direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Facetplan parkeren
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpgggmtalgparkeren-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vanaf 1 juli 2018 komen de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening te vervallen. Op dat moment kan er bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening getoetst worden aan de gemeentelijke parkeernormen. De juridische borging van het gemeentelijke parkeerbeleid dient te gebeuren via het bestemmingsplan.

Voor een aantal delen van de gemeente Montferland is dit nog niet het geval en is het voorliggende bestemmingsplan 'Facetplan parkeren' opgesteld. Het is een partiële herziening en geldt aanvullend op de vigerende bestemmingsplannen.

1.2 Plangebied

De deelgebieden waar in de borging van het parkeerbeleid nog niet in bestemmingsplannen is vastgelegd en waarop dit facetplan betrekking heeft, zijn de centra van Didam en 's-Heerenberg en de kernen Didam, Beek en Zeddam. Voor de overige delen van de gemeente (bedrijventerreinen, buitengebied, overige kernen) is het parkeren reeds in vigerende bestemmingsplannen geregeld.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De geldende bestemmingsplannen blijven van kracht, met dien verstande dat aan de regels van die bestemmingsplannen regels met betrekking tot het parkeren worden toegevoegd via voorliggend plan.

Hoofdstuk 2 Parkeerregeling

2.1 Doel

Parkeernormen worden gehanteerd om bij bouwplannen of wijzigingen in het gebruik de behoefte van het benodigde aantal parkeerplaatsen te bepalen. Het uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte in een plan wordt bepaald aan de hand van parkeernormen en dat de benodigde capaciteit op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de parkeerdruk niet op het openbaar gebied wordt afgewenteld en daar vervolgens tot problemen leidt.

2.2 Werkwijze

Parkeernormen
Voor de te hanteren parkeernormen wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW: kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317, oktober 2012). Deze publicatie biedt een handreiking voor bijvoorbeeld het bepalen van het aantal verkeersbewegingen die een bepaalde functie genereert maar ook voor de parkeernorm (parkeerkencijfer) die bij de functie hoort. De parkeernorm neemt daarbij af naarmate het project dichter bij het centrum ligt van een zeer stedelijk gebied en is het hoogst als het project in het buitengebied ligt van een niet stedelijke gebied. Voor elk soort gebied wordt door voornoemde CROW-publicatie per functie een bandbreedte gegeven voor de te hanteren parkeernorm (minimaal - maximaal).

 afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpgggmtalgparkeren-on01_0001.png"

Voorbeeld van een tabel met parkeerkencijfers uit de uitgave 317 van het CROW.

Gelet op de aard en bevolkingsdichtheid wordt de gemeente Montferland getypeerd als 'weinig stedelijk'.

Deelgebieden
Voor Montferland wordt in dit facetplan parkeren onderscheid gemaakt in twee typen deelgebieden met elk een eigen regeling:

  • centrum: de centrumgebieden van Didam en 's-Heerenberg (categorie 'centrum' in uitgave CROW).
  • woonwijken: de woonwijken in de kernen Didam, Zeddam en Beek (categorie 'rest bebouwde kom' in uitgave CROW).

Op navolgende kaart zijn de deelgebieden in de gemeente Montferland aangegeven waarop dit facetplan parkeren betrekking heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpgggmtalgparkeren-on01_0002.jpg"

Indeling Montferland in deelgebieden t.b.v. parkeerregeling

Berekeningsaantallen en afronding
Parkeerplaatsen dienen zo te worden aangelegd dat deze ook optimaal gebruikt kunnen worden. In situaties waarin dit niet het geval is, wordt in de berekening van het benodigd aantal parkeerplaatsen een factor gehanteerd, waardoor niet optimaal te gebruiken parkeerplaatsen niet als volwaardige plek worden meegerekend. De meest voorkomende situatie waarbij sprake is van parkeerplekken die niet optimaal gebruikt worden, is het voorbeeld van een woonkavel met een (dichte) garage of een inrit waar de auto's achter elkaar staan.

Bij het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met één decimaal. Ook de uitkomst is op één decimaal nauwkeurig; bijvoorbeeld 13,5 parkeerplaatsen. Het heeft echter weinig toegevoegde waarde om ook een halve parkeerplaats aan te leggen. Daarom geldt bij het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen dat de uitkomst van de berekening wordt afgerond op een geheel aantal parkeerplaatsen waarbij vanaf 0,5 en hoger naar boven wordt afgerond.

Nadere eisen
Het kan in incidentele gevallen voorkomen dat de gestelde norm te laag is. Het bestuur is dan bevoegd om extra eisen op te leggen: de 'nadere eis'. De nadere eis is vergelijkbaar met de afwijking, maar heeft een 'omgekeerde' werking: de norm wordt strenger in plaats van minder streng. Deze mogelijkheid bestaat ook voor plannen waarbij de te realiseren functies niet aansluiten op de functies zoals beschreven in de uitgave van het CROW. Het opleggen van een nadere eis zal niet vaak voorkomen, maar is gezien de grote gevolgen die een verkeerde parkeerbalans heeft voor de omgeving van een plan, gerechtvaardigd. Zeker daar dit besluit voorzien moet worden van een gedegen motivering waarbij het besluit vatbaar is voor bezwaar en beroep. Bij deze motivering zal het gemeentelijke beleid en voornoemde uitgave van het CROW als leidraad worden gebruikt.

Afwijkingsmogelijkheden
In de meeste gevallen is het in het kader van goede ruimtelijke ordening noodzakelijk dat het aantal parkeerplaatsen dat volgt uit toepassing van de betreffende parkeernorm, gerealiseerd wordt en is dat ook mogelijk op het eigen terrein. Maar het komt regelmatig voor dat een kleiner aantal parkeerplaatsen volstaat en /of dat (een deel van) de parkeerbehoefte in de omgeving (openbare ruimte of nabijgelegen particulier terrein) opgevangen kan worden. In die situaties kan afgeweken worden van de normstelling of de locatie-eis. Voorwaarde is wel dat er sprake is van een goede parkeerbalans in het gebied waar het project is gelegen.

In dit plan is daarom een regeling opgenomen die de mogelijkheid biedt om gemotiveerd af te kunnen wijken van de gestelde parkeernorm. Hiertoe dient de initiatiefnemer een motivering op te stellen waarin wordt ingegaan op de argumenten waarom kan worden afgeweken van de parkeernorm en hoe het parkeren in het plan wordt ingepast. Bij de motivering wordt het gemeentelijke parkeerbeleid en de voornoemde uitgave van het CROW als leidraad gebruikt. De afwijkingsmogelijkheden, voorwaarden en procedure zijn opgenomen in het stappenplan in bijlage van de regels.

Hoofdstuk 3 Juridische vormgeving

3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

3.2 Verbeelding

Op de verbeelding is de omvang en begrenzing van het plangebied aangeduid. Het gaat om een aantal delen van het grondgebied van de gemeente Montferland die zijn onverdeeld in twee type gebieden:

  • centrum: de centra van Didam en 's-Heerenberg;
  • woonwijken: woonwijken in de kernen Didam, Zeddam en Beek.

3.3 Wijze van regelen

De achtergrond van de regeling is aan bod gekomen in paragraaf 2.2. Daar wordt naar verwezen. Het voorzien in de juiste en voldoende parkeervoorzieningen is een voorwaardelijke verplichting. Er wordt getoetst op het moment dat een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor een gebruiksactiviteit wordt aangevraagd waarna ook daadwerkelijk de voorzieningen aangelegd moeten worden en vervolgens in stand worden gehouden. Voor de duidelijkheid is dat als zodanig ook in de regels opgenomen.

Om maatwerk te kunnen leveren zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Daarmee kan afgeweken worden van de eis om (al dan niet alle) parkeerplaatsen op het eigen terrein te realiseren en/of om de norm te verlagen. In specifieke situaties kan het maatwerk dat nodig is er ook toe leiden dat eisen worden opgelegd via de nadere eis.

In de regels is ook aangegeven hoe groot een parkeerplaats ten minste moet zijn. En ook hier kan worden afgeweken en, in specifieke situaties, kunnen extra eisen worden opgelegd.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch juridisch regelen van de parkeernormen op basis van de Wro waar dat voorheen via de bouwverordening verliep. Voorliggend plan bevat derhalve geen nieuwe ontwikkelingen waardoor er geen effect is op aspecten als bodem, geur, ecologie, archeologie of milieutechnische effecten in het kader van de Bro. Ook vanuit financieel oogpunt zijn er geen consequenties: de uitvoerbaarheid van dit plan is niet in het geding.

Hoofdstuk 5 Procedure

Vooroverleg

Het plan is in het kader van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening niet verzonden aan de gemeentelijke overlegpartners. De reden hiervoor is dat het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunningen een bevoegdheid is van het college van burgemeesters en wethouders. Dit bestemmingsplan regelt enkel juridisch de parkeernormen van de gemeente en heeft geen betrekking op belangen van andere overheidsinstanties.

Terinzagelegging en zienswijzen

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.

Vaststelling

Na vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.