De gemeente Montferland is voornemens om alle vigerende bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied binnen haar grenzen te actualiseren. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualisering van de bestemmingsplannen voor de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk. Dit bestemmingsplan "kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk" gaat als het onherroepelijk is geworden de ter plekke vigerende bestemmingsplannen vervangen.
De aanleiding om de vigerende plannen te actualiseren is gelegen in het feit dat de plannen voor Loil en Nieuw-Dijk tientallen jaren geleden opgesteld zijn en daardoor sterk verouderd zijn. Het is dringend gewenst om het kaartbeeld weer kloppend te maken met de feitelijke situatie en de regels aan te passen aan de huidige inzichten van rijk, provincie en gemeente. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft immers aan dat een bestemmingsplan om de tien jaar moet worden herzien en dat is dus op een groot deel van de hierboven aangegeven bestemmingsplannen van toepassing.
Daarnaast zijn de bestemmingsplannen door vele (partiële) herzieningen grotendeels uiteengevallen waardoor de samenhang van die plannen niet altijd meer goed kan worden overzien.
De kern Loerbeek maakt op dit moment nog onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Middels deze actualisatie wordt de kern Loerbeek losgekoppeld van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en krijgt het een eigen bestemmingsplan.
De Wro bevat onder meer de volgende elementen:
Het onderhavige bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, dat wil zeggen het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Daarbij rekening gehouden met wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen. Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit plan geldt dat de huidige juridische status van de gronden met name bepalend zijn geweest voor de functietoekenning in onderhavig bestemmingsplan.
Ontwikkelingen
Voorliggend bestemmingsplan neemt een drietal ontwikkelingen mee. Het gaat om de ontwikkelingen op de volgende locaties (zie tevens afbeelding):
globale ligging van ontwikkellocaties
De ontwikkelingen hebben betrekking op vervangende nieuwbouw en toevoeging van nieuwe woningen. Het is een vereiste dat aan deze nieuwe ontwikkelingen goede ruimtelijke planologische alsook milieutechnische beweegredenen en argumenten ten grondslag liggen. Kortom, er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing (motivering). Om deze redenen zijn voor de drie ontwikkellocaties afzonderlijke ruimtelijke onderbouwingen opgesteld, deze ruimtelijke onderbouwingen zijn als losse bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. De titels van de ruimtelijke onderbouwingen zijn als volgt:
overzichtsafbeelding gemeente Montferland, ligging plangebieden
Het plangebied omvat de bebouwde kommen van de drie kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk.
LoerbeekIn Loerbeek gaat het om de kavels aan de Sint Jansgildestraat, de Didamseweg en de Noorder- en Zuidermarkweg. In het gebied komen voornamelijk woningen voor. Verder zijn er in Loerbeek onder andere een partycentrum, een garagebedrijf en een groothandel in eieren aanwezig.
Loil
Het plangebied in Loil wordt begrensd door de Weemstraat, Kloosterstraat en de achterzijden van de kavels aan de Wehlseweg. Naast woningen komen in het gebied ook een kerk, een bibliotheek, winkels, een school, horeca, bedrijven, een sportcomplex en een begraafplaats voor.
Nieuw-Dijk
Het plangebied in Nieuw-Dijk ligt in grote lijnen tussen de Bosstraat en de achterzijden van de kavels aan de Smallestraat. In Nieuw-Dijk gaat het voornamelijk om woningen. Verder zijn er onder andere een school, een kerk, een partycentrum, horeca en een sportpark aanwezig.
Loerbeek
Dit bestemmingsplan voorziet in een integrale herziening van een deel van het “Bestemmingsplan Buitengebied 2000, herziening 2002” – vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Bergh op 19 februari 2004– en diverse partiële herzieningen van dit plan.
Loil
Dit bestemmingsplan voorziet in een integrale herziening van het “Bestemmingsplan LOIL” welk is vastgesteld door de gemeenteraad op 19 oktober 1995 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 februari 1996 –en diverse partiële herzieningen van dit plan. Tevens voorziet het in een integrale herziening van diverse uitbreidingsplannen.
Nieuw-Dijk
Dit bestemmingsplan voorziet in een integrale herziening van het “Bestemmingsplan NIEUW-DIJK” – vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 11 juli 1997. en bestemmingsplan “Nieuw-dijk, Hoek Bosstraat-Meikamerlaan” vastgesteld door de gemeenteraad op 16 december 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 24 mei 1995.
In dit bestemmingsplan wordt eerst een analyse gemaakt van de huidige situatie en wordt onderzocht welke mogelijke ontwikkelingen zich de komende tien jaar binnen het plangebied voor kunnen doen.
Hoofdstuk
In dit bestemmingsplan wordt in principe uitsluitend een nieuwe bestemmingsregeling getroffen voor het bestaand stedelijk gebied in Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk. Binnen de grenzen van het bestemmingsplan zullen zich slechts enkele ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die een directe toetsing aan het rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid behoeven. Voor de nieuwe ontwikkelingen die zich binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan bevinden, zullen, mede afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling in ieder geval moeten passen binnen de hier genoemde beleidskaders.
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening was tot voor kort vastgesteld in de Vierde Nota op de ruimtelijke ordening en tussentijds bijstelling van dit beleid (Vinex, Vinac). Deze nota wordt vervangen door de nieuwe Nota Ruimte. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarin 'ontwikkelingsplanologie', de ruimtelijke hoofdstructuur, een 'basiskwaliteit' en de lagenbenadering een belangrijke rol spelen. Voor zover bekend heeft de Nota Ruimte geen directe relatie met het lokaal beleid voor de onderhavige plangebieden.
Het nieuwe waterbeleid voor de 21ste eeuw anticipeert op veranderingen in het klimaat die zullen leiden tot hogere rivierafvoeren en grotere neerslag. Er kunnen negatieve effecten optreden zoals het toenemen van wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebied, etc. Dat vergt een nieuwe aanpak van het waterbeheer in samenhang met de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen zijn: meer ruimte voor water, waterbewust bouwen en inrichten. De inrichting van de watersystemen wordt dan gebaseerd op drie principes:
Ruimtelijke plannen en besluiten hebben invloed op de waterhuishouding. In een waterparagraaf / watertoets wordt beschreven welke effecten de ruimtelijke plannen op de waterhuishouding hebben. Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht in alle ruimtelijke plannen. In ruimtelijke plannen van gemeenten, provincies, Rijk en waterschappen dient standaard een zogenaamde waterparagraaf te worden opgenomen. De hierin beschreven watertoets heeft als doel de negatieve effecten van plannen en besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten.
De provincie Gelderland heeft op 29 juni 2005 een nieuw Streekplan vastgesteld. In verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is de term 'streekplan vervangen en draagt het Streekplan nu de titel van structuurvisie.
Leidend principe in de visie is: verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. Het streekplan geeft het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de "ruimtelijke hoofdstructuur". Deze "ruimtelijke hoofdstructuur" bestaat uit de volgende onderdelen:
Het provinciaal beleid wordt daardoor met name gericht op het stimuleren van krachtige stedelijke netwerken èn kwaliteitsverbetering van het Gelders landschap. Gebieden die belangrijk zijn voor natuur, water (kwaliteit én veiligheid) en cultuurhistorie krijgen bijzondere aandacht.
Het provinciale KWP 2005-2014 geeft een "ideaal" woningbouwprogramma voor de zes Gelderse regio's, waarmee de woningbehoefte tot 2015 optimaal bediend kan worden en het huidige woningtekort is ingelopen. De afspraken en ambities per regio vloeien voort uit de regionale afstemming van lokale woonprogramma's. In het KWP2 wordt ervan uitgegaan dat de gemeente Montferland onderdeel van de regio Achterhoek is. De gemeente Montferland heeft echter woningbouwafspraken gemaakt met de Stadsregio. Een onderdeel van de afspraken met de Stadsregio is minimaal 50% van de nieuwbouw in de betaalbare huur- en koopsector te laten plaatsvinden. In het KWP2 zijn verder per gemeente afspraken opgenomen over de ontwikkelingsrichting van het lokale woonprogramma.
Uitgangspunt vanuit het eerste kwalitatief woonprogramma (KWP) is dat in de periode 2000 tot 2015 in totaal ca. 120.000 woningen netto aan de voorraad in Gelderland worden toegevoegd.
De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in dit plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio. De stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag. Er worden vier doelstellingen onderscheiden:
In het plan wordt als doel gesteld dat voor iedere (toekomstige) inwoner van de stadsregio een juiste woning beschikbaar is met betrekking tot prijs, eigendomssituatie, aard & type en locatie. Daartoe worden in de periode 2005 - 2010 ten minste 24.600 woningen gebouwd, inclusief de vervangende nieuwbouw voor te slopen woningen. In de periode 2005 - 2010 gelden voor de Stadsregio gemeenten geen beperkingen in het per gemeente aantal te bouwen woningen. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen.
De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen. De kwalitatieve afspraken in de Concessies Wonen voor het totale gemeentelijk bouwprogramma gelden voor het totale aantal nieuwe woningen binnen de op beleidskaart opgenomen 'Contour woningbouw', de hierin opgenomen 'Zoekrichting voor uitbreiding woningbouw' en overige toevoegingen aan de woningvoorraad in het landelijk gebied, inclusief nieuwe woningen door verbouw van bestaande bebouwing.
In 2006 heeft de gemeente Montferland, Woningstichting Bergh en Laris Wonen en Diensten een visie geformuleerd op de woningbouw in de kernen van de gemeente Montferland voor de jaren 2005-2015. Doel van de visie is een goed beeld te krijgen van de woningbehoefte in de gemeente. Niet alleen de aantallen te bouwen woningen is van belang maar ook inzicht in welke woningen (type, prijs, doelgroep) en op welke locatie. In totaal dienen minimaal 1.310 woningen te worden gebouwd. het indicatieve woningbouwprogramma kent mogelijkheden voor de bouw van ruim 1.900 woningen. Deze extra ruimte van circa 600 woningen kan worden ingezet voor de te verwachten snelle groei van de werkgelegenheid en getemporiseerd worden gerealiseerd bij een tegenvallende groei.
De nieuwe woningen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de doorstroming en wooncarrière van inwoners van Montferland. In kwalitatieve zin dienen de woningen te voldoen aan de duurzaamheidsprincipes en flexibel te zijn.
Op 23 april 2009 is de Structuurvisie Montferland vastgesteld. De woningbouwcontouren uit het Regionaal Plan zijn overgenomen in de structuurvisie als 'contour bebouwd gebied'. Binnen deze contouren zijn de regionale regels (woonconcessies) van toepassing.
In de Woningwet is vastgelegd voor welke bouwwerkzaamheden een bouwvergunning nodig is. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is bepaald welke bouwwerken vergunningsvrij zijn en voor welke bouwwerken een bouwvergunning aangevraagd moet worden. Alle vergunningplichtige bouwwerken dienen in principe te worden getoetst aan welstandseisen.
In de 1e wijzigingsnota gemeente Montferland (vastgesteld door de gemeenteraad, 27 november 2008) heeft de gemeente kwaliteitseisen geformuleerd voor alle bouwwerken die de beleving van de openbare omgeving beïnvloeden.
Relatie tussen bestemmingsplan en welstandbeleid
Het bestemmingsplan en de welstandsnota functioneren naast elkaar. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Datgene wat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan. De welstandsnota doet daar uitspraken over. De ruimte die het bestemmingsplan biedt kan door de welstandscriteria gebruikt worden ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Als een bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan, maar het ontwerp te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het gebied, kan een negatief welstandsadvies gegeven worden. Voorwaarde is dan wel dat de welstandsnota daartoe de argumenten levert. Deze argumenten zijn vastgelegd in de zogenaamde gebiedscriteria. Het gaat om gebieden met een samenhang in de verschijningsvorm in de bebouwing.
Voor de kernen worden de volgende gebiedstypologieën onderscheiden:
Er is onderscheid gemaakt in vier welstandsniveaus. Dit onderscheid hangt samen met de mate waarin de bouwaanvragen op redelijke eisen van welstand getoetst worden. De welstandsniveaus variëren in aard van 'welstandsvrij' tot 'bijzonder'.
Voor de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk gelden de volgende gebiedstypologieën en waarderingen:
Naam kern | Omschrijving deelgebied | Waardering | |
Loerbeek | 2c Loerbeek woongebied | gangbaar | |
Loil | 8a Loil lintbebouwing | gandbaar | |
8b Loil woongebied | welstandsluw | ||
Nieuw-Dijk | 9a Nieuw-Dijk lintbebouwing | gangbaar | |
9b Nieuw-Dijk woongebied | welstandsluw |
Ingevolge de Bro 2008 dienen burgemeester en wethouders ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling een onderzoek in te stellen naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen van het plangebied. Dit onderzoek dient mede betrekking te hebben op de uitvoerbaarheid van het plan.
Bij de opstelling van het plan is er in principe van uitgegaan dat de situatie, zoals die zich tot heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Dit betekent dat een uitgebreid onderzoek zoals genoemd in de Bro 2008 eigenlijk achterwege kan blijven. Niettemin wordt het, in verband met een goed begrip voor de planologische regeling, wenselijk geacht om aan een aantal aspecten nader aandacht te schenken.
De gemeente Montferland heeft een oppervlakte van ruim 106 km2 en telt circa 35.000 inwoners. Dit plan omvat de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk. De verdeling over de drie kernen in het onderhavige plangebied is als volgt:
Inwoners per 1 januari 2009* | |
Loerbeek | 497 |
Loil | 1.491 |
Nieuw-Dijk | 1.683 |
*: incl. omringend buitengebied
Loerbeek
In Loerbeek lagen vroeger grote slakkenhopen, afkomstig van primitieve middeleeuwse ijzersmelterijen. De hele weg van Ten Benzel naar de Beekse kerk werd met slakken verhard en werd daarom de Slakweg genoemd. Rond het kruispunt van deze Slakweg met de in 1856 verharde grintweg Zeddam-Didam, de huidige Berkenlaan-Didamseweg, ontstond sinds 1900 het tegenwoordige buurtschap.
Loil
De plaats Loil bestond al in de 12e eeuw. In 1178 wordt de plaatsnaam voor het eerst vermeld. De plek waar nu Loil ligt is echter al veel langer geleden bewoond geweest. Uit vondsten van aardewerkscherven is gebleken dat er in de IJzertijd (= de periode tussen 250 en 50 jaar voor Christus) en de Vroeg en Late Middeleeuwen (tussen 800 en 1500 na Christus) al mensen woonden op de plek waar nu de Kloosterstraat en Kapelstraat liggen. In de 14e eeuw is er sprake van een 'kasteel van Loel', later genaamd het 'goed Loil' of 'Huis Loil'. In 1357 wordt Albrecht Doys van Loel leenman van dit kasteel. Hij krijgt dit leen van Jan graaf van Kleef. Na hem wordt eerst Willem van Bergh de leenman en daarna zijn zoon Oswald van Bergh. Oswald geeft het als achterleen aan Henrick van Loel. Begin 1900 werd het huis Kasteel Tengbergen genoemd. Rond 1920 werd het afgebroken. De omringende gracht werd gedempt met het puin en met de grond van de bult, waarop het kasteel stond. Het omliggende bos werd gekapt.
Huis Loil
De Heerlijkheid Loil bevat ook een windmolen. De windmolen met de bijbehorende rechten behoort in 1457 toe aan de Roeloff van Loel. Die verkoopt de molen en de rechten in dat jaar aan de Heer van Bergh.
Nieuw-Dijk
Het territorium van het huidige Nieuw-Dijk bestond tot 1720 bijna geheel uit eiken- en beukenbossen. Toen de bevolking ging toenemen verdween er steeds meer bos doordat de mensen eenvoudig de bomen gingen kappen en een stukje grond in eigen bezit namen waarop ze dan hun hutten bouwden.
Ten oosten van de Holthuizensestraat stond maar één boerderij en wel de Geulenkamp. Ten westen van de Bosstraat stonden voor 1720 al een aantal boerderijen waaronder de Klauwes Hofstee.
Bij het rooien van de bossen rond 1900 en het in cultuur brengen van de heide vonden de boeren van Nieuw-Dijk vele zogenaamde donderbeitels. Het waren stenen vuistbijlen en hamers van zo'n 2000 jaar voor Christus. De talrijke vondsten wijzen er op, dat de zandgronden in de omgeving van het tegenwoordige Nieuw-Dijk in de steentijd werden bewoond.
In 1957 vonden enkele Nieuw-dijkse jongens bij het graven van een sloot stenen krabbertjes en afvalstukken vuursteen. Ze leverden uiteindelijk het bewijs dat er in de omgeving van de Koningsweg op de grens tussen Nieuw-Dijk en Beek omstreek 2500 jaar voor Christus een nederzetting is geweest.
Loerbeek
Loerbeek is gevormd door verdichting van agrarische bebouwing langs de St. Jansgildestraat en de Didamseweg. Op enkele plaatsen zijn achter het lint woningen gebouwd. Er is geen sprake van enige kernvorming. De bebouwing bestaat uit een mengeling van woningen, boerderijen en bedrijven. De bebouwing is als landelijk te typeren met een grote verscheidenheid aan bouwstijlen. Door de grote voor- en zijtuinen heeft de structuur van Loerbeek een groen karakter. De gevels zijn afwisselend horizontaal en verticaal geleed. De gevelvlakken hebben een compositie met verhoudingsgewijs grote openingen.
Loil
Door verdichting van de oorspronkelijke agrarische bebouwing langs de Wehlseweg is de huidige lintbebouwing ontstaan. Aan de noordzijde van het lint ligt het open landschap met hier en daar doorzichten naar het achterliggende gebied. Aan de zuidzijde van het lint zijn de uitbreidingen van Loil na de oorlog gerealiseerd. Loil heeft een sterk dorps karakter.
De gevelopeningen aan de straatzijde zijn overwegend verticaal in de gevel geplaatst en relatief klein in verhouding tot de gesloten gevelvlakken, waardoor de gevels een gesloten karakter hebben.
De woningen in de woongebieden ten zuiden van de lintbebouwing liggen op kavels van verschillende grootte en in de rooilijn. De grote voortuinen geven een de straten een groen karakter. De rijenwoningen hebben de kap evenwijdig aan de straat, terwijl de kappen van de vrijstaande woningen veelal loodrecht op de straat liggen. De gevelopeningen zijn overwegend horizontaal in de gevel geplaatst. De gevels worden op enkele plaatsen verlevendigd door erkers en verbijzonderingen.
Nieuw-Dijk
De Smallestraat is het oudste deel van Nieuw-Dijk. De lintbebouwing aan deze straat bestaat vooral van woningen, maar ook een kerk, winkels en andere voorzieningen. door de gevarieerde bebouwing en het kaarsrechte karakter wordt de Smallestraat ervaren als de centrale ruimte in Nieuw-Dijk. De lintbebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen op grote kavels. Alle gebouwen zijn met hun voorgevel gericht op de straat, waarbij de gevelopeningen verticaal in de gevel liggen. De gevels hebben een gesloten karakter.
Het woongebied tussen de Smallestraat en de Bosstraat is vooral na de tweede wereldoorlog in een laag tempo bebouwd. Het woongebied bestaat voornamelijk uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. De bebouwing is kleinschalig en heeft een eenvoudige hoofdvorm. De gevelopeningen zijn meestal horizontaal van vorm en relatief groot waardoor de gevels een open karakter hebben.
De raad van de gemeente Montferland heeft op 4 januari 2005 de “Monumentenverordening Montferland 2005” vastgesteld. De gemeente heeft ook een monumentenlijst opgesteld. In alle drie de kernen komen monumenten voor.
Monumenten in Loerbeek:
Adres | Omschrijving | Soort monument | |
Doetinchemseweg 4 | Molenromp en motorhuisje | Gemeentelijk monument | |
Doetinchemseweg 9 | Woonhuis vm. boerderij | Gemeentelijk monument | |
Haspelweg 2 | Boerderij | Gemeentelijk monument |
Monumenten in Loil
Adres | Omschrijving | Soort monument | |
Kloosterstraat 8 | Korenmolen | Rijksmonument | |
Wehlseweg 36 | R.K. kerk | Gemeentelijk monument | |
Wehlseweg 38 | Pastorie R.K. kerk | Gemeentelijk monument |
Monumenten in Nieuw-Dijk
Adres | Omschrijving | Soort monument | |
Smallestraat 35 | R.K. kerk | Gemeentelijk monument | |
Smallestraat 35 | Pastorie met tuinaanleg en Mariakapel | Gemeentelijk monument |
In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan diverse elementen, die van invloed zijn op het functioneren en het ruimtelijk beeld van de drie kernen.
Wonen
Het wonen is de meest dominante functie van de drie kernen. De woningen bestaan hoofdzakelijk uit 1 of 2 woonlagen met kap, relatief weinig seriematige bouw. De bouwkundige kwaliteit van de woningen in de drie kernen is in zijn algemeenheid goed te noemen. Binnen de woningen zijn aan huis gebonden beroepen mogelijk.
Overige voorzieningen
Loerbeek
In het plangebied bevinden zich enkele andere voorzieningen, zoals een school, een partycentrum, garagebedrijf en een kipverwerkingsbedrijf.
Loil
In Loil bevinden zich ook andere voorzieningen zoals een kerk, een bibliotheek, school, peuterspeelzaal, voetbalvereniging, een garagebedrijf, een stoffeerderij en een partycentrum met daarbij een café en slijterij.
Nieuw-Dijk
In de plaats Nieuw-Dijk bevinden zich onder andere, een kerk, een school, sportpark, partycentrum, een café/snackbar, een detailhandel in wonen en enkele kleine bedrijfjes.
Bij de opstelling van een bestemmingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren, belemmeringen opleveren voor de voorgestane ontwikkelingen. In de volgende alinea's, wordt aandacht besteed aan een aantal relevante milieufactoren. Gelet echter op het feit dat het voorliggende plan nauwelijks voorziet in nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden, maar gericht is op het beheer van de bestaande situatie, is het onderzoek naar de milieuhygiënische aspecten beperkt gebleven.
Er dient aandacht te worden besteed aan de volgende punten:
Het onderhavige gebied heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. Wat de aard en de toe te laten bedrijvigheid in een woongebied betreft, wordt uitgegaan van licht milieubelastende bedrijfsactiviteiten (categorie 1- en 2-bedrijven). In woongebieden bevindt zich geen zware bedrijvigheid. Nader - planologisch - ingrijpen is niet aan de orde. Wel is de juridische regeling zodanig opgesteld, dat in de woonomgeving geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen. De bedrijven die in de nabijheid van woningen zijn gelegen zijn daarom specifiek bestemd.
Daarbij geldt, dat de vigerende milieuvergunningen en meldingen, voor zover van toepassing, afdoende moeten worden geacht.
Invloed (agrarische) bedrijvigheid
Binnen het plangebied ligt geen enkel agrarisch bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven gevestigd.
Voor eventuele toekomstige woningbouw geldt dat voorafgaand aan de mogelijke ontwikkeling, waarbij wordt gedacht aan woningbouw, in ieder geval dient te zijn aangetoond dat:
Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai.
Wegverkeerslawaai
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai. Dit onderzoek moet aantonen of er door de uitbreiding sprake is van een reconstructiesituatie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. De breedte van deze zone is afhankelijk van:
In buitenstedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt evenmin indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten (artikel 76, lid 4 Wgh). Op basis hiervan is geluidsonderzoek voor dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk, aangezien er geen ruimte wordt geboden voor nieuwe ontwikkelingen. Mochten er in de toekomst nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dan dient er naar het aspect geluid gekeken te worden.
Met betrekking tot de kwaliteit van bodem en grondwater kan worden opgemerkt dat het onderhavige plan een actualisering betreft. Het bestemmingsplan heeft voornamelijk betrekking op de bestaande situatie. Voor nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen in het plangebied, dient het aspect bodem nader onderzocht te worden.
In Nederland gelden regels voor luchtkwaliteit, deze staan in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Doel van het besluit is mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. De voornaamste bronnen van luchtverontreiniging zijn wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw. Het besluit bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In het besluit wordt aangegeven op welke termijn de normen gelden en gehaald moeten worden en welke bestuursorganen verantwoordelijke zijn voor het halen van die normen.
In artikel 26 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 is vastgelegd dat Burgemeester en Wethouders eenmaal in de drie jaar de plaatsen moet inventariseren waar de bevolking naar hun redelijke verwachting, direct of indirect, kan worden blootgesteld aan luchtverontreiniging door stoffen, die genoemd zijn in het besluit. Volgens de nota van toelichting zijn dit in ieder geval:
Op 10 juli 2007 heeft de gemeente Montferland het rapport "Luchtkwaliteit 2006" vastgesteld. In dit rapport is nagegaan of er sprake is van overschrijdingen van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen in het besluit luchtkwaliteit 2005 voor de luchtverontreinigende stoffen: stikstofdioxide (NO2), koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10) en benzeen (C6H6). In de kernen Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen, en zijn er geen overschrijdingen geconstateerd.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Buisleidingen
In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in 2009 wordt voorzien van een wettelijke basis.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:
Weg
Uit het Anker-rapport "Inventarisatie van EV-risico's bij het vervoer van gevaarlijke stoffen" (2006) blijkt dat de A12, A18 en N335 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat een dergelijke contour voor deze wegen ook niet wordt verwacht.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich in beginsel alleen op de oriëntatiewaarde. Voor een andere benadering is geen plaats, nu zich in principe op elke weg een ongeval met gevaarlijke stoffen kan voordoen en woningen/bedrijven in principe altijd langs een weg zijn gelegen. Van belang is dan ook hoe groot de kans is dat zich op een weg een ongeval met gevaarlijke stoffen voordoet. Nu deze kans, zoals geschetst, kleiner is dan de oriëntatiewaarden en er in Loerbeek, Loil en Nieuw-Dijk nagenoeg geen woningen/bedrijven zullen worden gebouwd, acht de gemeente de ontwikkeling aanvaardbaar vanuit oogpunt van externe veiligheid.
Water
In of bij het plangebied zijn geen vaarwegen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Spoor
De dichtstbijgelegen spoorlijn is het baanvak Arnhem - Winterswijk. Uit het Anker-rapport blijkt dat dit baanvak geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat ook in de toekomst geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico wordt verwacht. Daarmee vormt het baanvak geen aanleiding voor een nadere beschouwing.
Sinds 1 september 2007 is in Nederland nieuwe archeologiewetgeving van kracht (Wet op de archeologische monumentenzorg – Wamz). Deze wet heeft verschillende bestaande wetten gewijzigd, (zoals de Monumentenwet 1988, Woningwet en Wro) en is een juridische vertaling van het Verdrag van Malta, dat in 1992 door Nederland werd ondertekend en uiteindelijk in 2007 werd geïmplementeerd in wetgeving. Voornaamste oogmerk van dit verdrag en de hieraan gekoppelde wettelijke regeling is een betere bescherming van het (Europees) archeologisch erfgoed, als zijnde een onmisbare bron voor de kennis van het verleden.
Het uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten (behoud in situ). Archeologisch materiaal in de bodem is onvervangbaar en daarom kwetsbaar: eenmaal vernietigd, komt het niet meer terug. Opgraven (behoud ex situ), is om die reden een noodoplossing. Na een opgraving is het bodemarchief niet meer te raadplegen in relatie tot zijn context. Het is dus zaak om zuinig te zijn op ondergronds aanwezige archeologische waarden. Behoud ter plekke - in situ dus - stelt het bodemarchief het beste veilig. Dat lukt echter niet altijd omdat de beschikbare ruimte vaak te beperkt is om op een alternatieve plek huizen te bouwen of om een bedrijventerrein ergens anders aan te leggen.
In de afgelopen jaren is er veel gebouwd / aangelegd, waardoor de bodem op veel plaatsen flink verstoord is. In veel van die gevallen heeft er geen onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van belangrijke archeologische waarden in de bodem. Veel is dus ongezien verloren gegaan. De Wamz brengt daar nu verandering in. Bodemverstoringen worden er natuurlijk nog steeds gepland, maar archeologisch vooronderzoek is nu op bepaalde locaties verplicht. Een dergelijk onderzoek moet uitwijzen of er mogelijk belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn. Die informatie leidt dan tot een afweging van belangen en een beslissing over wat de beste manier is om daarmee om te gaan.
Om een juiste afweging hiertoe te verankeren, is in het kader van de ruimtelijke ordening bepaald dat er tijdig gedacht dient te worden aan de mogelijkheid dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn. In de Wamz met doorvertaling in o.a. de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen c.q. bij ontheffingen aangegeven moet worden welke archeologische waarden en verwachtingen zich in de bodem bevinden en hoe hiermee wordt omgegaan. Door middel van een aanlegvergunningenstelsel moeten deze waarden tegen bodemingrepen worden beschermd.
Gelet hierop is het van belang om een op gemeentelijk niveau gedetailleerde archeologische verwachtings- en maatregelenkaart te hebben.
De gemeente Montferland heeft daarom een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart en een cultuurhistorsche waardenkaart vervaardigd, die een gedifferentieerd beeld laten zien van de archeologische verwachting en de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente en die bovendien inzicht biedt in de gaafheid van bodem en reliëf.
Voor de gehele gemeente is dit weergegeven op een “Maatregelenkaart”. De betreffende kaart kan als beleidsadvieskaart worden gebruikt.
Loerbeek
De kern Loerbeek heeft volgens de “Maatregelenkaart” een (middel)hoge verwachtingswaarde (AWV 5). Indien behoud in situ niet mogelijk is, dient voorafgaand aan eventuele planvorming en voorafgaand aan vergunning verlening voor bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een oppervlak van meer dan 100 m² inventariserend archeologisch onderzoek conform de richtlijnen KNA te worden uitgevoerd.
Loil
De kern Loil heeft volgens de “Maatregelenkaart” deels een archeologische waarde (AWG 4, dit betreft de historische kern), deels (middel)hoge archeoloische verwachting (AWV 5) en deels een lage verwachting (AWV 7). Voor de zone van de historische dorpskern geldt dat, indien behoud in de huidige staat niet mogelijk is, bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en een oppervlakte groter dan 30 m2 voorafgaand aan de vergunningverlening, een archeologisch en/of bouwhistorisch bureauonderzoek met eventueel karterend veldonderzoek en/of bouwhistorische opname verplicht is. Voor de (middel)matige verwachtingsgebieden geldt dat Indien behoud in situ niet mogelijk is, voorafgaand aan eventuele planvorming en voorafgaand aan vergunning verlening voor bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een oppervlak van meer dan 100 m² inventariserend archeologisch onderzoek conform de richtlijnen KNA dient te worden uitgevoerd. Voor de gebieden waar een lage verwachtingswaarde geldt, wordt alleen voor terreinen groter dan 2.500 m² onderzoek zinvol geacht.
Nieuw-Dijk
De kern Nieuw-Dijk heeft volgens de “Maatregelenkaart” een klein een (middel)hoge archeologische verwachting (AWV 5) en een klein deel een middelmatige verwachting (AWV 6). Voor het grootste deel heeft de kern een lage verwachting (AWV 7). Voor de hoge en middelmatige verwachtingsgebieden geldt dat Indien behoud in situ niet mogelijk is, voorafgaand aan eventuele planvorming en voorafgaand aan vergunning verlening voor bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een oppervlak van meer dan 100 m² inventariserend archeologisch onderzoek conform de richtlijnen KNA dient te worden uitgevoerd. Voor de gebieden waar een lage verwachtingswaarde geldt, wordt alleen voor bodemingrepen dieper dan 30cm – Mv en een oppervlakte groter dan 2.500 m² onderzoek zinvol geacht.
Voor alle drie de kernen geldt vanwege het conserverend karakter dat alleen bij nieuwe ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het bodemarchief; afhankelijk van de trefkans zal eventueel aanvullend archeologisch onderzoek plaats moeten vinden.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van een samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur: Natura 2000. Twee van de regelingen die deze ecologische hoofdstructuur tot stand moeten brengen én veel gevolgen kunnen hebben voor ruimtelijke plannen zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde vogelsoorten. De Habitatrichtlijn heeft tot doel de habitats van zeldzame planten- en diersoorten te beschermen.
Alle thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur moeten onder de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. De Habitatrichtlijn bevat een lijst met beschermde habitats en soorten. Op basis van deze lijsten is onderzocht welke gebieden van belang zijn voor deze soorten. De ecologisch belangrijke gebieden zijn aangewezen als speciale beschermingszones. Aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden worden juridisch beschermd. Dit betekent dat intensiveringen van het huidige gebruik en nieuwe activiteiten moeten worden beoordeeld op mogelijk schadelijke gevolgen, met inbegrip van de zogeheten externe werking. De bescherming van de gebieden is sinds 1 oktober 2005 vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet.
Het bestemmingsplan heeft voornamelijk betrekking op de bestaande situatie. Voor nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen die in de drie kernen mogelijk worden gemaakt en van invloed zouden kunnen zijn op vogel- en/of habitatrichtlijngebieden en de in het plangebied voorkomende flora en fauna, is afdoende ecologisch onderzoek noodzakelijk. In de regels is voor wat betreft nieuwe ontwikkelingen bepaald dat uit ecologisch onderzoek moet blijken dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van ecologische waarden.
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. Al sinds enige jaren wordt in ruimtelijke plannen aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishouding. Hiervoor wordt het watertoetsproces doorlopen waarbij de conclusies ten aanzien van alle wateraspecten in een waterparagraaf worden beschreven.
In artikel 3.1.1 van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met o.a. de waterschappen. In artikel 3.1.6. van datzelfde besluit is aangegeven dat in de toelichting op een ontwerpbestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
Waterschap Rijn en IJssel is voor de gemeente Montferland voor een groot aantal wateraspecten de aangewezen waterbeheerder waar relevante informatie is te verkrijgen om aan de wettelijke plicht te kunnen voldoen. Het is raadzaam om bij nieuwe ontwikkelingen zo vroeg mogelijk contact met het waterschap op te nemen, zodat zij mee kunnen denken in de voorbereiding van een plan. Waterschap Rijn en IJssel heeft niet alleen een toetsende rol, maar is een mede-overheid die de gemeente op het gebied van water ondersteunt bij nieuwe planontwikkeling. Zij denken mee om mogelijkheden te (onder)zoeken en te benutten zodat de verschillende wateraspecten niet alleen goed en adequaat ingevuld worden, maar ook zodanig dat dit bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit en functioneren van het gebied. Als waterschap en gemeente vroegtijdig overleg voeren en afronden in het stadium voordat het ontwerp-plan ter visie wordt gelegd hebben de gemeente en waterschap gezamenlijk op een goede wijze invulling gegeven aan de verschillende wateraspecten en daarmee voldaan aan de wettelijke eis.
Waterschap Rijn en IJssel heeft een handreiking ontworpen voor het opstellen van de waterparagraaf waardoor het proces voor zowel de opsteller als de toetser vlotter kan verlopen. Met deze handreiking kan een initiatiefnemer zelf relevante wateraspecten in beeld brengen en een waterparagraaf opstellen. Voor meer complexe ontwikkelingen kan deze handreiking voor het waterschap en de initiatiefnemer als leidraad en geheugensteun gelden in het ontwerp-proces. Gezamenlijk wordt er invulling gegeven aan de wateraspecten en kan water een positieve bijdrage leveren aan de leefomgeving. Als er overeenstemming is over de inhoud van de waterparagraaf kan de gemeente de tekst opnemen in de toelichting van het ruimtelijk plan.
Aangezien het bestemmingsplan voornamelijk betrekking heeft op bestaande situaties, behoeft het aspect water niet nader te worden onderzocht. Voor de nieuwe ontwikkelingen wordt middels een ruimtelijke onderbouwing het aspect water nader onderzocht.
Nabij het plangebied van de kern Loil bevindt zich een molen. In verband hiermee moet de windvang van de molen gewaarborgd blijven, ook na realisatie van dit plan. Daarom is gekeken naar de invloed van de molen op de maximale bouwhoogtes voor eventuele nieuwbouw in het plangebied.
De molen is geplaatst op een grondterp van 4 m. Binnen een straal van 100 m rondom de molen mogen obstakels worden opgericht tot maximaal die hoogte (4 m).
De formule voor het bepalen van de maximale bouwhoogte is: H = X/n + c.z of X - n(H - c.z)
Standaard geldt:
H = hoogte obstakel in m (i.c. max. bouwhoogte in bestemmingsplan)
X = afstand obstakel tot molen in m
n = 140 voor open, 75 voor ruw, 50 voor gesloten gebied
c = constante = 0,2
z = askophoogte in m
Bij 90% windreductie geldt: c = constante = 0,3 n = 80 voor open gebied
90% windreductie is acceptabel, omdat de overheersende windrichting zuidwestelijk is, wind uit noordelijke richting komt weinig voor. Het rendement van de molen neemt bij het hanteren van 90% windreductie niet af, aangezien het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard is en de toegestane bouwhoogtes uit de vigerende plannen niet worden overschreden. Van een afname van de huidige windtoevoer is dan ook geen sprake.
In het bestemmingsplan is standaard bepaald dat de maximale bouwhoogte (zonder molenbeschermingszone) op 9 m ligt. De maximale goothoogte is 4 m. In eerste instantie lijkt het er op dat de molenbiotoop niet van toepassing is op het plangebied, omdat het bestemmingsplan de maximale bouwhoogte al voldoende beperkt. Echter, met de algemene ontheffingsbepaling in dit bestemmingsplan om maximaal 10% te mogen afwijken van voorgeschreven hoogtes e.d., is een bouwhoogte van maximaal 9,9 m mogelijk. Om te bepalen op welke afstand deze hoogtelijn ligt, is de formule als volgt ingevuld: X = n(H - c.z).X 9,9 = 80((9,9-3,64) - 0,3 x 16) = 117 m
Op een afstand van 117 m van de molen mag de bouwhoogte 9,9 m bedragen. Uit de verbeelding blijkt, dat binnen deze afstand geen nieuwbouw is gepland. De lijn loopt wel over de bestaande woning Kloosterstraat 5.
Slechts een klein deel van het bouwvlak van de Kloosterstraat 5 zou met toepassing van de 10%-regeling invloed kunnen hebben op de molen. De dichtst bijgelegen bouwmogelijkheid ligt op circa 104 m. De maximale bouwhoogte met toepassing van de formule bovenaan deze bladzijde bedraagt 9,7 m. Dit is hoger dan de bouwhoogte in het bestemmingsplan, maar lager dan de bouwhoogte met toepassing van de 10%-regeling! Voor deze plek zou de 10%-regeling niet mogen gelden, teneinde te voorkomen dat de molen belemmerd wordt in de windvang.
Voor een 7-tal woningen (Kloosterstraat 7a en 7b en Tamboerstraat 13 t/m 21) is daarnaast, conform geldend recht uit het bestemmingsplan 'Loil, 3e uitbreiding, 2e fase', de maximale bouwhoogte beperkt tot 7,3m.
Voor dit kleine stuk plangebied aan de zuidzijde van Loil is de 10% ontheffingsregeling niet van toepassing. De maximale bouwhoogte hier is en blijft 9 m. De hoogte van de bestaande woning valt - indien deze hoger is dan 9 m - onder het overgangsrecht. De bestaande hoogte is een gegeven. Bij vervangende nieuwbouw van deze woning moet echter voldaan worden aan de bepalingen in dit bestemmingsplan (lees: het ontbreken van de 10% vrijstellingsregeling).
Geconcludeerd kan worden dat de maximale bouwhoogtes voor eventuele nieuwbouw in het bestemmingsplan - ook met toepassing van de 10% ontheffingsregeling - voldoende beperkt zijn om de molenbiotoop niet te belemmeren. Dit komt doordat de afstand tussen de nieuwbouw en de molen voldoende groot is. Een aanvullende bescherming van de molenbeschermingszone voor nieuwbouw is dan ook niet nodig. Uitsluitend een klein deel van het perceel Kloosterstraat 5 is in geval van nieuwbouw voorzien van een beperking van de maximale bouwhoogte (i.c. het niet kunnen toepassen van de 10%-regeling).
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
De verbeelding bestaat uit 3 kaartbladen en is getekend op schaal 1 : 1.000. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de kaart met aanduidingen nadere regels aangegeven. De kaart is volgens IMRO 2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners, en is het plan via internet te raadplegen.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten:
De voor de bestemming "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven die deel uit maken van categorie 1 of 2 bedrijven. De bedrijven die niet in deze categorie vallen zijn nader aangeduid.
Binnen deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, uitsluitend in en onder de eerste bouwlaag. Op de bovenverdieping wordt alleen wonen toegestaan.
De bestaande groenstructuur is als zodanig bestemd. Binnen de groenbestemming zijn onder andere speelvoorzieningen, dierenweiden, watergangen en partijen met bijbehorende voorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen toegestaan.
Binnen deze bestemming is horeca B, uitsluitend in en onder de eerste bouwlaag toegestaan. Op de bovenverdieping wordt alleen wonen toegestaan.
Deze bestemming regelt de bestemming van de gronden die thans in gebruik zijn ten behoeve van een aantal uiteenlopende, min of meer openbare functies op sociaal, medisch, cultureel en maatschappelijk gebied. Ter plaatse van de aanduiding “religie” is religie toegestaan.
Deze gronden zijn bestemd voor begraafplaatsen met bijbehorende bouwerken en voorzieningen.
De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen en de daarbij behorende parkeervoorzieningen e.d..
Om de openheid aan de voorzijde van de woningen en het aanzien van de voorgevel van de woningen te behouden, is de bestemming “Tuin” opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt.
De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor woonstraten, pleinen-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen, bermen, groen en speelvoorzieningen.
Voor de bestaande waterstructuur is de bestemming “Water” opgenomen.
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende woningbouw categorieën, te weten: aaneengebouwd, twee-aaneen en vrijstaande woningen. Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde regeling. De toegestane goot- en bouwhoogtes van de hoofdbebouwing wordt in de regels vermeld. Afwijkingen zijn op de kaart weergegeven.
De gronden buiten het bouwvlak maar binnen de woonbestemming zijn de erven waarop de bebouwingsregeling in de regels van toepassing is. De gronden aan de voorzijde van de woningen zijn bestemd als Tuin, zodat deze gronden zoveel mogelijk onbebouwd blijven.
De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ter plaatse van deze aanduiding wordt bepaald wat de maximale bouwhoogte van bouwwerken mag bedragen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing van de bouwhoogte van bouwwerken en beplanting te verlenen.
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan een in dit plan opgenomen ontheffingen.
In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel, Vitens en VROM-Inspectie Regio Oost. Van de vier instanties waar het bestemmingsplan naar toegezonden is, zijn reacties binnengekomen. De reacties zijn hieronder samengevat en van antwoord voorzien. In bijlage 1 van dit bestemmingsplan zijn de gehele vooroverlegreacties van de instanties opgenomen.
Reactie provincie Gelderland
Algemeen
In haar reactie stelt de provincie vast dat het plan voornamelijk actualiserend van aard is. Daarnaast concludeert de provincie dat een deel van het plangebied onderdeel is van het waardevolle landschap Montferland en het overgrote deel van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde kent. Echter geven de bovenstaande aandachtspunten voor de provincie geen aanleiding om hierop aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren.
Molenbiotoop
De provincie ziet ook graag dat voor het deel van het plangebied dat gelegen is binnen de molenbiotoop van de molen 'De Korenbloem' de Gelderse molenverordening het uitgangspunt is. Dit houdt in dat de molenbiotoop niet met de toegepaste norm van 90% maar met de 95%-norm berekend dient worden. Op basis van deze berekening wordt de bouwhoogte in een straal van 117 meter rondom de molen beperkt.
Kleinschalige ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Echter voor een drietal locaties in het plangebied is een kleinschalige ontwikkeling opgenomen. Het betreft hier de locaties:
Voor deze drie ontwikkellocaties is een aparte planprocedure doorlopen in de vorm van drie ruimtelijke onderbouwingen. Hierin zijn de ontwikkelingen onderbouwd en voorzien van de benodigde onderzoeken. De provincie adviseert derhalve om in het bestemmingsplan een kaart op te nemen met daarop aangegeven de drie locaties. Daarnaast adviseert de provincie om in de toelichting te verwijzen naar relevante ruimtelijke onderbouwingen.
Beantwoording gemeente:
De gemeente acht het niet noodzakelijk om de voorgestelde wijziging met betrekking tot de
molenbiotoop over te nemen. Aangezien het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend is,
worden er binnen de molenbiotoop geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De
hoogtebeperkingen uit de geldende bestemmingsplannen worden overgenomen
(bestemmingsplan "Loil, 3e uitbreiding 1e fase", 26 oktober 2001). De ruimtelijk planologische
situatie verslechterd derhalve niet.
Daarnaast is de windrichting ter plaatse overheersend zuidwestelijk. Wind uit noordelijke richting
komt weinig voor. Aangezien het plangebied ten noorden van de molen is gelegen heeft het plan
weinig invloed op de werking van de molen. Zoals in de toelichting (paragraaf 3.10) is
aangegeven wordt hantering van de 90%-norm daarom acceptabel geacht.
De gemeente verwerkt de opmerking aangaande de kleinschalige ontwikkelingen in de toelichting van voorliggend bestemmingsplan. In de toelichting (paragraaf 1.1) is derhalve een afbeelding met daarop de drie desbetreffende locaties opgenomen. Daarnaast wordt hier verwezen naar de bijbehorende ruimtelijke onderbouwingen.
De overige aandachtspunten hebben geen aanleiding gegeven om het bestemmingsplan te wijzigen.
Reactie Waterschap Rijn en IJssel
In haar reactie laat het Waterschap Rijn en IJssel weten geen op- en/of aanmerkingen op het voorontwerp bestemmingsplan en de hierin opgenomen waterparagraaf te hebben.
Beantwoording gemeente:
De reactie van het Waterschap Rijn en IJssel heeft niet geleid tot aanpassingen aan onderhavig
bestemmingsplan.
Reactie Vitens
De Vitens heeft geen op- of aanmerkingen op het plan. Wel geeft Vitens aan dat zich in het plangebied enkele drinkwaterleidingen bevinden. Indien er in de toekomst aanpassingen aan deze drinkwaterleidingen zijn voorzien dient hier vroegtijdig contact over opgenomen te worden.
Samenvattend kan gesteld worden dat het toegezonden voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Beantwoording gemeente:
De reactie van Vitens heeft niet geleid tot aanpassingen aan onderhavig bestemmingsplan.
Reactie VROM-Inspectie Regio Oost
In haar reactie laat de VROM-Inspectie Regio Oost weten geen op- en/of aanmerkingen op het voorontwerp bestemmingsplan te hebben.
Beantwoording gemeente:
De reactie van de VROM-Inspectie Regio Oost heeft niet geleid tot aanpassingen aan onderhavig
bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan zal voor de duur van zes weken ter inzage worden gelegd. Binnen deze periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid om tegen het plan zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. Eventuele zienswijzen worden samengevat en van antwoord voorzien.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het plan voorziet, naast de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies, slechts in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen. Indien nieuwe ontwikkelingen financiële consequenties voor de gemeente hebben, zal de economische haalbaarheid daarvan worden aangetoond.
November 2009
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan kernen Loerbeek - Loil - Nieuw-Dijk van de gemeente Montferland.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bpsgkrnkrnlrblolnd-on01 met de bijbehorende regels.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een voor bewoning bestemd, ondergeschikt gebouw met een goothoogte van maximaal 4 m en een hoogte van maximaal 5 m, dat aan een woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is.
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bebouwingsvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
in de woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, waar een bedrijf, instelling of voorziening is gevestigd, welke woning hoort bij en functioneel gebonden is aan betreffende bedrijf, instelling of voorziening.
de oppervlakte, goothoogte, hoogte, inhoud en plaats en het gebouw, zoals die/dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat althans rechtens mag bestaan.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een gebouw, behorende bij een woning, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet voor bewoning is bestemd, met uitzondering van de bouwlaag boven de begane grond, uitsluitend indien het aan de woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel.
winkelondersteunende horeca, te weten horeca, die deel uitmaakt van winkels of inpandig is gesitueerd in besloten winkels, waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden, en die gericht is op het winkelend publiek.
(eet)cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasseriën, cafetaria's, snackbars en soortgelijke gelegenheden waaronder hotels en partycentra en al of niet in combinatie met elkaar, waaronder in ieder geval niet begrepen: nachtclubs, bardancings en discotheken.
nachtclubs, bardancings en discotheken, al of niet in combinatie met elkaar.
voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen.
een ruimte die blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve aard.
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
bij detailhandel behorende of daaraan verwante dienstverlening, zoals reisbureaus, bankfilialen, kantoren met overwegend een baliefunctie, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's en winkelondersteunende, op een winkelcentrum afgestemde horeca.
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn of hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische-massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, uitgezonderd dakkapellen.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
De voor "
bedrijven: | ter plaatse van de aanduiding: |
landbouwmechanisatiebedrijf | specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf |
eiproducten voedingsmiddelen bedrijf | specifieke vorm van bedrijf - eiproducten voedingsmiddelen bedrijf |
Een en ander met uitzondering van detailhandelsbedrijven, tenzij het betreft detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse voortgebrachte producten.
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten: | 6 m |
pergola's: | 3 m |
overkappingen: | 4 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met een gebouw: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: | 2 m |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van de procedure als vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid
mits daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van de procedure als vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken | 10 m |
luifels | 4 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw |
2 m |
overige erf- of perceelsafscheidingen | 1 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken | 10 m |
luifels | 4 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
vlaggen- en andere masten: | 8 m |
overkappingen en pergola's: | 3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met een gebouw: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: | 2 m |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van de procedure als vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid
mits daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen.
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
vlaggen- en andere masten: | 6 m |
luifels: | 3 m |
terreinafscheidingen: | 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: | 2 m |
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
tribunes: | 5 m |
vlaggen- en andere masten: | 15 m |
overkappingen en pergola's: | 3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met een gebouw: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: | 2 m |
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
pergola's | 3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 2 m |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van ontheffing als bedoeld in sublid
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
De op de plankaart als "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de gronden als bedoeld in lid
De bouwhoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid
woningen
naam aanduiding | bouwwijze |
aaneengebouwd | aaneen, niet-gestapeld |
twee-aan-een | halfvrijstaand of vrijstaand |
vrijstaand | vrijstaand |
bouwwijze | max. diepte |
aaneengebouwd | 10 m |
twee-aan-een | 12 m |
vrijstaand | 15 m |
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
onverminderd het bepaalde onder g;
bouwwerken, geen gebouw zijnde
bouwwerken | max. bouwhoogte |
pergola's | 3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: | 4,5 m |
vloeroppervlakte aan huis gebonden beroep
recreatiewoning
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.
Ten aanzien van handel in koi en koudwatervissen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in koi en koudwatervissen' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van ontheffing als bedoeld in sublid
De voor "
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een vergunning als bedoeld in sublid
Het bepaalde in sublid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in sublid
Ten aanzien van de onder
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
De voor "
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een vergunning als bedoeld in
Het bepaalde onder in sublid
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in sublid
Ten aanzien van de onder
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van:
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Ter plaatse van de aanduiding '
Binnen de in lid
H = X/n + c.z
Waarin:
H = maximale hoogte in m
X = afstand obstakel tot molen in m
n = 80 in m
c = constante = 0,3
z = askophoogte in m
Binnen de in lid
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de utvoering van het werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan:
en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee gehoord wordt de molenbeheerder.
Geen aanlegvergunning is vereist voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het plan:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat op de gronden als bedoeld in artikel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van gronden ter plaatse van de aanduiding "
Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd worden kan krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid
Sublid
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkintreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid
Indien het gebruik, bedoeld in sublid
Sublid
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan kernen Loerbeek - Loil - Nieuw-Dijk.
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
03 | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
032 | Vis- en schaaldierkwekerijen | |||||||||
032 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
101, 102 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
101, 102 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
108 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
102 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1031 | Aardappelprodukten fabrieken: | |||||||||
1031 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |||||||||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 3.1 | 2 | |||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 3.1 | 1 | B | L | |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 2 | |||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||||
16102 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 0 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||||
1712 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||||
1712 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 1 | ||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||
2120 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||
2120 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | B | L |
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
205903 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 3 | B | |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||||
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||||
221102 | - vloeropp. < 100 m² | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | |||
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||||
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | |||||||||
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | |||||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | B | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||||
301, 3315 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
35 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
35 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
35 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
36 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
36 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
41, 42, 43 |
BOUWNIJVERHEID | |||||||||
41, 42, 43 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 3.1 | 1 | B | L |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | ||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 3.1 | 2 | |||
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4635 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | |||||||||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46735 | zand en grind: | |||||||||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
4677 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
466 | Grth in machines en apparaten: | |||||||||
466 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
49 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
494 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
61 | zendinstallaties: | |||||||||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
86 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||||
8891 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
381 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
381 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | B | |
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
382 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | L | ||
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
91041 | Kinderboerderijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
931 | Skelter- en kartbanen, in een hal | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | L | ||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m³ | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
1 | - bovengronds, 2 - 8 m³ | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
2 | niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | |||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ | 10 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
4 | - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau |
- | - | - | 30 | 2 | - | |||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
8 | kunstmest, niet explosief | - | 50 | - | 30 | D | 3.1 | - | ||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
13 | laadschoppen, shovels, bulldozers | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | koelinstallaties freon ca. 300 kW | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
19 | koelinstallaties ammoniak > 400 kg | 0 | 0 | 50 | 50 | 3.1 | 1 | |||
20 | total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
23 | verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | L | ||
24 | vorkheftrucks met verbrandingsmotor | 10 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
28 | vatenspoelinstallaties | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - gas, 2,5 - 75 MW | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, 2,5 - 75 MW | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | stoomwerktuigen | 0 | 0 | 50 | 30 | D | 3.1 | 1 | ||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing