De gemeente Montferland is voornemens medewerking te verlenen aan de functiewijziging van de voormalige agrarische bebouwing aan de Vinkwijk 5 te Zeddam. De eigenaren willen op deze locatie graag een bedrijf vestigen dat (op tijdelijke / projectmatige basis) bedrijfsruimte verhuurt aan derden. Op dit moment wordt reeds bedrijfsruimte verhuurd aan een aannemer/timmerbedrijf. Nu en in de toekomst zal sprake zijn van activiteiten met een zeer beperkte overlast voor de omgeving (maximaal bedrijfscategorie 2). Met de opbrengst van de activiteiten kan de monumentale bebouwing op het perceel worden onderhouden.
In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Montferland, dat in september 2011 is vastgesteld, is een wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering opgenomen. Deze bevoegdheid biedt onder voorwaarden de mogelijkheid om een nieuw bedrijf te vestigen op een (voormalig) agrarisch bouwperceel, waarbij de nieuwe bedrijfsfunctie in de bestaande bedrijfsbebouwing wordt uitgeoefend.
Op 20 december 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente besloten om medewerking te verlenen aan het initiatief en middels de wijzigingsbevoegdheid het plan te wijzigen.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Montferland, aan de Vinkwijk 5 te Zeddam. De ligging van het plangebied is op onderstaande luchtfoto te zien.
Ligging van het plangebied ten noordoosten van Zeddam (bron: Google Earth)
Op onderstaande luchtfoto is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Globale weergave van de begrenzing van het plangebied (bron: provincie Gelderland)
Voor de exacte ligging en begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding die hoort bij dit wijzigingsplan.
De aanvragers hebben hun verzoek gedaan op basis van artikel 5/artikel B van het bestemmingsplan “parapluherziening ruimte voor vernieuwing in het buitengebied”. Uit controle blijkt dat het onderhavige verzoek aan de, in de parapluherziening, gestelde voorwaarden kan voldoen.
Met de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld bij besluit van 29 september 2011, is de parapluherziening echter geen toetsingsgrond meer voor ruimtelijke verzoeken. De voorwaarden voor functieverandering van “agrarisch” naar “werken” uit de voornoemde parapluherziening zijn bijna 1 op 1 overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, dat nu de toetsingsgrond is voor ruimtelijke verzoeken tot functiewijziging in het buitengebied van de gemeente Montferland. Het initiatief past binnen de kaders van de nieuwe wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 3.1.1 wordt hier nader op ingegaan.
Op onderstaande afbeelding is de vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied te zien, zoals die is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Montferland.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied
Het plangebied heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch', waarbij een bouwvlak is opgenomen. Daarnaast kent het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en de gebiedsaanduiding 'Waardevol landschap'.
In het bestemmingsplan is in artikel 43.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor functieverandering naar werken. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid dienen enkele voorwaarden in acht te worden genomen. Het doel is om te komen tot een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit.
Dit wijzigingsplan maakt een functieverandering van agrarisch naar werken juridisch en planologisch mogelijk, door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 43.4. In paragraaf 3.1 wordt nader ingegaan op de toetsing aan de voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid.
Voorliggend wijzigingsplan bevat een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het wijzigingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van thema's als milieu, archeologie, cultuurhistorie etc. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de wijze van bestemmen. Hierin worden de regels nader uitgelegd. Ten slotte komen in het vijfde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.
Het plangebied ligt in het gebied dat door de provincie Gelderland is aangewezen als waardevol landschap Montferland. Dit waardevolle landschap wordt gekenmerkt door de samenhang tussen de hooggelegen stuwwalkern met een grootschalig, gesloten boslandschap, een krans van essen op de hellingen en een ring van dorpen en gehuchten aan de voet van de stuwwal. Het contrast tussen de open essen en de besloten bosgebieden is landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol. Het gebied kenmerkt zich door reliëf, slingerende wegen en zicht vanuit de omgeving op de stuwwal.
Het plangebied ligt op de overgang van het enkdorpenlandschap naar een broekontginningsgebied met strokenverkaveling. Die gehele rand kent een netwerk van houtopstanden, waaronder een singel ten zuidwesten van het plangebied.
Het plangebied ligt net buiten de bebouwde kom, ten noordoosten van de kern Zeddam. Het gaat om een agrarisch bouwperceel waar op dit moment geen sprake meer is van agrarische bedrijfsvoering en waarvan alle bedrijfsgebouwen en de boerderij als gemeentelijk monument zijn aangemerkt.
Zicht op het plangebied vanuit het westen en noordwesten (bron: Google Streetview)
De initiatiefnemers zijn voornemens in het plangebied een bedrijf te vestigen dat (op tijdelijke/projectmatige basis) bedrijfsruimte verhuurt aan derden. Er zal ruimte worden geboden aan bedrijven/activiteiten van maximaal bedrijfscategorie 2
De aanwezige stallen en bedrijfsbebouwing zijn door de gemeente aangemerkt als monument. Doordat er een nieuwe economische functie kan worden gegeven aan deze gebouwen kunnen ze in hun huidige verschijningsvorm blijven bestaan en goed worden benut. Dit sluit aan bij de strategie van 'behoud door ontwikkeling', die door de Nederlandse overheid (zie de Nota Belvedere) wordt nagestreefd.
Er is geen sprake van nieuwbouw, waarmee de positionering van de gebouwen vastligt. Om het geheel beter in de omgeving te laten passen wordt, zoals aangegeven in het inpassingsplan
Ligging van de voorgenomen singel ten zuiden van het plangebied (bron: provincie Gelderland)
De planlocatie ligt, volgens het beeldkwaliteitsplan “Buitengebied”, op de overgang van het enkdorpenlandschap naar een broekontginningsgebied met strokenverkaveling. De overgang tussen beide landschappen wordt gekenmerkt door een netwerk van houtopstanden waar de beoogde inpassing/verevening prima in kan opgaan/bij aan kan sluiten. De locatie ligt op een oude rivierkleigrond (poldervaaggrond KRn1-VI met vrij diepe ontwatering), tegen een kalkloze zandgrond (beekeerdgrond kpZg23-VI met vrij diepe ontwatering) aan.
Qua beplanting is doorzetting van de aanwezige soorten het mooiste, maar qua Potentieel Natuurlijke Vegetatie (PNV) zijn in ieder geval passend:
De beplantingskeuze ziet er als volgt uit:
Boomvormer | Struikvormer | Klimplant |
zomereik | lijsterbes | gewone klimop |
zoetekers | hazelaar | wilde kamperfoelie |
es | eenstijlige meidoorn | |
zwarte els | sleedoorn | |
hondsroos | ||
kardinaalsmuts | ||
wilde liguster |
Voor de aan te leggen beplanting wordt gekozen voor 2 tot 3 jarig bosplantsoen met de maat 60-80 tot 80-100 cm hoogte. Deze struiken en bomen worden handmatig geplant tot een maximale diepte van 30 cm.
Bij voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied. In de wijzigingsbevoegdheid worden voorwaarden genoemd waaraan moet worden getoetst.
De wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering naar werken is opgenomen in artikel 43.4. In het navolgende is artikel 43.4 weergegeven, waarbij na elke voorwaarde toetsing plaats vindt. De tekst met betrekking tot de toetsing is cursief weergegeven.
Tabel 1
Aanduiding | Dagrecreatie, verblijfsrecreatie, zorg en functies die het recreatief routenetwerk versterken | Agrarisch verwante gebiedsgebonden functies | Gebiedsgebonden functies | Niet gebiedsgebonden functies | Verevening |
'ehs - natuur' | 500 m2 (100 m2 bij een woonbestemming) |
- | - | - | 50% oppervlakte reductie van de bebouwing, realisatie van nieuwe natuur met een oppervlak van ten minste de gereduceerde m2 bebouwing en landschappelijke inpassing * |
'ehs - verbindingszone' en 'ehs - verweven' | 750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
500 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
50% oppervlakte reductie van de bebouwing, realisatie van nieuwe natuur met een oppervlak van ten minste de gereduceerde m2 bebouwing en landschappelijke inpassing * |
'waardevol landschap' | 750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
500 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
50% oppervlaktereductie van de bebouwing en landschappelijke inpassing* |
'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied | - | - | - | - | - |
'grondgebonden landbouw' | 750 m2*** (100 m2 bij een woonbestemming) |
750 m2*** (100 m2 bij een woonbestemming) |
750 m2*** (100 m2 bij een woonbestemming) |
500 m2*** (100 m2 bij een woonbestemming) |
50% oppervlaktereductie van de bebouwing en landschappelijke inpassing* |
'overige gronden' | 750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
750 m2** (100 m2 bij een woonbestemming) | 750 m2
(100 m2 bij een woonbestemming) |
500 m2
(100 m2 bijeen woonbestemming) |
50% oppervlaktereductie van de bebouwing en landschappelijke inpassing* |
* | indien sprake is van monumentale gebouwen en deze in gebruik worden genomen ten behoeve van de functie, dan wordt de vereveningsbijdrage gevormd door de instandhouding van deze gebouwen. In dat geval is tevens een oppervlakte toegestaan ter grootte van de omvang van deze gebouwen. |
** | geen verevening noodzakelijk. Alle gebouwen kunnen worden omgezet naar de bedrijfsfunctie indien sprake is van een agrarisch bouwvlak. Indien reeds sprake is van een woonbestemming dan moet verevening plaatsvinden met 50%, aangezien in dat geval een kwalitatief mindere situatie ontstaat. |
*** | voor alle omzettingen geldt een zware motiveringsplicht ten aanzien van het voorkomen van het opwerpen van belemmeringen voor de landbouw die het primaat heeft in het gebied. |
Het plan voorziet in een wijziging van de agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming op de locatie Vinkwijk 5 in Zeddam. Op deze locatie bevindt zich bebouwing die als gemeentelijk monument is aangewezen. Deze bebouwing blijft behouden. Het plan voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn in de wijzigingsbevoegdheid van het moederplan.
Ten behoeve van het aantonen van de haalbaarheid van dit plan is onderzoek verricht naar de milieuaspecten zoals aangegeven in de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid (bodem, geluid, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, luchtkwaliteit, geurhinder). Deze paragraaf geeft de resultaten van de haalbaarheidstoets weer.
Algemeen
Voordat een bestemmings-, of wijzigingsplan kan worden vastgesteld, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Door Econsultancy is in mei 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd
Deellocaties bodemonderzoek (bron: Econsultancy)
Het bodemonderzoek is conform de geldende richtlijnen uitgevoerd en gerapporteerd. Het rapport kon derhalve worden beoordeeld.
De volgende deellocaties zijn onderscheiden en onderzocht:
Conclusie
De verontreiniging met minerale olie bij de vroeger aanwezige bovengrondse dieselolietank met afleverplaats (deellocatie A) is dusdanig gering dat verdere maatregelen niet noodzakelijk zijn. Voor het overige zijn, behoudens wat puin in de ondergrond bij de voormalige ondergrondse dieselolietank, geen bijzonderheden naar voren gekomen. Een nader wordt niet noodzakelijk geacht.
Gelet op de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging ter plaatse.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone, ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.
De planlocatie is gelegen aan de Vinkwijk/Holthuizerstraat en op 180 meter van de rondweg om Zeddam. Deze wegen zijn verhard met asfalt. Op de Vinkwijk geldt tot aan de grens van de bebouwde kom een maximale snelheid van 30 km/uur en daarna een maximale snelheid van 80 km/uur. In de directe omgeving, binnen een straal van 250 meter van het plangebied, zijn geen andere voor wegverkeerslawaai relevante wegen gelegen. De wegen aan de kant van de bebouwde kom vallen allemaal binnen de 30 km/uur zone. Voor wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur of woonerven is geen geluidszone voor wegverkeerslawaai van toepassing.
De straal van 250 meter is gebaseerd op de breedte van de geluidszone van een weg in het buitenstedelijk gebied, met 1 of 2 rijstroken. Voor de wegen binnen de cirkel van 250 meter geldt dat deze al aanwezig zijn, evenals de geluidsgevoelige objecten daarlangs, inclusief de bedrijfswoning aan de Vinkwijk 5. Artikel 76, lid 3 van de Wgh geeft aan dat indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is, het eerste en tweede lid van artikel 76 niet gelden met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Gelet het voorgaande kan worden geconcludeerd dat wegverkeerslawaai geen belemmering vormt bij de planologische procedure.
Geluidsoverlast vanaf het plangebied
Binnen het plangebied bevindt zich een bedrijfswoning. In de om te vormen vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen zullen maximaal werkzaamheden met een hinderafstand voor geluid van 30 meter (categorie 2) worden uitgevoerd. In de directe omgeving (50 tot 100 meter) bevinden zich geen bedrijven met grote geluidsbronnen. Op ongeveer 60 meter van de planlocatie ligt een sportveldencomplex, waarvoor de grootste afstand 50 meter is. Op ongeveer 200 meter van het plangebied bevindt zich een restaurant/zalencentrum, waarvoor de grootste afstand 10 meter is. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is en er sprake zal zijn van een deugdelijk woon en leefklimaat.
De bedrijfsactiviteiten/werkzaamheden vinden hoofdzakelijk plaats binnen de gebouwen. Sporadisch zullen werkzaamheden buiten worden verricht. In elk geval zullen maximaal bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 worden toegestaan. De hierbij behorende hinderafstand voor geluid is 30 meter en het dichtstbijzijnde mogelijk hindergevoelige object bevindt zich minstens 40 meter van de bedrijfswoning/de bestemmingsgrens en op minstens 60 meter van het meest nabije bedrijfsgebouw. Geluid levert in deze zin dus geen planologische belemmering op.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Het externe veiligheidsbeleid is erop gericht te voorkomen dat activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden op locaties die te dicht bij gevoelige bestemmingen liggen, zoals woningen en ziekenhuizen. Dat kunnen bedrijven zijn die risicovolle activiteiten verrichten en die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen, zoals LPG-stations en bedrijven die veel chemicaliën opslaan. Verder kunnen dat transportroutes zijn waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd (via de weg, per spoor, via het water) en buisleidingen (b.v. aardgasleidingen). Uit het oogpunt van externe veiligheid dient een veiligheidsafstand in acht te worden genomen tussen de risicovolle activiteit en omliggende functies.
Uitsnede van de risicokaart (bron: provincie Gelderland)
Uit de risicokaart van de provincie Gelderland volgt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle functies (inrichtingen, buisleidingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen) aanwezig zijn die een gevaar opleveren voor de volksgezondheid.
De dichtst bij gelegen risicovolle functie is een aardgasleiding van de Gasunie (rode stippellijn) op ruim 1 kilometer ten oosten van de planlocatie. Gasleidingen vallen onder het op 1 januari 2010 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De hier bedoelde buisleiding heeft een PR 10-6 contour van 0 meter en een invloedsgebied (gebied tussen risicobron en de 1% letaliteitgrens) van 140 meter. Gelet op de afstand tussen het plangebied en de buisleiding en/of de 1% letaliteitsgrens daarvan is er hier geen sprake van een externe veiligheidsrisico.
De Risicokaart van de provincie Gelderland vermeldt verder geen bijzonderheden voor de onderhavige locatie.
Conclusie
Op het gebied van Externe Veiligheid is er dus geen sprake van een belemmering voor deze functieverandering.
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Er wordt dus gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functie gerealiseerd wordt. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Externe werking
In de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) zijn richtlijnen vastgelegd voor hinderafstanden. Uitgangspunt in de richtlijnen is “functiescheiding waar het moet, functiemenging waar het kan”. Voor de inventarisatie van in de omgeving van het adres Vinkwijk 5 in Zeddam aanwezige bedrijven/inrichtingen is uitgegaan van een zeer ruime contour (200 meter) rond het (voormalige) agrarische bouwperceel van de Vinkwijk 5. In relatie tot de richtlijnen uit de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” geldt een hinderafstand van 200 meter voor bedrijven/inrichtingen van milieucategorie 4.1. in deze omgeving is echter geen bedrijf van deze categorie aanwezig.
Omliggende bedrijven/inrichtingen:
Adres | Soort bedrijf/inrichting | Afstand tot Vinkwijk 5 | VNG-Richtafstand |
Sportvelden Zeddam, Vinkwijk 6 | Veldsportcomplex | +/- 60 meter | 50 meter |
NBOI B.V., Vinkwijk 7 | Overige specialistische zakelijke dienstverlening (overige zakelijke dienstverlening: kantoren) | +/- 85 meter | 10 meter |
Procosol B.V., Vinkwijk 7 | Technisch speur- en ontwikkelingswerk (overige zakelijke dienstverlening: kantoren) | +/- 85 meter | 10 meter |
HB Technical Solution Zeddam, Vinkwijk 9 | Ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies (overige zakelijke dienstverlening: kantoren) | +/- 110 meter | 10 meter |
Interne werking
Het toekomstige bedrijf aan de Vinkwijk 5 krijgt door de beoogde bestemmingswijziging een bedrijfsbestemming, waarbinnen maximaal een bedrijf van de milieucategorie 2 kan worden toegestaan. Hiervoor geldt als grootste afstand tot naburige functies een afstand van 30 meter. Binnen een afstand van 30 meter van de bebouwing in het plangebied bevinden zich geen bedrijven en geen functies die voor milieuhinder gevoelig zijn, zoals woningen.
Door uitvoering te geven aan de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering van agrarisch naar werken ontstaan er voor en/of door omliggende bedrijven en functies dus geen belemmeringen in milieuhygiënische/-technische zin.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor deze functieverandering.
Alle ontwikkelingen van de afgelopen jaren op het gebied van luchtkwaliteit hebben geleid tot een aanpassing van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteitseisen. Daarnaast zijn het Besluit en de Regeling “Niet In Betekenende Mate bijdrage” op 15 november 2007 in werking getreden. De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. In Nederland zijn meer dan 5000 ruimtelijke projecten. Slechts zo'n 150 daarvan verslechteren de luchtkwaliteit 'in betekenende mate'.
Kleine projecten, die de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' verslechteren, worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor de realisering van het project, óók niet in overschrijdingsgebieden (gebieden met te veel luchtvervuiling).
Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. De 3%-norm betekent concreet:
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
Met behulp van de 'NIBM-tool juni 2011' is een berekening gemaakt. In het worst-case scenario, waarbij wordt uitgegaan van 10 extra vervoersbewegingen, waarvan 20% door vrachtverkeer, blijkt dat de bijdrage niet in betekende mate is.
Het initiatief betreft de bestemmingswijziging van een bestaand boerenerf in zijn geheel naar een bedrijfsbestemming met bedrijfswoning. Geconcludeerd wordt dat wat betreft de luchtkwaliteit er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het bouwproject.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet worden gewaarborgd dat sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat op plaatsen waar het vestigen van een (geur)gevoelig object
Voor het aspect geur van veehouderijen moet een toets op grond van de 'Wet geurhinder en veehouderij' (Wgv) worden uitgevoerd. De geplande geurgevoelige objecten moeten zijn gelegen buiten de (wettelijk geldende) geurcontouren en vaste afstandscontouren van de aanwezige veehouderijen.
Hierbij moet worden uitgegaan van de omvang van de veestapel volgens de verleende vergunning of ingediende melding. Uit jurisprudentie
In het plangebied was sprake van een agrarisch bedrijf met dieren. Deze activiteiten waren reeds beëindigd, maar zullen na de planologische procedure ook blijvend be-eindigd worden. De mogelijkheid om dieren te huisvesten wordt door wijziging van de bestemming van 'Agrarisch' naar 'Werken' beperkt tot het hobbymatig houden van dieren. Bij het beoogde gebruik is geen sprake meer van geurhinder. Ten opzichte van de planologische mogelijkheden in de bestaande situatie is daarmee sprake van een verbetering van het bestaande woon-, leef- en werkklimaat in de omgeving.
Op grond van artikel 3 lid 2 onder b jo. 14 lid 3 Wgv komt de nieuwe bestemming aan de Vinkwijk 5 niet meer geurbescherming toe dan deze locatie in de bestaande situatie had. Er geldt daarmee een afstand van 50 meter tussen het geurgevoelige object (de woning aan Vinkwijk 5) en de rand van enig agrarisch bouwperceel. Diezelfde afstand geldt, op grond van artikel 4, lid 1 onder b Wgv, ook als vaste afstand tussen een geurgevoelig object en veehouderijen waar dieren worden gehouden waarvoor niet bij Ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld.
Ten opzichte van agrarische veehouderijbedrijven in de omgeving is deze afstand ruimschoots aanwezig. Hieruit volgt dat deze agrarische bedrijven door de onderhavige bestemmingswijziging niet extra in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd. De afstand van 50 meter op basis van artikel 4, lid 1 onder b zegt overigens ook dat er voor wat betreft vaste afstanden tot veehouderijen sprake is van een acceptabel woon-, werk- en leefklimaat.
Met betrekking tot diercategorieën waarvoor wel een geuremissiefactor is vastgesteld, geldt op grond van het document “20120511 Geurhinderonderzoek WP Vinkwijk 5 Zeddam” (zie bijlage 3) dat op dit moment sprake is van een 'zeer goed' leefklimaat en dat dit voor de toekomst hoogstens kan verslechteren naar een 'goed' leefklimaat. De conclusie is dat er voor wat betreft geurhinder van veehouderijbedrijven op de planlocatie Vinkwijk 5 in Zeddam sprake is van een zeer acceptabel tot goed woon-, leef- en werkklimaat.
Conclusie
Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het plangebied ligt in het gebied 'Hoog Nederland'. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. De belangrijkste wateropgaven voor dit gebied zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en grondwaterkwaliteit.
Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in het Waterbeheerplan 2010-2015 haar nieuwe beleid vermeld. Dit plan is opgesteld in samenwerking met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. Dit plan is per 1 januari 2010 in werking getreden.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
In artikel 3.1.6 van de Bro is aangegeven dat in de toelichting van een bestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema's worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven.
Beschrijving van het watersysteem in het plangebied
Het plangebied heeft volgens de provinciale wateratlas de volgende kenmerken:
Het plangebied is aangesloten op het rioleringsstelsel van Zeddam. Hemelwater/dakwater zal afstromen naar bermsloten. Van daaruit infiltreert het naar het grondwater of stroomt het oppervlakkig af via de waterschapswatergang “Padevoort”.
De watertoetstabel met relevante en niet-relevante waterhuishoudkundige thema's
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit | |
Veiligheid | 1 | Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) | Nee | 2 |
2 | Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee | 2 | |
Riolering en Afvalwaterketen | 1 | Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? | Nee | 2 |
2 | Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? | Nee | 1 | |
3 | Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Nee | 1 | |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1 | Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? | Nee | 2 |
2 | Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? | Nee | 1 | |
3 | Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Nee | 1 | |
4 | In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Ja | 1 | |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1 | Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee | 1 |
Grondwateroverlast | 1 | Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? | Nee | 1 |
2 | Is in het plangebied sprake van kwel? | Nee | 1 | |
3 | Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? | Nee | 1 | |
Grondwaterkwaliteit | 1 | Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1 | Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? | Ja | 1 |
2 | Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee | 2 | |
Volksgezondheid | 1 | In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? | Nee | 1 |
2 | Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee | 1 | |
Natte natuur | 1 | Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? | Nee | 2 |
2 | Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Nee | 2 | |
3 | Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? | Nee | 1 | |
4 | Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee | 1 | |
Verdroging | 1 | Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1 | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1 | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig thema (verkorte watertoets)
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, dient eerst een onderzoek uitgevoerd te worden in het kader van de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en eventuele andere betrokken natuurregelgeving.
Onderzoeksbureau Econsultancy heeft in opdracht van de initiatiefnemers een quickscan flora en fauna uitgevoerd aan de Vinkwijk 5 te Zeddam in de gemeente Montferland (zie bijlage 4)
Voorgenomen ingreep
Met behulp van een bestemmingsplanwijziging zal de bestaande situatie, waarbij een van de schuren wordt verhuurd aan een kleine aannemer/timmerbedrijf, worden gelegaliseerd door de bestemming op het adres Vinkwijk 5 te wijzigen van 'Agrarisch' naar 'Werken'. Uit het quickscanrapport komt verder naar voren dat de initiatienemers van plan zijn de mestkelder te verwijderen.
Waarnemingen en te verwachten soorten
De beplanting op de onderzoekslocatie biedt onderkomen aan algemene broedvogels. Het gebruik van de onderzoekslocatie door steenuil is niet uit te sluiten. De woonboerderij wordt gebruikt als roestplaats van een torenvalk. Een deel van de bebouwing is geschikt als verblijfplaats van vleermuissoorten zoals de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. Het habitat op de onderzoekslocatie is geschikt voor steenmarter. Van de soort zijn oude sporen aangetroffen. Mogelijk dat zich in de niet geïnspecteerde delen van de onderzoekslocatie een vaste rust- of verblijfplaats bevind. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.
Maatregelen ter voorkoming van overtreding van de Flora- en faunawet
Er vinden door of vanwege de bestemmingswijziging geen ingrepen plaats die zouden kunnen leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet, aangezien er sprake is van voortzetting van het huidige/bestaande gebruik. Het eventueel verwijderen de mestkelder zal niet tot overtreding van de Flora- en faunawet leiden. Mocht er in de toekomst sprake zijn van ingrepen zoals sloop en verbouw dan zijn er mogelijk wel maatregelen noodzakelijk om overtreding ten aanzien van vleermuizen, broedvogels of steenmarter te voorkomen. De zolderruimte boven de timmerwerkplaats is voor vogels en vleermuizen bereikbaar via een kapot raam. Het vervangen van het raam kan er toe leiden dat er overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden.
Algemene zorgplicht
Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijk dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. Er zijn in het kader van de algemene zorgplicht geen speciale maatregelen nodig.
Gebiedsbescherming
De EHS zal niet worden aangetast door de bestemmingswijziging van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.
Noodzaak tot nader onderzoek
Nader onderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen wordt bij continuering van het huidige/bestaande gebruik niet noodzakelijk geacht. Indien er in de toekomst sprake is van sloop of verbouw, of het vervangen van het raam op de zolder van de timerwerkplaats, dan zal nader onderzoek moeten uitwijzen of er sprake is van aanwezigheid van vleermuizen, steenuil of steenmarter op de onderzoekslocatie.
Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c
Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfsplaatsen is niet aan de orde.
Conclusie
Op basis van de quickscan flora en fauna zijn er (vanuit de Flora- en faunawet en overige vigerende natuurwetgeving) geen belemmeringen voor de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan in het plangebied.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart met het plangebied in het blauwe kader
Alle opstallen op het boerenerf zijn per 18 juni 2002 aangemerkt als gemeentelijk monument. Alle gebouwen op het erf blijven bij deze functiewijziging in hun huidige vorm behouden. Slechts het inpandige gebruik van de aanwezige gebouwen wijzigt. Door dit nieuwe gebruik kan de monumentale bebouwing in het plangebied behouden blijven. Er is daarmee sprake van 'behoud door ontwikkeling', een belangrijk uitgangspunt van de Nederlandse overheid met betrekking tot de bescherming van cultuurhistorisch erfgoed.
Buiten de bebouwing herbergt het plangebied geen cultuurhistorische waarden. Het plangebied grenst wel direct aan enkele historische wegen en in de directe nabijheid van het plangebied liggen een historische havezate en een andere boerderij die is aangemerkt als monument.
Conclusie
Het plan draagt bij aan het behoud van monumentale bebouwing in het plangebied en heeft geen nadelige effecten op cultuurhistorische elementen in de omgeving van het plangebied. Het aspect cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Uitsnede Archeologische maatregelenkaart met het plangebied in het rode kader
De gehele boerderij is op 18 juni 2002 tot gemeentelijk monument verklaard. Met dit plan wordt niets op of aan boerderij of het erf verbouwd, wel wordt de bestemming gewijzigd van 'agrarisch' naar 'werken'. Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan (Buitengebied Montferland) in een zone met de dubbelbestemming Waarde - Archeologische Verwachting 1 (op de archeologische maatregelenkaart 'AWV5'). Bij een bestemmingswijziging waarbij bodemingrepen of sloopwerkzaamheden plaats zouden vinden, zou er daarom een archeologisch 'Inventariserend Veldonderzoek' (IVO) moeten worden uitgevoerd. Bij de onderhavige bestemmingswijziging is dat echter niet het geval. Enkel de bestemming wordt gewijzigd, opdat de bestaande gebouwen kunnen worden gebruikt ten behoeve van een bedrijfsbestemming. Er hoeft op dit moment dus geen onderzoek te worden uitgevoerd. Bij de bestemmingswijziging blijft de archeologische dubbelbestemming behouden.
Mocht er in de toekomst een omgevingsvergunning voor bouwen of het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden worden aangevraagd dan moet ten behoeve van deze aanvraag alsnog een onderzoek worden uitgevoerd. In dit onderzoek moet de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld. Op basis van de uitkomsten van het inventariserend veldonderzoek kan het bevoegd gezag nadere voorwaarden aan de gevraagde omgevingsvergunning verbinden om de aanwezige waarden te beschermen.
Heersend verkeersbeeld
Voor dit plan is het van belang aan te tonen dat het verkeer vanwege het plangebied kan worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Volgens de Raad van State is dit het geval op het moment dat het aan- en afrijdende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag nog niet dan wel niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevinden.
Aan de Vinkwijk en andere wegen in de omgeving zijn vooral woningen gelegen waarvan de bewoners per adres één of meer auto's hebben. Deze verkeersbelasting is in iedere buurt 'standaard' en hierop zijn de wegen berekend.
Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied enkele kleine (advies-) bedrijven en een sportveldencomplex met kantine. De bedrijven hebben mogelijk een of meer werknemers die met de auto naar het werk komen. Het sportveldencomplex trekt meer verkeer aan; wekelijks zijn er trainingen en wedstrijden waarvoor in ieder geval een deel van de deelnemers met de auto aanreist. De kantine wordt bevoorraad door een horecagroothandel, met behulp van een vrachtwagen. Dit verkeer tezamen maakt al deel uit van het heersende verkeersbeeld ter plaatse.
Verkeer vanwege het plangebied
Op dit moment verhuren de eigenaars van Vinkwijk 5 ruimte aan een aannemersbedrijf dat ter plaatse keuken- en interieurbouwwerkzaamheden uitvoert. In de toekomst zal bedrijfsruimte aan soortgelijke functies worden verhuurd. Door aanlevering van materialen, aan- en afrijden van personeel en afvoer van de gemaakte producten leidt deze functie tot extra verkeer op de Vinkwijk en omgeving. De werkzaamheden ter plaatse zijn niet continu, er is niet noodzakelijkerwijs sprake van een wekelijks gebruik van de locatie.
Het perceel aan de Vinkwijk 5 wordt via de bestaande in-/uitritten op de Vinkwijk en de wegen in de omgeving ontsloten. Het extra verkeer als gevolg van de bedrijfsbestemming kan vanwege de aard en hoeveelheid zonder problemen worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld van de Vinkwijk.
Werknemers en leveranciers van het grootste deel van het materieel komen met eigen busjes en aanhangers of een kleine vrachtauto. Deze worden op het erf geparkeerd. Hooguit één keer per 2/3 maanden bezorgt een vrachtwagen grotere platen voor de keukenbouw. Ook deze vrachtwagen kan op het erf parkeren, laden en lossen. Ook voor eventuele andere activiteiten die in de toekomst in het plangebied mogelijk kunnen worden gemaakt bevindt zich op het erf voldoende parkeergelegenheid.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
De ontwikkeling van het onderhavige plan is een particulier initiatief. De initiatiefnemer neemt dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten voor zijn rekening. Middels de gemeentelijke legesverordening zullen de kosten voor het opstellen van een wijzigingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Voor de gemeente Montferland zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van dit project geen kosten en/of financiële risico's verbonden.
De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Montferland. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om onder voorwaarden een functieverandering naar werken mogelijk te maken.
De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan.
Een en ander betekent, onder meer, dat de regels van het moederplan (Buitengebied) van toepassing zijn op de nieuwe ontwikkeling.
Vanwege het belang van het behoud van de monumentale bebouwing in het plangebied is specifiek voor dit plan (in afwijking van de bouwregels bij de bestemming Bedrijf in het moederplan) geregeld dat uitsluitend de bestaande gebouwen zijn toegestaan. Van herbouw en/of nieuwbouw kan alleen sprake zijn als gebouwen als gevolg van een calamiteit teniet zijn gegaan.
De gronden binnen het plangebied die niet ten behoeve van het bedrijf worden gebruikt, houden de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is echter geen bouwvlak meer opgenomen.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en de gebiedsaanduiding 'Waardevol landschap', die in het moederplan aan het plangebied zijn toegekend, zijn in dit wijzigingsplan eveneens opgenomen. De agrarische bestemming en de aanduiding 'Waardevol landschap' tezamen maken de aanleg van de gewenste groenstrook in het zuiden van het plangebied mogelijk.
De bijbehorende verbeelding sluit aan op de systematiek van het moederplan.
Voor een inhoudelijke beschrijving van de Agrarische bestemming en de gebiedsaanduidingen wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied.
Het ontwerp-wijzigingsplan "Buitengebied, wijziging Vinkwijk 5" heeft vanaf 20 september 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan het college van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
Onder het 'wijzigingsplan' wordt verstaan:
'Buitengebied, wijziging Vinkwijk 5' van de gemeente Montferland, de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.wplgbgbalgvinkwyk5-va01 met de bijbehorende regels.
Dit wijzigingsplan wijzigt de verbeelding van het bestemmingsplan '
De regels van het bestemmingsplan '
Dit wijzigingsplan kan worden aangehaald als 'Buitengebied, wijziging Vinkwijk 5' van de gemeente Montferland.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland op 4 december 2012.
De burgemeester, De secretaris,
…………………… ………………