Plan: | Azewijn-Brummelhof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bpsgazwkombrmmlhof-va01 |
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. De Nederlandse overheid heeft zich met de ondertekening van het Verdrag van Malta er toe verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologische 'bodemarchief'.
De Monumentenwet heeft derhalve als doel de bescherming van het 'bodemarchief'. Het is daarom van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
In opdracht van de gemeente heeft de initiatiefnemer in het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 2 in juni 2005 een archeologisch onderzoek (bijlage 1) laten uitvoeren door een gespecialiseerd onderzoeksbureau (rapportnr. 05.141, juni 2005, BAAC bv).
Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied volgens de Bodemkaart op riverduinafzettingen in het dal van de Oude IJsseI ligt. Plaatselijk komt onder het rivierduinzand de Laag van Wijchen voor. Uit het onderzoeksgebied zelf zijn geen archeologische waarnemingen bekend. Ter plaatse van de voormalige boerderij (Brummelhof 2) zijn bij het veldonderzoek de verwachte rivierduinafzettingen aangetroffen. Onder bet rivierduinzand is een stugge, zware klei Iaag aangetroffen. Dit is de Laag van Wijchen. In het lager gelegen grasland ten noorden van de boerderij is zand aangetroffen dat ongeveer 20 cm onder het niveau van de Laag van Wijchen ligt. De Laag van Wijchen is niet als aparte laag herkend maar is wellicht wel aanwezig. Het onderscheid tussen de holocene en pleistocene klei is in deze regio moeilijk te maken. Op de rivierduinafzettingen is een grijsbruine tot donkergrijsbruine laag zandige kiel aangetroffen. Mede gezien de bultvormige verhoging in het terrein betreft het vermoedelijk terpgrond.
Verder blijkt uit het onderzoek dat ter plaatse van het gebied met hoge verwachtingswaarde het bodemarchief tot op grotere diepte is verstoord en dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden in het overige gebied middelhoog is. Op basis van dit resultaat is voor de vrijstelling geen vervolg onderzoek uitgevoerd.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die aantasting van het bodemarchief tot gevolg kunnen hebben. Wanneer in het plangebied in de toekomst nieuwe bodemverstorende activiteiten, zoals het uitgraven van funderingen plaatsvinden dan dient dit onder archeologische begeleiding (bijvoorbeeld door een amateur-archeoloog) plaats te vinden.