Dit bestemmingsplan beoogt de nieuwbouw mogelijk te maken van veertien woningen op de Zinderberg in Kilder.
In 2007 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Zinderberg' in Kilder vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn maximaal 7 vrijstaande woningen toegestaan (zie afbeelding 1). Dit betreft grote kavels (>1000m2) die het gevolg waren van de ruimte-voor-ruimte regeling die op deze ontwikkeling van toepassing was. Deze grote kavels bleken onverkoopbaar. In overleg met de provincie mocht de ruimte-voor-ruimte regeling hier verlaten worden en is voor het plan een nieuwe verkaveling gemaakt. In de nieuwe opzet is ruimte voor een zestal vrijstaande woningen en acht tweekappers. Om dit planologisch mogelijk te maken zal het ter plaatse geldende bestemmingsplan moeten worden herzien.
Bestemmingsplan Zinderberg 2007
De extra woningbouwkavels kunnen op twee locaties terechtkomen, te weten op de agrarische kavel (op de plaats van de te slopen stallen), of op locaties aansluitend bij bebouwde kommen of op inbreidingslocaties. In geval van de bouw van een extra woning op de kavel zelf wordt geen sloopvergoeding betaald, maar dienen de financiële middelen gehaald te worden uit de verkoop van de bouwkavel. In geval van bouw van de extra woning op locaties bij bebouwde kommen, wordt wel een sloopvergoeding verstrekt door de provincie. Bij de bouw van die woning wordt dan een bedrag afgeroomd, dat weer terugvloeit naar de provincie. Aangezien de sloop waarschijnlijk veel sneller gerealiseerd kan worden, dan de bouw van de nieuwe woningen zal de provincie de sloop van de stallen dus moeten voorfinancieren. De locaties voor extra woningen nabij de kernen worden daarom wel voorfinancieringslocaties genoemd. Voor het bouwen van die extra woningen is ook extra contingent beschikbaar. In overleg met de provincie is de locatie Zinderberg in de kern Kilder naar voren gekomen als mogelijke voorfinancieringslocatie (zie afbeelding 1).
De locatie voor de nieuwe woningen was in eigendom van de eigenaar van Molenweg 17. Deze eigenaar van Molenweg 17 heeft de gronden verkocht aan de gemeente ten behoeve van de bouw van woningen op de voorfinancieringslocatie.
De eigenaar van het voormalige agrarisch bedrijf Molenweg 17 sloopt een deel van de voormalige agrarische bebouwing, te weten de stallen waar voorheen de intensieve veehouderijtak gehuisvest was. In ruil voor de sloop van deze bebouwing mag één woning gerealiseerd worden op het terrein van de voorfinancieringslocatie. In totaal worden maximaal 14 woningen in het plangebied gerealiseerd; zes vrijstaande woningen en 8 half-vrijstaande woningen. Eén bestaande woning aan de zuidwestzijde wordt meegenomen in het bestemmingsplan.
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door een rij vrijstaande en halfvrijstaande woningen aan Het Wijde Veld. Aan de overzijde van de Zinderberg ligt bouwland en op de kruising met de Molenweg een complex gebouwen dat bedrijfsmatig oogt, maar waar het agrarisch gebruik beëindigd is. Aan de oostzijde ligt een agrarisch perceel met een woning aan de Molenweg.
Op onderstaande afbeeldingen zijn respectievelijk de ligging van het plangebied in de omgeving weergegeven en de begrenzing an het plangebied.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
Afbeelding 2: Het plangebied
Het vigerend bestemmingsplan is 'Bestemmingsplan Zinderberg'. Dit plan is vastgesteld op 31 mei 2007. De woningbouwlocatie heeft de bestemming "Wonen", "Verblijfsdoeleinden" en "Groen".
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
De locatie van de nieuwe woningen is gelegen aan de Zinderberg aan de noordrand van Kilder en is driehoekig van vorm.
De Zinderberg is een voor de streek kenmerkend landweggetje, met een breedte van circa 3 m en grasbermen aan weerszijden. De bebouwing eraan keert zich met de voorzijde naar de weg toe, heeft één laag met kap en voegt zich in het landschap door erfbeplanting op de huispercelen. Voor het overige is het landschap leeg, maar de maten zijn niet groot door de verspreid liggende (agrarische) bebouwingsensembles.
De huidige noordelijke dorpsrand manifesteert zich nadrukkelijk door achterzijden van woningen in de rooilijn, opvallende materiaal- en kleurkeuze en ontbreken van afschermende beplanting. De huidige noordelijke dorpsrand wordt gekenmerkt door een harde overgang naar het landelijk gebied.
Binnen de locatie Zinderberg is ruimte voor een zestal vrijstaande woningen en acht tweekappers. De woningen zijn gelegen rondom een groen pleintje, waar gespeeld kan worden en dat tevens benut wordt voor waterberging. Door de groene bermen, de bomen en de hagen op de perceelsgrenzen ontstaat een groene en landelijke sfeer. Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats op eigen erf. Trottoirs ontbreken. Het straatje is doodlopend en eindigt op een voetpad welke een verbinding vormt tussen de kern van Kilder en het buitengebied.
Afbeelding 3: Verkavelingsplan
Het ontwerp gaat uit van nieuwe woningen die zich met hun voorzijde oriënteren op de Zinderberg. Één zijweg (nieuw gedeelte van de weg Zinderberg) ontsluit de woningen op de zuid- en oostzijde van de locatie. De woningen gelegen op de percelen aan de Zinderberg dienen met de voorgevel naar deze weg gekeerd te zijn. De nieuwe woningen komen in een relatief open gebied te liggen en door een gedekte kleurstelling springen de woningen dan minder in het oog. Bij de nieuwbouw dient sprake te zijn van een duidelijk onderscheid tussen de hoofdmassa en de bijgebouwen. Het materiaalgebruik van de aan- en bijgebouwen is gelijk aan dat van het hoofdgebouw. Een wandelpad, naar analogie van de in het gebied voorkomende kerkepaden, verbindt niet alleen Het Wijde Veld met de kruising Zinderberg- Molenweg, maar zorgt er tevens voor dat de nieuwe woonstraten niet als doodlopende weg ervaren worden. Het wandelpad komt te liggen in een strook met aan weerszijden een haag. Deze strook groen vormt een zachte overgang tussen de nieuwe woningen en het agrarisch gebied.
Het profiel van de Zinderberg blijft ongewijzigd: een smalle weg met grasbermen. In deze bermen komen greppels te liggen via welke het hemelwater in de bodem kan infiltreren.
De zijweggetjes hebben eenzelfde profiel. Parkeren vindt plaats op eigen terrein en in de grasbermen.
In het plan zijn zes vrijstaande woningen opgenomen op grote kavels met een groen karakter (de bestaande woning niet meegerekend). De ligging aan de dorpsrand rechtvaardigt woningen met een behoorlijke omvang. Op deze manier wordt een informele en aantrekkelijke dorpsrand gerealiseerd. Er worden acht twee-onder-één-kap woningen gerealiseerd.
De vier woningen aan de Zinderberg kenmerken zich door:
De woningen aan de binnenzijde, het hofje, kenmerken zich door:
De nieuw te bouwen woningen worden ontsloten via de Zinderberg. Hierdoor zal het aantal verkeersbewegingen over de Zinderberg toenemen. Verwacht wordt echter dat deze toename van verkeersbewegingen niet tot een ontoelaatbare overlast zouden kunnen gaan leiden.
Het welstandsbeleid dat voor de kern Kilder is beschreven (welstandsnota 2004 en 1e wijzigingsnota 27 november 2008) is erop gericht het kleinschalige, dorpse karakter te behouden en waar mogelijk te versterken. Het plangebied in Kilder is aangemerkt als welstandsvrij gebied.
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. het vastgelegde beleid vormt het kader voor het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplan en geeft de bandbreedte weer waarbinnen de gemeentelijke gebiedsvisie ontwikkeld kan worden.
In de Nota Ruimte (op termijn te vervangen door de AmvB Ruimte) staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarin 'ontwikkelingsplanologie', de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS), een 'basiskwaliteit' en de lagenbenadering een belangrijke rol spelen. In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Tevens is een doel het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale waarden.
In de Nota Mensen Wensen Wonen (kortweg Nota Wonen) van 2000 wordt gekeken naar de ruimtebehoefte voor wonen in ons land voor de periode tot 2010 met een doorkijk naar 2030. In de nota is de verwachte woningbehoefte naar woonmilieus voor de periode 2000-2030 opgenomen. Hieruit blijkt dat voor deze periode vooral grote behoefte bestaat aan de woonmilieus "centrum-stedelijk", "groenstedelijk" en "landelijk".
Vier principes staan in de nota centraal: het vergroten van de keuzevrijheid voor de burger, aandacht voor maatschappelijke waarden, een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Op basis hiervan is een vijftal uitgangspunten opgesteld:
Een belangrijke conclusie uit het Waterbeleid 21e eeuw is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 4. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied.
Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020
Het Regionaal Plan (RP) 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem Nijmegen (5 november 2007) vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.
Wat betreft nieuwe verstedelijking stelt het RP dat binnen de ‘Contour woningbouw’ de gemeenten zelf bepalen zelf wat de te ontwikkelen locaties zijn en wat de aantallen zijn van de nieuw te bouwen woningen. De projectlocatie is gelegen binnen een contour woningbouw (een zoekzone verstedelijking conform de terminologie van het Streekplan). Aangezien de locatie binnen de contour gelegen is, is verstedelijking mogelijk.
In het Streekplan Gelderland 2005 (sinds 2008 Structuurvisie Gelderland) is het plangebied aangewezen als 'Waardevol landschap". Het betreft hier het waardevol landschap Montferland. Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De "ensemble"-waarden van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tus-sen de verschillende landschapsaspecten groot is. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten van het gebied Montferland zijn:
Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen.
Kwalitatief woonbeleid
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat de gemeenten - samenwerkend in de onderscheiden (WGR-) regio's - voorzien in een aanbod aan woningen, dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het KWP wordt periodiek bijgesteld om de afstemming tussen de (kwalitatieve) vraag en aanbod op de woningmarkt te actualiseren. Het kwalitatief woonbeleid is in 2004 afgerond in de driedelige Woonvisie Gelderland (algemene woonvisie, regionale woonvisie en kwalitatief woonprogramma). Het woonbeleid wordt daarin omschreven als een beleid gericht op voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus voor de Gelderse bevolking van nu en van de toekomst. In dit streekplan gaat het om voldoende ruimte op geschikte locaties voor het accommoderen van die kwalitatieve woningbehoefte. De inspanningen ten aanzien van de woningbouw richten zich op het realiseren van de (op grond van prognoses en woningbehoeftenonderzoeken bepaalde) regionale woningbehoefte. Deze wordt bepaald in overleg met de in regionaal verband samenwerkende gemeenten. Het resultaat van dit overleg wordt periodiek vastgelegd in afspraken tussen provincie en (samenwerkende) gemeenten in het Kwalitatief Woonprogramma. Dit wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld in de vorm van uitwerking van dit streekplan.
Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). De belangrijkste ruimtelijke beleidsaccenten zijn:
Het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP 3) is op 12 januari 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en geeft een actueel beeld van de programmatische opgave voor de Stadsregio Arnhem- Nijmegen. De gemeente Montferland maakt hier deel van uit.
De huidige gezamenlijke woningbouwprogramma's van de gemeenten (en woningbouwcorporaties) laten voldoende nieuwbouw zien in vergelijking met de woningbehoefte.
Uitgangspunt van de Structuurvisie 2000-2015 is de veelzijdigheid van het landschap, waarbij de groene gebieden en cultuurhistorische kwaliteiten hoog worden gewaardeerd en waarin rust en ruimte een leidend principe vormen in de ruimtelijke ontwikkeling.
Voor de kernen, waaronder het kerkdorp Azewijn, is een enigszins behoudende koers geformuleerd, gericht op het behoud van waardevolle elementen en verbetering van de toeristische infrastructuur en de voorzieningen. Azewijn ligt perifeer ten opzichte van de ring van kernen rond de stuwwal. Deze situering als "satellietkern" in het open agrarisch landschap maakt Azewijn enigszins uniek ten opzichte van de andere kerkdorpen. Tegelijkertijd dient in bescheiden mate ruimte worden gecreëerd voor uitbreiding en versterking van de lokale woningvoorraad.
De provincie heeft alle gemeenten verzocht een lokaal kwalitatief woonprogramma op te stellen. De voormalige gemeente Bergh heeft daar gehoor aan gegeven door in samenwerking met de toenmalige gemeente Wehl een Woonkwaliteitsvisie op te stellen. In deze Woonkwaliteitsvisie (vastgesteld 24 april 2004) is het lokaal kwalitatief woonprogramma tot 2015 vastgelegd. Hierin geeft de gemeente een brede kijk op het volkshuisvestingbeleid, waarin naast vergelijking van kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte en -aanbod ook aspecten als leefbaarheid, kwaliteit van de leefomgeving en woonmilieus een belangrijke rol speelden. Eén en ander resulteerde in een regionaal afgestemd gemeentelijk woningprogramma voor de periode 2002-2015.
Woningbouwprojecten moeten qua programmering voldoen aan de Visie op de woningbouw 2010-2020 (woningbehoefteonderzoek Montferland 2009.) Dit woningbehoefteonderzoek is de actualisering van de Woonkwaliteitvisie 'Montferland, Visie op de woningbouw 2005-2015 (woningbehoefte onderzoek 2006) en schetst een beeld van de woningbehoefte voor de komende tien jaar.
In kleine kernen zoals Kilder is extra uitbreiding van de woningvoorraad gewenst. Deze woningen zijn nodig voor de opvang van de groei van de eigen woningbehoefte (circa 50 woningen) en om voldoende draagvlak te houden voor voorzieningen, zoals scholen en winkels.
In het algemeen wordt gesteld dat nieuwe woningen een positieve bijdrage dienen te leveren aan de doorstroming en wooncarrière van inwoners van Montferland.
Kilder telt circa 1.500 inwoners. Om het niveau van 2008 te houden moeten er circa 50 woningen worden gebouwd tussen 2010 en 2020. Daarvan zijn 15 woningen voor extra vestigers, bovenop de zich al volgens de trend van de afgelopen jaren vestigende huishoudens. Van de woonvormen met zorg en aangepaste woningen is er vooral behoefte aan levensloopbestendige en nultreden woningen. Daarnaast is behoefte aan uitbreiding van de intramurale capaciteit en aan beschermd en verzorgd wonen woonvormen.
De ontwikkeling van 14 woningen aan de Zinderberg kan gezien worden als een goede aanzet tot het bereiken van voldoende woningaanbod.
In deze notitie wordt het gemeentelijk klimaatbeleid verwoord. Uitgangspunt ten aanzien van duurzaamheid is dat de kansen in alle stappen van het planproces om energiezuinige en duurzame woningbouw te realiseren, moeten worden benut. Dit alles heeft tot doel om de uitstoot van het broeikasgas CO2 te beperken.
Het onderhavige bestemmingsplan is geheel ontwikkelingsgericht van aard waarbij sprake is van verschillende onderzoeken. In dit hoofdstuk zijn de conclusies van de haalbaarheidsonderzoeken genoemd. Voor meer informatie wordt verwezen naar de genoemde onderzoeksrapporten.
Algemeen
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf ('in situ'). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Malta wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Plangebied
Voor het bepalen van de archeologische waarden in het plangebied is gebruik gemaakt van de Archeologische Monumentenkaart (AMK), zoals deze door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) en de provincie Gelderland is opgesteld. Op deze kaart staan alle op dit moment bekende archeologisch waardevolle terreinen. Volgens de Archeologische Monumentenkaart zijn in het plangebied geen archeologische monumenten aanwezig.
Naast de AMK geeft de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) voor het plangebied een hoge verwachtingswaarde aan. In dit gebied kunnen archeologische sporen worden verwacht.
Door onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf is archeologische onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn weergegeven in het rapport "Inventariserend Veldonderzoek en Definitief Archeologisch Onderzoek aan de Zinderberg te Kilder", CIS-code: 14557), zie bijlage
Doel van dit onderzoek was het opsporen van eventueel aanwezige archeologische resten en om een eerste indruk te geven van de kwaliteit, aard, datering omvang en diepteligging daarvan.
Tijdens het veldonderzoek is een archeologische vindplaats uit de periode IJzertijd t/m de Late Middeleeuwen aangetroffen. Archeologische indicatoren zijn waargenomen onder een pakket humeus zand op circa 0,40-1,30 m onder maaiveld.
De vindplaats betreft het gehele plangebied en strekt zich waarschijnlijk tot buiten het plangebied uit. De archeologische resten kunnen wijzen op een nederzettingsterrein uit de periode IJzertijd t/m de Late Middeleeuwen. In het plangebied zijn geen bodemverstoringen dieper dan de bouwvoor waargenomen; bovendien is de vindplaats afgedekt met een esdek. De gaafheid en de conservering van de vindplaats lijken dan ook goed te zijn.
Behoud van de vindplaats en uitvoering van de woningbouwplannen zijn niet verenigbaar. Besloten is dat de woningbouwplannen doorgang zullen vinden, met als gevolg dat de vindplaats niet behouden kan worden. Er is een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd om in een vroeg stadium over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd gezag (de provincie) een besluit kan nemen over het al dan niet (geheel) opgraven van de vindplaats.
Dit proefsleuvenonderzoek heeft plaatsgevonden en is uitgevoerd door het adviesbureau Becker & Van de graaf (CIS-code 14557, d.d. 10-01-2006). Aanvullend is door het archeologisch adviesbureau Becker & Van de Graaf een definitief archeologisch onderzoek (opgraving) uitgevoerd (CIS-code 15447, d.d. juni 2006). Tijdens het archeologisch onderzoek werden sporen uit de Bronstijd, de IJzertijd en de Vroege-Middeleeuwen vastgesteld.
De sporen uit de Bronstijd betreffen een kringgreppel van een vermoedelijk grafmonument en enkele grote rechthoekige kuilen die als mogelijke inhumatiegraven kunnen worden geïnterpreteerd. De kringgreppel werd ingericht op een natuurlijke verhoging van het terrein die wordt gevormd door een stuifzandrug, zodat het mogelijk is dat er nauwelijks een heuvel boven het centrale graf gemaakt hoefde te worden. Op basis van de vorm en het voorkomen van na-bijzettingen in en naast de kringgreppel kan deze vermoedelijk in de Midden-Bronstijd worden gedateerd met een voorkeur voor de Midden-Bronstijd A. In geen van de sporen werden evenwel vondsten aangetroffen die deze datering kunnen bevestigen. Een waterput (spoor 150) in het zuidoosten van het onderzoeksgebied kan op grond van een 14C-datering gedateerd worden in de Late-Bronstijd. De aardewerkvormen uit de waterput deden weliswaar ook een dergelijke datering vermoeden, de daarbij gebruikte magering die uit pyriet bestaat, wees eerder op een vroeg-middeleeuwse datering.
Verscheidene vondsten van besmeten en gepolijst aardewerk met potgruismagering duidden op menselijke aanwezigheid tijdens de ijzertijd in de omgeving van het plangebied. Slechts een beperkt aantal sporen kon evenwel aan deze periode worden toegewezen. In de westelijke punt van het onderzoeksgebied werd een vierpalige spieker gevonden die met grote waarschijnlijkheid uit de ijzertijd dateert. Daarnaast werd in een langwerpige kuil een randfragment van een besmeten schaal gevonden, die dit spoor met zekerheid in de ijzertijd plaatst. De meerderheid van de sporen maakt vermoedelijk deel uit van een nederzetting uit de Vroege-Middeleeuwen, die tussen de 6e en de 9e eeuw na Chr. gedateerd kan worden. Het betreft hier enerzijds een langwerpige structuur die de nederzetting in het westen lijkt af te sluiten. Bij deze omheining werden bovendien verschillende stookkuilen en/of houtskoolmijlers vastgesteld, naast een langwerpige greppelachtige kuil die zich net buiten de omheining bevond. Binnen en net buiten het terrein dat door deze structuur wordt omsloten werden op verschillende plaatsen palenclusters van gebouwen en/of bijgebouwen vastgesteld. Ten westen van de omheining werd een waterput zonder constructie aangetroffen.
Opvallend tijdens het onderzoek was verder ook de aanwezigheid van talrijke metaalslakken in de cultuurlaag. Het betreft hier smeltslakken die wijzen op ijzerproductie in de omgeving. Mogelijk gaat het hier om verspreid materiaal, waarvan de herkomst enkele honderden meter ten noorden van het onderzoeksgebied gezocht dient te worden. De locaties waar de archeologische graafwerkzaamheden hebben plaatsgevonden zijn na het veldonderzoek afgedekt. De aangetroffen vondsten zijn van de locatie weggehaald. Dit betekent dat voor wat betreft het aspect archeologie er geen belemmeringen meer aanwezig zijn voor de geplande ontwikkeling.
Algemeen
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Plangebied
Ten behoeve van de nieuwe invulling van het terrein heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden naar de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. Het bodemonderzoek is uitgevoerd door Econsltancy (kenmerk 04012012 d.d. 19 februari 2004), conform de hiervoor geldende richtlijn NEN 5740.
Op basis van de onderzoeksresultaten worden binnen het onderzochte gebied geen (ernstige) bodemverontreinigingen verwacht. Gezien de bodemsituatie van het terrein zijn er (ook bij het beoogde gebruik) geen milieuhygiënische belemmeringen voor:
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
In het "Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer" (Bevi) zijn normen voor de maximaal toelaatbare/aanvaardbare risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en via buisleidingen vastgelegd.
Plangebied
Bij het raadplegen van de risicokaart van de provincie Gelderland is gebleken dat zich in de omgeving van de projectlocatie geen bedrijven of functies bevinden die een risico vormen in het kader van externe veiligheid. De A18 ligt op ongeveer 350m. Hierover vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Binnen 250 meter van de projectlocatie liggen geen wegen die zijn aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
Onderzoek en conclusie
In opdracht van de gemeente Montferland is door Staring Advies de "Quickscan natuurtoets locatie Zinderberg in Kilder, Een inventarisatie van beschermde flora en fauna" uitgevoerd (rapportnummer: 1034), zie bijlage
De conclusie van dit onderzoek is dat aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is. Er zijn geen beschermde planten- en dierensoorten aangetroffen en er is geen sprake van een invloed op beschermde gebieden.
In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Voor het plangebied geldt dat het alleen in de invloedsfeer van wegverkeerslawaai ligt. Om deze reden worden railverkeers- en industrielawaai in dit bestemmingsplan niet verder uitgewerkt.
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
Plangebied
De wegen aansluitend aan en in de nabijheid van het plangebied zijn 30 km-wegen of zijn dit op het moment dat de woningen gerealiseerd zijn (de Zinderberg). Ten behoeve van het bouwplan is een Akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd ("Gemeente Montferland, woningbouw Zinderberg te Kilder, rapport V.2010.0333.00.R001), zie bijlage
Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen en toetsen van de geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer ter plaatse van de woningen voor de toekomstige situatie 2020. De geluidsbelasting is getoetst aan de waarden van de Wet geluidhinder (Wgh). De geprojecteerde woningen liggen binnen de geluidszone van de A18.
De geluidsbelasting van de A18 bedraagt maximaal 50 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De geluidsbelasting van de A18 overschrijdt de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. De maximale geluidsbelasting waarvoor ontheffing kan worden aangevraagd wordt niet overschreden.
Aangezien maatregelen stuiten op bezwaren van financiële aard is de bouw van de woningen alleen mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld voor de geluidsbelasting afkomstig van de A18. Deze procedure zal parallel aan het ontwerpbestemmingsplan lopen.
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005.
In de nieuwe wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. Het NSL zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen zodat de luchtkwaliteit verbeterd en alsmede de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling de realisatie van 14 nieuwe woningen betreft, voldoet het plan ruimschoots aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Algemeen
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijke spoor te voorkomen, kunnen in een bestemmingsplan grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Het instrument hiervoor is milieuzonering.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Plangebied
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen (agrarische) bedrijven waarvan de hindercirkels een belemmering zouden kunnen vormen voor de realisatie van de nieuwe woningen. De functieverandering naar wonen heeft daarom uit het oogpunt van stankhinder geen beperkende werking op de agrarische bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder andere aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren" staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter vastgehouden te worden.
De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, juni 2008) hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer opnieuw afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wro.
Beschrijving van het watersysteem in het plangebied
Het plangebied ligt op de flanken van het Montferland. In de nabijheid van het plangebied zijn enkele A-watergangen aanwezig die voornamelijk zuid-noord georiënteerd zijn. In het plangebied zelf zijn geen A-watergangen of overige oppervlaktewateren aanwezig. Tevens grenst het niet aan waterkeringen en ligt het ook niet in het winterbed van een rivier. Het diepe grondwater stroomt van zuid naar noordoost. Binnen het plangebied speelt geen verdroging van natuurgebieden. Ook zijn er geen natte natuurgebieden aanwezig. De functies die door het plangebied worden beoogd beïnvloeden de kwaliteit van het grondwater niet negatief
De watertoetstabel met relevante en niet-relevante waterhuishoudkundige thema's
Riolering en Afvalwaterketen
Het afvalwater neemt toe door de ontwikkelingen in dit plan. Het afvalwater vanuit de woningen wordt op het bestaande riool geloosd. Regenwater wordt niet afgevoerd via het gemengde rioolstelsel. Door het regenwater te infiltreren wordt de belasting van rioolwaterzuiveringsinstallaties beperkt.
Wateroverlast
Voor de ontsluiting van de meeste nieuwe woningen wordt de Zinderberg gebruikt. Vanaf deze weg loopt een erfontsluitingsweg in het plangebied, op de plaats van de bestaande leidingstrook. De overige woningen worden ontsloten via de Zinderberg. Gezien het beperkte woningbouwprogramma en het extensieve gebruik van de Zinderberg wordt verwacht dat het extra aantal verkeersbewegingen geen problemen oplevert.
In de verkeerskundige toets is de volgende parkeernorm gehanteerd:
In het plan komen 6 vrijstaande woningen in het dure segment en 8 woningen in het goedkopere segment. De parkeerbehoefte komt hierbij op minimaal 23 en maximaal 27 parkeerplaatsen. Alle woningen hebben de mogelijkheid voor parkeren op eigen erf. Langs de wegen ligt een rabatstrook welke gebruikt wordt voor incidenteel parkeren, inritten en bomen.
Uitgangspunt ten aanzien van duurzaamheid is dat de kansen in alle stappen van het planproces om energiezuinige en duurzame woningbouw te realiseren moeten worden benut. Wanneer mogelijk zullen de Nationale Pakketten, Duurzaam Bouwen Nieuwbouw, Bestaande Bouw, Grond-, Weg- en Waterbouw en Duurzame Stedenbouw worden toegepast.
Met betrekking tot het aspect energiebesparing bestaat het streven om 70% van het woningprogramma zongericht te verkavelen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat de leefruimte en het dakoppervlak zo optimaal mogelijk ten opzichte van de zon is gericht. Op deze manier kunnen warmtevragende vertrekken aan de zuidzijde van de woning worden gesitueerd en kunnen zonnecollectoren/-panelen worden geplaatst. Tevens wordt gestreefd om woningen te bouwen met een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) die ten minste 10% lager is dan het Bouwbesluit. Op dit moment is dit een EPC van 0,72 of lager.
Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruikstitel. Hoewel het plan, en dan met name de bestemming "Wonen", vrij globaal van karakter is, is het toch al voldoende concreet om het als een direct werkend plan op te zetten. Hieronder wordt ingegaan op de in het plan aangegeven bestemmingen en op enkele bijzondere aspecten, die nadere toelichting behoeven.
De gronden die bedoeld zijn voor woningen zijn bestemd tot "Wonen". Het bestemmingsvlak vormt eveneens het bouwvlak. Binnen de bouwvlakken wordt de bebouwing gesitueerd. Vanzelfsprekend betekent dit dat buiten het bouwvlak in principe niet gebouwd mag worden. Aanwezige zijtuinen zijn gelegen binnen het bestemmingsvlak. De woningen mogen vrijstaand en twee-aan-één worden gebouwd. Uit flexibiliteitsoverwegingen is er voor gekozen de bouwvlakken ruim te houden.
Er gelden verschillende maximale goot- en bouwhoogtes. Deze zijn aangegeven op de verbeelding.
Woningen moeten in de bebouwingsgrens worden gebouwd, die naar de straat is gekeerd, of op maximaal 5 m erachter.
De diepte van de woning (zonder aanbouwen) mag niet meer bedragen dan:
Het spreekt voor zich dat de bebouwing binnen het bebouwingsvlak moet liggen. Daar waar woningen vrijstaand zijn, dient i.v.m. privacy de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens altijd ten minste 3 m te bedragen.
Aanbouwen
Een woning kan door middel van een aanbouw nog eens 3 m worden vergroot over één bouwlaag. De goothoogte en hoogte van aanbouwen is beperkt tot 4 respectievelijk 5 m. Het spreekt voor zich dat de aanbouw binnen het bebouwingsvlak moet liggen. De aanbouw dient 1 m terug te liggen ten opzichte van de voorgevel van de woning. Ook bij het vergunningvrij bouwen wordt deze afstandsmaat gehanteerd, om een onderscheid te maken tussen de hoofdbebouwing en meer ondergeschikte bebouwing. Voorkomen dient te worden dat één lange straatwand ontstaat.
Indien een woning niet met de voorgevel in de bebouwingsgrens staat, maar erachter, kan ook een uitbreiding aan de voorzijde in beginsel mogelijk zijn.
Ten aanzien van de aanbouwmogelijkheid in één bouwlaag naar de zijdelingse perceelsgrens behoeft niet de eerder beschreven afstand (paragraaf bebouwingsvlak) van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen. In hoeverre aanbouwen uit een oogpunt van welstand aanvaardbaar zijn zal van geval tot geval worden bezien.
Bijgebouwen
Een bijgebouw is een gebouw, die bij de woning hoort en niet voor bewoning is bedoeld, zoals een garage, berging of hobbyruimte (met uitzondering van de eerste verdieping van een aan de woning gebouwd bijgebouw). Een bijgebouw mag overal binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd en dus ook tot op de zijdelingse perceelsgrens. Ook bij het bouwen van bijgebouwen geldt de regel dat deze uitsluitend op 1 m achter de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd. Deze regel is opgenomen om een onderscheid te maken tussen de hoofdbebouwing en de bijgebouwen in het straatbeeld. Voorkomen dient te worden dat één lange straatwand ontstaat. De goothoogte en hoogte van bijgebouwen is beperkt tot 4 m respectievelijk 5 m. De oppervlakte van te bouwen bijgebouwen is aan een maximum verbonden. Maximaal 50% van de gronden zonder de woning mag per perceel worden bebouwd, met een maximum van 75 m² voor percelen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 en 100 m2 voor percelen met een grootte van meer dan 400 m2.
Aan huis gebonden beroep
Het inrichten en gebruiken van de woning met bijgebouwen als praktijkruimte voor zogenaamde aan huis gebonden beroepen, zoals arts, tandarts, administrateur, verzekeringstussenpersoon, kunstenaar en notaris wordt in de jurisprudentie als meest doelmatig gebruik aangemerkt en als recht toegestaan. Voorwaarde is dat de op wonen gerichte functie van de betreffende bebouwing in redelijke mate intact blijft. Maximaal 30% van het totale bruto vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor de betreffende activiteit met een maximum van 50 m² .
Bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het plan bevat daarnaast een mogelijkheid om een ontheffing verlenen een deel van de woning en bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten aan huis, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. In de regels zijn aan de ontheffing voorwaarden verbonden die er zorg voor moeten dragen dat het karakter van de woonbuurt zo veel mogelijk blijft gehandhaafd en er geen overlast voor de woonomgeving ontstaat. Het dienen bedrijfsmatige activiteiten te zijn die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten tot de milieucategorie 1 of 2 horen, of bedrijven die, voor wat betreft hun gevolgen voor de omgeving, daarmee gelijk kunnen worden gesteld. Daarnaast is bepaald dat horeca en detailhandel niet is toegestaan. Detailhandel is enkel toegestaan als een ondergeschikte nevenactiviteit van het betreffende bedrijf.
Maximaal 30% van het totale bruto vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteit met een maximum van 50 m². Buitenopslag ten behoeve van het bedrijf is niet toegestaan. Ten aanzien van verkeers- en parkeerdruk wordt bepaald dat de bedrijfsactiviteit niet mag leiden tot een oneven-redige vergroting daarvan in de omgeving.
De wegen zijn, gelet op de inrichting als 30 km-weg, bestemd voor verblijf. In deze bestemming is een groot deel van de openbare straatruimte rond de woningen vastgelegd: behalve de wegen zijn veelal ook de aansluitende trottoirs, parkeerstroken en stroken (blok-)groen in deze bestemming opgenomen. In de openbare ruimte dienen bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gemalen, CAI-schakelkasten, huisvuilverzamelcontainers e.d. te kunnen worden gebouwd.
Het openbaar groen met een structureel karakter (structuurgroen) is vastgelegd in de bestemming "Groen". Daarin zijn opgenomen grasvelden, fiets- en voetpaden, geluidwerende voorzieningen, watergangen en -partijen, nutsvoorzieningen, speelplaatsen en dierenweiden.
Ontheffingen
In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. Er is een beperkt aantal ontheffingsmogelijkheden opgenomen.
Teneinde te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele ontheffingen opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn ontheffingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en antennemasten met bijbehorende installaties.
Op 31 oktober 2006 is voor deze locatie een bouwgrondexploitatie opgesteld met als uitgangspunt het uitgeven van 6 grote kavels in het kader van de Regeling Ruimte voor Ruimte. Mede ten gevolge van de kredietcrisis bestond geen belangstelling voor deze kavels. De Stadsregio en de provincie zijn akkoord gegaan met een planherziening. Door deze omzetting kunnen in totaal 14 woningen worden gerealiseerd, te weten: 8 twee-onder-één kapwoningen en 6 vrijstaande woningen.
Op basis van de door de raad vastgestelde uitgifteprijzen per m2 is een grondexploitatieopzet samengesteld, waarin de kosten en baten tegen elkaar zijn afgezet en waaruit blijkt dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.
PM
PM
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Zinderberg van de gemeente Montferland;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bpsgkldwonzndrbrg-vo02 met de bijbehorende regels;
een voor bewoning bestemd, ondergeschikt gebouw, dat aan een woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bebouwingsvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
in de woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;
de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud en plaats en het gebouw, zoals die/dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat althans rechtens mag bestaan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een gebouw, behorende bij een woning, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet voor bewoning is bestemd, met uitzondering van de bouwlaag boven de begane grond, uitsluitend indien het aan de woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische-massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, uitgezonderd dakkapellen;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk ;
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
De voor "
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid
woningen
bouwwijze | max. diepte |
twee-aan-een | 12 m |
vrijstaand | 15 m |
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
onverminderd het bepaalde onder g;
bouwwerken, geen gebouw zijnde
bouwwerken | max. bouwhoogte |
pergola's | 3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: | 4,5 m |
vloeroppervlakte aan huis gebonden beroep
erkers en ingangspartijen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van ontheffing als bedoeld in sublid
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van:
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het plan:
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen:
het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bebouwingsvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Zinderberg.
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
03 | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
032 | Vis- en schaaldierkwekerijen | |||||||||
032 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
101, 102 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
101, 102 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
108 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
102 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1031 | Aardappelprodukten fabrieken: | |||||||||
1031 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |||||||||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 3.1 | 2 | |||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 3.1 | 1 | B | L | |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 2 | |||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||||
16102 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 0 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||||
1712 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||||
1712 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 1 | ||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||
2120 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||
2120 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | B | L |
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
205903 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 3 | B | |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||||
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||||
221102 | - vloeropp. < 100 m² | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | |||
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||||
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | |||||||||
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | |||||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | B | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||||
301, 3315 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
35 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
35 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
35 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
36 | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
36 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
41, 42, 43 |
BOUWNIJVERHEID | |||||||||
41, 42, 43 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 3.1 | 1 | B | L |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | ||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 3.1 | 2 | |||
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4635 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46499 | Grth in vuurwerk en munitie: | |||||||||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 | 3.1 | 2 | |||
46499 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 2 | 2 | |||
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | |||||||||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46735 | zand en grind: | |||||||||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
4677 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
466 | Grth in machines en apparaten: | |||||||||
466 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
49 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
494 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
61 | zendinstallaties: | |||||||||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
84 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50C | 0 | 3.1 | 1 | |||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
381 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
381 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | B | |
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
382 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | L | ||
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
931 | Skelter- en kartbanen, in een hal | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | L | ||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m³ | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
1 | - bovengronds, 2 - 8 m³ | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
2 | niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | |||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ | 10 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
4 | - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau |
- | - | - | 30 | 2 | - | |||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
8 | kunstmest, niet explosief | - | 50 | - | 30 | D | 3.1 | - | ||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
13 | laadschoppen, shovels, bulldozers | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | koelinstallaties freon ca. 300 kW | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
19 | koelinstallaties ammoniak > 400 kg | 0 | 0 | 50 | 50 | 3.1 | 1 | |||
20 | total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
23 | verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | L | ||
24 | vorkheftrucks met verbrandingsmotor | 10 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
28 | vatenspoelinstallaties | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - gas, 2,5 - 75 MW | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, 2,5 - 75 MW | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | stoomwerktuigen | 0 | 0 | 50 | 30 | D | 3.1 | 1 | ||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing