direct naar inhoud van 4.8 Waterparagraaf
Plan: Azewijn-Brummelhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgazwkombrmmlhof-va01

4.8 Waterparagraaf

Een belangrijke wettelijke verankering van de relatie tussen het bestemmingsplan en de waterhuishouding vond plaats in 2003, toen de zogenoemde watertoets in het Bro werd opgenomen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. In het kader van de totstandkoming van een bestemmingsplan houdt de verplichting tot het opstellen van een watertoets in dat in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvindt met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en de te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een waterparagraaf.

De waterbeheerder van het plangebied is het Waterschap Rijn en IJssel. Onderstaand is op advies van het Waterschap Rijn en IJssel de standaard watertoetstabel van het waterschap weergegeven. In deze tabel is te zien welke waterhuishoudkundige thema's relevant of juist niet-relevant zijn voor onderhavig bestemmingsplan.

Watertoets
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied is grotendeels bebouwd en verhard. Uit de Watertoets (zie bijlage 6: 'Watertoets Plan Brummelhof, te Azewijn', De Klinker 8 maart 2006) blijkt onder andere dat aan de volgende voorwaarde voldaan moest worden:

  • Om aan de ontwateringsnorm in kruipruimten van de woningen te kunnen voldoen is een deel van het plangebied opgehoogd worden. De stijghoogte van het grondwater zal hierdoor niet beïnvloed worden.
  • Er wordt naast de bestaande vijver geen extra oppervlaktewater, in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem gecreëerd. Hemelwater wordt zoveel mogelijk geloosd op het oppervlaktewater.
  • Het plangebied is nauwelijks zettingsgevoelig. Er wordt geen bodemdaling of verdroging als gevolg van de reeds ontwikkelde 28 woningen verwacht. Blijkens het aanvullende grondonderzoek naar het grondwaterpeil, bodemgesteldheid en infiltratiecapaciteit (zie bijlage: 'Infiltratieonderzoek plan Brummelhof, te Azewijn', MOS - Grondmechanica, 8 mei 2006) is de bovenlaag van de grond weinig doorlatend. De onderlagen zijn wel waterdoorlatend.
  • Hemelwater van het dakoppervlak van de woningen en van de verhardingen wordt afgekoppeld. Het afgekoppelde water wordt via bodemfilters in de bodem geïnfiltreerd. Er worden geen uitlogende materialen voor de woningen gebruikt. Door dit schone water af te koppelen wordt de belasting van rioolwaterzuiveringsinstallaties beperkt. Het afvalwater vanuit de woningen wordt op het bestaande riool geloosd.
  • De grondwaterkwaliteit kan, omdat er geen verontreinigd grondwater wordt geïnfiltreerd, worden behouden.
  • De realisatie van de 28 woningen kan beschouwd worden als een grondwaterneutrale ontwikkeling.
  • Gelijktijdig met de aanleg van de riolering heeft grondverbetering plaats gevonden.
  • Er wordt onderzocht of infiltratie-units met een bergingscapaciteit van 8mm, voorzien van een overloop op de dichtstbijzijnde watergang ( De laak, aan de Laakweg), kunnen worden aangebracht. Mocht dit om technische, financiële of andere redenen niet haalbaar zijn, dan kan een alternatief worden gevonden in toepassing van grondverbetering in combinatie met infiltratie-units met een minimale berging van 12 mm. In dit geval is aansluiting op de riolering wel toegestaan.

Bovenstaande aandachtspunten die bij de ontwikkeling van de 28 woningen in acht zijn genomen laten zien dat de nieuwe woonbuurt zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin past binnen de waterambities van het Waterschap en overige overheden.