Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, afwijken van deze planregels:
-
indien de ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen welke noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, mits die verschillen ten opzichte van hetgeen is aangegeven in het bestemmingsplan niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
voor verschillen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die verschillen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking bij een omgevingsvergunning geldt niet voor maten met betrekking tot de inhoud van de woning en de oppervlakte van bijgebouwen.