als supermarkt is beëindigd kan met de herontwikkeling worden aangevangen. De tweede fase omvat de realisering van 27 grondgebonden woningen en appartementen alsmede de voltooiing van het resterende openbaar gebied (verkeers-verblijfsgebied).
Voor de grondgebonden woningen worden op het binnenterrein nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Voor de appartementen wordt voorzien in een ondergrondse parkeergarage. Voor extra parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de parkeerplaatsen aan de Klinkerstraat.

Dit betekent dat de parkeerplaatsen aan de Oudste Poortstraat gehandhaafd blijven, dat op het binnenterrein achter de appartementen minimaal een gelijk aantal parkeerplaatsen als in de huidige situatie dient te worden gerealiseerd en dat ter plaatse van het plangebied parallel aan de rijbaan in ieder geval 11 aanvullende parkeerplaatsen langs de Klinkerstraat worden gerealiseerd.

Om een en ander te borgen in het bestemmingsplan is in de woonbestemming een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In deze verplichting is bepaald dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning alleen maar wordt verleend als wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij wordt aangesloten op de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.

3.9 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is een plan dat gericht is op het behouden van de planologisch-juridische situatie. De bestaande bebouwingsmogelijkheden in de huidige planologische regeling is één op één overgenomen. Op grond van artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is het daarom niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.

In eerste instantie voorziet het bestemmingsplan in het voortzetten van bestaand gebruik, welke dus economisch en financieel uitvoerbaar is. Uitvoering van de woonbestemming is niet aan de orde zolang het gebruik de gronden ten behoeve van de supermarkt nog niet is beëindigd.

Nadat dit huidige gebruik conform de uitsterfregeling wordt beëindigd, zal conform ons beleid zoals beschreven in paragraaf 3.2.4 uitvoering worden gegeven aan de woonbestemming. De verwachting is dat ontwikkeling van woningen binnen het plangebied rendabel kan worden gerealiseerd door een ontwikkelaar, een en ander volgens de onderstaande berekening:

     
Verkoopopbrengst 27 woningen:      
13 rijwoningen   € 172.000   € 2.236.000  
8 appartementen middelduur   € 220.000   € 1.760.000  
6 appartementen duur   € 350.000   € 2.100.000  
    € 6.096.000  
     
Stichtingskosten     € 4.626.432  
Residule Grondwaarde     € 1.469.568  
Grondproductiekosten     € 600.000  
Potentiële opbrengst     € 869.568  

Deze berekening betreft een schatting omdat op dit moment nog geen concrete plannen voor een ontwikkeling aanwezig zijn. Omdat deze raming een positief beeld laat zien, is de conclusie dat het project rendabel is.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de regeling

4.1 Algemeen

4.1.1 Opbouw van het plan

Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. Verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen eigen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.

4.1.2 De verbeelding

De analoge verbeelding bestaat uit een kaartblad met een bijbehorende legenda. Op de verbeelding hebben alle binnen het plangebied gelegen gronden een bestemming gekregen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de bestemming overeenstemt met het bestaande gebruik van de betreffende gronden. Slechts wanneer aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen afzienbare termijn en in elk geval binnen de planperiode wordt beëindigd, kan van dat uitgangspunt zijn afgeweken.

Binnen de bestemmingen zijn op de verbeelding diverse aanduidingen aangegeven. Aanduidingen hebben slechts juridische betekenis voor zover deze daaraan in de regels is toegekend. Een aantal aanduidingen heeft geen enkele juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en de gemeentegrens) en worden daarom verklaringen genoemd.

4.1.3 De regels

Algemeen

De regels van het plan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke bestemmingsregels en van de verbeelding te garanderen.
  • Hoofdstuk 2 bevat de regels in verband met de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk inhoudelijke regels, welke specifiek voor die bestemming gelden.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels van het plan waaronder een aantal algemene ontwikkelingsbepalingen die zijn opgenomen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders.
  • Hoofdstuk 4 bevatten overgangs- en slotregels.

Bestemmingen

Om recht te doen aan het uitgangspunt dat het plan niet meer dient te regelen dan noodzakelijk is, kent het plan slechts een beperkt aantal bestemmingen. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. De regels hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen (indien aanwezig);
  • afwijking van de bouwregels (indien aanwezig);
  • specifieke gebruiksregels (indien aanwezig);
  • afwijking van de gebruiksregels (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (indien aanwezig);
  • wijziging (indien aanwezig).

Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. In een aantal gevallen geeft de bestemmingsomschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een gebiedsbegrenzing, een maximale oppervlakte- of inhoudsmaat dan wel een beperking tot de bestaande bebouwing.

De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Ook de gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving, zij het dat deze regels zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels in hoofdstuk 3. Hierin is bepaald dat het verboden is de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met het in het plan bepaalde. Bedoeld wordt een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving.

De afwijkings- en wijzigingsregels geven burgemeester en wethouders of het bevoegd gezag bevoegdheden om onder voorwaarden een afwijking te verlenen van een regel dan wel onder voorwaarden het plan te wijzigen.

Flexibiliteitsbepalingen

Zoals uit het voorgaande al bleek, zijn in de regels verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor burgemeester en wethouders of het bevoegd gezag. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsbepalingen opgenomen regels. Indien één van deze bevoegdheden wordt gebruikt, zal een (belangen)afweging moeten plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden voor het bevoegd gezag. Dat wil zeggen, dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid wordt afgewezen.

Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid één of meerdere afwegingscriteria/ voorwaarden opgenomen.

De individuele belangen van de betrokkenen, de betrokken waarden en het algemene belang zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een enkele keer is bepaald dat door de verzoeker of door het bevoegd gezag het één en ander moet worden aangetoond. Wanneer iets voldoende is aangetoond is het aan het bevoegd gezag om een verzoek te beoordelen. In enkele gevallen wordt het advies van een onafhankelijk deskundige gevraagd.

De bevoegdheden zijn concreet begrensd, om duidelijk te maken waar de scheiding ligt tussen de bevoegdheid van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Deze begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, enz. Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar vindt maatwerk plaats waarbij de concrete situatie ter plekke, in relatie tot het verzoek, bepalend is.

4.2 De bestemmingen

Voorliggend bestemmingsplan kent de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen 2.

Verkeer- Verblijfsgebied

De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor woonstraten, pleinen, een markt, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen, bermen, groen en speelvoorzieningen.

Zoals hiervoor beschreven heeft de Raad van State geoordeeld dat de gemeenteraad niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik van de gronden ten behoeve van een supermarkt binnen de planperiode zal worden beëindigd. De gemeenteraad had dan ook niet de gronden nogmaals onder het overgangsrecht mogen opnemen. Omdat de gemeenteraad wel over wilt gaan tot realisatie van de bestemmingen worden de huidige situatie van de supermarkt en de parkeerruimte opgenomen onder een uitsterfregeling.

Ten aanzien van de huidige supermarkt en de parkeerruimte ten behoeve van de supermarkt is een uitsterfregeling opgenomen welke bepaalt dat indien de supermarkt het huidige gebruik staakt, drie maanden nadien het gebruik als supermarkt als verboden gebruik wordt aangemerkt.

Wonen 2

De bestemming Wonen is toegekend aan de gronden waarop de nieuwe woningen zijn voorzien. Ter plaatse van de aanduidingen ‘aaneengebouwd’ en 'gestapeld' zijn uitsluitend die typen woningen toegestaan. Alleen daar waar aangeduid zijn andere functies toegestaan. Ten aanzien van de maatvoering worden de goothoogte en de bouwhoogte in het plan voorgeschreven. Qua situering van de woningen wordt in de regels aangegeven waar de voorgevel van de woning dient te worden opgericht. Daarnaast dient de woning in het bouwvlak gebouwd te worden en wordt een minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens voorgeschreven met dien verstande dat bestaande afstanden tot de zijdelingse bouwperceelgrens eveneens zijn toegestaan.

Voor aan huis verbonden beroepen geldt een oppervlakte van maximaal 30% van de vloeroppervlakte tot een maximum van 50 m².

Binnen deze bestemming zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. De eerste voorwaardelijke verplichting houdt in dat bij realisatie van de woningen in voldoende mate voorzien wordt in de parkeerbehoefte. De tweede voorwaardelijke verplichting brengt met zich mee dat door middel van akoestisch onderzoek aangetoond dient te worden dat in het kader van de gecumuleerde geluidsbelasting toch sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Zoals hiervoor beschreven heeft de Raad van State geoordeeld dat de gemeenteraad niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik van de gronden ten behoeve van een supermarkt binnen de planperiode zal worden beëindigd. De gemeenteraad had dan ook niet de gronden nogmaals onder het overgangsrecht mogen opnemen. Omdat de gemeenteraad wel over wil gaan tot realisatie van de bestemmingen worden de huidige situatie van de supermarkt en de parkeerruimte opgenomen onder een uitsterfregeling.

Ten aanzien van de huidige supermarkt en de parkeerruimte ten behoeve van de supermarkt is een uitsterfregeling opgenomen welke bepaalt dat indien de supermarkt het huidige gebruik staakt, een maand nadien het gebruik als supermarkt als verboden gebruik wordt aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgkomemmweg1-va01_0015.jpg"

Ter verduidelijking geeft bovenstaande afbeelding weer wordt precies onder het huidige gebruik van de supermarkt wordt verstaan.

Waarde - Archeologische verwachting 1

De dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 beschermt de aanwezige en mogelijk aanwezige archeologische waarden in de ondergrond. Middels een onderzoeksplicht en omgevingsvergunningenstelsel worden de te verwachten waarden in de bodem beschermd.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Uitspraak Raad van State

Dit bestemmingsplan is opgesteld als gevolg van een uitspraak van de Raad van State.De Raad van State heeft het besluit van de raad van Montferland van 25 september 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Toevoeging Centrum 's-Heerenberg e.o" vernietigd op 29 juni 2016.
Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb is de raad opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw plan vast te stellen.

5.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan “Emmerikseweg 1-5, 's-Heerenberg” heeft met ingang van 25 april 2019 gedurende een termijn van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid zienswijzen kenbaar te maken. De termijn eindigt daarmee op 5 juni 2019.

Gedurende de termijn van ter inzage legging is door één instantie een zienswijze ingediend. De zienswijze is, gelet op artikel 6.9 van Algemene wet bestuursrecht (Awb), binnen de gestelde periode ingediend dan wel tijdig ter post bezorgd en ontvangen.
De zienswijze is in de Zienswijzennota opgenomen en door de gemeente van antwoord voorzien. De Zienswijzennota is als bijlage opgenomen in het Vaststellingsbesluit.

Naar aanleiding van de zienswijze is het bestemmingsplan op 10 oktober 2019 door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld.