procedure | datum |
ontwerp | 15 november 2011 |
vastgesteld | 26 april 2012 |
inwerkingtreding | |
onherroepelijk |
opdrachtgever | gemeente Montferland | |
opdrachtnemer | amer / ruimtelijke ontwikkeling Zonnehof 43 3811 ND Amersfoort 033-4621623 bureau@amer.nl www.amer.nl |
|
status | vastgesteld | |
projectnummer | 58115b | |
plan-idn | NL.IMRO.1955.bpsgddmwonheeghstr-or01 | |
datum | 02 mei 2012 |
De aanleiding voor dit bestemmingsplan is de wens van de initiatiefnemers om het voormalige tuincentrum De Heegh aan de Heeghstraat 35 te Didam te slopen en op de locatie vijf vrijstaande woningen langs de Heeghstraat te realiseren. De aanwezige bedrijfsbebouwing, inmiddels in vervallen staat, zal volledig worden gesloopt.
Het plan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Ten behoeve van de functieverandering, dient aangetoond te worden dat er voor het plan ruimtelijk en milieuhygiënisch geen belemmeringen bestaan. De gemeente verlangt hiertoe een toetsing van het project aan de milieuwetgeving, alsmede het effect van het project op de omgeving, onderzoek naar de kwaliteit van de bodem en een onderbouwing van de financiële uitvoerbaarheid.
Om een invulling te geven aan de door de gemeente Montferland gevraagde informatie, is door Kobessen Milieu B.V. te Arnhem een Ruimtelijke onderbouwing opgesteld, waarin op bovengenoemde aspecten wordt ingegaan. Ten behoeve van enkele aspecten zijn aanvullende haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd, waarvan de rapportages als bijlage bij dit bestemmingsplan zijn gevoegd. Beschrijvingen van de belangrijkste conclusies uit de rapportages van de uitgevoerde haalbaarheidsonderzoeken zijn in het bestemmingsplan opgenomen.
Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom van Didam, aan de Heeghstraat. Het plangebied grenst aan het Didamse buitengebied Holthuizensche Veld en wordt aan de noordzijde begrenst door de Van Rouwenoortweg.
Afbeelding 1. Ligging van het plangebied aan de rand van de bebouwde kom van Didam
Plangebied Heeghstraat
Het plangebied bestaat uit een twee kadastrale percelen, t.w. gemeente Didam, sectie O, percelen 499, 891 en 1265. Deze percelen zijn beide gelegen langs de Heeghstraat. De percelen hebben een oppervlakte van respectievelijk 17.800, 15.855 m2 en 28.490 m2, waardoor het plangebied een totale oppervlakte van 62.145 m2. In het plangebied is nu de (inmiddels vervallen) bedrijfsbebouwing aanwezig van het voormalige tuincentrum De Heegh. Rondom deze bebouwing is een groot deel van de locatie verhard middels tegels en betonklinkers. Het plangebied ligt in een lint van bebouwing (woningbouw aan zowel de oost- als westzijde) langs de Heeghstraat. Het noordelijk gedeelte van het plangebied is gelegen aan de rand van het buitengebied Holthuizensche Veld. De zuidzijde van het plangebied wordt begrenst door de Heeghstraat. Op ruim 1,8 kilometer afstand (ten zuidoosten van het plangebied) is de rijksweg A18 gelegen.
Afbeelding 2. Het plangebied Heeghstraat 35 vanuit de lucht (bron: Google Earth)
Afbeelding 3. Het plangebied Heeghstraat gezien vanuit het zuiden (bron: Google Streetview)
Afbeelding 4. Schematische weergave van het plangebied Heeghstraat 35 (in blauw
weergegeven de kavels t.b.v. woningbouw)
Om het bouwplan in te bedden in het ruimtelijk beleid van het Rijk, de Provincie en de Gemeente Montferland wordt in dit hoofdstuk het relevante ruimtelijk beleid besproken.
Nota Ruimte
Het rijksbeleid voor de nationale ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze is op 17 januari 2006 vastgesteld door de Eerste Kamer en vervangt daarmee de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) en de actualisering (VINAC) daarvan. In de Nota Ruimte wordt het ruimtelijk beleid op hoofdlijnen vastgelegd tot 2020 en wordt er een doorkijk gegeven naar de periode 2020-2030. De Nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de bijbehorende doelstellingen. De belangrijkste is het op een duurzame en efficiënte wijze ruimte scheppen voor verschillende functies, het vergroten en waarborgen van de leefbaarheid en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.
In de Nota Ruimte wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met een 'basiskwaliteit' en gebieden die in de 'ruimtelijke hoofdstructuur' liggen. Generieke regels waarborgen de algemene basiskwaliteit, als kwalitatieve ondergrens voor alle ruimtelijke plannen. Gebieden die van nationaal belang worden geacht vormen samen de ruimtelijke hoofdstructuur, waarbinnen wordt gestreefd naar méér dan de basiskwaliteit. Het gaat hierbij onder meer om de mainports, hoofdverbindingsassen en stedelijke netwerken en de nationale landschappen.
Met het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' laat het kabinet veel vrijheden aan decentrale overheden. De nadruk wordt zo op de decentrale beleidsafwegingen gelegd. Dit betekent bijvoorbeeld dat gemeenten in het provinciaal beleid, onder bepaalde voorwaarden, de mogelijkheid hebben voldoende ruimte te bieden voor lokaal georiënteerde bedrijvigheid.
Voor het realiseren van een vijftal nieuwbouwwoningen is het rijksbeleid inzake ruimtelijke ontwikkelingen niet relevant. Dit is gelegen in het feit dat het hier gaat om een ontwikkeling van geringe omvang. Hierop is het rijksbeleid niet toegespitst. Voor het overige doet zich geen situatie voor op grond waarvan strijd met het rijksbeleid verondersteld kan worden.
Streekplan Gelderland 2005
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Dit streekplan is door Provinciale Staten vastgesteld op 29 juni 2005 en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de periode 2005-2015. De doelstelling van het Streekplan Gelderland 2005 is om te voorzien in de ruimtebehoefte in regionaal verband en te bevorderen dat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt. Het ruimtelijke beleid wordt in het streekplan in algemene en regiospecifieke zin geformuleerd. In het algemene beleid wordt een globaal kader geschetst met een grote keuzevrijheid voor uitwerking door gemeenten in het regiospecifieke beleid.
Het ruimtelijke beleid spitst zich toe op de tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur die bestaat uit het 'groenblauwe' en het 'rode' raamwerk. In het groenblauwe raamwerk liggen de accenten op het beschermen en versterken van kwetsbare natuurwaarden en in het rode raamwerk ligt juist de nadruk op het ontwikkelen van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouw. Gebieden die niet in één van beide raamwerken liggen, behoren tot de multifunctionele gebieden. Voor deze gebieden is het beleid globaal en beperkt. Hoofduitgangspunten hiervoor zijn versterking van de ruimtelijke kwaliteit en regionale inzet. De ruimtelijke kwaliteit van plannen is afhankelijk van de onderlinge samenhang en afstemming tussen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
Daarnaast is in het Streekplan beleid opgesteld voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen.
De doelen van het provinciaal ruimtelijk beleid voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied zijn de volgende:
Een voorwaarde voor functieverandering naar wonen is dat, als hergebruik van de bestaande bebouwing niet mogelijk is voor wonen, na sloop van alle bedrijfsgebouwen vervangende nieuwbouw kan plaatsvinden. Bij de beëindiging of verplaatsing van glastuinbouwbedrijven mag 100% van de bedrijfsgebouwen van functie veranderen naar wonen of werken onder de algemene randvoorwaarden die daarvoor gelden. Onder bedrijfsgebouwen verstaan wij bij glastuinbouwbedrijven die gebouwen die niet voor de primaire teelt bedoeld zijn, maar ondersteunend daaraan (zoals opslag- en sorteerruimtes, koelcellen, ketelhuizen e.d.).
Regionaal structuurplan Stadsregio Arnhem Nijmegen
De provincie Gelderland heeft op 26 oktober 2006 het Regionaal Structuurplan vastgesteld. Dit plan is op 27 februari 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS). Voor het plangebied aan de Heeghstraat is op grond van het Regionale Structuurplan geen specifiek beleid van toepassing.
Het plangebied is in het goedgekeurde Regionaal Structuurplan gelegen buiten de contouren voor woningbouw. De provincie Gelderland heeft echter bij brief d.d. 12 oktober 2010 laten weten in te kunnen stemmen met de verlegging van de woningbouwcontour ten behoeve van de realisatie van deze herontwikkeling, waarbij de oppervlakte van het te bebouwen gebied binnen de contour gelijk blijft. De gewijzigde situatie zal worden meegenomen in de eerstvolgende periodieke actualisatie. Tot die tijd zal de provincie geen gebruik maken van de aan de provincie Gelderland op grond van de Wet ruimtelijke ordening toekomende instrumenten ten aanzien van onderhavig plan.
Een uitsnede van de plankaart van het Regionaal Structuurplan is als afbeelding 6 bijgevoegd.
Afbeelding 5. Uitsnede van de plankaart uit het Regionaal Structuurplan
Geldend bestemmingsplan
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied Didam 1997" dat is vastgesteld op 26 juni 1997 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 februari 1998. Op het perceel aan de Heeghstraat 35 is de bestemming 'bestaande niet-functioneel aan buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijfsbebouwing´ van toepassing, met als nevenbestemming TU (tuincentrum). Op basis van dit bestemmingsplan is de oprichting van de nieuwbouwwoningen niet mogelijk.
Op 24 september 2009 heeft de raad van de gemeente Montferland het bestemmingsplan ´Parapluherziening ruimte voor wonen in het buitengebied´ vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet bij recht in de verruiming van de maatvoering van woningen en bijgebouwen in het buitengebied.
In de parapluherziening is opgenomen dat de inhoud van woningen maximaal 750 m3 mag bedragen. Bij iedere woning zijn, op geen grotere afstand dan 25 meter van de woning, bijgebouwen toegestaan met een maximale oppervlakte van 100 m2 en een maximale bouwhoogte en goothoogte van respectievelijk 6 meter en 3 meter.
Op 22 april 2010 heeft de raad van de gemeente Montferland het bestemmingsplan 'Parapluherziening ruimte voor vernieuwing in het buitengebied' vastgesteld. Door middel van de parapluherziening is een wijzigingsbevoegdheid aan de geldende regels toegevoegd om zo het beleid ten aanzien van wonen uit de notitie 'Ruimte voor vernieuwing in het buitengebied' door te laten werken in de vigerende bestemmingsplannen.
Actualisering woningbehoefteonderzoek gemeente Montferland 2009
De gemeente Montferland heeft in het onlangs ondertekende Woonconvenant 2009 - 2015 met de woningcorporaties Laris Wonen en Diensten en Woningstichting Bergh afgesproken dat alle drie de partijen zich hard maken voor de realisatie van de bouwplannen uit de planningslijst. De drie partijen willen in deze periode bouwen voor de woningbehoefte die op de gemeente Montferland afkomt.
Om deze behoefte goed in beeld te krijgen, heeft de gemeente Montferland het woningbehoefteonderzoek uit 2006 (Montferland: visie op de woningbouw 2005 - 2015), februari 2006) geactualiseerd.
De ambitie van de gemeente Montferland is om een stabilisatie van het aantal inwoners rond de 35.000 de komende jaren vast te houden. Om dit te realiseren wordt voor de periode 2010 - 2020 een woningbouwprogramma van 1.500 woningen aangehouden.
De ambitie in de kern Didam bestaat om tot 2020 510 woningen te bouwen. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van 5 woningen en past binnen de plancapaciteit.
Structuurvisie en Beeldkwaliteitplan Didam
De nota Structuurvisie en Beeldkwaliteitplan Didam is op 25 juni 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en geeft een antwoord op de vraag op welke wijze de potenties van Didam het best tot hun recht komen, en welke ruimtelijke ingrepen daarvoor nodig zijn, rekening houdend met de huidige beperkingen daarvan. De kernpunten in de structuurvisie zijn:
Behoud en versterken dorps karakter
De kwaliteiten van het dorpse karakter zijn:
Versterking voorzieningenniveau
Doel is het voorzieningenniveau te versterken. Dit betekent concreet:
Hierdoor zal de bezoekersstroom blijven bestaan en is er ruimte voor divers aanbod in de meer recreatieve branches zoals: optiek, juwelier, boekenwinkel, nijverheidswinkel, kunstgalerie, horeca en woninginrichting.
Versterken groen en openbare ruimte
Het gewaardeerde dorpse karakter van Didam wordt voor een deel bepaald door het aanwezige groen. Met name de verschillende parken spelen hierin een belangrijke rol.
In de structuurvisie wordt ingezet op:
De parken en het groen langs de verschillende wegen vormen de basis voor verdere ontwikkeling.
Versterken herkenbaarheid hoofdwegenstructuur
Doel is om de herkenbaarheid en functie van de hoofdstructuur en overige wegen te versterken. Concreet betekent dit:
Versterken herkenbaarheid cultuurhistorie
In de structuurvisie wordt ingezet op versterking van de aanwezige cultuurhistorie en vergroting van de herkenbaarheid van deze elementen. De herkenbaarheid van de cultuurhistorie omvat niet alleen de herkenbaarheid van het historische tracé zelf, maar ook de begeleidende bebouwing. Dit betekent:
Gedifferentieerd woningaanbod
Bouwen voor de lokale behoefte (betaalbare woningen voor starters en senioren) is de centrale opgave die de gemeente Montferland stelt voor alle kernen binnen de gemeente, zo ook voor Didam. Voor Didam ligt een grote woningbouwopgave in Kerkwijk en Loilseveld. Daar zullen vooral eengezinswoningen worden gerealiseerd. Appartementen kunnen juist in het centrum of nabij de secundaire voorzieningencentra een plaats krijgen. Hierbij dient wel weer het dorpse karakter in ogenschouw te worden gehouden.
Behoud werkgelegenheid
Voor Didam wordt gestreefd naar minimaal behoud van werkgelegenheid en lokaal gebonden bedrijven. Om scheefgroei in de beroepsbevolking te voorkomen is het van belang dat aanbod voor zowel de hoog< als laagopgeleide beroepsbevolking behouden blijft. De werkgelegenheid die verloren gaat door de transformatie van de Fluunnoord zou derhalve een plaats terug moeten krijgen in de Kollenburg of op een andere locatie in de nabijheid van Didam.
Afbeelding Structuurvisie
In dit hoofdstuk zijn zes deelprojecten benoemd. De deelprojecten omvatten de gebieden binnen Didam waar de grootste functionele en ruimtelijke opgaven liggen. De zes deelgebieden sluiten aan of hebben een overlap met de hoofdstructuur en versterken deze.
De zes gebieden zijn:
Deze projecten zijn of zullen worden uitgewerkt in separate plannen.
Overige benodigde toestemmingen/ ontheffingen/ vergunningen
Voor het slopen van de bestaande bebouwing, alsmede het realiseren van de vijf nieuwbouwwoningen, zijn, naast de wijziging van de bestemming van het plangebied, de volgende vergunningen noodzakelijk:
De voorgenomen ontwikkelingen op het plangebied Heeghstraat 35 te Didam zijn in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om het plan te kunnen realiseren is dan ook een herziening van het bestemmingsplan nodig. Deze herziening dient te passen binnen gemeentelijk, regionaal, provinciaal en rijksbeleid. Een belangrijk onderdeel van dit beleid wordt gevormd door de afspraken die zijn gemaakt tussen gemeente, provincie en stadsregio zijn gemaakt op volkshuisvestingsgebied.
Onderdeel van deze afspraken zijn de contouren voor woningbouw, die zijn vastgelegd in het Regionaal structuurplan (zie paragraaf 2.3). Nieuwe woningplannen dienen te worden gerealiseerd binnen deze woningbouwcontour. Het plangebied valt in de huidige situatie echter buiten de woningbouwcontour. De gemeente Montferland heeft echter laten weten, mede vanwege de onmiskenbare ruimtelijke en stedenbouwkundige opwaardering van de locatie, op voorhand niet negatief te staan tegenover de plannen, en is in overleg getreden met zowel de Stadsregio Arnhem Nijmegen (SAN) als de provincie Gelderland.
Dit heeft ertoe geleid dat de provincie Gelderland bij brief van 12 oktober 2010 heeft ingestemd met het plan, onder voorwaarde dat het verzoek niet leidt tot een grotere oppervlakte van het te bebouwen gebied binnen de contour. Met andere woorden: de ruimte waarmee de contour wordt vergroot mag niet groter zijn dan de ruimte waarmee de contour wordt verkleind.
Om te kunnen voldoen aan de voorwaarden van de provincie Gelderland zal ten behoeve van de ontwikkeling van de 5 vrijstaande woningen de woningbouwcontour ter plaatse van het plangebied worden uitgebreid met een oppervlakte van 4.000 m2 (100 x 40 meter), terwijl ter compensatie de woningbouwcontour op gronden van initiatiefnemer gelegen direct ten noorden van het plangebied met een oppervlakte van 4.004 m2 (154 x 26 meter) zal worden ingeperkt.
In dit hoofdstuk wordt alle relevante milieutechnische en ruimtelijke informatie over het plangebied besproken. Aan bod komen bodem, geluid, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, geurhinder veehouderijen, watertoets, archeologie en flora & fauna.
In het plangebied is door Hunneman Milieu-advies in de maanden januari en februari 2008 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (projectnummer 2008033-01/dh/sh, februari 2008, zie bijlage
Het onderzoek op het erfperceel is uitgevoerd volgens de onderzoeksstrategie op onverdachte locatie (strategie "ONV" uit de NEN 5740) bij verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 in combinatie met een verkennend asbestonderzoek volgens de NEN 5707. Ter plaatse van de voormalige bovengrondse tank, opslag bestrijdingsmiddelen en olie en de septictank is aanvullend veld- en/of chemisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek ter plaatse van de landbouwpercelen is uitgevoerd volgens de onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek op grootschalig onverdachte locaties (strategie "ONV-GR" uit de NEN 5740).
De conclusies en aanbevelingen, zoals opgenomen in de genoemde rapportage, betreffen:
"Tijdens het veldonderzoek zijn in diverse boringen zwakke tot sterke bijmengingen aan puin- en/of kooldeeltjes waargenomen. Zintuiglijk is geen asbestverdacht materiaal in de bodem aangetroffen. Zintuiglijk zijn geen oliecomponenten waargenomen.
In de vaste bodem zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. In de vaste bodem is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen boven de bepalingsgrens.
In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen, vluchtige aromaten en/of VOCl aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. De aangetoonde gehalten aan zware metalen betreffen naar verwachting van nature aanwezige achtergrondgehalten."
Conclusie
Op basis van het uitgevoerde verkennend bodem- en asbestonderzoek kan worden geconcludeerd dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) geen belemmering vormen voor de geplande ontwikkelingen op de locatie. Aanvullend of nader onderzoek in het plangebied wordt niet noodzakelijk geacht.
In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
Ten hoogte van het plangebied is een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur van toepassing op de Heeghstraat, een asfaltweg. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 250 meter) de wegen Van Rouwenoortweg en de Singel (voortkomend uit de Sint Stephanusstraat) gelegen welke het meest relevant worden geacht voor de akoestische situatie in het plangebied. De overige wegen binnen de straal van 250 meter rondom het plangebied betreffen wegen die gelegen zijn in wijken, alwaar een lage maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt.
Op circa 490 meter ten zuidoosten van het plangebied is het traject Zevenaar - Winterswijk van de spoorlijn Arnhem - Doetinchem gelegen. De spoorlijn is van het type enkelspoor en heeft een zonebreedte van 100 meter. Gezien de afstand van het plangebied tot de spoorlijn, kan de invloed van spoorweglawaai op het plangebied achterwege worden gelaten. Doordat het plangebied tevens niet is gelegen binnen de invloedssfeer van een industrieterrein, vliegveld of motorcrossterrein, kan ook dit aspect achterwege worden gelaten. Voor het plangebied geldt derhalve dat slechts het wegverkeerslawaai relevant is voor de geluidssituatie.
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Hiertoe moet een akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Normstelling
In de Wet geluidhinder, artikel 82 is bepaald dat voor woningen binnen een geluidzone de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB bedraagt. Op basis van artikel 83 Wgh is het mogelijk dat een hogere waarde wordt vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde de in artikel 83 Wgh weergegeven maximale geluidbelasting niet overschrijdt. Voor de situatie op het plangebied bedraagt de maximale geluidbelasting 53 dB.
Voor zover geen sprake is van specifieke omstandigheden wordt de berekende geluidsbelasting verminderd met de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder alvorens toetsing aan de grenswaarden plaatsvindt. De hoogte van de aftrek is geregeld in artikel 3.6 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006, en bedraagt:
Uitgangspunten planlocatie
Het plangebied is gelegen langs de Heeghstraat, een weg die is verhard middels asfalt. Ter hoogte van het plangebied is echter een maximumsnelheid van 30 km/u van toepassing. De Wet geluidshinder is niet van toepassing op wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/u geldt, waardoor de Heeghstraat niet meegenomen hoeft te worden bij de bepaling van de akoestische situatie als gevolg van het verkeer. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Van Rouwenoortweg, een weg die vanuit de rand van de bebouwde kom van Didam naar het buitengebied loopt. Het verkeer over de Van Rouwenoortweg bestaat voornamelijk uit bestemmingsverkeer, aangezien doorgaand verkeer naar bijvoorbeeld Wehl en Doetinchem gebruik maakt van de Doetinchemseweg (N813). Ter hoogte van het plangebied gaat de Van Rouwenoortweg over van binnen- naar buiten de bebouwde kom, waardoor een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur is toegestaan. De Van Rouwenoortweg is buiten de bebouwde kom verhard middels asfalt.
Ten zuiden van het plangebied is de doorgaande weg de Singel gelegen, een weg die voortkomt uit de Sint Stephanusstraat. De Singel is een onderdeel van de rondweg, welke is gelegen rondom de kern van Didam en voornamelijk wordt gebruikt door verkeer vanaf de N813 (Doetinchemseweg), de rijksweg A12 en rijksweg A18. Op de Singel is nabij het plangebied een maximumsnelheid van 50 km/u toegestaan en de weg is verhard middels asfalt.
De dichtstbijzijnde provinciale weg (N813) is op circa 450 meter afstand van het plangebied gelegen, terwijl de rijksweg A18 op circa 1,8 kilometer afstand gelegen is. De geluidsinvloed van de N813 en rijksweg A18 op het plangebied kan derhalve worden verwaarloosd.
Aangezien de nieuw te realiseren woningen worden plaatst nabij de Heeghstraat, wordt het wegverkeer over de Heeghstraat als meest relevant gezien voor de akoestische situatie in het plangebied. De afstanden van de gevels van de woningen tot de Singel (ca. 90 meter) en de Van Rouwenoortweg (ca. 180 meter) zijn dermate groot, dat de bijdrage van het wegverkeer aan de akoestische situatie op het plangebied als niet-relevant wordt beschouwd. Ter hoogte van het plangebied is er echter een maximum snelheid van 30 km/uur van toepassing op de Heeghstraat. In het kader van de Wet geluidhinder zijn 30 km/uur wegen vrijgesteld van akoestisch onderzoek. Hierdoor wordt de weg Singel als meest relevant gezien voor de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op het plangebied.
Op basis van gegevens van de gemeente Montferland (model jaar 2019) kan worden geconcludeerd dat er op de weg Singel, nabij de kruising met de Heeghstraat, een verkeersintensiteit van 1.121,84 voertuigen per etmaal wordt verwacht in het jaar 2019, zowel op de linker- als rechterweghelft. De verkeersintensiteiten en de verkeerssnelheden van de drie categorieën motorvoertuigen (motoren en personenwagens zijn samengevoegd) zijn in onderstaande tabel weergegeven. De gegevens zijn gebaseerd op de door de gemeente Montferland verstrekte gegevens, omgerekend naar het jaar 2021 waarbij rekening is gehouden met een autonome groei van 1,5% per jaar. Bij de berekening is rekening gehouden met afwezigheid van wallen, schermen, kruisingen en hoogteverschillen in de directe omgeving van het plangebied. Ook is er geen rekening mee gehouden dat er diverse gebouwen gelegen zijn tussen het plangebied en de Singel, welke een gunstige invloed zullen hebben op de akoestische belasting op het plangebied als gevolg van het wegverkeer op de Singel.
Verkeersgegevens: | Dag (07 – 19 h) | Avond (19 – 23 h) | Nacht (23 – 07 h) |
Personenwagens per uur | 157.80 | 94.48 | 19.44 |
Snelheid personenwagens (km/h) | 50 | 50 | 50 |
Lichte vrachtwagens per uur | 4.43 | 1.76 | 0.27 |
Zware vrachtwagens per uur | 1.89 | 0.94 | 0.18 |
Snelheid zwaar verkeer (km/h) | 50 | 50 | 50 |
Wegdektype | DAB 11/16 (referentie) | ||
Hoogte weg (m) | 0 | ||
Hoogte van waarnemer (m) | 5 | ||
Zichthoek (°) | 127 | ||
Fractie absorberend oppervlak | 0 | ||
Percentage reflectie van overzijde | 0 | ||
Afstand tot kruispunt (m) | 0 | ||
Afstand tot minirotonde (m) | 0 | ||
Afstand tot drempel (m) | 0 | ||
Correctie ex. art. 110g Wgh | -5 dB |
Resultaat berekening SRMI
Op basis van bovenstaande invoergegevens is middels SRMI (via de website www.stillerverkeer.nl) bepaald op welke afstand van het wegas van de Singel de 48 dB-contour gelegen is. Op basis van bovenstaande gegevens is bepaald dat de 48 dB-contour (inclusief correctie ex. art. 110g Wgh) op ca. 41 meter van de wegas gelegen is.
Indien voor de Heeghstraat, op basis van verkeersintensiteiten ontvangen van de gemeente Montferland, dezelfde berekening wordt uitgevoerd (op basis van een snelheid van 30 km/uur), kan worden bepaald dat de 48 dB-contour (inclusief correctie ex. art. 110g Wgh) op ca. 3 meter van de wegas is gelegen. In afbeelding 8 is het resultaat van de berekening weergegeven.
Aangezien er op de planlocatie sprake is van woningen, gelegen in twee of meer aanwezige geluidszones, dient overeenkomstig artikel 110f lid 1, van de Wet geluidhinder onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen.
In lid 3 van artikel 110f is echter vermeld dat het eerste (en tweede lid) uitsluitend van toepassing zijn indien voor een woning:
Daarnaast wordt in het vierde lid omschreven dat het eerste en tweede lid alleen worden toegepast ten aanzien van geluidsbronnen als bedoeld in het eerste lid waarvan de geluidsbelasting in de toekomstige situatie de voorkeurswaarde overschrijdt.
Bij het plaatsen van de gevels van de nieuw te realiseren woning buiten de 48 dB-contour (op minimaal 41 meter van de wegas van de Singel), wordt de voorkeurswaarde in de toekomstige situatie niet overschreden, en is het derhalve ook niet nodig om een hogere waarde vast te stellen. Overeenkomstig lid 3 en 4 van artikel 110f Wgh kan onderzoek naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen achterwege blijven.
Conclusie
Indien de nieuw te realiseren woningen zodanig worden gesitueerd binnen het bouwblok op het plangebied, dat de gevels van de woningen op minimaal 41 meter afstand van de wegas van de Singel en minimaal 3 meter afstand van de wegas van de Heeghstraat gelegen zijn, zal de geluidsbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer op de genoemde weg voldoen aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB.
Aanvullend akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Afbeelding 6. Resultaat berekening SRMI via website www.stillerverkeer.nl, uitgaande van een afstand van 41 meter van de gevel van de woning tot de SingeL
Resultaat berekening is excl. correctie ex. art. 110g Wgh.
Afbeelding 7. Resultaat berekening SRMI via website www.stillerverkeer.nl, uitgaande van een afstand van 3 meter van de gevel van de woning tot de wegas van de Heeghstraat.
Resultaat berekening is excl. correctie ex. art. 110g Wgh.
In de Handreiking bij Wet geurhinder en veehouderij, Aanvulling: Paragraaf 3.4 Beoordeling ruimtelijke ordeningsplannen (d.d. 23 mei 2007) is verwoord op welke wijze ruimtelijke ordeningsplannen moeten worden beoordeeld en rekening moet worden gehouden met de Wet geurhinder en veehouderij. Voor wat betreft geurhinder van veehouderijen dienen de volgende aspecten in ogenschouw te worden genomen:
Volgens bestaande jurisprudentie geldt dat bouwen binnen stankcirkels niet toelaatbaar is. Als binnen de contour van de norm al geurgevoelige objecten liggen, wordt de veehouderij niet in alle gevallen in zijn belangen geschaad door nieuwbouw binnen de contour. Als de veehouderij niet in zijn belangen wordt geschaad en tevens een goed woon- en verblijfklimaat kan worden gegarandeerd, is het toelaatbaar om binnen de contour van de geldende norm geurgevoelige objecten te bouwen. Voor bouwplannen zowel binnen als buiten de contour van de geurnorm is het, voor een zorgvuldige besluitvorming, nodig om de verwachte geurhinder in het plangebied te evalueren.
In opdracht van de initiatiefnemers is een onderzoek uitgevoerd naar de geurbelasting op de geplande woningen in het plangebied Heeghstraat 35 te Didam. Berekend is de geurbelasting veroorzaakt door rondom het perceel gelegen veehouderijen. Hierbij is gebruik gemaakt van het computerprogramma V-stacks Gebied (opgesteld in opdracht van het Ministerie van VROM). Middels de resultaten van het onderzoek kan worden bepaald of er sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat en of niet iemand onevenredig wordt geschaad in zijn belang.
De in- en uitvoergegevens zijn gegeven in bijlage
Het onderzoeksgebied is gelegen in een concentratiegebied zoals vastgelegd in bijlage I van de Meststoffenwet. Op grond van artikel 3, lid 1, onder a en b van de Wet geurhinder en veehouderij bedraagt de norm voor de geurbelasting van geurgevoelige objecten in een concentratiegebied binnen de bebouwde kom maximaal 3,0 odour units per kubieke meter lucht en buiten de bebouwde kom 14,0 odour units per kubieke meter lucht. Voor het plangebied geldt derhalve een geurbelasting van maximaal 3,0 odour units per kubieke meter lucht.
Bij de berekening is van de direct omliggende veehouderijen en van de relevante veehouderijen op grotere afstand de vergunde geuremissie bepaald. Deze gegevens zijn afkomstig van Web-BVB (Bestand Veehouderij Bedrijven) van de provincie Gelderland. De geuremissies van de veehouderijen zijn per veehouderij als één bron geprojecteerd.
Bij de berekening is voor wat betreft de beoordelingspunten uitgegaan van vier hoekpunten van het perceel (bouwblok) waarop de toekomstige woningen zullen worden gebouwd. Dit in tegenstelling tot hetgeen vermeld staat in de gebruikershandleiding V-Stacks Gebied. Hierin wordt ervan uitgegaan dat het middelpunt van het te beschermen object genomen moet worden. Aangezien er sprake is van meerdere nieuw te realiseren woningen, zijn de vier hoekpunten van het bouwvlak aangehouden. Hierdoor kan worden gesteld dat, indien de geurhinder op de vier hoekpunten voldoet, dit tevens geldt voor de nieuw te realiseren woningen.
Middels het programma V-Stacks Gebied is de achtergrondbelasting op de beoordelingspunten van het perceel berekend. Onder de achtergrondbelasting wordt verstaan de geurbelasting als gevolg van een veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object. Hierbij zijn de volgende invoergegevens gebruikt:
Beoordelingspunten Heeghstraat 35 te Didam
Locatie | X-coördinaat | Y-coördinaat |
Hoekpunt Zuidoost | 207.130 | 439.569 |
Hoekpunt Zuidwest | 207.025 | 439.577 |
Hoekpunt Noordwest | 207.031 | 439.619 |
Hoekpunt Noordoost | 207.134 | 439.608 |
Veehouderijen (bronnen)
X-coördinaat | Y-coördinaat | Straat | Huisnr. | Ou Vergund | Ou berekend |
207.445 | 438.639 | Bosstraat | 25 | 14.793 | 14.793 |
207.356 | 438.991 | Oude Zandweg | 6 | 10.538 | 10.538 |
208.467 | 439.745 | V Rouwenoortweg | 56 | 11.748 | 11.748 |
208.527 | 439.805 | V Rouwenoortweg | 43 | 15.042 | 15.042 |
208.450 | 439.850 | V Rouwenoortweg | 41 | 4.600 | 4.600 |
208.138 | 439.942 | V Rouwenoortweg | 50 | 115 | 115 |
208.012 | 440.249 | Oldegoorweg | 26 | 878 | 878 |
208.121 | 440.305 | Holthuizerstraat | 14 | 14.265 | 14.265 |
208.774 | 440.226 | Fuukweg | 9 | 49.382 | 49.382 |
208.811 | 440.390 | Fuukweg | 7 | 7.740 | 7.740 |
208.315 | 438.821 | Tolweg | 11a | 2.300 | 2.300 |
De achtergrondbelasting op het beoordelingspunt is als volgt :
Locatie | Geurbelasting (ou/m3) |
Hoekpunt Zuidoost | 0,74 |
Hoekpunt Zuidwest | 0,69 |
Hoekpunt Noordwest | 0,66 |
Hoekpunt Noordoost | 0,73 |
Aangezien de nieuw te bouwen woningen geplaatst worden in bestaand stedelijk gebied, is er geen berekening van de voorgrondbelasting uitgevoerd. De eventuele uitbreidingsmogelijkheden van omliggende veehouderijen worden reeds gelimiteerd door de reeds bestaande bebouwing rondom het plangebied.
Daarnaast is de afstand tussen het plangebied en de dichtstbij gelegen relevante veehouderij (locatie Oude Zandweg 6) dermate groot (ca. 650 meter) dat de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied niet van invloed zullen zijn op de uitbreidingsmogelijkheden van de genoemde veehouderij. Andersom zal de voorgrondbelasting van deze veehouderij op het plangebied zodanig klein zijn (de zeer lage achtergrondbelasting in ogenschouw nemende) dat het achterwege laten van een berekening van de voorgrondbelasting gerechtvaardigd is.
Bij wijzigingen (of vrijstelling) van het bestemmingsplan moet worden bepaald of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en of het plan niet in strijd is met het recht. Voor geurhinder, afkomstig van veehouderijen, is van belang of er bij toekomstige geurgevoelige objecten sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Op basis van de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderijen kan het percentage geurgehinderden worden bepaald.
Geurbelasting in ou/m3 als 98-percentiel | Percentage geurgehinderden | |||
Achtergrondbelasting | Voorgrondbelasting | |||
Concentratiegebied | Niet-concentratiegebied | Concentratiegebied | Niet-concentratiegebied | |
1 | 2% | 4% | 4% | 7% |
1,5 | 3% | 5% | 5% | 9% |
2 | 4% | 6% | 6% | 11% |
3 | 5% | 9% | 8% | 15% |
4 | 6% | 11% | 11% | 19% |
5 | 7% | 12% | 12% | 21% |
6 | 8% | 14% | 14% | 24% |
7 | 10% | 16% | 16% | 26% |
8 | 10% | 17% | 17% | 29% |
9 | 11% | 19% | 19% | 31% |
10 | 12% | 20% | 20% | 33% |
12 | 14% | 23% | 23% | 36% |
14 | 16% | 25% | 25% | 39% |
16 | 17% | 27% | 27% | 42% |
18 | 19% | 29% | 29% | 44% |
20 | 20% | 31% | 31% | 46% |
Aangezien het plangebied is gelegen in een concentratiegebied, bedraagt het percentage geurgehinderden (op basis van de achtergrondbelasting) circa 2% (uitgaande van een geurbelasting van 0,74 ou/m3).
Om het percentage geurgehinderden te vertalen naar een kwalificatie van het woon- en verblijfklimaat op de berekende locatie, is gebruik gemaakt van onderstaande tabel, afkomstig uit de GGD-richtlijn Geurhinder (2002, tabel 4.2).
Milieukwaliteit | Geurgehinderden (%) |
Zeer goed | < 5 |
Goed | 5 – 10 |
Redelijk goed | 10 – 15 |
Matig | 15 – 20 |
Tamelijk slecht | 20 – 25 |
Slecht | 25 – 30 |
Zeer slecht | 30 – 35 |
Extreem slecht | 35 – 40 |
Op de percelen, rondom het plangebied, ligt voornamelijk de bestemming Wonen. Binnen een afstand van 100 meter tot het plangebied zijn er geen agrarische bedrijven gelegen, waardoor er in onderhavig geval altijd voldaan zal worden aan de vaste afstanden tot een agrarisch bedrijf. Een verdere beoordeling van de vaste afstanden wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
De achtergrondbelasting op het bouwblok als gevolg van de voor het bepalen van de geurbelasting relevante veehouderijen rondom het plangebied Heeghstraat 35 te Didam is berekend op maximaal 0,74 ou/m3. Het percentage geurgehinderden veroorzaakt door de achtergrondbelasting is ca. 2 %. Het woon- en verblijfklimaat in deze omstandigheden is als zeer goed aan te merken.
De voorgrondbelasting op het bouwblok is vanwege de ligging in bestaand stedelijk gebied niet bepaald.
Het aspect Geur levert geen beperkingen op ten aanzien van het bouwplan.
Aan de hand van de risicokaart Gelderland is inzicht verkregen ten aanzien van de externe veiligheidsrisico's. De paragraaf over externe veiligheid valt uiteen in drie delen. In het eerste deel komt het toetsingskader aan bod. In het tweede deel worden de aanwezige risicobronnen besproken en de paragraaf wordt afgesloten met de verantwoording van het groepsrisico.
Toetsingskader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een extern risico met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook kleinere bedrijven als LPG-Tankstations zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Afstanden die aangehouden moeten worden bepaald door het plaatsgebonden risico van een risicovolle activiteit. Het ijkpunt voor het groepsrisico wordt bepaald door een oriëntatiewaarde.
Het plaatsgebonden risico (PR) biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Deze basisnorm bepaalt dat het risico om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag zijn dan één op de miljoen (10-6). Dat betekent dat een omwonende van bijvoorbeeld een gevaarlijke fabriek maximaal maar eens per 1 miljoen jaar mag overlijden door een ongeluk in die fabriek.
Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het risico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Dit risico is daardoor een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp.
Aanwezige risicobronnen
Inrichtingen met gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle objecten aanwezig die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het dichtstbijzijnde risicovolle object (BP de Fluun Staring B.V., Bentemmerstraat 13 te Didam, risicocontour 10-6 = 45 meter) is gelegen op ruim een kilometer van het plangebied. Daarnaast is er geen transportroute voor gevaarlijke stoffen (weg, spoor, buisleidingen) in de nabijheid (binnen 1 kilometer) van het plangebied gelegen. Risico's ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen zijn dus niet te verwachten.
Transportroutes gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een route waarop gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Binnen 1 kilometer rondom het plangebied zijn geen transportroutes (buisleidingen, weg , spoor, water) gelegen van gevaarlijke stoffen. Risico's ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen zijn dus ook niet te verwachten.
Verantwoording groepsrisico
Aangenomen kan worden dat gezien de zeer geringe omvang van het plan het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
Conclusie
Op basis van de beschikbare informatie kan op dit moment geconcludeerd worden dat externe veiligheid geen belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling van woningbouw op deze locatie. Voor het onderdeel externe veiligheid hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
Met het doel om wateroverlast te voorkomen dienen gemeenten, ontwikkelaars en waterschap vroegtijdig met elkaar de wettelijk verplichte watertoetsdialoog aan te gaan. Het doel van de watertoets is de negatieve effecten van besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem benutten. De watertoets is een procesinstrument om in een vroeg stadium van de planvorming het aspect water te betrekken. Dit houdt in dat het waterschap in een vroeg stadium wordt betrokken om een wateradvies te geven over de omgang met water binnen het plangebied.
Voor de watertoets is gebruik gemaakt van de Standaard Waterparagraaf zoals geleverd door het Waterschap Rijn en IJssel. Deze waterparagraaf is onderdeel van, en hangt samen met een set van standaarden zoals die door het waterschap gehanteerd wordt. Als op één of meer vragen per waterthema Ja wordt geantwoord dan is het waterthema relevant. Die waterthema's worden toegelicht.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Ja Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Nee Nee Nee |
Grondwater-kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Riolering en afvalwaterketen
De hoeveelheid (huishoudelijk) afvalwater neemt toe door de ontwikkelingen in dit plan. Uitgaande van een 3-persoons huishouden bedraagt het jaarlijkse waterverbruik per huishouden ca. 138 m3 (bron: NIBUD). Uitgaande van 5 nieuw te realiseren wooneenheden, zal de toename van de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater ca. 690 m3 bedragen (ervan uitgaande dat al het water dat verbruikt wordt, als afvalwater wordt afgevoerd). Het afvalwater zal worden afgevoerd via de aanwezige riolering.
Hemelwater afkomstig van verhard oppervlak (daken of verharding) zal in de bodem worden geïnfiltreerd. Indien noodzakelijk zullen hiertoe aanvullende maatregelen worden getroffen. Omdat het aanwezige tuincentrum op de locatie worden gesloopt zal in het plangebied het verhard oppervlak sterk afnemen.
Bestaande situatie:
Bestaande bebouwing (kassen) welke gesloopt worden: ca. 1.225 m2
Bestaande bestrating welke worden opgenomen: ca. 3.500 m2
ca. 4.725 m2
Aanname nieuwe situatie (5 bouwkavels totaal groot ca. 4.000 m2)
Hoofd bebouwing (5 x 125 m2): ca. 625 m2
Bijgebouwen (5 x 30 m2): ca. 150 m2
Verharding (5 x 75 m2) ca. 375 m2
ca. 1.150 m2
In september 2008 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet is een uitvloeisel van het Europese Verdrag van Valetta (1992). Daarin is afgesproken dat archeologie een gewogen onderdeel moet zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen. In die wet is vastgelegd dat de initiatiefnemer van een bodemverstorende ingreep betaalt voor de zorg van het (eventueel) aanwezige erfgoed en dit ook verder regelt. In de wet is bepaald dat de afweging binnen de Wro-procedures moet plaatsvinden.
Inventariserend Bureau- en veldonderzoek
In opdracht van de initiatiefnemers is door ARC B.V. te Groningen een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen uitgevoerd (rapportage 2010-275, d.d. 17 december 2010, zie bijlage
"De onderzoekslocatie ligt in het dekzandgebied ten oosten van Didam, op lager gelegen dekzandruggen met vlakvaalgronden. Hierdoor heeft de locatie een lage tot middelhoge trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum - Nieuwe Tijd. Door de nabijheid van een voormalige havezate op ca. 125 m van de onderzoekslocatie heeft de onderzoekslocatie een verhoogde trefkans op intacte archeologische sporen uit de periode Lage Middeleeuwen - Nieuwe Tijd. Het uiterst noordelijke deel heeft een hoge trefkans door de aanwezigheid van bruine enkeerdgronden. Het gebied waar een karterend booronderzoek is uitgevoerd heeft een middelhoge trefkans op intacte archeologische resten en/of sporen uit de bovengenoemde periode. Op basis van de gemeentelijke verwachtingskaart is het bodemarchief mogelijk vergraven. In het karterende booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie de verwachte vlakvaaggronden aangetroffen. Op het zuidelijke deel van de onderzoekslocatie (boringen 2 - 4) zijn deze vlakvaaggronden intact en is de onderliggende C-horizont niet vergraven. Hier blijft de middelhoge trefkans bestaan. Op het overige deel zijn de vlakvaaggronden vergraven tot een diepte variërend tussen 0,65 - 1,1 m-mv. Door deze vergraving zal het archeologisch niveau direct onder bouwvoor op deze delen sterk zijn aangetast. In de zeefresiduen van boringen 4 en 7 zijn twee fragmenten niet nader determineerbaar prehistorisch aardewerk aangetroffen. Deze vondsten vormen een indicatie voor een prehistorische vindplaats op de onderzoekslocatie. Deze vindplaats is waarschijnlijk aangetast door de middeleeuwse bosontginning (ontstaan vlakvaaggronden) en het latere agrarisch gebruik, en daardoor mogelijk deels vergraven. De mate van verstoring is op basis van het booronderzoek niet vast te stellen. Een vervolgonderzoek is daarom noodzakelijk. Dit onderzoek zal gericht moeten zijn op de aard en omvang van de vindplaats, alsmede de mate van verstoring."
Voor het deel van de onderzoekslocatie waar het karterend booronderzoek is uitgevoerd, wordt door ARC de aanbeveling gedaan verder archeologisch onderzoek uit te voeren door middel van proefsleuven. Voor dit onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat voor aanvang van de werkzaamheden is goedgekeurd door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft aangegeven de aanbeveling te onderschrijven.
Proefsleuvenonderzoek
Op 30 en 31 augustus 2011 is door MUG Ingenieursbureau (projectnummer 94047411, rapportage d.d. 28 september 2011, zie bijlage
Uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat er geen archeologische structuren aanwezig zijn in het onderzochte gebied. Er zijn enkele slecht geconserveerde aardewerkvondsten uit de basis van de bouwvoor afkomstig. Aanbevolen wordt door MUG Ingenieursbureau het onderzoeksgebied vrij te geven. Het rapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
Mocht men tijdens de uitvoering van het grondwerk onverhoopt alsnog op archeologische resten stuiten, dan dient de bevoegde overheid, gemeente Montferland, en haar archeologisch adviseur (regioarcheoloog) hiervan meteen op de hoogte gebracht te worden.
De Stichting Staring Advies heeft een Quickscan Natuurtoets (projectnummer 1577, rapportnummer 1142, d.d. 01-12-2010, zie bijlage
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen tijdens het veldonderzoek. De Atlas van de Flora van Oost-Gelderland geeft, voor het kilometerhok waarbinnen het plangebied zich bevindt, de aanwezigheid van enkele licht beschermde plantensoorten weer. Beschermde plantensoorten worden niet verwacht binnen het plangebied door het ontbreken van geschikte groeiplaatsen. Voor licht beschermde soorten geldt bovendien de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ingrepen.
Broedvogels
Alle aangetroffen en te verwachten vogelsoorten zijn beschermd krachtens de Flora- en faunawet en de Vogelrichtlijn. Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Dit betekent dat het verstoren, verontrusten, doden en anderszins nadelig beïnvloeden van deze soortgroep niet is toegestaan. Voor vogels geldt dat deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. Hierdoor is het raadzaam met de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen (ruwweg tussen 15 maart en 15 juli). Broedgevallen buiten deze periode zijn ook beschermd.
Zoogdieren
Tijdens het veldonderzoek zijn geen zoogdieren aangetroffen. Er worden enkele algemene, licht beschermde soorten verwacht als egel, haas, konijn, mol, spitsmuizen en echte muizen. Deze en andere te verwachten soorten staan, met uitzondering van de steenmarter, allemaal vermeld in Flora- en faunawet, tabel 1 en zijn daarmee licht beschermd. Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor deze soorten automatisch de vrijstellingsregeling. Het voorkomen van de strenger beschermde steenmarter (Flora- en faunawet, tabel 2) is alleen ontheffingsplichtig wanneer er vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. Hiervan is binnen het plangebied geen sprake.
Vleermuizen
Alle soorten vleermuizen staan vermeld in tabel 3 en de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat alle vleermuissoorten streng beschermd zijn. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aanwezig en ook niet te verwachten door het ontbreken van bomen met holten of gebouwen met geschikte verblijfplaatsen binnen het plangebied. Het plangebied is matig geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De geplande ingreep heeft geen negatief effect op foeragerende vleermuissoorten door de aanwezigheid van voldoende geschikt habitat in de directe omgeving van het plangebied.
Overige diersoorten
Amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en worden ook niet verwacht. Gezien het ontbreken van (voldoende) geschikt leefgebied zijn deze niet te verwachten in het plangebied. Landhabitat van licht beschermde soorten als bruine kikker en gewone pad is mogelijk in het plangebied. Het wordt aanbevolen om de kavel bouwrijp te maken voor de winterperiode, wanneer amfibieën in rust zijn. Hierdoor is de kans op schade aan individuen nihil.
Conclusie
Het is aannemelijk dat er een aantal algemene vogelsoorten binnen de grenzen van het plangebied broeden. De werkzaamheden (sloop, nieuwbouw) dienen derhalve buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) te worden gestart om de verstoring van broedende vogels te minimaliseren.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft geen significant nadelige gevolgen voor de onderzochte soortgroepen. Voor de onderzochte soortgroepen zijn geen nadere onderzoeken of ontheffingen in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit in werking getreden (wijziging van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteitseisen). Het Besluit Luchtkwaliteit is hiermee komen te vervallen. Met het in werking treden van de nieuwe regelgeving is de koppeling tussen ruimtelijke ontwikkelingen en de gevolgen voor de luchtkwaliteit flexibeler geworden. Belangrijk hierbij is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM). Ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven in principe niet meer afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Algemene Maatregel van Bestuur niet in betekenende mate bijdragen (AMvB-NIBM) bepaalt wanneer de mate van luchtverontreiniging verwaarloosbaar is. Voor de periode tot het van kracht worden van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) was het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofoxide (NO2) en fijn stof (PM10). Na verlening van de derogatie door de EU en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde.
Middels de NIBM-tool (Infomil, versie 12-05-2010) is een worst-case berekening uitgevoerd voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit. Op basis van de rekentool van het CROW (gebaseerd op de publicatie 256: Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden) is bepaald dat de bijdrage aan extra verkeer als gevolg van de ontwikkelingen (centrum-dorps, 5 vrijstaande koopwoningen met garage) 42 voertuigen bedraagt (weekdaggemiddelde). Het aandeel aan vrachtverkeer is 0%. De conclusie uit de berekening van de NIBM-tool is dat de bijdrage van het extra verkeer in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, en dat geen nader onderzoek nodig is.
Afbeelding 8. Resultaat berekening NIBM-tool
Conclusie
De ontwikkelingen op het plangebied kunnen worden aangemerkt als 'niet in betekenende mate' bijdragend aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Doordat daarnaast het tuincentrum wordt geamoveerd, en daarmee een groot aantal verkeersbewegingen over de Heeghstraat, zal de luchtkwaliteit vanwege het verminderde aantal verkeersbewegingen eerder verbeteren dan verslechteren. Nadere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit is ons inziens derhalve niet noodzakelijk.
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Het plan voorziet in gevoelige functies in de vorm van woningen. In de directe nabijheid van het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor zowel het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande woningen gelegen buiten betreffend gebied.
Situatie plangebied
Het plangebied maakt gezien de omliggende functies deel uit van een 'rustige woonwijk'. Binnen een straal van 250 meter zijn de volgende bedrijven gelegen:
Adres | Bedrijvigheid | Afstand tot plangebied | Richtafstand |
Heeghstraat 38 | Bouwnijverheid | 60 meter | 50 meter |
Heeghstraat 7 | Bouwnijverheid | 55 meter | 50 meter |
Singel 50 | Onderwijs | > 100 meter | 30 meter |
Heeghstraat 20 | Zakelijke dienstverlening | 80 meter | 10 meter |
Heeghstraat 16 | Kappersbedrijf | 100 meter | 10 meter |
Singel 64 | Cateringbedrijf | > 100 meter | 30 meter |
Maisveld 21 | Post- en koeriersdienst | > 100 meter | 30 meter |
Maisveld 19 | Zakelijke dienstverlening | > 100 meter | 10 meter |
Hooiberg 21 | Informatie en communicatie | > 100 meter | 10 meter |
Maisveld 5 | Bouwnijverheid | > 100 meter | 50 meter |
Haverveld 2 | Kinderopvang | > 100 meter | 30 meter |
Maisveld 7 | Post- en koeriersdiensten | > 100 meter | 30 meter |
Sint Stephanusstraat 16 | Zakelijke dienstverlening | > 100 meter | 10 meter |
Hooiberg 12 | Onderwijs | > 100 meter | 30 meter |
V. Rouwenoortweg 11 | Zakelijke dienstverlening | > 100 meter | 10 meter |
Roggeveld 12 | Zakelijke dienstverlening | > 100 meter | 10 meter |
Het dichtstbij gelegen bedrijventerrein is De Fluun 2 te Didam op circa 730 meter afstand van het plangebied. Het betreft een gemengd bedrijventerrein waarop deels bedrijfswoningen zijn toegestaan. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot de milieucategorie 5 toegestaan en/of aanwezig. Hierdoor geldt een hinderafstand van minimaal 500 meter en maximaal 1.000 meter. Het plangebied is derhalve gelegen binnen de richtafstand die geldt voor bedrijven met milieucategorie 5.3, maar buiten de richtafstand geldend voor bedrijven met milieucategorie 5.1 en 5.2. Doordat er tussen het bedrijventerrein en het plangebied reeds vele woningen zijn gesitueerd, zal er geen sprake zijn van wederzijdse hinder.
Conclusie
Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de nieuw te realiseren woningen worden geplaatst buiten de richtafstanden van omliggende bedrijven, zoals opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
Het plangebied is wel gelegen binnen de maximale richtafstand (1.000 meter) van het bedrijventerrein De Fluun 2 te Didam, maar doordat er reeds vele bestaande woningen aanwezig zijn tussen het plangebied en het bedrijventerrein, levert dit geen belemmering op voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Het aspect 'geurhinder veehouderijen' wordt in paragraaf 3.4 afzonderlijk besproken.
De resultaten van de milieutechnische en ruimtelijke aspecten leveren onderstaande beperkingen op ten aanzien van de nieuwbouwplannen.
Bij de werkzaamheden dient er rekening mee te worden gehouden dat broedende vogelsoorten niet worden gestoord. Dit wordt zoveel als mogelijk geminimaliseerd door de voorgenomen werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen (ruwweg 15 maart - 15 juli). Het wordt aanbevolen om de kavel bouwrijp te maken voor de winterperiode, wanneer amfibieën in rust zijn. Hierdoor is de kans op schade aan individuen nihil.
Voor het deel van de onderzoekslocatie waar het archeologisch karterend booronderzoek is uitgevoerd, wordt door ARC de aanbeveling gedaan verder archeologisch onderzoek uit te voeren door middel van proefsleuven. Dit onderzoek is uitgevoerd en gebleken is dat geen vervolgonderzoek noodzakelijk is.
Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.
Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Montferland (mw. A. Zonneveld) hiervan per direct in kennis te stellen.
In het plangebied is momenteel het (voormalige) tuincentrum de Heegh gelegen. De bedrijfsvoering hiervan is reeds beëindigd. De initiatiefnemers zijn voornemens om de bestaande bebouwing te slopen, alsmede de bestaande verharding op de locatie te verwijderen.
In het plangebied worden vervolgens vijf vrijstaande woningen gerealiseerd, welke naast elkaar gesitueerd zullen worden langs de Heeghstraat. De voorgevel van de vijf hoofdgebouwen zullen hierbij binnen de bebouwingsgrens aan de wegzijde worden opgericht (zie plantekening 'Plan Tuincentrum de Heegh, a/d Heeghstraat 35 te Didam', bijlage
De bouwdiepte van de hoofdbebouwing zal 15 m bedragen, terwijl de goot- en nokhoogte van de nieuw te realiseren woningen respectievelijk maximaal 4 en maximaal 10 m zullen bedragen. Tussen de hoofdbebouwing en de zijdelingse perceelgrenzen zal een afstand van minimaal 2,5 m in acht worden genomen.
De (landschappelijke en stedenbouwkundige) inrichting van het plangebied zal geschieden op perceelsniveau.
Het plangebied wordt voor autoverkeer op de Heeghstraat ontsloten via vijf afzonderlijke erftoegangswegen. Het aantal verkeersbewegingen in de huidige situatie (uitgaande van de situatie dat het tuincentrum nog in bedrijf was) zal sterk afnemen. Om een inschatting te maken van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de vijf nieuw te realiseren woningen is gebruik gemaakt van de rekentool op de website www.verkeersgeneratie.nl. Op basis van de rekentool is gerekend met het gebiedstype centrum-dorps en het woningtype 'woning, koop vrijstaand, met garage'. Voor vijf woningen zijn 42 motorvoertuigbewegingen per etmaal (gemiddelde weekdag). Het extra verkeer kan worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld van de Heeghstraat.
Op de vijf individuele percelen zal worden voorzien in voldoende verhard oppervlak dat kan dienen als parkeerplaats. Eventueel kunnen de bijgebouwen (gedeeltelijk) worden benut als garage. Het realiseren van extra parkeergelegenheid buiten het plangebied is niet noodzakelijk.
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Het artikel "Antidubbeltelbepaling" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot.
In dit artikel is bepaald dat de bouwverordening buiten toepassing blijft met uitzondering van de met name genoemde bepalingen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden bereikt dat bij het stellen van parkeernormen en dergelijke de bouwverordening kan worden toegepast.
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.
Deze gebruiksregel regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. De planmethodiek is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen van de DURP-standaarden 2008. Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van bestemmingen gehanteerd.
De verbeelding bestaat uit 1 kaartblad en is getekend op schaal 1 : 1.000. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de kaart met aanduidingen nadere regels aangegeven. De kaart is volgens IMRO 2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners, en is het plan via internet te raadplegen.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten:
Om de openheid aan de voorzijde van de woningen en het aanzien van de voorgevel van de woningen te behouden, is de bestemming "Tuin" opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt.
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis. Er wordt in dit geval geen onderscheid gemaakt in woningbouwcategorieën aangezien hier alleen vrijstaande woningen zullen worden gebouwd.
Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een vrij gedetailleerde regeling. De toegestane goot- en bouwhoogtes van de hoofdbebouwing wordt in de regels vermeld.
De gronden buiten het bouwvlak maar binnen de woonbestemming zijn de erven waarop de bebouwingsregeling in de regels van toepassing is. De gronden aan de voorzijde van de woningen zijn bestemd als Tuin, zodat deze gronden zoveel mogelijk onbebouwd blijven.
De voor dit bouwplan te maken kosten zijn voor rekening van de betrokken grondeigenaren en/of initiatiefnemers. Met hen zijn hierover bindende afspraken gemaakt. Om deze reden is geen exploitatieraming voor de nieuwbouw aan deze rapportage toegevoegd.
Ten aanzien van de afwikkeling van mogelijke planschades, die als gevolg van deze ontwikkeling ontstaan, wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is vooroverleg gevoerd met het waterschap. Het Waterschap Rijn en IJssel geeft aan dat de watertoetstabel volledig is opgenomen en de relevante waterthema's zijn uitgewerkt. De reactie is opgenomen in bijlage
Het ontwerpbestemmingsplan 'Heeghstraat, Didam van de gemeente Montferland heeft m.i.v. 8 december 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van ter inzage legging is een ieder de gelegenheid geboden om zienswijzen omtrent het ontwerpplan bij de raad kenbaar te maken. In totaal is er 1 zienswijze ingediend.
De zienswijze is binnen de termijn ingebracht, waardoor deze ontvankelijk is. Onderstaand is de zienswijze samengevat en van een reactie voorzien.
De heer J.G. Staring, Heeghstraat 37 te Didam (verzonden op 17 januari 2012)
Gemeentelijke reactie:
Conclusie
Op grond van bovenstaande komen wij tot de conclusie dat de ingebrachte zienswijze geen aanleiding geven voor het doorvoeren van verdere aanpassingen aan het bestemmingsplan en daarmee ongegrond worden geacht.
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Heeghstraat, Didam van de gemeente Montferland.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bpsgddmwonheeghstr-or01 met de bijbehorende regels.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een voor bewoning bestemd, ondergeschikt gebouw met een goothoogte van maximaal 4 m en een hoogte van maximaal 5 m, dat aan een woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is.
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een gebouw, behorende bij een woning, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet voor bewoning is bestemd.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, uitgezonderd dakkapellen.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor '
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid
bouwwerken | max. bouwhoogte |
pergola's | 3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 2 m |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid
De voor '
Op en in de gronden als bedoeld in lid
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid
woningen
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
bouwwerken, geen gebouw zijnde
bouwwerken | max. bouwhoogte |
pergola's | 3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat: | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: | 4,5 m |
vloeroppervlakte aan huis gebonden beroep
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van:
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid
Sublid
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkintreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid
Indien het gebruik, bedoeld in sublid
Sublid
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Heeghstraat, Didam.
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS |
INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |||||||||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||||
2120 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||||
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
35 | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
35 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
36 | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
41, 42, 43 |
BOUWNIJVERHEID | |||||||||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4635 | Grth in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46499 | Grth in vuurwerk en munitie: | |||||||||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | V | 2 | 2 | ||
46499 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 2 | 2 | |||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46735 | zand en grind: | |||||||||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
49 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
61 | zendinstallaties: | |||||||||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m³ | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | |||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau |
- | - | - | 30 | 2 | - | |||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing