Plan: | 'Buitengebied Didam, herziening Hengelderweg 6 en 10' |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01 |
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
Ten behoeve van de bouwplannen zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd:
Alle onderzoeken zijn bijgevoegd in bijlage 6.
Quickscans Hengelderweg 6 en 10
Uit het onderzoek is gebleken dat in het onderzoeksgebied mogelijk verschillende beschermde soorten voorkomen die staan vermeld op de lijsten van de Flora- en faunawet.
Voor lijst 1-soorten geldt een vrijstelling. Bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen. Mogelijk voorkomende vogelsoorten staan vermeld op lijst 3. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats vinden, zullen geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels en is geen sprake van strijd met de Flora- en faunawet. Ten aanzien van vleermuizen is geconcludeerd dat de toekomstige ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op het voortbestaan van de in het plangebied voorkomende en te verwachten vleermuissoorten. Van strijd met de Flora- en faunawet is geen sprake.
De bebouwing aan de Hengelderweg 10 is wel geschikt gebleken als rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Aanbevolen wordt om de sloopwerkzaamheden van de bebouwing aan de Hengelderweg 10 uit te voeren in de periode waarin vleermuizen daar de minste hinder van ondervinden.
Aan de Hengelderweg 10 zijn broedgelegenheden van de steenuil waargenomen. Er is nader onderzoek verricht teneinde duidelijkheid te verkrijgen of in of nabij het onderzoeksgebied broedlocaties aanwezig zijn.
Resultaten steenuilonderzoek en onderbouwing ontwikkeling <> steenuil
Uit het nader onderzoek blijkt dat er in het onderzoeksgebied en de directe omgeving daarvan geen territoria van steenuilen aanwezig zijn. Bij herinrichting treedt geen negatief effect op ten aanzien van broedgelegenheden voor de steenuil.
Met betrekking tot het foerageergebied van de steenuil geldt dat, ondanks het ontbreken van territoria in de directe omgeving van het plangebied, de mogelijkheid bestaat dat het onderzoeksgebied incidenteel als foerageergebied door steenuilen wordt gebruikt. Aan te raden is om rekening te houden met de habitateisen van de steenuil. Het bestaande en nieuwe erf worden zo optimaal mogelijk (niet te netjes) ingericht: overhoekjes, takstapels, kort en lang gras, rustige plaatsen, broedplaatsen, uitkijkmogelijkheden etc. Buitenverlichting wordt slechts zeer beperkt toegepast om donkere plaatsen als jachtgebied te behouden.