direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid
Plan: Azewijn - Hartjenshof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgazwwonhartjens-or01

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Structuurvisie 2000-2015 (gemeente Bergh) en Woonkwaliteitsvisie

Uitgangspunt van de Structuurvisie 2000-2015 is de veelzijdigheid van het landschap, waarbij de groene gebieden en cultuurhistorische kwaliteiten hoog worden gewaardeerd en waarin rust en ruimte een leidend principe vormen in de ruimtelijke ontwikkeling.
Voor de kernen, waaronder het kerkdorp Azewijn, is een enigszins behoudende koers geformuleerd, gericht op het behoud van waardevolle elementen en verbetering van de toeristische infrastructuur en de voorzieningen. Azewijn ligt perifeer ten opzichte van de ring van kernen rond de stuwwal. Deze situering als "satellietkern" in het open agrarisch landschap maakt Azewijn enigszins uniek ten opzichte van de andere kerkdorpen. Tegelijkertijd dient in bescheiden mate ruimte worden gecreëerd voor uitbreiding en versterking van de lokale woningvoorraad.
De provincie heeft alle gemeenten verzocht een lokaal kwalitatief woonprogramma op te stellen. De voormalige gemeente Bergh heeft daar gehoor aan gegeven door in samenwerking met de toenmalige gemeente Wehl een Woonkwaliteitsvisie op te stellen. In deze Woonkwaliteitsvisie (vastgesteld 24 april 2004) is het lokaal kwalitatief woonprogramma tot 2015 vastgelegd. Hierin geeft de gemeente een brede kijk op het volkshuisvestingbeleid, waarin naast vergelijking van kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte en -aanbod ook aspecten als leefbaarheid, kwaliteit van de leefomgeving en woonmilieus een belangrijke rol speelden. Eén en ander resulteerde in een regionaal afgestemd gemeentelijk woningprogramma voor de periode 2002-2015.

3.3.2 Montferland Visie op de woningbouw 2010-2020

Woningbouwprojecten moeten qua programmering voldoen aan de Visie op de woningbouw 2010-2020 (woningbehoefteonderzoek Montferland 2009.) Dit woningbehoefteonderzoek is de actualisering van de Woonkwaliteitvisie 'Montferland, Visie op de woningbouw 2005-2015 (woningbehoefte onderzoek 2006) en schetst een beeld van de woningbehoefte voor de komende tien jaar.

In kleine kernen zoals Azewijn is extra uitbreiding van de woningvoorraad gewenst. Deze woningen zijn nodig voor de opvang van de groei van de eigen woningbehoefte (circa 30 woningen) en om voldoende draagvlak te houden voor voorzieningen, zoals scholen en winkels.

In het algemeen wordt gesteld dat nieuwe woningen een positieve bijdrage dienen te leveren aan de doorstroming en wooncarrière van inwoners van Montferland.

Azewijn telde in 2008circa 730 inwoners. Om het niveau van 2008 te houden moeten er circa 35 woningen worden gebouwd tussen 2010 en 2020. Daarvan zijn 5 woningen voor extra vestigers, bovenop de zich al volgens de trend van de afgelopen jaren vestigende huishoudens. Van de woonvormen met zorg en aangepaste woningen is er vooral behoefte aan levensloopbestendige en nultreden woningen. Daarnaast is behoefte aan uitbreiding van de intramurale capaciteit en aan beschermd en verzorgd wonen woonvormen.

De ontwikkeling van 21 woningen aan de Hartjenshof kan gezien worden als een goede aanzet tot het bereiken van voldoende woningaanbod.

Woningvoorraad en woningbehoefte

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgazwwonhartjens-or01_0004.jpg"

(Bron: Montferland, Visie op de woningbouw, 2010-2020)

Voorstel woningbouw Azewijn 2010-2020

Doelgroep   Huur   Koop   Totaal  
  Eengezingsw.   Meergezinsw.   Eengezinsw.   Meergezinsw.    
Starters   1   1   3     5  
Doorstromers < 55   2   1   3     5  
Doorstromers 75+   2   2   0     5  
Vestigers regulier   5   0   10   1   15  
Vestigers extra   2   0   3     5  
Totaal           35  
  34%   11%   54%   1%   100%  

(Bron: Montferland, Visie op de woningbouw, 2010-2020)

3.3.3 Welstandsbeleid

In de Woningwet is vastgelegd voor welke bouwwerkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is bepaald welke bouwwerken vergunningsvrij zijn en voor welke bouwwerken een bouwvergunning aangevraagd moet worden. Alle vergunningplichtige bouwwerken dienen in principe te worden getoetst aan welstandseisen.

In de 1e wijzigingsnota gemeente Montferland (vastgesteld door de gemeenteraad, 27 november 2008) heeft de gemeente kwaliteitseisen geformuleerd voor alle bouwwerken die de beleving van de openbare omgeving beïnvloeden.

Relatie tussen bestemmingsplan en welstandsbeleid

Het bestemmingsplan en de welstandsnota functioneren naast elkaar. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Datgene wat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan. De welstandsnota doet daar uitspraken over. De ruimte die het bestemmingsplan biedt kan door de welstandscriteria gebruikt worden ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Als een bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan, maar het ontwerp te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het gebied, kan een negatief welstandsadvies gegeven worden. Voorwaarde is dan wel dat de welstandsnota daartoe de argumenten levert. Deze argumenten zijn vastgelegd in de zogenaamde gebiedscriteria. Het gaat om gebieden met een samenhang in de verschijningsvorm in de bebouwing.

De ontwikkeling van 21 woningen aan de Hartjenshof doorbreekt de ritmiek en omgevingskenmerken van de bestaande bebouwing. Voor het plangebied gelden de welstandscriteria die zijn opgesteld voor het woongebied van Azewijn. De welstandscriteria zijn opgesteld ten aanzien van situering, vorm en massa, gevelindeling en het gebruik van kleuren, materialen en details van de toekomstige bebouwing. Voor het plangebied zijn de volgende welstandscriteria van toepassing:

Situering

  • Nieuwbouw sluit aan bij de ritmiek van de bebouwing in dezelfde straatwand;
  • De woning is met de voorgevel georiënteerd op de straat.

Vorm en massa

  • De woning sluit voor wat betreft massa en vorm aan op de gebouwen in de omgeving;
  • Per kavel is er één herkenbare hoofdmassa;
  • De woningen hebben een eenvoudige hoofdvorm;
  • De verschillende gebouwen in een straat zijn elk als eenheid herkenbaar: vrijstaande woningen hebben een individueel karakter, de woning binnen de rij is deel van het geheel;
  • De individualiteit van de woning wordt uitgedrukt door geringe onderlinge verschillen in vorm en massa;
  • De kappen zijn in dwarsrichting óf in langsrichting georiënteerd;
  • Bij toepassing van een plat dak wordt de bovenste bouwlaag als duidelijke eindlaag vormgegeven door een terugliggend geveldeel of anderszins;
  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Gevelindeling

  • De gevelindeling sluit aan op die van andere woningen in dezelfde straatwand;
  • De gevelopeningen zijn per gebouw verticaal óf horizontaal in de gevel geplaatst;
  • De gevels hebben een gesloten karakter;
  • Geen blinde gevels aan de straat of de openbare ruimte;
  • Eventueel aanwezige symmetrie in de gevelindeling wordt gehandhaafd.

Kleuren, materialen en details

  • De kleuren en materialen komen overeen met die in de omgeving;
  • De gevels zijn gebouwd in baksteen, hout of andere steenachtige materialen;
  • De daken zijn gedekt met pannen of met riet;
  • Materialen en kleuren van woningen binnen één rij zijn aan elkaar gelijk;
  • Het schilderwerk van de kozijnen is licht van kleur;
  • Het schilderwerk van grote vlakken is licht van kleur;
  • Het materiaalgebruik van aan- en bijgebouwen is gelijk aan dat van het hoofdgebouw;
  • De detaillering van dakkapellen, erkers en serres is afgestemd op de vormgeving van het hoofdgebouw.