direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Didam, partiële herziening Koningsweg 19
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplgbgbwonkonweg19-or01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. het instandhouden van de groenvoorzieningen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'groen';

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen.

3.1.2

Tevens zijn de gronden bestemd voor:

  • a. extensieve (dag)recreatie;
  • b. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. (sleuf)silo's, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
3.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.3.1

Het is verboden op of in de gronden, als bedoeld in artikel 3.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • b. het aanbrengen of verwijderen van beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groen'.
3.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van het ander werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.3.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 is vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangehaalde vergunning.