Plan: | Ravenstraat 4-6 te Didam |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bplgbgbwonrav46-on01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrenzen en de aangegeven maximale bouwhoogten, niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van (inpandige) bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
Functie van het bouwwerk |
Bouwhoogte (m) |
Toegestane oppervlakte (m²) |
Erf- en terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de woning | 2 | - |
Overige erf- en terreinafscheidingen | 1 | - |
Overkappingen aan de woning | 3** | 50* |
Vrijstaande overkappingen en pergola's, uitsluitend achter de voorgevel van de woning, en overkappingen aan bijgebouwen | 3*** | 50* |
Maximaal 1 hooiberg/hooimijt, uitsluitend minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning | 10 | 40 |
Bouwwerken voor duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen via een grondopstelling **** | 1,8 | - |
Andere niet eerdergenoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend achter de voorgevel van de woning | 10 | - |
Afscheiding van een paardenbak | 1,5 | - |
*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning of een bijgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen.
Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;
** Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke deel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;
*** Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke deel uitmaken van het dak of dakvlak van een bijgebouw;
**** Mits de omvang van de opstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de energiebehoefte van het perceel en mits voorzien van landschappelijke inpassing door middel van streekeigen beplanting.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Woningen, met uitzondering van de bestaande woningen, mogen niet langer dan gedurende twee jaar worden bewoond, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor zover landschappelijke inpassing van het perceel heeft plaatsgevonden en in stand wordt gehouden overeenkomstig het daartoe opgestelde landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 1).
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie mits aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - puinstort' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 is nodig voor:
Ten behoeve van de aanvraag voor de omgevingsvergunning, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de aard en omvang van de aanwezige puinstort in voldoende mate is vastgesteld.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Het bepaalde onder 4.2.1 onder a geldt niet indien:
Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 4.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
In de situatie als bedoeld in sublid 4.4.3, onder a, sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Het bepaalde onder 5.2.1 onder a geldt niet indien:
Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 5.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
In de situatie als bedoeld in sublid 5.4.3, onder a, sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Soort weg | Afstanden waarbinnen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd* |
Snelwegen met gescheiden rijstroken, op- en afritten en bermen | 100 m |
Doorgaande gebiedsontsluitingswegen met bijbehorende parkeerstroken. Opstelstroken, fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten | 30 m |
Lokale stroomwegen met bijbehorende fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten | 20 m |
Fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten | 10 m |
*de genoemde afstanden zijn loodrecht gemeten vanuit de as van de weg.
Voor de gronden van dit plan gelden de minimale parkeernormen van het CROW voor het buitengebied in weinig stedelijk gebied, zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het toepassen van een lagere parkeernorm:
Tot een gebruik in strijd met deze regels wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van een evenement voor zover dat evenement, inclusief opbouw- en afbraakperiode, langer duurt dan 5 dagen en/of voor zover dat evenement leidt tot een wezenlijke inbreuk op de bestemming en uitgezonderd die evenementen waarvoor ingevolge artikel 9 sub c bij omgevingsvergunning is afgeweken van deze planregels;
Tot een strijdig gebruik met deze regels wordt in ieder geval niet gerekend het gebruik van (voormalig) agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van sociaal culturele activiteiten voor zover:
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke (kern-)kwaliteiten, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van deze planregels:
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Ravenstraat 4-6 te Didam van de gemeente Montferland.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van <datum>.
De voorzitter, De griffier,
................................ .......................................