De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
De voorliggende notitie vormt de planologisch-juridische regeling voor de bouw van een woning aan de Eltenseweg in Stokkum, gemeente Montferland. De gewenste ontwikkeling wijkt af van hetgeen op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2000 herziening 2002' van de voormalige gemeente Bergh is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk om het initiatief mogelijk te maken.
Kadastraal staat de projectlocatie bekend als gemeente Bergh, sectie F, nummer 2578. Het nieuw te bouwen woonhuis zal zich bevinden naast de bestaande woning Eltenseweg 9 en tegenover de woning Eltenseweg 12. De planlocatie wordt op onderstaande luchtfoto aangeduid.
De projectlocatie, gelegen aan de Eltenseweg naast nummer 9
In het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2000 herziening 2002', vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Bergh op 19 februari 2004, zijn gronden in kwestie aangeduid met de bestemming 'Agrarisch gebied'. Het bouwen van een woning op deze gronden is niet toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de uitvoering van het initiatief mogelijk te maken.
Een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan.
De kern Stokkum bevindt zich tussen 's Heerenberg en het Bergherbos. De kern van het dorp wordt begrensd door de Eltenseweg, de Gildestraat en de Pastoor van Sonsbeeckstraat. Een uitzondering hierop vormt de recente woonbebouwing aan de Hagelcruijsweg, aan de noordkant van het dorp. Langs de uitvalswegen van Stokkum en tussen Stokkum en 's Heerenberg is agrarische en landelijke bebouwing aanwezig.
De projectlocatie is gelegen aan de westelijke rand van Stokkum op korte afstand van het Bergherbos. Daar waar de Eltenseweg het Bergherbos binnengaat liggen een tweetal campings. Zuidelijk van de planlocatie, aan de Voorthuizerweg, is sprake van een kleinschalig bebouwingscluster van vrijstaande woningen. Op korte afstand van de planlocatie bevinden zich een aantal agrarische bedrijven. Oostelijk van de locatie ligt een sportterrein. De perceelsgrenzen in de directe omgeving van de planlocatie zijn beplant met houtwallen en bosschages. Ook langs de Eltenseweg en de Voorthuizerweg is beplanting aanwezig.
Stokkum en de projectlocatie, gelegen tussen 's Heerenberg (rechts) en het Bergherbos (links in beeld).
De locatie waar gebouwd wordt is in de huidige situatie onverhard en in gebruik als grasland c.q. weideveld. De beoogde bouwkavel grenst aan de achterzijde aan de gronden behorende tot de woning aan de Voorthuizerweg 2.
Dwarsdoorsnede van de nieuwe woning (indicatief)
De initiatiefnemer is voornemens tot de bouw van een vrijstaande woning in één bouwlaag en een kap. De oppervlakte bedraagt circa 8,0 x 15,0 meter. De goothoogte en nokhoogte bedragen circa 3,84 meter respectievelijk 9,00 meter. Bovenstaande tekening geeft een schematische weergave van het ontwerp.
De woning is georiënteerd op de Eltenseweg. De voorgevelrooilijn bevindt zich op circa 6,0 meter uit de perceelsgrens. Aan de overige zijdes blijft een strook van 3,0 meter uit de perceelsgrens vrij van bebouwing. Het perceel wordt ontsloten op de Eltenseweg. Op eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om in de parkeerbehoefte te voorzien.
De aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden getoetst aan de regels en de verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan.
In de hierna volgende paragrafen worden de verschillende relevante ruimtelijke beleidsdocumenten van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente beschreven. Deze beleidsstukken geven het gewenste beleid in hoofdlijnen weer en bevatten specifieke aanwijzingen voor een kleinschalige ontwikkeling zoals de bouw van een enkele woning.
De Nota Ruimte bevat de visie van de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte geeft aan dat de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten gestimuleerd moet worden. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Dit houdt in dat nieuwe bebouwing geconcentreerd in bestaand bebouwd gebied of aansluitend op bestaand bebouwd gebied tot stand dient te komen.
Het project past binnen de kaders van de Nota Ruimte, omdat het nieuwe woonhuis aan de Eltenseweg wordt gerealiseerd in aansluiting op het bestaande stedelijke gebied.
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor alle verschillende functies in de wetenschap dat het beschikbare oppervlak beperkt is. In de woningbouw zal, meer dan in het verleden, aandacht moeten zijn voor de kwaliteit van het woningaanbod. Het gaat niet alleen om de aantallen, maar ook om de behoefte wat betreft doelgroep, prijsklasse, huur/koop, voorzieningen of omgevingskwaliteit. De woningmarkt is steeds meer regionaal en om beter aan te kunnen sluiten bij de gewenste kwaliteiten geeft de provincie alleen indicaties voor de bouwopgave op regionaal niveau en niet per gemeente.
De provincie vraagt gemeenten eerst en vooral te kijken naar de mogelijkheden die het bestaand bebouwd gebied heeft. Door vernieuwing en herstructurering (inbreiding) kan extra beslag op de nog open ruimte (uitbreiding) beperkt blijven. Door fysieke aanpassingen kan ook de kwaliteit van de leefomgeving en de openbare ruimte worden verbeterd.
Een ander beleidsdoel is om het aanbod aan woningen en woonmilieus goed aan te laten sluiten bij de voorkeuren van de bewoners. Er is vooral behoefte aan woningen voor ouderen en starters en aan landelijke en centrumstedelijke woonmilieus. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
Het plangebied is gelegen in het provinciale Waardevol landschap Montferland. Het provinciale beleid voor waardevolle landschappen is opgenomen in paragraaf 2.12 van de structuurvisie. Binnen waardevolle landschappen geldt de 'Ja, mits'-benadering. Dit betekent dat bestemmingswijziging is toegestaan als daarmee de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. Deze kernkwaliteiten zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten waardevolle landschappen' (2006). Voor het betreffende deelgebied gelden de volgende kernkwaliteiten:
Het plangebied ligt aan het reeds deels bebouwde lint langs de Eltenseweg, en binnendoor groen afgeschermde gronden in de hoek van de Eltenseweg en de Voorthuizerweg. Van zicht op de stuwwal is geen sprake. Gelet op de kleinschalige schaal en aard van de ontwikkeling worden de kernkwaliteiten van het gebied niet aangetast. De ontwikkeling van 1 vrijstaande woning maakt geen verdergaande inbreuk op het waardevol landschap.
Het Regionaal Plan van de stadsregio Arnhem-Nijmegen geeft de hoofdlijnen weer voor het ruimtelijke beleid voor de regio. De komende jaren wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, internationale concurrerende regio Arnhem-Nijmegen. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor 'het goede leven': het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen.
Hoofdstuk 4 van het Regionaal Plan beschrijft de gewenste kwaliteitsimpuls in stad en land. De leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de dorpen zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt. De aanhoudende vraag naar landelijke woonmilieus kan grotendeels worden opgevangen door inbreiding en uitbreiding in de dorpen. Daarbij dient wel aandacht geschonken te worden aan de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de regio.
Het regionale woonbeleid voor de dorpen en kleine kernen in de stadsregio voorziet daarom in het waarborgen van de ruimtelijke variatie en identiteit. De ontwikkeling van de dorpen vraagt om maatwerk en moet aansluiten op de karakteristieken van de historisch gegroeide dorpsstructuur, bewoningsvorm en het landschap.
Het project past binnen de kaders van het Regionaal Plan omdat de planlocatie aan de Eltenseweg is gelegen binnen de in het Regionaal Plan vastgestelde woningbouwcontour. Er is sprake van een kleinschalige inbreidingslocatie waarbij voor wat betreft schaal en vormgeving van de nieuwbouw wordt aangesloten op de reeds aanwezige dorpsbebouwing. Bij de realisatie van het plan dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de regio.
Deze beleidsnotitie 'woningbouw op inbreidingslocaties' van de gemeente Montferland heeft betrekking op woningbouwinitiatieven van particulieren op inbreidingslocaties. De gemeente bepaalt zelf het aantal nieuwbouwwoningen dat aan de woningvoorraad wordt toegevoegd. De nieuwbouw van woningen beperkt zich tot de gebieden vallend binnen de zogeheten woningbouwcontouren. Woningbouw binnen de woningbouwcontouren past niet altijd binnen het bestemmingsplan, waardoor een planologische procedure moet worden gevolgd om het bouwen van de woning mogelijk te maken.
De beleidsnotitie beschrijft de randvoorwaarden en criteria waaraan inbreidingsplannen moeten voldoen. Allereerst geldt als voorwaarde dat het project niet in strijd mag zijn met relevante wetgeving op het gebied van onder meer water, natuur, milieu, geluid en luchtkwaliteit. De toetsingscriteria zijn gesplitst in voorwaarden ten aanzien van de omgeving, en voorwaarden ten aanzien van de kavel c.q. nieuwe woning zelf.
Toetsingscriteria ten aanzien van de omgeving
Een verzoek om het bouwen van een extra woning of een verzoek om woningsplitsing op een inbreidingslocatie moet aan de volgende criteria voldoen:
1.Verdichting is niet mogelijk op kavels gelegen aan de rand van de bebouwde kom, in het overgangsgebied tussen het stedelijk gebied en het landelijk gebied, tenzij de locatie grenst aan een gebied vallende binnen de woningbouwcontour dat zich kenmerkt door overwegend woningbouw;
2. Verdichting is niet mogelijk indien de ruimtelijke structuur onevenredig in het nadeel van omwonenden uitpakt. Hierbij gaat het onder meer om bezonning en privacy. Bij het indienen van een verzoek, zal moeten worden aangegeven hoe met deze aspecten wordt omgegaan. Dit betekent in elk geval dat het niet mogelijk is om een extra woning te bouwen die ligt achter bestaande woningen. De woning dient te worden gerealiseerd in de voorgevelrooilijn van bestaande woningen (zie ook paragraaf 3.3.);
3. Verdichting is niet mogelijk indien dit leidt tot aantasting van de aanwezige groenstructuur en aanwezige open ruimte. Van aantasting van de groenstructuur en open ruimte is zonder meer sprake als het kavel/perceel in het bestemmingsplan (voorschriften dan wel plantoelichting) is opgenomen als groene dan wel open locatie;
4. Verdichting is niet mogelijk indien het te bebouwen perceel een andere (openbare) functie heeft die niet verloren mag gaan, dit ter beoordeling aan de vakafdelingen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om percelen met een verkeerskundige functie (zoals parkeerplaatsen) dan wel een openbare functie (zoals pleinen en speelplekken);
5. Verdichting is niet mogelijk indien de nieuwe of te splitsen woning hinder ondervindt van aanwezige bedrijvigheid en vice versa. Uitgangspunt zijn de afstanden zoals gehanteerd in het handboek van de VNG "Bedrijven en Milieuzonering". Dit boek geeft per categorie bedrijvigheid aan, welke afstand tussen het bedrijf en woningen minimaal bewaart dient te blijven. Indien het verzoek een splitsing of bouw van een woning betreft in de directe nabijheid van een bedrijf of bedrijventerrein, worden deze afstanden in acht genomen. Indien aan deze afstanden niet wordt voldaan, wordt het verzoek afgewezen;
6. Indien in een bestemmingsplan aan gronden een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen inhoudt, behorende tot een bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken, is rond betrokken terreinen een zone vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Er wordt geen medewerking verleend aan de bouw en splitsing van woningen op locaties gelegen binnen een dergelijke zone;
7. Verdichting is niet mogelijk op locaties die liggen in de geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh) waarbij de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel wordt overschreden tenzij door Gedeputeerde Staten van Gelderland een verzoek om hogere grenswaarde wordt gehonoreerd;
8. De nieuwe of te splitsen woning dient rechtstreeks ontsloten te worden op de openbare weg. Het is niet mogelijk indirect te ontsluiten op de openbare weg, waarbij wordt gedoeld op ontsluiting via de oprit van een andere woning, dus waarbij ontsluiting plaatsvindt tussen twee bestaande woningen door;
9. De nieuwe of te splitsen woning dient bereikbaar te zijn voor hulpdiensten. Dit is ter beoordeling van de betrokken afdelingen (brandweer, Openbare Werken);
10. Er dient sprake te zijn van aansluiting op het bestaande volkshuisvestelijk beleid, hetgeen betekent dat de woningen geschikt zijn voor starters en/of ouderen. Dit betekent dat de nieuwe of gesplitste woning levensloopbestendig dient te zijn.
Toetsingscriteria ten aanzien van de nieuw te bouwen woning
1. Wat betreft bebouwing moet worden voldaan aan de voorschriften van de woonbestemming uit het ter plaatse vigerende bestemmingsplan, waaronder de afstand tot de perceelsgrens en de bouwhoogtes;
2. De nieuw te bouwen woning dient in de denkbeeldig verlengde voorgevelrooilijn van de hoofdbebouwing van de naastliggende woningen te worden opgericht;
3. De bebouwing kan wat betreft afmetingen niet groter zijn dan de afmeting van de bebouwing op de direct aangrenzende percelen. Er dient aansluiting te worden gezocht bij de planvoorschriften en kenmerken van de omringende woonbebouwing;
4. De inhoud van de nieuw te bouwen woningen dient minimaal 400 m³ te bedragen.
5. Bij de bouw van een vrijstaande woning dient het perceel/de kavel een minimale oppervlakte te hebben van 400 m²;
6. Bij de bouw van een twee-onder-één-kapwoning dient het perceel/ de kavel van elke woning een minimale oppervlakte te hebben van 250 m²;
7. De voorgevel van de nieuw te bouwen woning(en) dient minimaal 6 meter breed te zijn, waarbij de ter plaatse vigerende bestemmingsplanbepalingen van de woonbestemming ten aanzien van de afstand tot de zijdelingse perceelgrens onverminderd van toepassing blijven;
8. De diepte van de nieuw te bouwen woning(en) is maximaal de helft van de totale kavel/perceeldiepte, waarbij de bepalingen van de woonbestemming van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan onverminderd van toepassing blijven;
9. Bij de realisering van de extra woning zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezigheid van kabels en leidingen. Indien kabels en/of leidingen moeten worden verlegd/aangepast/verwijderd, komen alle daarbij behorende kosten voor rekening van de aanvrager/ontwikkelaar;
10. Er dient voldoende parkeergelegenheid te zijn op eigen terrein, dit betekent dat voor elke nieuw gebouwde woning er minimaal één parkeerplaats op eigen terrein aanwezig moet zijn. Daarnaast bepaalt de vakafdeling hoeveel parkeerplaatsen aanvullend nodig zijn om de uit de ontwikkeling voortkomende parkeerdruk op te vangen;
11. De woning dient te voldoen aan de eisen van de welstandsnota.
De gemeente Montferland heeft in juni 2009 besloten medewerking te willen verlenen aan het onderhavige bouwplan. Het initiatief ligt binnen de woningbouwcontour en het verzoek voldoet aan de uitgangspunten en randvoorwaarden van de beleidsnotitie, met betrekking tot de minimale perceel- en woningoppervlakte, voorgevelbreedte, inhoudsmaat en afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen. De contouren van de woning vallen bovendien niet binnen milieuhindercirkels.
Het project levert binnen de in dit hoofdstuk geformuleerde beleidskaders geen nadelige effecten voor de omgeving op. Het project past echter niet binnen het juridische kader van het vigerende bestemmingsplan.
Diverse wetten en beleidsregels schrijven voor dat er nader onderzoek gedaan moet worden naar de effecten van een voorgestelde ruimtelijke ingreep. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de diverse onderzoeken weergegeven. Achtereenvolgens komen aan bod:
Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de monumentenzorg is het verplicht om de archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, met name bij plannen waarbij bodemverstorende werkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden moeten blijven en niet aangetast mogen worden.
De projectlocatie heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. In december 2009 is opdracht gegeven tot het uitvoeren van een verkennend archeologisch onderzoek. De onderzoeksresultaten worden onderstaand beknopt verwoord. Het onderzoek is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek voor het plangebied een middelmatige verwachting voor het aantreffen van archeologische overblijfselen uit (hoofdzakelijk) de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied evenwel geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een intacte archeologische vindplaats aangetroffen.
Conclusie
Gezien de onderzoeksresultaten en de voorgenomen ingrepen in het plangebied is geconcludeerd dat bij de uitvoering hiervan naar alle waarschijnlijkheid geen archeologische waarden zullen worden verstoord. Op basis hiervan wordt aanbevolen om geen aanvullend archeologisch vooronderzoek te laten verrichten en het plangebied vrij te geven.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS) verplicht.
Voor de vaststelling van een bestemmingsplan dient in verband met de uitvoering van het project een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodem- en grondwaterkwaliteit voor de gronden waarop de uitbreiding wordt gerealiseerd. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodem- en grondwater-kwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde uitbreiding.
In december 2009 is opdracht gegeven tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. De onderzoeksresultaten worden onderstaand beknopt verwoord. Het onderzoek is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de locatie onderzocht dient te worden volgens de strategie 'onverdacht (ONV)'. De onderzoekshypothese luidt dat de locatie niet verontreinigd is.
De bodem van de planlocatie bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk grindig, zwak tot sterk siltig, matig fijn tot matig grof zand. De bovengrond is bovendien matig humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak tot matig leem- en keienhoudend. Ter plaatse van het noordelijke deel van de onderzoekslocatie komen in de ondergrond zwak tot sterk zandige leemlagen voor. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.
Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geen een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
De bovengrond van het zuidelijk terreindeel is licht verontreinigd met PCB. De ondergrond is licht verontreinigd met kobalt en PCB. Voor de lichte PCB- en kobaltverontreiniging heeft Econsultancy geen verklaring. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Conclusie
De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie als onverdacht kan worden beschouwd wordt op basis van de onderzoeksresultaten niet geheel bevestigd. Gelet op de aard en de mate van verontreiniging wordt geconcludeerd dat er géén milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de bestemmingswijziging en de nieuwbouw van het woonhuis.
Opgemerkt wordt dat voor vrijkomende grond binnen dit gebied de regels van Actief Bodembeheer (bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan) en/of het Besluit bodemkwaliteit gelden.
Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht geworden voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan. Dit betekent dat de ruimtelijke onderbouwing een waterparagraaf dient te bevatten waarin de waterhuishoudkundige situatie wordt beschreven en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding worden verwoord.
Waterbeleid
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder andere aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren" staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter vastgehouden te worden.
De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, juni 2008) hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer opnieuw afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wro.
Beschrijving van het watersysteem in het plangebied
De oppervlakte van de projectlocatie bedraagt ongeveer 1.700 m2. De locatie waar gebouwd wordt is in de huidige situatie onverhard en in gebruik als grasland c.q. weideveld. Ter plaatse van de projectlocatie bevindt zich geen oppervlaktewater. De bodem is zandig en het grondwaterpeil ligt vrij diep (±4m -mv).
De watertoetstabel met relevante en niet-relevante waterhuishoudkundige thema's
Thema | Toetsvraag | Relevant a |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Ja / Nee Ja / Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Ja / Nee |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Ja / Nee Ja / Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Ja / Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
Ja / Nee Ja / Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja / Nee Ja / Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Ja / Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Ja / Nee |
Riolering en Afvalwaterketen
De ontwikkeling heeft een toename van het afvalwater tot gevolg. Ten behoeve van de afvoer van het huishoudelijke afvalwater wordt er een aansluiting gemaakt van het huis op het bestaande rioolstelsel. Regenwater wordt niet afgevoerd via het riool, maar wordt afgekoppeld. Bij de realisering van het plan dient aangegeven te worden hoe er met het hemelwater omgegaan wordt.
Wateroverlast
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met circa 200 m2. Het hemelwaterwater dat op de daken en overige verhardingen valt kan op het perceel worden geïnfiltreerd, zonder dat er kans op wateroverlast bestaat. Dit afgekoppelde regenwater wordt volgens de trits vasthouden-bergen-afvoeren behandeld. Bij de realisering van het plan dient aangegeven te worden hoe er met hemelwater omgegaan wordt. Bij de uitvoering van het project mogen geen uitlogende materialen gebruikt worden.
De Flora en Faunawet schrijft voor dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen beschreven moet worden wat de gevolgen zijn voor flora en fauna. De wet bepaalt dat bij een ruimtelijke ingreep geen schade wordt toegebracht aan beschermde planten- en diersoorten. Duidelijk moet worden gemaakt dat er geen beschermde diersoorten worden verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. In bepaalde gevallen kan ontheffing van de wet worden verleend, met name wanneer het aantasten van een aantal individuen geen gevolgen heeft voor "de gunstige staat van instandhouding van de soort".
De locatie is in de huidige situatie onverhard en in de directe omgeving zijn diverse houtwallen en houtsingels aanwezig. Het plangebied ligt op circa 200 meter afstand tot het Bergherbos (EHS natuur) en op circa 400 meter afstand van een EHS verbindingszone. De Gelderse Poort (Natura 2000-gebied) bevindt zich op circa 5 kilometer afstand. Aangetoond dient te worden dat met het initiatief geen natuurwaarden worden verstoord.
In december 2009 heeft hiertoe een natuurtoets plaatsgevonden. Het bijbehorende rapport is als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd. De conclusie van het onderzoek kan als volgt worden samengevat.
Conclusie
Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen. Er zijn geen nesten of sporen van nesten van vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen (bijvoorbeeld steenuil) aangetroffen. Er bevinden zich op de locatie ook geen geschikte objecten om er nesten in te bouwen.
Verder zijn er ook geen beschermde zoogdieren aangetroffen. Ook zijn er geen objecten waar beschermde soorten kunnen verblijven. Hetzelfde geldt ten aanzien van vleermuizen. Het terrein heeft een open karakter en is ook niet geschikt als jachtgebied voor deze dieren. Ten slotte vormt het gebied ook geen goed leefgebied voor amfibieën, reptielen en ongewervelden.
Geconcludeerd wordt dat aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is. Wel wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen (tussen 15 maart en 15 juli) te starten.
Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast.
De beoogde ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van één vrijstaande woning. De verkeersafwikkeling op de omliggende wegen, alsmede de parkeerbalans ter plaatse komen hiermee niet in het geding. Op eigen terrein is voldoende ruimte om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.
Het perceel zal worden ontsloten middels een inrit/uitrit aan de Eltenseweg, zoals ook de omliggende woningen op de Eltenseweg zijn aangesloten.
Om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen schrijft de Wet geluidhinder voor dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai.
De maximumsnelheid op de Eltenseweg is 30 km/u. De weg heeft geen zone in de zin van de Wet geluidhinder(Wgh). Aangezien de Eltenseweg ter plaatste van de projectlocatie is voorzien van klinkerverharding en de nieuwe woning binnen 18 meter van de weg wordt gebouwd, is het echter waarschijnlijk dat de 48 dB(A)-contour wordt overschreden. In het kader van de bouwvergunning zal nader akoestisch onderzoek plaatsvinden.
Het Besluit luchtkwaliteit is in november 2007 ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling in de Wet Milieubeheer, bekend onder de naam Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. In de nieuwe wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Volgens het Besluit NIBM (VROM, 31-10-07) draagt een project niet in betekende mate bij, zolang de toename van de concentratie fijn stof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt. Deze toename wordt pas bereikt bij een grootschalig woningbouwproject.
Het initiatief betreft de bouw van één vrijstaande woning. Geconcludeerd wordt dat wat betreft de luchtkwaliteit er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het project op de projectlocatie.
Het externe veiligheidsbeleid is erop gericht te voorkomen dat er activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden op locaties die te dicht bij gevoelige bestemmingen liggen. Bedrijven die risicovolle activiteiten verrichten dicht bij woningen, ziekenhuizen, scholen of winkels vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dit zijn bijvoorbeeld LPG-stations en bedrijven die veel chemicaliën opslaan. Uit oogpunt van externe veiligheid dient een veiligheidsafstand in acht te worden genomen tussen de risicovolle activiteit en omliggende functies.
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle functies (inrichtingen, (buis)leidingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen) aanwezig die een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. De Risicokaart van de provincie Gelderland vermeldt geen bijzonderheden voor de onderhavige locatie.
Een uitsnede van de Risicokaart Gelderland
Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies.
Bedrijven
In het kader van het project aan de Eltenseweg zijn mogelijke hindercontouren ten aanzien van bestaande bedrijvigheid in kaart gebracht. In de omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen maar ook (agrarische) bedrijven.
Sonsbeeckstraat 51 (Montferland Serres)
Aan de Sonsbeeckstraat 51 is een bedrijf gevestigd die serres bouwt/fabriceert van aluminium, kunststof en glas. Het perceel is als bedrijf bestemd in het bestemmingsplan 'Kernen 2007'. Op de locatie zijn bedrijven toegestaan in categorie 1 en 2. Het gevestigde serrebouwbedrijf komt het meeste overeen met categorie 'aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. <1000 m²' uit de VNG-richtafstandenlijst. Uit het handboek van de VNG blijkt dat bij dit categorie 2 bedrijf een minimale afstand dient te worden bewaard van 30 meter tussen het bedrijf en de woning. Hieraan wordt voldaan.
St. Isidorusstraat 15 (rundveehouderij)
Volgens de VNG-richtafstandenlijst geldt voor rundveehouderijen een minimale afstand van 100 meter tot woonbebouwing. Hieraan wordt voldaan. De afstand van de planlocatie tot de grens van het perceel St. Isidorusstraat bedraagt meer dan 200 meter.
Heuvelstraat 5 (Klomp Installatietechniek)
Klomp installatietechniek komt het meest overeen met de categorie 'aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. <1000 m²' uit de VNG-richtafstandenlijst. Dit is een categorie 2-bedrijf met een minimale afstand van 30 meter tot woonbebouwing. Hieraan wordt voldaan. De afstand van de planlocatie tot de grens van het perceel Heuvelstraat 5 is meer dan 150 meter.
Sportvelden
In nabijheid van de planlocatie bevindt zich aan de Eltenseweg een sportterrein. Veldsportcomplexen hebben een minimale afstand van 50 meter (geluid). De planlocatie bevindt zich op meer dan 50 meter van het sportveld. Volgens de GGD-richtlijn verdient een object zoals een sportveld 'extra aandacht' in de planvorming.
Geurhinder
In de omgeving van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd. Het gaat om een bedrijf in serrebouw aan de Sonsbeeckstraat 15 en een bedrijf in installatietechniek aan de Heuvelstraat 5. Voor beide bedrijven geldt een grootste minimale afstand van 30 meter tot woonbebouwing (geluid). Er wordt voldaan aan de minimale afstanden uit de VNG-richtafstandenlijst
Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf bevindt zich aan de St. Isidorusstraat 15. De afstand tussen de planlocatie en het bedrijf bedraagt meer dan 200 meter. Andere rundveehouderijen in de omgeving bevinden zich op nog grotere afstand: de locatie Oosterbroekweg 4 (rund- en schapenouderij) op 300 m ten zuidoosten van de planlocatie en de 's Heerenbergseweg 1 (rundveehouderij) op 460 meter ten oosten van de planlocatie.
Voor rundveehouderijen is geen geuremissiefactor vastgesteld. In dit geval kan een afstand van 100 meter tussen aan agrarisch bedrijf en een geurgevoelig object zoals een woning binnen de bebouwde kom. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.
Voor geurhinder mag worden uitgegaan van de kaart 'Achtergrondbelasting huidig'. Op basis van deze kaart geldt ter plaatste van de planlocatie een 'zeer goed' leefklimaat.
Gebleken is dat de nieuwe woning zich niet binnen een aanwezige milieuzone bevindt. De vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening geadviseerde richtafstanden voor geur en/of geluid worden niet overschreden. Geconcludeerd wordt dan ook dat wat betreft de bedrijven en milieuzonering er geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de beoogde bouw van de woning.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid.
Bij dit plan hoort één verbeelding. De verbeelding is eenvoudig van opzet. Dit bevordert de inzichtelijkheid, handhaafbaarheid en de rechtszekerheid bij de beoordeling van bouwplannen.
De onderscheiden bestemmingen zijn:
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
Inleidende regels
De inleidende regels omvatten een beschrijving van de gebruikte begrippen en afkortingen (art. 1) en de wijze van meten (art. 2).
Bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elk bestemmingsartikel is, overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (uitgave 2008), in beginsel opgebouwd uit:
De bestemming “Tuin”
De gronden binnen de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor (voor)tuinen, erven en terreinen. Er is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor aan- en uitbouwen en andere bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De bestemming “Wonen”
Binnen de bestemming “Wonen” mag de woning (het hoofdgebouw), al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep, gebouwd worden. De woning dient binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gerealiseerd te worden. De maximale bouw- en goothoogte zijn respectievelijk 9 en 4 meter. In de bestemming wonen, maar buiten het bouwvlak, mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen gerealiseerd worden. De totale oppervlakte hiervan is afhankelijk van de grootte van het gebied waar deze gebouwen gerealiseerd mogen worden. De bouw- en goothoogte van een aanbouw, bijgebouw of overkapping bedraagt respectievelijk maximaal 4 en 5 meter.
Algemene regels
In de algemene regels van het plan zijn de volgende algemene regels opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
In de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende bouwvergunning of een mededeling op een meldingsplichtig bouwwerk is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels staat beschreven voor welke situaties Het bevoegd gezag kan afwijken van het bestemmingsplan. Voorbeelden hiervan zijn:
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding wijzigen onder voorwaarde dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven
Algemene procedureregels
In de algemene procedureregels wordt aangegeven dat bij de afwijking van het bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd moet worden.
Overgangs- en slotregels
In het plan zijn de volgende overgangs- en slotregels opgenomen.
Overgangsrecht
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.
Slotregel
De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan. De titel luidt: Bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2011-1 (Eltenseweg 7-9 Stokkum).
Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden, omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Montferland komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
In het kader van het vooroverleg, als bedoeld in art. 3.1.1, sub 1, van het Besluit ruimtelijke ordening is het advies ingewonnen bij de provincie Gelderland.
Het advies van de provicie Gelderland kan als volgt worden samengevat. De reactie van de gemeente is direct daaronder opgenomen.
De provincie merkt op dat voor plannen binnen de stadsregio rekening gehouden dient te worden met zowel het regionale beleid uit het Regionaal Plan als provinciale beleid uit de structuurvisie. De bebouwing wordt weliswaar gerealiseerd binnen de woningbouwcontour, zoals vermeld in het Regionaal Plan, maar er dient voor het gebied ook rekening te worden gehouden met het geldende beleid voor waardevolle landschappen uit het streekplan. Deze laatste opmerkingen over waardevolle landschappen moeten verwerkt worden in de toelichting.
Het advies is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Reactie gemeente
De laatste alinea van paragraaf 3.2 van de toelichting zal met inachtneming van de opmerkingen van de provincie worden vervangen door:
"Het plangebied is gelegen in het provinciale Waardevol landschap Montferland. Het provinciale beleid voor waardevolle landschappen is opgenomen in paragraaf 2.12 van de structuurvisie. Binnen waardevolle landschappen geldt de 'Ja, mits'-benadering. Dit betekent dat bestemmingswijziging is toegestaan als daarmee de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. Deze kernkwaliteiten zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten waardevolle landschappen' (2006). Voor het betreffende deelgebied gelden de volgende kernkwaliteiten:
Het plangebied ligt aan het reeds deels bebouwde lint langs de Eltenseweg, en binnendoor groen afgeschermde gronden in de hoek van de Eltenseweg en de Voorthuizerweg. Van zicht op de stuwwal is geen sprake. Gelet op de kleinschalige schaal en aard van de ontwikkeling worden de kernkwaliteiten van het gebied niet aangetast. De ontwikkeling van 1 vrijstaande woning maakt geen verdergaande inbreuk op het waardevol landschap."
het Bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2011-1 (Eltenseweg 7-9 Stokkum) van de gemeente Montferland;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bpsgskkwoneltenwg-on03 met de bijbehorende regels en bijlage.
een voor bewoning bestemd, ondergeschikt gebouw, met een goothoogte van maximaal 4 m en een hoogte van maximaal 5 m, dat aan een woning is aangebouwd van daaruit rechtstreeks toegankelijk is;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzining, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;
het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bebouwingsvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een gebouw, behorende bij een woning, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet voor bewoning is bestemd, met uitzondering van de bouwlaag boven de begane grond, uitsluitend indien het aan de woning is aangebouwd en vandaaruit rechtstreeks toegankelijk is;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische-massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, uitgezonderd dakkapellen;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
De voor 'Tuin'aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
Op en in de gronden als bedoeld in
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
voor zover de gronden, als bedoeld in
bouwwerken | maximale hoogte |
pergola's | 3 m |
erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 2 m |
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen.
Op en in de gronden als bedoeld in
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken | maximale hoogte |
pergola's | 3 m |
erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 4,5 m |
De gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep mag, in voorkomend geval samen met de oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in lid 4, niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 50 m2.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
Van art.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding, zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid
Lid
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid
Indien het gebruik, bedoeld in lid
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2011-1 (Eltenseweg 7-9 Stokkum).