direct naar inhoud van Regels
Plan: bestemmingsplan Buitengebied, herziening Spoelweg 1 te Loerbeek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplgbgbfovspoweg01-on01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a. plan:
    het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Spoelweg 1 te Loerbeek van de gemeente Montferland;

  • b. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bplgbgbfovspoweg01-on01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

  • c. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  • d. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  • e. aan- of uitbouw:
    een bijbehorend bouwwerk zijnde, een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

  • f. afwijken van de bouwregels en/of de gebruiksregels:
    een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

  • g. archeologisch onderzoek:
    onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

  • h. archeologische verwachting:
    een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

  • i. archeologische waarde:
    een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

  • j. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • k. bedrijf:
    een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep aan huis daaronder niet begrepen;

  • l. bedrijfsgebouw:
    een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

  • m. bedrijfswoning:
    een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) één persoon (of twee indien er sprake is van een zelfstandige inwoningsituatie), wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  • n. bed- en breakfast:
    een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning of bedrijfswoning, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

  • o. bestaand:
    • 1. ten aanzien van bebouwing:
      bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
    • 2. ten aanzien van gebruik:
      het gebruik van grond en opstallen, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  • p. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

  • q. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  • r. bevoegd gezag:
    het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wet van 6 november 2008, staatsblad 496);

  • s. bijgebouw:
    een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij de (bedrijfs)woning behorend vrijstaand of aaneengebouwd gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte niet zijnde een (tunnel)kas of daarmee gelijk te stellen bouwwerk, dat niet voor bewoning is bestemd en naar aard en omvang ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning. Een bijgebouw kan tevens inpandig zijn;

  • t. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  • u. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak;

  • v. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  • w. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  • x. buitenwerks gevelvlak:
    de buitenmuur van een gebouw inclusief de daaraan gebouwde aanbouwen en uitbouwen;

  • y. dakoverstek:
    het deel van het dakvlak dat uitsteekt buiten de gevel;

  • z. dakvlak:
    een hellend vlak in het dak;

  • aa. deel:
    de aan een bestaande of voormalige agrarische bedrijfswoning gekoppelde rechtstreeks (of via een tussenlid) vanuit de woning toegankelijke stalruimte (als onderdeel van het hoofdgebouw), die beeldbepalend, visueel, en van oorsprong functioneel verbonden is met de betreffende woning en daarmee een onlosmakelijke eenheid vormt, één en ander exclusief eventuele aan de deel grenzende ondergeschikte en niet meer met de woning in verbinding staande bebouwing;

  • ab. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens verstaan verkoop via het internet, waarbij sprake is van publieksgerichte activiteiten in de vorm van een showroom en/of een afhaalpunt voor consumenten;

  • ac. evenement:
    verplaatsbare georganiseerde gebeurtenis die meestal publiek is, maar ook besloten kan zijn;

  • ad. extensieve dagrecreatie:
    extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende (overige) bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals picknicktafels en informatieborden en voorzieningen zoals fiets- en voetpaden, vissteigers en kanostoepen (niet zijnde paardenbakken);

  • ae. functieverandering:
    het veranderen van de functie van gebouwen op een perceel, waarbij een nieuwe functie wordt gerealiseerd, dan wel het oprichten van nieuwe bebouwing na sloop welke bebouwing een andere functie heeft dan de gesloopte bebouwing;

  • af. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping als bedoeld onder sub an;

  • ag. hergebruik:
    gebruik van een bestaand gebouw voor nieuwe doeleinden omdat het gebouw zijn oorspronkelijke functie heeft verloren;

  • ah. hoofdgebouw:
    een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  • ai. horeca:
    hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting met bijbehorende voorzieningen, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

  • aj. huishouden:
    één of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuiteit in samensteling en onderlinge verbondenheid;

  • ak. indelingslijn:
    een als zodanig op de verbeelding aangewezen lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;

  • al. inpandig bijgebouw:
    een in het, qua uitstraling en bestemming, belangrijkste deel van het hoofdgebouw ondergebracht bijgebouw (met uitzondering van de zolderruimten boven de woonruimte), waaronder tevens wordt begrepen de ruimte op de verdieping die als zodanig is aan te merken en voor zover deze ruimte niet rechtstreeks vanuit de woonruimte toegankelijk is;

  • am. nutsvoorzieningen:
    bouwwerken en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

  • an. overdekt terras/overkapping:
    een dak op palen (of daarmee vergelijkbare constructiedelen) zoals een carport dat minimaal aan twee zijden niet van wanden is voorzien, dan wel ten minste aan 1 zijde geheel én ten minste aan 1 zijde overwegend open is indien aangebouwd of onderdeel van het dak of dakvlak van een (bedrijfs)woning. Een overdekt terras/overkapping wordt niet aangemerkt als gebouw. Ook een niet door palen (of vergelijkbaar constructiedeel) ondersteunde doortrekking van het dak/dakvlak buiten de buitenwerkse gevelvlakken wordt als overkapping aangemerkt;

  • ao. paardenbak:
    een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een ondergrond, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

  • ap. peil:
    • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;

  • aq. perceel:
    een bij het Kadaster geregistreerd stuk grond;

  • ar. permanente bewoning:
    bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

  • as. poel:
    een al dan niet gegraven klein, stilstaand (ondiep) oppervlaktewater van natuurlijk materiaal in een meestal afgesloten laagte die gevoed wordt door kwel, regen, grondwater of water van het omringende land en natuur- en landschapswaarde heeft;

  • at. seksbedrijf:
    een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:
    • 1. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
    • 2. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • au. veekerende afrastering:
    overwegend open omheining bestaande uit hout, draad, gaas met als doel het vee binnen een daartoe bestemde weide te behouden;

  • av. vloeroppervlakte:
    de totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

  • aw. wonen:
    huisvesting van (het huishouden van) één persoon;

  • ax. woning:
    een gebouw dat dient voor de huisvesting van (het huishouden van) één persoon (of twee, indien er sprake is van een zelfstandige inwoningsituatie);

  • ay. zelfstandige inwoningsituatie:
    een situatie waarbij de (bedrijfs-)woning wordt bewoond door twee huishoudens (of: meer dan één huishouden), waarbij de desbetreffende woongedeelten beschikken over alle voorzieningen die benodigd zijn om een zelfstandig huishouden te voeren, met dien verstande dat:
  • 1. Algemeen:
    • a. het exterieur van het gebouw de uiterlijke verschijningsvorm heeft of blijft behouden van een enkele woning (waarbij er in geen geval sprake mag zijn van een tweede hoofdentree). De hoofdentree is de entree welke gelet op de verschijningsvorm van de woning kennelijk als belangrijkste toegang c.q. voordeur tot de woning moet worden aangemerkt;
  • 2. Indien sprake van een bestaande woning:
    • a. in geval van een aanbouw (uitbreiding van de woning) ten behoeve van de zelfstandige inwoningsituatie, waarbij gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande woning, deze aanbouw zich bevindt op ten minste 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning;
    • b. in geval van een aanbouw van een volledige zelfstandige wooneenheid aan de bestaande woning, deze zich bevindt op ten minste 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning en deze onderdeel uitmaakt van de hoofdbouw, waarbij de kapconstructie van de aanbouw inhaakt op de kapconstructie van de bestaande woning;
    • c. de gescheiden woongedeelten direct aan elkaar grenzen en niet zijn gekoppeld door middel van een ondergeschikt tussenlid, dan wel inpandige bijgebouwen;
  • 3. Indien sprake van volledige nieuwbouw
    • a. de beide woongedeelten altijd in de hoofdbouwmassa zijn ondergebracht;
    • b. de gescheiden woongedeelten direct aan elkaar grenzen en niet zijn gekoppeld door middel van inpandige bijgebouwen

  • az. zonnepaneel:
    bouwkundige voorziening (paneel of vlakke plaat) zodanig samengesteld om zonlicht op te vangen om daarmee elektrische energie op te wekken (fotovoltaïsche cellen), dan wel zodanig samengesteld om warmte van de zon te absorberen en te gebruiken (zonnecollector);

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de goothoogte van een bouwwerk (niet zijnde dakkapellen):
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • c. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • d. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • e. de inhoud van een (bedrijfs)woning:
    boven de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidingsmuren) en (denkbeeldige) dakvlakken, met inbegrip van erkers, dakkapellen en soortgelijke delen, en met inbegrip van voor bewoning bestemde ruimten boven de verdiepingsvloer buiten de buitenwerkse gevelvlakken;
    • 1. tot de inhoud van de (bedrijfs)woning worden niet gerekend overdekte terrassen, luifels en overkappingen buiten de buitenwerkse gevelvlakken, voor zover die onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak, en inpandige bijgebouwen, waaronder tevens de ruimte boven de inpandige bijgebouwen voor zover die ruimte niet rechtstreeks vanuit de woning bereikbaar is, geen onderdeel van de (bedrijfs)woning vormt en daarmee als behorend bij het inpandig bijgebouw is aan te merken;
    • 2. onder de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, onder peil, aanwezige constructiedeel of -delen worden niet meegerekend, voor zover die zijn gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidingsmuren) én voor zover niet rechtstreeks buiten de woning bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang.

  • f. dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • g. dakvlak-gevelverhouding:
    de hoogte van het dakvlak (bouwhoogte - goothoogte) gedeeld door de hoogte van de gevel (goothoogte - peil);

  • h. de oppervlakte van een inpandig bijgebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en buitenzijde van inpandige scheidingsmuren met de (bedrijfs)woning. Voor zover sprake is van een verdieping direct boven het inpandig bijgebouw die tevens als inpandig bijgebouw is aan te merken, wordt deze niet bij de oppervlakte meegeteld voor dat gedeelte dat direct boven de oppervlakte van het inpandig bijgebouw op de begane grondvloer is gesitueerd;

  • i. de oppervlakte van een bijgebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat tot de oppervlakte van bijgebouwen niet worden gerekend overdekte terrassen, luifels en overkappingen buiten de buitenwerkse gevelvlakken, voor zover die onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bijgebouw of een (bedrijfs)woning; Tot de oppervlakte van een bijgebouw wordt eveneens niet gerekend een onderkeldering voor zover die is gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken van het bijgebouw én voor zover niet rechtstreeks buiten het bijgebouw bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang;

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrenzen en de aangegeven maximale bouwhoogten, niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen;
  • b. groenvoorzieningen en houtopstanden van landschappelijke betekenis (onderdeel van de landschappelijke inpassing) ter plaatse van de aanduiding 'groen', alsmede de instandhouding daarvan;
  • c. overige landschappelijke beplanting welke kenmerkend is voor het gebied alsmede voor de natuur en op natuurlijke wijze ingerichte poelen daar waar dit uit oogpunt van natuurdoelstellingen wenselijk wordt geacht en waterhuishoudkundig mogelijk is, in beide gevallen uitsluitend voor zover de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet wordt belemmerd;
  • d. extensieve dagrecreatie voor zover de agrarische bedrijvigheid niet wordt belemmerd;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
3.2 Bouwregels
  • a. het bouwen van gebouwen op of in gronden met de bestemming 'agrarisch' is niet toegestaan;
  • b. de volgende bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegestaan:
    • 1. veekerende afrasteringen met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van kwekerij;
  • b. het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van evenementen;
  • c. opslag van hooirollen;
  • d. paardenbakken buiten het agrarisch bouwvlak;
  • e. het gebruik van agrarische gronden voor waterpartijen niet zijnde een gebruik als bedoeld onder 3.1 sub c en e;
  • f. het gebruik van agrarische gronden als tuin, als stort- en /of opslagplaats van grond en/of afval, en als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het niet voorzien in de effectuering/uitvoering van het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Spoelweg 1 Loerbeek 25-01-2022 bij de regels binnen 1,5 jaar na inwerkingtreding van het plan;
  • h. het niet voorzien in een duurzame instandhouding van de onder sub g bedoelde beplanting (waaronder in ieder geval de groenvoorzieningen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'groen') na de realisatie daarvan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend een rietdekkersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'sb-rd' (specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf);
  • b. het bouwen van praalwagens ten behoeve van sociale culturele activiteiten;
  • c. opslag (anders dan voor een rietdekkersbedrijf) in de bestaande gebouwen (zoals die voor wat betreft aard, omvang en (zowel in- als uitpandige) uitstraling aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan) van al dan niet volumineuze goederen en materialen met (nagenoeg) geen milieu-uitstraling1, dan wel stalling van vaar- en/of voertuigen. Hieronder wordt niet verstaan opslag die moet worden aangemerkt als uitvalsbasis voor een ander bedrijf dan een rietdekkersbedrijf;
  • d. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;
  • e. groenvoorzieningen en houtopstanden van landschappelijke betekenis (onderdeel van de landschappelijke inpassing) ter plaatse van de aanduiding 'groen', alsmede de instandhouding daarvan;
  • f. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • g. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • h. ontsluitingen/inritten;
  • i. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan enkel ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-bwh' (bestaand woonhuis) met dien verstande dat uitsluitend het bestaande gebouw in de bestaande maatvoering is toegestaan;
  • b. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals weergegeven in de onderstaande tabel;

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m²)*   Maximale oppervlakte aan gebouwen (m²)*   Opmerking
 
Spoelweg   1   Loerbeek   rietdekkersbedrijf   582   582    
             

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, maar exclusief de bedrijfswoning;

  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-bb' (bestaand bedrijfsgebouw) is uitsluitend het bestaande gebouw toegestaan in maximaal de bestaande oppervlakte (336 m²), goot- en bouwhoogte;
  • d. met in achtneming van de maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen zoals opgenomen onder sub b is ter plaatse van de specifieke bouwaanduing 'sba-nb' (nieuw bedrijfsgebouw), één nieuw bedrijfsgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 246 m², een maximale bouwhoogte van 6 meter en een maximale goothoogte van 4,5 meter;
  • e. bouwwerken geen gebouw zijnde (niet zijnde overkappingen) zijn uitsluitend toegestaan voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • f. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestaande gebouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'sba-bwh' en uitsluitend voor zover dit op grond van lid 4.5.1 kan worden en wordt toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Herbouwen van de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van het herbouwen van de bedrijfswoning mits:

  • 1. omliggende functies hierdoor niet worden belemmerd;
  • 2. de inhoud van de woning niet meer bedraagt dan 800 m³, dan wel niet meer dan de inhoud van het bestaande gebouw ter plaatse van de aanduiding 'sba-bwh';
  • 3. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 4,5 resp. 9 meter dan wel niet meer dan de bestaande grotere goot- en bouwhoogte;
  • 4. dit niet leidt tot een uitbreiding van de oppervlakte aan gebouwen als bedoeld onder 4.2 sub b.
4.3.2 Mini-windturbines op dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub b ten behoeve van het bouwen van een of meerdere mini-windturbine-installaties op het dak van een bedrijfsgebouw, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw waarop de mini-windturbine wordt gebouwd een hoogte heeft van minimaal 9 meter en de mini-windturbine zelf wordt gebouwd op een minimale hoogte van 6 meter boven peil;
  • b. het hoogste punt van de mini-windturbine niet meer dan 5 meter uitstijgt boven de bouwhoogte van het dak waarop de mini-windturbine gebouwd is;
  • c. is aangetoond dat er geen sprake is van hinder voor de omgeving (geluid en schittering als gevolg van weerkaatsend zonlicht op de mini-windturbine of onderdelen daarvan, dan wel schade of gevaarlijke situaties door losrakende onderdelen);
  • d. indien sprake is van meerdere mini-windturbines:
    • 1. deze zodanig worden gebouwd dat deze zich ten opzichte van elkaar op dezelfde hoogte bevinden met gelijke tussenafstanden (in één lijn);
    • 2. de noodzaak van de bouw van meerdere mini-windturbines voor de eigen energiebehoefte wordt aangetoond;
    • 3. de mini-windturbines in gezamenlijkheid niet leiden tot hinder voor de omgeving.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. buitenopslag;
  • c. het gebruik voor een ander bedrijf dan zoals aangegeven onder 4.1 sub a;
  • d. het gebruik van gebouwen ten behoeve van horeca en detailhandel;
  • e. het gebruik van gedeelten van de woning voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • f. het gebruik van de bedrijfsgebouwen, niet zijnde het bestaande woonhuis ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding sba-bwh voor een geurgevoelige functie;
  • g. het niet uitvoeren en instandhouden van het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Spoelweg 1 Loerbeek 25-01-2022 bij de regels binnen 1,5 jaar na inwerkingtreding van het plan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
4.5.2 Andersoortig bedrijf

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'sb-rd' (specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf), met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub c resp. lid 4.1 sub a ten behoeve van het toestaan van een ander bedrijf mits:

het andere bedrijf kan worden aangemerkt als maximaal milieucategorie 2 als bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst van bedrijvigheid en Staat van bedrijfsactiviteiten;

  • b. omliggende functies hierdoor niet onevenredig worden belemmerd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'bedrijf' te wijzigen naar de bestemming 'Wonen' mits daarbij de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • 1. de bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse moeten zijn beëindigd;
  • 2. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • 3. omliggende functies mogen niet worden belemmerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze regels wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van seksbedrijven;
  • b. het gebruik van de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van meerdaagse evenementen dan wel voor zover het evenement leidt tot een wezenlijke inbreuk op de bestemming;

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke (kern-)kwaliteiten, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van deze planregels:

  • a. indien er afwijkingen zijn ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen welke noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages (niet zijnde de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen), mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • c. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde (al dan niet ondergrondse) bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdruk- regelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de inhoud, voor zover boven peil, niet meer dan 50 m3 mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Spoelweg 1 te Loerbeek'.