direct naar inhoud van 3.6 Externe veiligheid
Plan: Bedrijventerreinen Montferland
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01

3.6 Externe veiligheid

3.6.1 Algemeen

Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico’s op (zware) ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico’s bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen, grote kantoren en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, dienst- en bedrijfswoningen van derden, bedrijfsgebouwen en parkeerterreinen.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. In het BEVI (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.

3.6.2 Het plangebied

Het plangebied bestaat uit vier deelgebieden. Hierbij gaat het om de volgende bedrijventerreinen:

1. Kollenburg (Didam);

2. De Fluun I (Didam) en De Fluun II (Didam);

3. Euregionaal bedrijventerrein (EBT)/Immenhorst en ‘t Goor (‘s-Heerenberg);

4. Matjeskolk (Loerbeek).

In april 2012 is een onderzoek naar het aspect externe veiligheid voor de bedrijventerreinen in Montferland uitgevoerd3. Dit onderzoeksrapport is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

uitgangspunten

Met betrekking tot het bestemmingsplan wordt er vanuit gegaan dat hier sprake is van een conserverend bestemmingsplan of een plan dat daaraan overeenkomstig is. Het plan biedt voor de onderhavige gronden namelijk geen mogelijkheden van gebruik dat in zo sterke mate afwijkt van het huidige gebruik dat deze niet in een conserverend bestemmingsplan geregeld zouden kunnen worden. In dit kader is van belang dat uit het begrip conserverend bestemmingsplan niet volgt dat alle bestemmingen gelijk moeten blijven aan de bestemmingen in het voorgaande plan en dat het plan geen enkele ruimte voor nieuwe ontwikkelingen mag bieden (zie zaaknummer 200905802/1/R3 Abrs, 8 september 2010). Een conserverend plan is nadrukkelijk niet altijd een plan waarin niets wijzigt. Aangezien er te spreken is van een bestemmingsplan met een hoofdzakelijk conserverend karakter, heeft dit gevolgen voor de manier waarop naar de aspecten van externe veiligheid moet worden gekeken.

Voor wat betreft de kwetsbaarheid van de bebouwing gaan we er van uit dat het binnen dit plangebied in hoofdzaak om beperkt kwetsbare objecten gaat. Dit omdat er voornamelijk bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en dienst- en bedrijfswoningen van derden binnen het plangebied gelegen zijn. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico (PR) is er daardoor in principe enige afwijkingsruimte ten opzichte van de grenswaarde (contour 10-6). Omdat er in het plangebied echter ook een aantal kwetsbardere objecten aanwezig is met een zekere diversiteit in soort (grotere kantoren, onderwijsinstellingen, etc.) en er bij een aantal van de aanwezige bedrijven meer dan 50 personen werken is het niet het eerste uitgangspunt gebruik te maken van de mogelijke afwijkingsruimte ten opzichte van de PR. Voor wat betreft het groepsrisico (GR) geldt in alle gevallen een verantwoordingsplicht, zo ook hier.

In het kader van het recente bestemmingsplan “Buitengebied” voor Montferland is in augustus 2011 een berekening van het groepsrisico van alle buisleidingen in de gemeente Montferland uitgevoerd. Delen van het plangebied voor het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen Montferland” liggen binnen de effectafstand van enkele hogedruk aardgasleidingen. De effectafstand is het gebied gelegen tussen de risicobron en de 1% letaliteitgrens. Dit is het gebied waarbinnen personen worden meegeteld voor de vaststelling van het groepsrisico. Het groepsrisico is voorzien van een oriëntatiewaarde, die voor buisleidingen gesteld is op F·N2 < 10-2 per jaar per km leiding, waarin F de frequentie per jaar is met N of meer dodelijke slachtoffers. Uit de berekening voor het bestemmingsplan “Buitengebied” kwam al naar voren dat voor geen van de aanwezige buisleidingen binnen Montferland geldt dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt of zelfs maar nadert. Aangezien er sinds de datum van het hiervoor aangehaalde onderzoek niets aan de buisleidingen (of de omgeving er van) binnen het plangebied voor dit bestemmingsplan (Bedrijventerreinen Montferland) is gewijzigd en vanwege de conserverende aard van het onderhavige bestemmingsplan, is er voor gekozen voor de verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen Montferland” te volstaan met een onderzoek op basis van de berekening van het groepsrisico van alle buisleidingen in de gemeente Montferland uit augustus 2011.

Bronnen

Om het aspect externe veiligheid in beeld te brengen is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van stationaire en mobiele bronnen in het plangebied en in de nabije omgeving daarvan.

Stationaire bronnen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in en om het bedrijventerrein. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken en lpg-tankstations. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden.

Voor het plangebied als geheel geldt dat als een Bevi-inrichting of een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer veiligheidsafstanden gelden (vanaf hier tezamen genoemd: risicovolle inrichting) zich binnen het plangebied wil vestigen dan zal er op dat moment in het kader van de noodzakelijke bestemmingswijziging (en indien van toepassing ook voor de vergunningverlening) een onderzoek naar de externe veiligheidseisen nodig zijn en moeten worden uitgevoerd.

Vuurwerk

Omdat er in het onderhavige bestemmingsplan bijna geen sprake is van externe veiligheidsrisico’s als gevolg van vuurwerk, geen enkele opslag van professioneel vuurwerk en maar 1 verkooppunt van consumentenvuurwerk, wordt dit onderwerp hieronder in algemeenheid besproken. Per deelgebied volgt daarna slechts nog een heel summiere uiteenzetting.

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk,) van kracht geworden. Bij besluit van 15 maart 2012 is het Vuurwerkbesluit op onderdelen gewijzigd, dit wijzigingsbesluit zal echter pas op 1 juli 2012 in werking treden. Binnen dit besluit is zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk als die voor professioneel vuurwerk in één nieuwe algemene maatregel van bestuur (AMvB) geïntegreerd. Het Vuurwerkbesluit beoogt de gehele keten van het invoeren dan wel vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk te reguleren, met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen met vuurwerk.

In het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen die in het kader van de vaststelling van besluiten in de sfeer van de ruimtelijke ordening en bij de beslissing op een aanvraag om een milieuvergunning in acht moeten worden genomen. Op grond van artikel 4.2 van het Vuurwerkbesluit moeten de in bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit opgenomen veiligheidsafstanden van bewaarplaatsen en bufferbewaarplaatsen ten opzichte van bestaande beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten en geprojecteerd beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten in acht worden genomen bij:

  • a. de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening;
  • b. het verlenen van ontheffing van een geldend bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijkeordening;
  • c. de wijziging van een bestemmingsplan overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening.

In aansluiting op bovenstaande eis dient binnen de nieuw op te stellen bestemmingsplannen rekening te worden gehouden met bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en indien voorkomend binnen het plangebied met de opslag van professioneel vuurwerk.

Om het bestemmingsplan te toetsen aan de eisen die gelden uit het Vuurwerkbesluit is tevens de provinciale risicokaart geraadpleegd. In het gehele plangebied zijn geen opslagen voor vuurwerk aanwezig. Slechts binnen 1 deelgebied van het plangebied (deelgebied 3, ’t Goor, Immenhorst en EBT) is op dit moment een verkooppunt met bijbehorende opslag van consumentenvuurwerk (“risicovolle inrichting”) aanwezig aan de Grensstraat 2 te ’s-Heerenberg (Fixet). Het bestemmingsplan voorziet wel in een wijzigingsbevoegdheid voor Burgemeester en wethouders teneinde nieuwe aanduidingen “risicovolle inrichtingen” op de verbeelding op te kunnen nemen. Als voorwaarde daarvoor geldt dat ofwel de veiligheidscontour zoals opgenomen in het vuurwerkbesluit de perceelsgrenzen niet overschrijdt, ofwel indien dat wel het geval is, er sprake is van een bedrijvencategorie waarbinnen bedrijven in de categorieën 4.1 tot en met 5.1 zijn toegestaan en (ondermeer) er geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn. Bij een dergelijke wijziging van het bestemmingsplan moeten voor de nieuwe “risicovolle inrichting” vanzelfsprekend ook de effecten in het kader van externe veiligheid worden beschreven.

Mobiele bronnen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is de nieuwe wetgeving omtrent hoogdrukaardgasleidingen vastgelegd. Het Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden. Voorafgaand daaraan is bij de start van de opstelling van dit bestemmingsplan al geanticipeerd op dit beleid. Naast de inventarisatiestudie ‘COEV/Anker’ dient ook ingegaan te worden op het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Het basisnet maakt duidelijk over welke verbindingsassen het vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden en welke gevolgen dit heeft voor andere ruimtelijke functies (zoals wonen, werken en natuur) van een gebied. Bestuurders, bedrijfsleven, omwonenden, hulpverleners en rampenbestrijding weten zo waar ze aan toe zijn. De eindrapportage voor het “basisnet weg” is in oktober 2009 aangeboden aan de Tweede Kamer. Voor de geïnventariseerde wegen blijkt zelfs over wegen waar veel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het veiligheidsrisico gering te zijn.

Het is dan ook niet te verwachten dat de lokale wegen rondom het plangebied knelpunten opleveren wanneer deze worden beschouwd conform de nieuwe systematiek van het basisnet. Het basisnet bestaat uit drie typen verbindingen:

1. verbindingen waar ruimtelijke beperkingen gelden (categorie 1);

2. verbindingen waar ruimtelijke beperkingen en beperkingen voor het vervoer gelden

(categorie 2);

3. verbindingen met beperkingen voor het vervoer waar geen ruimtelijke beperkingen gelden

(categorie 3).

Voor de leesbaarheid van deze paragraaf is per deelgebied een beschrijving gegeven van de aanwezigheid van stationaire en mobiele bronnen.

Deelgebied 1: Kollenburg

Stationaire bronnen

In het plangebied zijn op basis van de professionele risicokaart geen bedrijven aanwezig die een beperking kunnen vormen in het kader van de externe veiligheid. Een nadere toetsing naar stationaire bronnen is derhalve niet noodzakelijk. Dit deelgebied is volledig uitontwikkeld/bebouwd, dus nieuwe ontwikkelingen voor wat betreft bedrijfsactiviteiten zijn alleen mogelijk binnen hetgeen het bestemmingsplan toestaat. Navolgende afbeelding bevat een fragment van de professionele risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0007.jpg"

Uitsnede Deelgebied1: Kollenburg op uitsnede professionele risicokaart

Vuurwerk

In dit deelgebied zijn geen opslagen voor professioneel vuurwerk en/of verkooppunten met bijbehorende opslag van consumentenvuurwerk aanwezig. Een nadere toetsing kan op dit vlak dan ook geheel achterwege blijven.

Mobiele bronnen

Bij de inventarisaties van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het op te stellen nieuwe ‘Basisnet Vervoer van Gevaarlijke Stoffen’, is rondom het plangebied vooralsnog geen knelpunt geïnventariseerd. Echter is, met uitzondering van het basisnet spoor, nog geen vastgesteld beleid, dus harde uitspraken hierover kunnen dan ook nog niet worden gedaan. De verwachting is dat in 2012 het basisnet wettelijk wordt vastgesteld.

Wegverkeer

Rondom het plangebied zijn een aantal (kleine) lokale wegen gelegen. De Hengelderweg vormt de hoofdontsluitingsweg voor het plangebied. Over de Hengelderweg en omringende straten worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd, met name ter bevoorrading van de bedrijven in het plangebied. De bevoorrading van deze bedrijven vormt gezien het consoliderende karakter van onderhavig plan geen belemmering. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen levert, over het algemeen weinig problemen op ten aanzien van de veiligheid. Met name in zeer dichtbevolkte gebieden, indien op korte afstand van de weg grote groepen mensen verblijven, kunnen problemen spelen met externe veiligheid. Dit blijkt ook uit de inventarisatiestudie ‘COEV/Anker’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 2006). In de nabijheid van het plangebied zijn geen knelpunten geïnventariseerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans geen veiligheidsknelpunten op.

Ten zuiden van het deelgebied is de A12 gelegen, een rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van vervoer van gevaarlijke stoffen gaat alleen over de bescherming van personen die in de omgeving van infrastructuur verblijven. Voor het onderhavige bestemmingsplan is er, gezien de conserverende aard ervan en het feit dat het bewuste deelgebied ‘Kollenburg’ uitontwikkeld is, sprake van een bestaande situatie. Een bestaande situatie wordt volgens de circulaire, evenals de mogelijkheden die een conserverend bestemmingsplan biedt, voor de omgeving van de transportroute (in dit geval de A12 ter hoogte van het deelgebied ‘Kollenburg’)gekenmerkt door:

  • ontwikkelingen waarin het plan voorziet;
  • de fysiek aanwezige situatie;
  • eventueel vervangende nieuwbouw.

In bestaande situaties mag het plaatsgebonden risico nooit groter zijn dan in het gebied rondom de infrastructuur de krachtens wettelijk voorschrift of zakelijk recht direct daaraan verbonden zone als daarin kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn.

Het onderhavige besluit (bestemmingsplan Bedrijventerreinen) heeft geen betrekking op de aanleg van nieuwe infrastructuur of een wijziging van bestaande infrastructuur. Wel maakt het plan in principe ruimtelijke ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk en wordt de risicobenadering toegepast op een bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0008.jpg"

Detailuitsnede professionele risicokaart: deelgebied ‘Kollenburg’ in relatie tot de risicocontouren van de A12 ter plaatse

Uit raadpleging van de risicoatlas in combinatie met de ‘Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (04-01-2010)’ en ‘eindrapportage basisnet weg, bijlagenrapport bijlage 7 (oktober 2009)’ blijkt voor wat betreft het deelgebied ‘Kollenburg’ dat:

  • de veiligheidszone gemeten vanaf het midden van de weg 0 meter is;
  • het een plasbrandaandachtsgebied betreft;
  • de PR 10-5 en 10-6 contouren niet buiten het wegprofiel zijn gelegen;
  • de PR 10-7 contour 74 meter is;
  • de eerste bebouwing (beperkt kwetsbare objecten) binnen de grenzen van dit deelgebiedvan het onderhavige bestemmingsplan op ruim 200 meter van de weg ligt;
  • het GR niet groter is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;
  • een zone van 30 meter uit het hart van de weg geldt als plasbrandaandachtsgebied;
  • een significante toename van het GR (>10%) logischerwijs niet te verwachten is vanwege de conserverende aard van het bestemmingsplan.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A12 vormt aldus voor het onderhavige bestemmingsplan geen belemmering.

Railverkeer

Het spoortracé Zevenaar – Doetinchem is gelegen ten zuiden van het plangebied. Over dit spoortraject worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. De normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden voor dit baanvak dan ook niet overschreden.

Buisleidingen

In deel van het plangebied bevinden zich drie hogedruk aardgasleidingen met een voor het plangebied relevante toetsingsafstand. Het betreft de hogedruk aardgasleiding A-512, N-566-11- en N-566-02.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0009.jpg"

Vanuit het Besluit externe veiligheid buisleidingen krijgen dit soort hogedruk aardgasleidingen een dubbelbestemming toegekend. Binnen deze dubbelbestemming is, volgens het beleid van de NV Nederlandse Gasunie, voor een hoofd-aardgastransportleiding (A-512) een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding opgenomen en voor de regionale aardgastransportleidingen (N-566-02 en N-566-11) een zone van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Dit ten behoeve van het onderhoud.

Met betrekking tot het plaatsgebonden risico geldt voor alle hogedruk gasleidingen in of bij dit deel van het plangebied dat er geen 10-6 contour aanwezig is buiten de leiding, de risicoafstand bedraagt 0 meter. Voor het groepsrisico (GR) geldt in dit deelgebied dat de oriëntatiewaarde bij geen enkele van de 3 aanwezige leidingen wordt genaderd of overschreden. Bij leiding N-566-02 is er zelfs in het geheel geen sprake van een groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0010.jpg"

fn-curve leiding A-512 fn-curve leiding N-566-02 fn-curve leiding N-566-11

Hoogspanningsleidingen

Ten zuiden van het plangebied is een hoogspanningsleiding gelegen. Vanwege het consoliderende karakter van voorliggend plan vormt dit aspect geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

Vaarwater

In de nabijheid van het plangebied is geen bevaarbaar water aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een nadere toetsing naar dit aspect kan derhalve achterwege blijven.

Deelgebied 2: de Fluun

Stationaire bronnen

In het plangebied zijn op basis van de professionele risicokaart de volgende bedrijven aanwezig die een beperking kunnen vormen in het kader van de externe veiligheid:

  • a. Bentemmerstraat 13: “BP De Fluun Staring BV” brandstofverkooppunt met LPG tankstation;
  • b. Parallelweg 9: “Coöperatie Agruniek U.A.”, productie en opslag van diervoeders;
  • c. Eekhegstraat 10: gasdrukregel- en meetstation van de N.V. Nederlandse Gasunie.

Navolgende afbeelding bevat een fragment van de professionele risicokaart. Hierop zijn voornoemde inrichtingen met bijbehorende lettercode aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0011.jpg"

Deelgebied 2: de Fluun op uitsnede professionele risicokaart

Tankstation “BP De Fluun Staring BV” aan de Bentemmerstraat 13 in Didam valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en heeft een vergunde jaardoorzet van 499m³ LPG. Het LPG deel van het tankstation ligt middenin deelgebied “De Fluun I & II” van dit bestemmingsplan. Voor alle onderdelen van het LPG-tankstation (vulpunt, reservoir en afleverzuil) gelden met betrekking tot het plaatsgebondenrisico verschillende veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten. Voor het vulpunt is dat een afstand van 45 meter en voor het ondergrondse reservoir is dat een veiligheidsafstand van 25 meter. Voor de afleverzuil geldt een veiligheidsafstand van 15 meter tot enig kwetsbaar object. Deze veiligheidsafstanden is een 'veiligheidszone - lpg' op de verbeelding opgenomen. Het groepsrisico wordt bij LPG tankstations volledig bepaald door de tankauto BLEVE (i.e. het aantal verladingen per jaar). De afstand tot de grens van het invloedsgebied (1% letaliteitsafstand van de BLEVE van de tankauto) bedraagt in alle gevallen 150 meter. De bijbehorende risicocontour 10-6/jaar (PR) alsmede het invloedsgebied voor het groepsrisico vallen aldus binnen het plangebied. Binnen dit deel van het plangebied zijn echter geen kwetsbare en slechts enkele beperkt kwetsbare objecten aanwezig. De gemiddelde personendichtheid in dit deel van het plangebied is redelijk laag en het tankstation wordt bijvoorkeur bevoorraad op momenten dat er zondermeer weinig personen in dit deel van het plangebied aanwezig zijn. Het is daardoor zeer aannemelijk dat het groepsrisico hier (ruim) beneden de oriëntatiewaarde ligt. Verder is het bestemmingsplan van dusdanige aard dat een toename van het groepsrisico niet in de lijn der verwachting ligt. De vastgestelde risicoafstanden zijn als veiliheidszone - LPG op de verbeelding opgenomen. In de Regels zijn regels opgenomen ter bescherming van het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze zone.

De tweede inrichting is “Coöperatie Agruniek U.A.” aan de Parallelweg 9 in Didam. binnen deze inrichting worden diervoeders geproduceerd en voor transport opgeslagen. De installatie valt hierdoor onder de categorie “Stofexplosie gevaarlijke stoffen” en is geregistreerd op de risicokaart op basis van het “Barim”4 , het is dus geen bevi-inrichting. Agruniek ligt wat meer aan de rand van dit deelgebied. Voor deze inrichting geldt dat de risicoafstand met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR-10-6) is vastgesteld op 0 meter. De maximale effectafstand “dodelijk” is 140 meter, maar volgens de risicokaart is er geen sprake van een overschrijding van het groepsrisico.

De derde inrichting is een gasmeet- en regelstation van de gasunie/NUON aan de Eekhegstraat 10, aan de westelijke zijde van dit deelgebied. Ook deze inrichting is op basis van de “Barim” op de risicokaart gezet, ook hier gaat het dus niet om een Bevi-inrichting. Voor deze inrichting geldt dat de risicoafstand met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR-10-6) is vastgesteld op 25 meter. Deze risicoafstand is als veiligheidszone op de verbeelding opgenomen. In de Regels zijn regels opgenomen ter bescherming van het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze zone. Volgens de risicokaart is er geen sprake van een overschrijding van het groepsrisico.

Vuurwerk

In dit deelgebied zijn geen opslagen voor professioneel vuurwerk en/of verkooppunten met bijbehorende opslag van consumentenvuurwerk aanwezig. Een nadere toetsing kan op dit vlak dan ook geheel achterwege blijven.

Mobiele bronnen

Bij de inventarisaties van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het op te stellen nieuwe ‘Basisnet Vervoer van Gevaarlijke Stoffen’, is rondom het plangebied vooralsnog geen knelpunt geïnventariseerd. Echter is, met uitzondering van het basisnet spoor, nog geen vastgesteld beleid, dus harde uitspraken hierover kunnen dan ook nog niet worden gedaan. De verwachting is dat in 2012 het basisnet wettelijk wordt vastgesteld.

Wegverkeer

Rondom het plangebied zijn een aantal (kleine) lokale wegen gelegen. De Bievankweg vormt de hoofdontsluitingsweg voor het plangebied. Over de Bievankweg en omringende straten worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd, met name ter bevoorrading van het lpg tankstation aan de Bentemmerstraat 13 en de bedrijven in het plangebied. De bevoorrading van deze bedrijven vormt gezien het consoliderende karakter van onderhavig plan geen belemmering. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen levert, over het algemeen weinig problemen op ten aanzien van de veiligheid. Met name in zeer dichtbevolkte gebieden, indien op korte afstand van de weg grote groepen mensen verblijven, kunnen problemen spelen met externe veiligheid. Dit blijkt ook uit de inventarisatiestudie ‘COEV/Anker’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 2006). In de nabijheid van het plangebied zijn geen knelpunten geïnventariseerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans geen veiligheidsknelpunten op.

Railverkeer

Het spoortracé Zevenaar – Doetinchem is gelegen ten zuiden van het plangebied. Over dit spoortraject worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. De normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden voor dit baanvak worden dan ook niet overschreden.

Buisleidingen

In dit deel van het plangebied bevindt zich één hogedruk aardgasleiding met een voor het plangebied relevante toetsingsafstand. Het betreft de hogedruk aardgasleiding N-566-10.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0012.jpg"

Vanuit het Besluit externe veiligheid buisleidingen krijgen dit soort hogedruk aardgasleidingen een dubbelbestemming toegekend. Binnen deze dubbelbestemming is, volgens het beleid van de NV Nederlandse Gasunie, voor de regionale aardgastransportleiding (N-566-10) een zone van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Dit ten behoeve van het onderhoud.

Met betrekking tot het plaatsgebonden risico geldt voor alle hogedruk gasleidingen in of bij dit deel van het plangebied dat er geen 10-6 contour aanwezig is buiten de leiding, de risicoafstand bedraagt 0 meter. Voor het groepsrisico (GR) geldt in dit deelgebied dat de oriëntatiewaarde van de aanwezige leiding niet wordt genaderd of overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0013.jpg"

fn-curve leiding N-566-10

Hoogspanningsleidingen

Ten zuiden van het plangebied is een hoogspanningsleiding gelegen. Vanwege het consoliderende karakter van voorliggend plan vormt dit aspect geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

Vaarwater

In de nabijheid van het plangebied is geen bevaarbaar water aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een nadere toetsing naar dit aspect kan derhalve achterwege blijven.

Deelgebied 3: ’t Goor, Immenhorst en EBT

Stationaire bronnen

In dit deel van het totale plangebied zijn op basis van de provinciale risicokaart de volgende bedrijven/inrichtingen aanwezig die een beperking kunnen vormen in het kader van de externe veiligheid:

  • a. Industriestraat 10: transportbedrijf “Wim Bosman”, opslag gevaarlijke stoffen;
  • b. De Immenhorst 1: “Diepvries Bergh”, vrieshuis met ammoniakkoelinstallatie;
  • c. De Immenhorst 9, “Vrieshuis De Immenhorst”, vrieshuis met ammoniakkoelinstallatie;
  • d. Lengelseweg 76, gasdrukregel- en meetstation van de N.V. Nederlandse Gasunie.

Buiten dit deelgebied, maar wel direct aan de er van rand, is verder nog aanwezig:

  • e. Drieheuvelenweg 1: “Service Station Bergh”, brandstofverkooppunt met LPG tankstation.

Navolgende afbeelding bevat een fragment van de professionele risicokaart. Hierop zijn voornoemde inrichtingen met bijbehorende lettercode aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0014.jpg"

Deelgebied 3: ’t Goor, Immenhorst en EBT op uitsnede professionele risicokaart

De opslag gevaarlijke stoffen van transportbedrijf “Wim Bosman” aan de Industriestraat 10 wordt sinds 4 januari 2012 bij provinciale milieuvergunning aangemerkt als niet categoriale inrichting en BRZO-bedrijf. In de vergunning zijn op basis van een QRA de volgende risicocontouren vergund:

  • 1. een PR-10-6 contour van 85 meter voor hal “Janneke” (de PR van de eveneens hier aanwezige gasflessenopslag valt hier binnen);
  • 2. een PR-10-6 contour van 130 meter voor hal “Deborah”;
  • 3. een GR (afstand van de bron tot de grens van het invloedsgebied) van 600 meter voor hal “Deborah” (de PR-contouren van de hiervoor genoemde locaties vallen hier binnen).

Zoals aangegeven is de vergunning op basis van een QRA verstrekt. Daarom mag het als feit worden beschouwd dat het groepsrisico van deze inrichting onder de oriëntatiewaarde ligt, aangezien anders de nieuwe vergunning niet afgegeven had kunnen worden. De nieuwe vergunning is overigens op dit moment nog niet verwerkt op de provinciale risicokaart. De huidig op de risicokaart geschetste situatie (vergunning 2005) komt overigens ook niet overeen met de tot 4 januari 2012 geldende vergunning voor een categoriale inrichting in de zin van de Bevi. De huidige informatie op de risicokaart is gebaseerd op een QRA uit 2004, waaruit een PR-10-6 contour van 55 meter en een GR (afstand van de bron tot de grens van het invloedsgebied) van 1250 meter. Ten opzichte van deze situatie is het GR dus met de nieuwe vergunning met meer dan de helft gereduceerd.

De PR-10-6 contouren voor de hallen "Janneke" en "Deborah zijn als veiligheidszones op de verbeelding opgenomen. In de Regels zijn regels opgenomen ter bescherming van het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze zones.

De locatie van “Diepvries Bergh” aan de Immenhorst 1 betreft een koel-/vrieshuis met een ammoniakkoelinstallatie. De inrichting valt niet onder de Bevi. Het gaat hierbij volgens de REVI om een type 1 installatie met 860 kg ammoniak. Deze inrichtingen heeft een PR-10-6 contour van 0 meter en kent verder ook geen risicocontour buiten de inrichtingsgrens. Op de verbeelding is dit bedrijf als risicovolle inrichting opgenomen.

“Vrieshuis De Immenhorst” aan de Immenhorst 9 is eveneens een koel-/vrieshuis met een ammoniakkoelinstallatie. Deze inrichting valt echter wel onder de Bevi. Het gaat hierbij volgens de REVI ook om een type 1 installatie maar dan met 2.899 kg ammoniak. Ook deze inrichtingen heeft een PR-10-6 contour van 0 meter en kent verder ook geen risicocontour buiten de inrichtingsgrens. Op de verbeelding is dit bedrijf als risicovolle inrichting opgenomen.

Het gasdrukregel- en meetstation van de N.V. Nederlandse Gasunie aan de Lengelseweg 76 is op basis van de “Barim” op de risicokaart gezet, het gaat hier niet om een Bevi-inrichting. Voor deze inrichting geldt dat de risicoafstand met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR-10-6) is vastgesteld op 15 meter. Deze risicoafstand is als veiligheidszone op de verbeelding opgenomen. In de Regels zijn regels opgenomen ter bescherming van het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze zone. Volgens de risicokaart is er geen sprake van een overschrijding van het groepsrisico. Op de verbeelding is dit bedrijf als risicovolle inrichting opgenomen.

Het brandstofverkooppunt met LPG tankstation “Service Station Bergh” aan de Drieheuvelenweg 1 valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en heeft een vergunde jaardoorzet van 499 m³ LPG. Het tankstation valt echter buiten dit deelgebied, en daarmee ook buiten het plangebied voor het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen Montferland”. In die zin is het dus ook niet verplicht het plaatsgebondenrisico en het groepsrisico van deze inrichting te verantwoorden. Maar omdat de inrichting wel zeer dicht bij de grens van het deelgebied in de noordwestelijke hoek ligt is toch gemeend dat het goed is enig inzicht in de aanwezige risico’s ten gevolge van deze inrichting te verschaffen. Voor alle onderdelen van het LPG-tankstation (vulpunt, reservoir en afleverzuil) gelden met betrekking tot het plaatsgebondenrisico verschillende veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten. Voor het vulpunt is dat een afstand van 45 meter en voor het ondergrondse reservoir is dat een veiligheidsafstand van 25 meter. Voor de afleverzuil geldt een veiligheidsafstand van 15 meter tot enig kwetsbaar object. Het groepsrisico wordt bij LPG tankstations volledig bepaald door de tankauto BLEVE (i.e. het aantal verladingen per jaar). De afstand tot de grens van het invloedsgebied (1% letaliteitsafstand van de BLEVE van de tankauto) bedraagt in alle gevallen 150 meter. De bijbehorende risicocontouren 10-6/jaar (PR) vallen geheel buiten de grenzen van het onderhavige bestemmingsplan. Het invloedsgebied voor het groepsrisico valt slechts gedeeltelijk over de noordwest-hoek van het plangebied. Binnen deze hoek zijn echter geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. De gemiddelde personendichtheid in dit deel van het plangebied is zeer laag en het tankstation wordt bijvoorkeur bevoorraad op momenten dat er zondermeer weinig personen in dit deel van het plangebied aanwezig zijn. Het is daardoor zeer aannemelijk dat het groepsrisico hier (ruim) beneden de oriëntatiewaarde ligt. Verder is het bestemmingsplan van dusdanige aard dat een toename van het groepsrisico niet in de lijn der verwachting ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0015.jpg"

Detailuitsnede professionele risicokaart m.b.t. brandstofverkooppunt met LPG tankstation “Service Station Bergh”. De lichtblauwe lijn markeert in deze afbeelding bij benadering de grens van het plangebied.

Vuurwerk

In dit deelgebied is geen sprake van opslag van professioneel vuurwerk. Een nadere toetsing kan op dit vlak dan ook achterwege blijven. Op het adres Grensstraat 2 in ‘s-Heerenberg is zoals gezegd wel sprake van de verkoop van consumentenvuurwerk. Dit verkooppunt wordt op de verbeelding voorzien van de aanduiding “risicovolle inrichting”. Voor de verkoop van consumentenvuurwerk moet er verder sprake zijn van een bestemming die (ondergeschikte) detailhandel toestaat en dat is hier ook het geval. Het bestemmingsplan verzet zich dus niet tegen de verkoop van consumentenvuurwerk op dit adres. Uit het locatiedossier in het vergunningsregistratiesysteem van de gemeente blijkt dat de verkoop van (consumenten-) vuurwerk op deze locatie voldoet aan het Vuurwerkbesluit en de Wet milieubeheer (melding Activiteitenbesluit/milieuvergunning).

Mobiele bronnen

Bij de inventarisaties van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het op te stellen nieuwe “Basisnet Vervoer van Gevaarlijke Stoffen”, is rondom het plangebied vooralsnog geen knelpunt geïnventariseerd. Het is echter nog geen vastgesteld beleid, dus harde uitspraken hierover kunnen nog niet worden gedaan. De verwachting is dat in 2012 het basisnet wettelijk wordt vastgesteld.

Wegverkeer

Rondom het plangebied zijn een aantal (kleine) lokale en provinciale (N316 en N827) wegen gelegen. De Elsepasweg (N827) vormt de hoofdontsluitingsweg voor het plangebied. Over De Immenhorst en omringende straten worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd, met name ter bevoorrading van het lpg tankstation aan de Drieheuvelenweg 1 en de bedrijven in het plangebied. De bevoorrading van deze bedrijven vormt gezien het consoliderende karakter van onderhavig plan geen belemmering. De N316 ligt gedeeltelijk binnen het plangebied en de N827 in zijn geheel. Volgens de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is een beoordeling van risico’s bij afstanden van minder dan 200 meter nodig. Gezien het consoliderende karakter van onderhavig plan levert dit geen belemmering op voor wat betreft de haalbaarheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen levert, over het algemeen weinig problemen op ten aanzien van de veiligheid. Met name in zeer dichtbevolkte gebieden, indien op korte afstand van de weg grote groepen mensen verblijven, kunnen problemen spelen met externe veiligheid. Dit blijkt ook uit de inventarisatiestudie ‘COEV/Anker’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 2006). In de nabijheid van het plangebied zijn geen knelpunten geïnventariseerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans geen veiligheidsknelpunten op.

Railverkeer

In de nabijheid van het deelgebied is geen spoortracé aanwezig. Een nadere toetsing naar dit aspect kan daarom achterwege blijven.

Buisleidingen

In dit deel van het plangebied bevindt zich één hogedruk aardgasleiding met een voor het plangebied relevante toetsingsafstand. Het betreft de hogedruk aardgasleiding N-566-09.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0016.jpg"

Vanuit het Besluit externe veiligheid buisleidingen krijgen dit soort hogedruk aardgasleidingen een dubbelbestemming toegekend. Binnen deze dubbelbestemming is, volgens het beleid van de NV Nederlandse Gasunie, voor de regionale aardgastransportleiding (N-566-09) een zone van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Dit ten behoeve van het onderhoud.

Met betrekking tot het plaatsgebonden risico geldt voor alle hogedruk gasleidingen in of bij dit deel van het plangebied dat er geen 10-6 contour aanwezig is buiten de leiding, de risicoafstand bedraagt 0 meter. Voor het groepsrisico (GR) geldt in dit deelgebied dat de oriëntatiewaarde van de aanwezige leiding niet wordt genaderd of overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0017.jpg"

fn-curve leiding N-566-09

Hoogspanningsleidingen

In de nabijheid van het deelgebied is geen hoogspanningsleiding aanwezig. Een nadere toetsing naar dit aspect kan daarom achterwege blijven.

Vaarwater

In de nabijheid van het plangebied is geen bevaarbaar water aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een nadere toetsing naar dit aspect kan derhalve achterwege blijven.

Deelgebied 4: Matjeskolk

Stationaire bronnen

In dit deel van het totale plangebied is op basis van de provinciale risicokaart het volgende bedrijf/inrichting aanwezig die een beperking kan vormen in het kader van de externe veiligheid:

  • Didamseweg 33-35: gasflessendepot “Boers”, groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen;

Navolgende afbeelding bevat een fragment van de professionele risicokaart. Hierop is de voornoemde inrichting aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0018.jpg"

Deelgebied 4: Matjeskolk ( bron: professionele risicokaart Gelderland)

De locatie van gasflessendepot “Boers” aan de Didamseweg 33-35 betreft een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen met opslag van gasflessen. De inrichting valt niet onder de Bevi, maar onder het “Barim”. Deze inrichtingen heeft een PR-10-6 contour van 20 meter, waardoor de risicocontour zich ongeveer 10 meter buiten de inrichtingsgrens begeeft. De risicoafstand is als veiligheidszone op de verbeelding opgenomen. In de Regels zijn regels opgenomen ter bescherming van het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze zone. Voor wat betreft het groepsrisico kan een nadere beoordeling voor deze inrichting achterwege blijven.

Vuurwerk

In dit deelgebied zijn geen opslagen voor professioneel vuurwerk en/of verkooppunten met bijbehorende opslag van consumentenvuurwerk aanwezig. Een nadere toetsing kan op dit vlak dan ook geheel achterwege blijven.

Mobiele bronnen

Bij de inventarisaties van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het op te stellen nieuwe “Basisnet Vervoer van Gevaarlijke Stoffen”, is rondom het plangebied vooralsnog geen knelpunt geïnventariseerd. Het is echter nog geen vastgesteld beleid, dus harde uitspraken hierover kunnen dan ook nog niet worden gedaan. De verwachting is dat in 2012 het basisnet wettelijk wordt vastgesteld.

Wegverkeer

Rondom het plangebied zijn een aantal (kleine) lokale wegen gelegen. De Didamseweg vormt de hoofdontsluitingsweg voor het plangebied. Over Didamseweg en omringende straten worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd. De bevoorrading van de bedrijven in het deelgebied vormt gezien het consoliderende karakter van onderhavig plan geen belemmering. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen levert, over het algemeen weinig problemen op ten aanzien van de veiligheid. Met name in zeer dichtbevolkte gebieden, indien op korte afstand van de weg grote groepen mensen verblijven, kunnen problemen spelen met externe veiligheid. Dit blijkt ook uit de inventarisatiestudie ‘COEV/Anker’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 2006). In de nabijheid van het plangebied zijn geen knelpunten geïnventariseerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans geen veiligheidsknelpunten op.

Railverkeer

In de nabijheid van het deelgebied is geen spoortracé aanwezig. Een nadere toetsing naar dit aspect kan daarom achterwege blijven.

Buisleidingen

In deel van het plangebied bevindt zich een hogedruk aardgasleiding met een voor het plangebied relevante toetsingsafstand. Het betreft de hogedruk aardgasleiding A-523.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0019.jpg"

Vanuit het Besluit externe veiligheid buisleidingen krijgen dit soort hogedruk aardgasleidingen een dubbelbestemming toegekend. Binnen deze dubbelbestemming is, volgens het beleid van de NV Nederlandse Gasunie, voor een hoofd-aardgastransportleiding (A-523) een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding opgenomen. Dit ten behoeve van het onderhoud.

Met betrekking tot het plaatsgebonden risico geldt voor de hogedruk gasleiding in of bij dit deel van het plangebied dat er geen 10-6 contour aanwezig is buiten de leiding, de risicoafstand bedraagt 0 meter. Voor het groepsrisico (GR) in dit deelgebied geldt dat de oriëntatiewaarde bij de aanwezige leiding niet wordt genaderd of overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0020.jpg"

fn-curve leiding A-523

Hoogspanningsleidingen

In de nabijheid van het deelgebied is geen hoogspanningsleiding aanwezig. Een nadere toetsing naar dit aspect kan daarom achterwege blijven.

Vaarwater

In de nabijheid van het plangebied is geen bevaarbaar water aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een nadere toetsing naar dit aspect kan der-halve achterwege blijven.

3.6.3 Motivatie groepsrisico

Het Bevi geeft in Artikel 13, lid 1 aan dat indien het bevoegd gezag een besluit vaststelt als bedoeld in artikel 3.1, eerste tot en met derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, te weten een bestemmingsplan, vaststelt in de toelichting bij of in de ruimtelijke onderbouwing van het desbetreffende besluit in elk geval vermeld wordt:

  • a. de aanwezige en de op grond van dat besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, voor zover het invloedsgebied ligt binnen het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld. Volgens de (professionele) risicokaart vallen de deellocaties van het totale plangebied in de volgende buurten:

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplggmtbdrmontflnd-on01_0021.jpg"

Bedrijfswoningen van derden, zoals deze binnen het plangebied voorkomen, vallen onder de beperkt kwetsbare objecten. Op de bedrijventerreinen die deel uitmaken van het plangebied komen echter al niet veel bedrijfswoningen voor en worden er in ieder geval geen nieuwe toegestaan. De bedrijfswoningen die er wel voorkomen zijn vrijstaand en er staat er hooguit 1 per bedrijf. Hiermee is de bevolkingsdichtheid beduidend lager dan het gemiddelde in bewoond gebied zoals in de voorgaande tabel opgenomen. Daarnaast is het overgrote deel van de bedrijven binnen het plangebied alleen overdag in bedrijf.

  • b. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–9 per jaar.

In hoofdstuk 2 is per deelgebied van het totale plangebied voor iedere relevante inrichting aangegeven wat het groepsrisico is en of de oriëntatiewaarde wordt overschreden. De bestaande bronnen zijn aan de hand van de daarvoor geldende (veiligheids-) regelgeving vergund en hebben daardoor in de zin van het groepsrisico geen juridische consequenties voor de voorliggende planregeling. Voorliggend plan heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk nabij genoemde stationaire en mobiele bronnen.

Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen niet zondermeer mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor Burgemeester en wethouders teneinde nieuwe aanduidingen “risicovolle inrichtingen” op de verbeelding op te kunnen nemen. Als voorwaarde daarvoor geldt echter dat ofwel de veiligheidscontour de perceelsgrenzen niet overschrijdt, ofwel indien dat wel het geval is, er sprake is van een bedrijvencategorie waarbinnen bedrijven in de categorieën 4.1 tot en met 5.1 zijn toegestaan en (ondermeer) er geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn. Bij een dergelijke wijziging van het bestemmingsplan moeten voor de nieuwe “risicovolle inrichting” vanzelfsprekend ook de effecten in het kader van externe veiligheid worden beschreven en indien nodig het groepsrisico gemotiveerd.

Het grootste deel van het plangebied voor dit bestemmingsplan is volledig uitontwikkeld/bebouwd. Hierdoor ligt het in de logische lijn der verwachting dat er in de toekomstige situatie geen sprake zal zijn van een significante toename van mensen. Daardoor is er in de toekomst in principe ook geen sprake van een toename van het al aanwezige groepsrisico binnen het plangebied. Er zijn echter ook nog delen van het plangebied niet geheel uitontwikkeld. Ten opzichte van de bestaande invulling van het totale plangebied is dit echter een dusdanig beperkte hoeveelheid, dat het als zeer twijfelachtig is te beschouwen dat door de ontwikkelingen die er nog mogelijk zijn het groepsrisico nog met meer dan 10% zal toenemen.

  • c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Vanwege de omvang van dit bestemmingsplan en het bijbehorende plangebied is het niet mogelijk, mede gezien het conserverende karakter van het plan ook niet direct noodzakelijk, voor ieder individueel bedrijf dat een groepsrisico veroorzaakt de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in beeld te brengen. Alle bedrijven die een groepsrisico voor dit plangebied veroorzaken zijn, met het bijbehorende risico of een inschatting daarvan, in hoofdstuk 2 genoemd. Aangezien het om vergunde activiteiten gaat mag aldus worden verondersteld dat in het kader van de vergunningverlening de risico’s van die inrichting zijn ingeschat en dat in iedere afzonderlijke vergunning de door de drijver van de inrichting te treffen maatregelen ter beperking van het risico zijn vastgelegd.

  • d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in dat besluit zijn opgenomen.

De mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen en de zelfredzaamheid blijven, vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, minimaal dezelfde als onder de huidige bestemming.

  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting, die behoort tot een categorie van inrichtingen ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

In dit bestemmingsplan wordt de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen niet zondermeer mogelijk gemaakt. Als een risicovolle inrichting zich binnen het plangebied wil vestigen dan zal er in het kader van de hiervoor noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan (en indien van toepassing ook voor de vergunningverlening) een onderzoek naar de externe veiligheidseisen nodig zijn en moeten worden uitgevoerd. Deze eisen zullen minimaal overeenkomen met de wettelijke vereisten voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor een inrichting. Daarbij zal vanzelfsprekend de voortschrijding van de technische mogelijkheden voor de beperking van het (groeps-)risico worden meegewogen.

  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.

Het onderhavige plan heeft zoals gezegd een conserverend karakter. Dat wil zeggen dat het bestemmingsplan wordt herzien en dat hierbij de geldende bestemmingen in overeenstemming worden gebracht met de huidig geldende regels omtrent ruimtelijke ordening. De reeds aanwezige bedrijven hebben allen een vergunde status, ook zij die een groepsrisico veroorzaken. In hun vergunningen is rekening gehouden met het risico dat zij veroorzaken en de maatregelen ter beperking van die risico’s die daarbij horen. Voor het onderhavige plan zijn er, op dit moment, geen andere mogelijkheden voor de ruimtelijke ontwikkelingen dan die, die het plan toestaat. Waaruit automatisch voortvloeit dat het daardoor niet mogelijk is (voor- en nadelen van) alternatieven met een lager groepsrisico af te wegen.

  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.

Voor de nabije toekomst zijn er binnen het plangebied niet direct projecten voorzien die een aanleiding kunnen vormen voor het nemen van extra maatregelen om het reeds aanwezige groepsrisico verder te beperken. Op alle deelgebieden zijn de infrastructuur, de nutsvoorzieningen en de kavelindelingen al aangelegd. Zoals gezegd is echter een deel van het plangebied nog niet volledig uitontwikkeld. In deelgebied 3 en 4 zijn nog wat kavels beschikbaar voor bedrijven om zich te vestigen of op uit te breiden. Als er zich hier bedrijven willen vestigen die een groeps-)risico met zich meebrengen dan zal daarmee, als onderdeel van de benodigde wijzigingsprocedure en/of omgevingsvergunning/milieumelding, rekening moeten worden gehouden bij de inrichting van het terrein en de constructie van de gebouwen.

Verder wordt er naar aanleiding van reacties op het voorontwerp van dit bestemmingsplan, door de gemeente en de brandweer nader bekeken op welke punten de bluswatervoorzieningen en het Waarschuwing-Alarmerings-Systeem (de zgn. WAS) binnen het plangebied nog kunnen worden verbeterd.

  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting.

Voor de reeds binnen het plangebied gevestigde inrichtingen die een groepsrisico eroorzaken zijn deze zaken bekeken, en vervolgens zijn daar bij vergunningverlening of via de milieumelding voorwaarden aan verbonden. De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp in die inrichting zijn onderdeel van de reeds afgegeven vergunningen. Voor nieuwe bedrijven die zich binnen het plangebied willen vestigen geldt dat deze mogelijkheden zullen worden bezien op het moment dat een dergelijk bedrijf zich bij de gemeente meldt met een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan of voor een omgevingsvergunning. De mogelijkheden die alsdan wettelijk (en sociaal) noodzakelijk blijken zullen als voorwaarden worden opgenomen in de te voeren procedure.

  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp voordoet.

Binnen het gehele plangebied ligt de complete infrastructuur reeds vast. De wegprofielen zijn grotendeels gebaseerd op het vrachtverkeer dat zich op, van of naar een bedrijven beweegt. Er zijn binnen het plangebied niet (of heel enkel) doodlopende wegen en paden te vinden. Alle openbare wegen/paden staan direct met elkaar in verbinding en op iedere locatie binnen het plangebied zijn er minimaal 2 richtingen beschikbaar als vluchtweg. In die zin zijn er aldus voldoende mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp voordoet.

3.6.4 Conclusie

Voorliggend plan heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk nabij genoemde en vergunde/gemelde stationaire en mobiele bronnen. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen niet zondermeer mogelijk gemaakt. De bestaande bronnen hebben geen juridische consequenties voor de voorliggende planregeling. Hierdoor is sprake van een standstill-situatie voor het transport van gevaarlijke stoffen. Dit betekent niet dat er geen transport van gevaarlijke stoffen in het plangebied of de nabijheid daarvan plaatsvindt, maar de huidige situatie heeft geen invloed op een overschrijding van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico (zie ook bijlage 2 van het onderzoeksrapport).

Het groepsrisico blijft, waar aanwezig, ruim onder de oriënterende waarde (richtlijn). Naar de risico’s van de in, of nabij, het plangebied aanwezige hogedruk aardgasleidingen is nader onderzoek verricht. Bij de aanwezige gasleidingen ligt de PR-contour nergens buiten de leiding, van alle aanwezige buisleidingen is de PR-contour 0 meter. Voor het groepsrisico (GR) geldt dat dit deel van het plangebied binnen de effectafstand van de aanwezige leidingen valt. De effectafstand is het gebied gelegen tussen de risicobron en de 1% letaliteitgrens. Dit is het gebied waarbinnen personen worden meegeteld voor de vaststelling van het groepsrisico. Van deze buisleidingen is dus bekeken of het groepsrisico voor deze leidingen gemotiveerd moet worden, en of dit met behulp van een uitgebreide of een beperkte motivatie kan. Hiervoor is op basis van een bestaande Kwantitatieve risico inventarisatie (QRA) uit augustus 2011 een onderzoek uitgevoerd. Dit deelonderzoek (“onderzoek EV buisleidingen BP bedrijventerreinen”) is als bijlage 1 aan het onderzoeksrapport toegevoegd (zie bijlage). Het groepsrisico is voorzien van een oriëntatiewaarde, die voor buisleidingen gesteld is op F·N2 < 10-2 per jaar per km leiding, waarin F de frequentie per jaar is met N of meer dodelijke slachtoffers. In het totale plangebied geldt dat de oriëntatiewaarde bij geen enkele van de aanwezige leidingen wordt genaderd of overschreden. Ook het groepsrisico van de aanwezige hogedruk aardgastransportleidingen vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Voor de twee in of bij het plangebied aanwezige LPG-tankstations zijn alle risicocontouren wettelijk vastgelegd. De risicocontouren van de inrichting zelf komen voor het overgrote deel niet buiten de grenzen van de inrichtingen uit en de risicocontouren van de tankwagen beslaan gebieden die niet erg dicht zijn bewoond. Daarbij vindt bevoorrading van LPG-tankstations bij voorkeur plaats op tijden dat het aantal in de omgeving aanwezige mensen zo laag mogelijk is. Op een bedrijventerrein zijn dat de avond- en nachtperioden tot in de vroege ochtend. Voor de inrichting “Wim Bosman” is zoals aangegeven onlangs door de provincie Gelderland een nieuwe vergunning afgegeven. Sinds 4 januari 2012 wordt deze inrichting aangemerkt als niet categoriale inrichting en BRZO-bedrijf. Zowel de PR-contouren alsook het Groepsrisico zijn in de nieuwe situatie opnieuw vastgesteld. Daarbij is het Groepsrisico qua afstand met meer dan de helft gereduceerd, van 1.250 meter naar 600 meter. Alle PR-contouren vallen hierbinnen. Voor de inrichting “Wim Bosman” is het roepsrisico dus zelfs gedaald.

Doordat nog niet alle deelgebieden volledig zijn uitontwikkeld/bebouwd ligt het in de logische lijn der verwachting dat er in de toekomstige situatie wel sprake zal zijn van een toename van mensen in het totale plangebied. Daardoor bestaat er in de toekomst een redelijke kans van toename van het groepsrisico binnen het totale plangebied. Ten opzichte van de bestaande invulling van het totale plangebied is dit echter een dusdanig beperkte hoeveelheid dat daardoor naar verwachting geen sprake zal zijn van een toename van het groepsrisico boven de 10%. Als een risicovolle inrichting zich op dit deel van het plangebied wil vestigen dan zal er minimaal in het kader van de hiervoor noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan (en indien van toepassing ook voor de vergunningverlening) een onderzoek naar de externe veiligheidseisen nodig zijn en moeten worden uitgevoerd. De mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen en de zelfredzaamheid blijven minimaal dezelfde als onder de huidige bestemming.

In zijn algemeenheid kan hieruit dan ook worden geconcludeerd dat voorliggend bestemmingsplan aan de normen voor Externe Veiligheid voldoet. De uitvoering ervan ondervindt geen belemmeringen op het gebied van Externe Veiligheid.