direct naar inhoud van 4.5 Geluid
Plan: Azewijn-Brummelhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgazwkombrmmlhof-or01

4.5 Geluid

Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden woningen als "geluidsgevoelig gebouw" bepaald en zijn "andere geluidsgevoelige gebouwen":

  • 1. Onderwijsgebouwen;
  • 2. Ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • 3. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

4.5.1 Wegverkeerlawaai

De maximale toegestane rijsnelheid van de Brummelhof is 30 km/u. Over deze weg gaat enkel bestemmingsverkeer van de Brummelhof. Volgens de Wgh heeft een weg waarvan de rijsnelheid 30 km/u bedraagt geen zone. Binnen een afstand van 200 m, zoals genoemd in art. 74, lid 1 Wgh, hebben daarnaast alle wegen een soortgelijk karakter. De binnen de werking van dit bestemmingsplan vallende woningen vallen daarom niet binnen de zone van een weg waardoor toetsing van eventuele grenswaarden niet aan de orde is.

4.5.2 Railverkeerlawaai

Conform de Wet geluidhinder heeft iedere spoorweg een zonebreedte. De zone wordt gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf van het 'doorgaande spoor'.

Aangezien het plangebied niet is gelegen binnen de geluidzone van een spoorweg, is dit aspect niet van toepassing.

4.5.3 Industrielawaai

Overeenkomstig de Wet geluidhinder is de gemeente verplicht een zone vast te stellen rond elk binnen de gemeente gelegen terrein dat de mogelijkheid van vestiging van zogenaamde zoneringsplichtige inrichtingen biedt.

Aangezien het plangebied niet is gelegen binnen de geluidzone van een geluidsgezoneerd bedrijventerrein, is dit aspect niet van toepassing.

Conclusie
Het voorgenomen bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk. Onderzoek naar de geluidskwaliteit is derhalve niet noodzakelijk. Tevens blijkt uit het akoestisch onderzoek (rapportnr. M050330SZ, 17 augustus 2005, De Klinker milieumanagement & vergunningen bv, zie bijlage 4), uitgevoerd in het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 2 dat op geen van de woningen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Het aspect geluid heeft derhalve geen negatieve invloed op onderhavig bestemmingsplan.