Plan: | Zinderberg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bpsgkldwonzndrbrg-or01 |
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
In opdracht van de gemeente Montferland is door Staring Advies de "Quickscan natuurtoets locatie Zinderberg in Kilder, Een inventarisatie van beschermde flora en fauna" uitgevoerd (rapportnummer: 1034), zie bijlage 2.
Toetsing aan de Flora en faunawet:
De effecten op de flora en fauna en de wettelijke consequenties zijn ingeschat aan de hand van de geplande werkzaamheden. Sinds 1 maart 2005 is een nieuwe AMvB van kracht waarin de vrijstellingen worden geregeld met betrekking tot artikel 75 van de Flora- en faunawet. Deze AMvB bestaat uit 3 tabellen waarbij tabel 1 soorten de lichtste bescherming en tabel 3 de zwaarste bescherming genieten. Voor tabel 1 soorten betekent dit dat voor ruimtelijke ontwikkelingen als de op deze locatie geplande werkzaamheden, geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. Voor tabel 2 en 3 soorten dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het nemen van mitigerende maatregelen. Als dit niet mogelijk is dient een ontheffing aangevraagd te worden, in combinatie met het nemen van compenserende maatregelen.
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Deze worden ook niet verwacht. Het Natuurloket maakt melding van 2 licht beschermde plantensoorten (Flora- en faunawet, tabel 1). Deze worden niet in het plangebied verwacht, door het ontbreken van geschikte groeiplaatsen.
Broedvogels
Alle te verwachten vogelsoorten zijn beschermd krachtens de Flora- en faunawet en de Vogelrichtlijn. Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Dit betekent dat het verstoren, verontrusten, doden en anderszins nadelig beïnvloeden van deze soortgroep niet is toegestaan. Voor vogels geldt dat deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. De rest van het jaar zijn zij flexibeler en is de kans op nadelige effecten door de werkzaamheden voor de individuen aanzienlijk minder. Hierdoor is het raadzaam met de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen. Als de werkzaamheden in volle gang zijn bij aanvang van het broedseizoen, is het verstoringeffect op (broed)vogels minimaal. Het broedseizoen ligt, afhankelijk van de weeromstandigheden en aanwezige soorten, ruwweg tussen 15 maart en 15 juli. Broedgevallen buiten deze periode zijn ook beschermd.
Zoogdieren
Tijdens het veldonderzoek zijn geen (sporen van) zoogdieren waargenomen. Soorten die verwacht kunnen worden staan, met uitzondering van de steenmarter, allemaal vermeld in Floraen faunawet, tabel 1 en zijn daarmee licht beschermd. Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor deze soorten automatisch de vrijstellingsregeling. Het voorkomen van de strenger beschermde steenmarter (Flora- en faunawet, tabel 2) is alleen ontheffingsplichtig wanneer er vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. Hiervan is binnen het plangebied geen sprake.
Vleermuizen
Alle soorten vleermuizen staan vermeld in Flora- en faunawet, tabel 3 en de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat alle vleermuissoorten streng beschermd zijn. In het plangebied worden geen verblijfplaatsen van vleermuizen verwacht door het ontbreken van gebouwen en/of bomen. Het open perceel is ongeschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De oost- en zuidgrens van het plangebied is door de aanwezigheid van opgaande structuren geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. In deze zone vinden echter geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats, die mogelijk de kwaliteit van dit foerageergebied beïnvloeden. De houtwal aan de oostgrens valt buiten het plangebied. Aan de zuidzijde valt het geschikte foerageergebied buiten de invloedsfeer van geplande ruimtelijke ontwikkelingen.
Het wordt echter wel sterk aanbevolen om in deze 2 zones zuinig om te gaan met verlichting, omdat dit een negatief effect heeft op foeragerende vleermuizen.
Overige diersoorten
Amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden zijn niet aangetroffen. Gezien het ontbreken van (voldoende) geschikt leefgebied zijn beschermde amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden niet te verwachten in het plangebied.
Conclusie
De conclusie van het onderzoek is dat aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is. Er zijn geen beschermde planten- en dierensoorten aangetroffen en er is geen sprake van een invloed op beschermde gebieden. De werkzaamheden dienen, om verstoring voor broedvogels te voorkomen, buiten het broedseizoen plaats te vinden.