direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Didam, Brede School Zuid en Kerkwijkweg 3 en 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgddmkombszenwon-va01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep waarbij de oppervlakte maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning tot maximaal 50 m2 mag worden gebruikt;
  • c. een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, landschapelementen, ontsluitingen en inritten.
5.2 Bouwregels
5.2.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. de woning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. herbouw van de bestaande woning dient plaats te vinden op de bestaande locatie;
  • d. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 800 m3, dan wel tot maximaal de bestaande grotere inhoud van de woning;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 en 9 meter, dan wel tot maximaal de bestaande hogere goot- en bouwhoogte(n) van de woning;
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid e, mag de goothoogte aan één zijde niet meer mag bedragen dan 5 m, indien het hoofdgebouw wordt gebouwd in een kapschuurmodel. Met onderstaande tekening is aangegeven wat wordt aangemerkt als kapschuurmodel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmkombszenwon-va01_0001.jpg"

5.2.2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wooneenheden in een bestaand gebouw' gelden de volgende regels voor het bouwen van hoofdgebouwen:

  • a. binnen de bestaande bebouwing is maximaal 1 wooneenheid toegestaan;
  • b. de bestaande oppervlakte en goot- en bouwhoogte worden niet vergroot.
5.2.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wooneenheden in een nieuw gebouw' gelden de volgende regels voor het bouwen van wooneenheden:

  • a. het aantal wooneenheden mag niet meer en niet minder bedragen dan 2;
  • b. de inhoud van de wooneenheid mag niet meer bedragen dan 400 m3;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 en 9 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid c, mag de goothoogte aan één zijde niet meer mag bedragen dan 5 m, indien het hoofdgebouw wordt gebouwd in een kapschuurmodel. Met onderstaande tekening is aangegeven wat wordt aangemerkt als kapschuurmodel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgddmkombszenwon-va01_0002.jpg"

5.2.4

Voor het bouwen van (inpandige) bijgebouwen bij woningen waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning, met dien verstande dat ten aanzien van bestaande bijgebouwen het volgende geldt:
    • 1. indien de bestaande oppervlakte bij bestaande bijgebouwen groter is dan 100 m2, dan is maximaal de bestaande grotere oppervlakte toegestaan, waarbij geen verhoging van goot- en bouwhoogte en wijziging van de situering van de bestaande bijgebouwen mag plaatsvinden;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 6 meter, dan wel tot maximaal de bestaande hogere goot- en bouwhoogte(n);
  • d. voor inpandige bijgebouwen mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw.
5.2.5

Voor het bouwen van (inpandige) bijgebouwen bij de wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wooneenheden in een bestaand gebouw' gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per wooneenheid mag maximaal 1 bijgebouw worden opgericht met een totaal bebouwde oppervlakte van 100 m2 per wooneenheid, dan wel mag het inpandig bijgebouw niet meer bedragen dan 100 m2 per wooneenheid;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 6 meter, dan wel tot maximaal de bestaande hogere goot- en bouwhoogte(n);
  • d. voor inpandige bijgebouwen mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw.
5.2.6

Voor het bouwen van (inpandige) bijgebouwen bij de wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wooneenheden in een nieuw gebouw' gelden de volgende regels:

  • a. per wooneenheid mag op het perceel Kerkwijkweg 3 maximaal 1 bijgebouw worden opgericht met een totaal bebouwde oppervlakte van 50 m2 per wooneenheid;
  • b. per wooneenheid mag op het perceel Kerkwijkweg 5 maximaal 1 inpandig bijgebouw worden opgericht met een totaal bebouwde oppervlakte van 50 m2 per wooneenheid;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 6 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een inpandig bijgebouw mag niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw.
5.2.7

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels

  • a. gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de maatvoering van de bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan aangegeven in de onderstaande tabel:

Functie van het bouwwerk   Bouwhoogte (m)  
Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1  
Erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel   2  
Overkappingen en pergola's   3  
Overige bouwwerken geen gebouw zijnde   2  
5.3 Afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 onder b voor het toestaan van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. het geen kappersactiviteiten, horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de totale vloeroppervlakte van de woning tot maximaal 50 m2 mag worden gebruikt;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking van de beroeps- of bedrijfsactiviteit uitgaat;
  • f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.