direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplgbgalgmontferl-va01

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a. plan:
    het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Montferland;

  • b. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bplgbgalgmontferl-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

  • c. beeldkwaliteitsplan:
    het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Montferland, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 22 april 2010;

  • d. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  • e. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  • f. aan huis gebonden beroep:
    het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, financieel, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, persoonlijk, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het beroep kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een beroep in de prostitutie, in welke vorm dan ook. Hieronder wordt wel verstaan een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang;

  • g. aan- of uitbouw:
    een bijbehorend bouwwerk zijnde, een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonische opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

  • h. agrarisch bedrijf:
    een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

  • i. agrarisch medegebruik:
    een gebruik voor kleinschalige niet-bedrijfsmatige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter;

  • j. archeologisch deskundige:
    de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

  • k. archeologisch onderzoek:
    onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

  • l. acheologische verwachting:
    een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

  • m. archeologische waarde:
    een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

  • n. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • o. bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen, stacaravans en andere voor verblijfsrecreatie bedoelde gronden:
    het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatiewoningen, stacaravans en andere voor verblijfsrecreatie bedoelde gebouwen, permanent wisselende, recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

  • p. bedrijf aan huis:
    het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van kappersactiviteiten, een detailhandelsvestiging, een horecabedrijf, een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het bedrijf kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een bedrijf in de prostitutie, in welke vorm dan ook;

  • q. bedrijfswoning:
    een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, (of twee, indien er sprake is van een zelfstandige inwoningsituatie) van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

  • r. bed and breakfast:
    een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning of bedrijfswoning, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

  • s. bestaand:
    • 1. ten aanzien van bebouwing:
      bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
    • 2. ten aanzien van gebruik:
      het gebruik van grond en opstallen, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. ten aanzien van de locatie van een woning:
      de locatie van een woning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel in het kader van herbouw, de locatie die overlap vertoont met de locatie van de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezige woning;

  • t. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

  • u. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  • v. bevoegd gezag:
    het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wet van 6 november 2008, staatsblad 496);

  • w. binnenrijbaan:
    overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste bodem waar training en africhting van het paard, instructie aan derden (ingeval van een manege) en toetsing van prestaties van de paarden in diverse disciplines plaatsvinden;

  • x. bijgebouw:
    een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij de (bedrijfs)woning of wooneenheid behorend vrijstaand of aaneengebouwd gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte niet zijnde een (tunnel)kas of daarmee gelijk te stellen bouwwerk, dat niet voor bewoning is bestemd en naar aard en omvang ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning of wooneenheid;

  • y. boomkwekerij:
    een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters en struiken;

  • z. bosbouw:
    het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;

  • aa. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  • ab. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak;

  • ac. bouwlaag:
    een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

  • ad. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  • ae. bouwperceelgrens:
    de grens van een bouwperceel;

  • af. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  • ag. bouwwerk:
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • ah. buitenwerks gevelvlak:
    de buitenmuur van een gebouw inclusief de daaraan gebouwde aanbouwen en uitbouwen;

  • ai. daghorecabedrijf:
    een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als informatievoorziening en dagrecreatie, zoals theehuisjes, paviljoens, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

  • aj. dakoverstek:
    het deel van het dakvlak dat uitsteekt boven de gevel;

  • ak. dakvlak:
    een hellend vlak in een dak behorend tot de (bedrijfs)woning of het bijgebouw;

  • al. deel:
    de aan een bestaande of voormalige agrarische bedrijfswoning gekoppelde rechtstreeks (of via een tussenlid) vanuit de woning toegankelijke stalruimte (als onderdeel van het hoofdgebouw), die beeldbepalend, visueel, en van oorsprong functioneel verbonden is met de betreffende woning en daarmee een onlosmakelijke eenheid vormt, één en ander exclusief eventuele aan de deel grenzende ondergeschikte en niet meer met de woning in verbinding staande bebouwing;

  • am. denkbeeldig bouwvlak:
    het bouwvlak inclusief de in deze regels via afwijkingen toegestane overschrijdingen;

  • an. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  • ao. Ecologische hoofdstructuur (EHS):
    een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen, bestaande uit EHS-natuur, EHS-verweven en EHS-ecologische verbindingszone. EHS-natuur bestaat uit natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. EHS-verweven omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet 1928, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. EHS-ecologische verbindingzone bestaat uit een schakeling van natuur elementen die multifunctioneel gebied doorsnijdt;

  • ap. evenement:
    verplaatsbare georganiseerde gebeurtenis die meestal publiek is, maar ook besloten kan zijn;

  • aq. extensieve dagrecreatie:
    extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
  • ar. functieverandering:
    het veranderen van de functie van gebouwen op een perceel, dan wel het oprichten van nieuwe bebouwing na sloop welke bebouwing een andere functie heeft dan de gesloopte bebouwing;

  • as. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • at. gebruiksgerichte paardenhouderij:
    paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden (ingeval van een manege), het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden;

  • au. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderij;

  • av. hoofdgebouw:
    een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  • aw. hooiberg (hooimijt):
    een van oorsprong agrarisch bouwwerk, dat diende als opslagplaats voor graan, stro of hooi, bestaande uit één of meerdere palen en een beweegbaar dak dat los aan de paal/palen is verbonden en dat niet is voorzien van wanden;

  • ax. horeca:
    hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

  • ay. hergebruik:
    gebruik van een bestaand gebouw voor nieuwe doeleinden omdat het gebouw zijn oorspronkelijke functie heeft verloren;

  • az. huifkarcentrum:
    een bedrijf waar paarden en huifkarren worden gestald en van waaruit in de omgeving met paarden en huifkarren ritten worden gemaakt en kleinschalige dagrecreatieve activiteiten worden georganiseerd, zoals handboogschieten, klootschieten, ringsteken en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

  • ba. indicatieve magneetveldzone:
    het gebied rond bovengrondse hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger wordt verondersteld dan 0,4 microtesla. De indicatieve magneetveldzone is bij 150 kV hoogspanningsleiding bepaald op 80 meter ter weerszijden van de leiding en bij een 380 kV hoogspanningsleiding op 135 meter ter weerszijden van de leiding;

  • bb. indelingslijn:
    een als zodanig op de verbeelding aangewezen lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;

  • bc. informatievoorziening:
    het verstrekken van informatie, het geven van educatie aan passanten, en de verkoop van streekgebonden producten;

  • bd. inpandig bijgebouw:
    een in het, qua uitstraling en bestemming, belangrijkste deel van het hoofdgebouw ondergebrachte en bij de woning behorende ruimte, zoals garage berging of hobbyruimte (met uitzondering van de zolderruimten boven de woning) dat niet voor bewoning is bestemd, daaronder tevens begrepen de ruimte op de verdieping die als zodanig is aan te merken en voor zover deze ruimte niet rechtstreeks vanuit de woning toegankelijk is;

  • be. intensieve veehouderij:
    een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waarvan tenminste 250 m2aan bedrijfsvloeroppervlak gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

  • bf. Kaart Landbouwontwikkelingsgebied Azewijn:
    bij deze regels behorende kaart waarop aangegeven een onderverdeling in deelgebieden waar specifieke voorwaarden gelden voor intensieve veehouderij;

  • bg. kampeermiddel:
    een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • bh. kampeerterrein:
    terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting, bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • bi. kantine:
    een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat fungeert als ondersteunende functie van de hoofdfunctie ter plaatse, waarbinnen detailhandel in ter plaatse te nuttigen versnaperingen en dranken is toegestaan;

  • bj. kleinschalig kamperen:
    terrein of plaats met een niet-recreatieve hoofdfunctie, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting, bestemd om daarop in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • bk. loonwerkbedrijf:
    een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan (agrarische) bedrijven met behulp van werktuigen;

  • bl. magneetveldbeoordelingsplichtige objecten:
    bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen; - inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, dagverblijven;

  • bm. magneetveldgevoelige objecten:
    woningen (daaronder begrepen dienstwoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;

  • bn. manegebedrijf:
    paardenhouderij, bestaande uit één of meerdere binnenrijbanen, die uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden, het houden van wedstrijden, al dan niet met een ondersteunende horecavoorziening;

  • bo. monumentale gebouwen:
    gebouwen die geplaatst zijn op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst;

  • bp. Nederlandse grootte-eenheden (nge):
    een maat waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven;

  • bq. nevenactiviteiten:
    activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en hoofdzakelijk binnen bestaande bebouwing en die wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

  • br. nutsvoorzieningen:
    voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

  • bs. ondersteunende horeca:
    horeca die onlosmakelijk is verbonden met de bestemming van een perceel en daaraan ondersteunend is, en dus niet geldt voor zelfstandige feesten, partijen en soortgelijke activiteiten;

  • bt. overdekt terras/overkapping:
    een dak op “poten” zoals een carport dat minimaal aan twee zijden niet van wanden is voorzien, dan wel ten minste aan 1 zijde geheel én ten minste aan 1 zijde overwegend open is indien aangebouwd of onderdeel van het dakvlak van een woning of een bijgebouw. Voor zover sprake van een vrijstaande overkapping of terras, is het betreffende bouwwerk uitgevoerd met maximaal 2 wanden of een gedeelte daarvan. Een overdekt terras/overkapping wordt niet aangemerkt als gebouw;

  • bu. paardenbak:
    een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

  • bv. participantenwoning:
    een woning waarvan de bewoner in zodanige mate betrokken is bij een inrichting -in dit geval een windturbinepark- dat de woning is aan te merken als behorende tot de inrichting; de betrokkenheid houdt in ieder geval in dat de bewoner:
    • 1. toezicht houdt op de terreinen en servicewegen van de windturbines, en deze toegankelijk houdt voor de exploitant van de windturbines;
    • 2. toezicht houdt op het functioneren van de windturbines en zo nodig storingen en calamiteiten meldt aan de exploitant en in voorkomend geval de betreffende windturbine kan stopzetten;

  • bw. peil:
    • 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
      de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    • 2. in andere gevallen:
      de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;

  • bx. permanente bewoning:
    bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

  • by. productiegerichte paardenhouderij:
    grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden;

  • bz. reconstructiewetzone-extensiveringsgebied:
    een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt;

  • ca. reconstructiewetzone-landbouwontwikkelingsgebied:
    een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;

  • cb. recreatiewoning:
    een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders heeft/hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

  • cc. relatie:
    ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

  • cd. Ruimtelijke Verordening Gelderland:
    de op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening door Provinciale Staten van Gelderland vastgestelde verordening;

  • ce. schuilgelegenheid:
    een niet voor bewoning, al dan niet ten dienste c.q. in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw (inloopruimte), dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;

  • cf. seksbedrijf:
    een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:
    • 1. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elke geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
    • 2. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • cg. specifieke magneetveldzone:
    het aan de hand van berekeningen of metingen bepaalde gebied rond bovengrondse hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld gelijk of hoger is dan 0,4 microtesla;

  • ch. stacaravan:
    een als een gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van mensen;

  • ci. teeltondersteunende voorzieningen:
    voorzieningen die worden toegepast om de teelt van groente, fruit of potplanten te bevorderen en te beschermen. Hieronder worden verstaan tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen, regenkappen en soortgelijke bouwwerken;

  • cj. tuincentrum:
    een detailhandelsvestiging met daarbij behorende kwekerij in kwekerijproducten, zoals bomen, (kamer)planten, bollen en bloemen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg, -inrichting en –onderhoud en dierbenodigdheden voor huisdieren;

  • ck. veekerende afrastering:
    overwegend open omheining bestaande uit hout, draad, gaas met als doel het vee binnen een daartoe bestemde weide te behouden;

  • cl. vloeroppervlakte:
    de totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

  • cm. volkstuin:
    een particuliere tuin die niet bij de eigen woning ligt;

  • cn. volwaardig agrarisch bedrijf:
    een agrarisch bedrijf waar sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge), waarbij is aangetoond dat het bedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt;

  • co. voorerf:
    het naar de openbare weg gekeerde gedeelte van het agrarisch bouwvlak;

  • cp. voorgevel:
    de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

  • cq. voorgevelrooilijn:
    denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

  • cr. vrijgekomen/vrijkomende/voormalige agrarische bebouwing:
    alle legale en duurzaam te handhaven (bedrijfs) gebouwen die in het verleden aan het oorspronkelijk gebruik zijn onttrokken of nog zullen worden onttrokken m.u.v. kassen of daarmee gelijk te stellen gebouwen;

  • cs. waardevol landschap:
    gebied met zeldzame of unieke kwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten;

  • ct. woning:
    een gebouw dat dient voor de huisvesting van één (of twee, indien er sprake is van een zelfstandige inwoningsituatie)huishouden (s);

  • cu. woningsplitsing:
    het bouwkundig en functioneel in tweeën delen van een woning (c.q. de woning met de aangrenzende deel) op zodanige wijze dat, met handhaving van de bestaande woning, een tweede zelfstandig functionerende woning ontstaat;

  • cv. wooneenheid:
    een zelfstandige woonruimte in een bestaand of nieuw gebouw, tot stand gekomen als gevolg van functieverandering naar wonen, waarop specifieke planologische voorwaarden van toepassing zijn;

  • cw. woongebouw:
    een gebouw, tot stand gekomen als gevolg van functieverandering naar wonen, waarin meerdere wooneenheden ondergebracht kunnen worden;

  • cx. zelfstandige inwoningsituatie:
    een situatie waarbij een gedeelte binnen of van één (bedrijfs)woning beschikt over alle voorzieningen die benodigd zijn om een zelfstandig huishouden te voeren, zonder dat het exterieur van de woning ingrijpende wijziging ondergaat en niet vallende onder het begrip woningsplitsing; onder ingrijpende wijziging wordt in ieder geval verstaan het realiseren van een tweede hoofdentree;

  • cy. zorgboerderij:
    een voorziening gericht op dagbesteding door en voor mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking, al dan niet in combinatie met het bieden van nachtopvang voor deze mensen.