Aan de Korenhorsterweg 8 in Lengel is de Heerenboerderij 'De Korenhorst' gevestigd. De Korenhorst is een Bed&Breakfast c.q. gastenverblijf c.q. groepsaccommodatie. Tevens is er plaats voor zakelijke bijeenkomsten, vergaderingen en workshops. De vraag naar kamers neemt toe. Daarom zijn de initiatiefnemers voornemens een voormalig agrarisch gebouw, op het aangrenzende perceel Korenhorsterweg 10, te verbouwen tot gastenverblijf met kamers.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Montferland. Verbouw tot gastenverblijf is op basis van het geldende plan derhalve niet zondermeer mogelijk. Middels een herziening van het bestemmingsplan van de percelen Korenhorsterweg 8-10 kan planologisch worden meegewerkt aan de plannen voor de locatie.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een planologisch kader geboden voor de ontwikkeling. In dit bestemmingsplan wordt de gewenste situatie beschreven en wordt ingegaan op de aanvaardbaarheid ervan in relatie tot het vigerend ruimtelijk beleid en de relevante milieuaspecten.
Het plangebied ligt aan de Korenhorsterweg 8 – 10 te Lengel in de gemeente Montferland. De locatie ligt in het buitengebied van Montferland, ten zuidoosten van Zeddam en ten noordoosten van 's Heerenberg.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, horend bij dit bestemmingsplan.
Globale ligging plangebied, bron: Google Maps 2012
De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Montferland. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad bij besluit van 29 september 2011.
Het plangebied heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Agrarisch gebied' en 'Wonen'. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' toegekend en de gebiedsaanduidingen 'Waardevol landschap' en 'Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied'.
Door het plangebied loopt de grens van het Grondwaterbeschermingsgebied. Uit het bestemmingsplan volgen geen belemmeringen hiervan voor de geplande ontwikkelingen op de locatie.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen de geldende bestemmingen. Verbouw tot gastenverblijf is op basis van het geldende plan derhalve niet zondermeer mogelijk.
Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied, gemeente Montferland
Voor de gewenste ontwikkeling dient een bestemmingsplanherziening gevolgd te worden. Het initiatief past wel in de visie om nieuwe functies toe te staan in het buitengebied van Montferland. Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken moeten beide locaties een recreatieve bestemming krijgen. Enerzijds omdat de locatie Korenhorstweg 8 al jaren overnachtingsmogelijkheden aanbiedt en anderzijds om de nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Er zal in de nieuwe situatie hierdoor één recreatief bestemmingsvlak met twee bedrijfswoningen ontstaan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het wijzigingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan zelf beschreven. In hoodstuk 3 komt het Rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid aan bod. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van thema's als milieu, archeologie en cultuurhistorie en de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wijze van bestemmen. Hierin worden de bepalingen in de regels nader uitgelegd. Ten slotte komen in het vijfde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.
Het plangebied ligt in het buitengebied van Montferland ten zuidoosten van Zeddam en ten noorden van de kleine kern Lengel. Het plangebied ligt in het open essenlandschap aan de rand van het Bergherbos/ Montferland. Dit landschap is aangeduid als waardevol landschap. De landschappelijke waarde van het gebied wordt bepaald door de samenhang tussen de hooggelegen stuwwal, met daarop het besloten bos, de essen op de hellingen en de ring van dorpen en gehuchten aan de voet. Voor dit gebied is het van belang dat de openheid en het zicht op de stuwwal behouden blijft. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet hier rekening mee worden gehouden. Bovendien moet de kwaliteit van het landschap worden gewaarborgd.
Het plangebied betreft de percelen aan de Korenhorsterweg 8 en Korenhorsterweg 10.
Aan de Korenhorsterweg 8 te Lengel is De Korenhorst gesitueerd. De Korenhorst is een Bed&Breakfast c.q. groepsaccomodatie c.q. vergaderlocatie. De Korenhorst bestaat uit een Heerenboerderij. Hierin zijn 5 kamers en een appartement gesitueerd. Tevens is er plaats voor zakelijke bijeenkomsten, vergaderingen en workshops.
Aan de Korenhorsterweg 10 is een voormalig agrarisch bedrijf gesitueerd. De voormalige veehouderij is momenteel een akkerbouwbedrijf. De bedrijfsbebouwing is op dit moment in gebruik als caravanstalling.
Foto: streetview vanaf het noorden met geheel links de bedrijfswoning Korenhorsterweg 10
Het voornemen is een bestaande schuur aan de Korenhorsterweg 10 te verbouwen tot gastenverblijf c.q. groepsaccommodatie voor 20 personen en deze accommodatie op basis van logies te verhuren. De nieuwe groepsaccommodatie kan gecombineerd worden met de huidige groepsaccommodatie De Korenhorst aan de Korenhorsterweg 8 en is dan geschikt voor groepen tot 30 personen. De verblijfsruimte in het nieuwe gastenverblijf is groot genoeg voor 30 personen. De accommodatie zal doordeweeks gebruikt worden als gastenverblijf en in de weekenden als groepsaccommodatie.
De bestaande schuur waar de ontwikkeling plaatsvindt wordt intern verbouwd. Het aanzicht van de buitenzijde van de schuur wordt niet noemenswaardig gewijzigd. Zo zal bijvoorbeeld de dakconstructie met de wolfseinden intact blijven, waardoor de landelijke uitstraling in stand blijft. Ook wordt er gestreefd om de schuuruitstraling te behouden. De aanbouw aan de achterzijde van de schuur wordt gesloopt en hier wordt een terras gerealiseerd.
Om het gebouw functioneler te maken voor de nieuwe functie, zullen er wel enkele wijzigingen plaatsvinden aan de buitenzijde: dakkapellen aan één zijde, andere raam-deur-indeling en een balkon. In overleg met Welstand wordt bepaald welke wijzigingen mogelijk zijn.
Foto: schuur die verbouwd wordt tot groepsaccommodatie
De smalle schuur ten oosten van de te verbouwen schuur zal grotendeels gesloopt worden. Deze schuur is niet of nauwelijks zichtbaar vanaf de openbare weg. Deze ingreep heeft daarom weinig invloed op de omgeving.
Het achterste gedeelte van deze smalle schuur blijft in stand. Op de plaats van het te slopen gedeelte wordt een tafeltennisplaats en een overdekt terras gerealiseerd. Tevens is er ruimte voor een zwembad (opbouw) voor de gasten.
Tussen de te verbouwen schuren en de huidige paardenstalling worden circa 12 parkeerplaatsen aangelegd. Het geheel wordt landschappelijk ingepast met streekeigen beplanting wat aansluit op het reeds aanwezige groen. De bestaande mestsilo wordt gesloopt.
Tussen de locaties Korenhorsterweg 8 en nummer 10 zal ten noorden van de te verbouwen schuren een wand worden geplaatst van lavasteen om de geluidsbelasting te beperken.
Op onderstaande luchtfoto is de situatie weergegeven. Hieruit volgt wat de functies zijn van de verschillende gebouwen.
Luchtfoto: huidige situatie en gewenste ontwikkeling
De ruimtelijke ingreep op de omgeving door het initiatief is beperkt, doordat er sprake is van hergebruik van een gebiedskenmerkende schuur en gedeeltelijke sloop van een tweede ontsierende schuur.
Op de locatie is reeds groen aanwezig. Met onderhavige ontwikkeling wordt ook rekening gehouden met het omliggende landschap waarbij het nieuwe groen aansluit aan bij de reeds aanwezige beplanting. Volgens de visie in het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) 'van nieuwe noabers en brood op de plank' ligt de locatie Korenhorsterweg 8-10 op de scheiding tussen 'De parelketting van dorpen en erven' en de 'Broeklanden'. Kijkend naar de directe omgeving ligt de locatie in een redelijk open gebied. Deze openheid blijft behouden.
Geconcludeerd kan worden dat de locatie reeds landschappelijk is ingepast en dat met het 'nieuwe groen' hierop zal worden aangesloten.
Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.
De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.
In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:
Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:
De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen:
Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Conclusie
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn uitspraken opgenomen die een specifiek nationaal ruimtelijk belang dienen. Naast de nationale belangen wordt zorgvuldig ruimtegebruik gestimuleerd.
Onderhavig plan betreft geen nationaal belang. Het plan voldoet aan een optimale benutting van ruimte omdat een voormalig bedrijfsgebouw wordt verbouwd tot een groepsaccomodatie. Er is sprake van herstructurering van een bestaande bebouwde locatie. Daarnaast wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling in het waardevol landschap.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen kunnen na vaststelling van de structuurvisie de procedure volgen en vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:
De regels betreffende de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde kunnen overigens pas in werking treden, zodra de hiervoor bedoelde Spoedwet Wro in werking treedt (afhankelijk van de parlementaire behandeling).
In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Conclusie
In het Barro zijn alleen uitspraken opgenomen die een specifiek nationaal ruimtelijk belang dienen. Onderhavige ontwikkeling betreft geen nationaal belang. Het Barro vormt daarom geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Na de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. Het plangebied behoort tot het 'bebouwd gebied' en gedeeltelijk tot het 'waardevol landschap' binnen het multifunctioneel gebied. Inmiddels heeft de gemeente Montferland zich aangesloten bij het stedelijk netwerk Stadsregio Arnhem Nijmegen. In het provinciaal planologisch beleid wordt op het multifunctionele gebied geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van het gebied wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten.
Volgens de beleidskaart 'ruimtelijke structuur' ligt de locatie in het multifunctionele gebied, nader aangeduid als 'waardevol landschap' (open essenlandschap rond het Bergher Bos/Montferland).
De multifunctionele gebieden worden gezien als domein van de samenwerkende gemeenten waar de provinciale bemoeienis beperkt is. De provincie stelt als doelen van het ruimtelijk beleid voor de Gelderse landschappen:
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen worden afgestemd op aanwezige landschapskenmerken, maar er ook toe bijdragen dat de landschappelijke samenhang verbetert.
Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor waardevolle landschappen geldt binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. In het waardevol landschap dat wel samenvalt met de EHS zijn geen ontwikkelingen mogelijk (nee, tenzij). Ook in waardevol open gebied (valt altijd binnen Waardevol Landschap) zijn geen nieuwe bouwlocaties mogelijk en geldt voor overige ruimtelijke ingrepen een 'nee, tenzij' regiem.
Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing past binnen de door de regio vast te stellen of reeds bepaalde zoekzones voor stedelijke functies of zoekzones landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen.
Onderhavig plangebied ligt buiten de EHS en buiten het waardevol open gebied. Er geldt derhalve een 'ja, mits' benadering. De kernkwaliteiten voor dit gebied zijn:
De provincie zal de ligging en omvang van zoekzones voor uitbreidingslocaties stedelijke functie beoordelen in relatie tot de intensiveringsmogelijkheden binnen bestaand bebouwd gebied in de regio en de aanwezige kernkwaliteiten van het waardevol landschap. Daarbij zullen de mogelijkheden van functieverandering van vrijgekomen bebouwing in het buitengebied worden betrokken.
Uitsnede Streekplan Gelderland 2005 met globale aanduiding plangebied (zwart)
Conclusie
Onderhavig plangebied ligt buiten de EHS en buiten het waardevol open gebied. Er geldt derhalve een 'ja, mits' benadering mits de kernkwaliteiten van het gebied behouden en versterkt worden. Voor deze locatie is vooral de kernkwaliteit 'het zicht vanuit de omgeving op de stuwwal' van belang.
Er is sprake van gedeeltelijke sloop en een interne verbouwing van de voormalige bedrijfsbebouwing. Er vindt geen uitbreiding plaats. Dit betekent dat de kernkwaliteiten van het waardevol landschap niet worden aangetast. De ontwikkeling wordt bovendien landschappelijk ingepast en sluit aan op het groen in de omgeving. In de huidige situatie is sprake van een 'groen erf' met veel beplanting en bomen. In de nieuwe situatie blijft dit gehandhaafd. Het extra groen op het erf heeft geen negatieve gevolgen voor het zicht op de stuwwal, omdat dit met name lage begroeiing betreft.
Foto: zicht op de stuwwal vanaf de locatie
De Ruimtelijke verordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 15 december 2010 en op 2 maart 2011 in werking getreden.
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn:
In de volgende figuur is een uitsnede van de Kaart Verstedelijking van de Ruimtelijke Verordening Gelderland weergegeven. Het plangebied ligt binnen 'nieuwe bebouwing toegestaan zoekzones wonen in lage dichtheden'
In de verordening wordt het beleid van bundeling en intensivering vastgelegd door voorschriften te geven die bepalen dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel binnen het bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour en zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones wonen en werken plaatsvindt. In afwijking hierop kunnen initiatieven buiten deze gebieden in het bestemmingsplan tevens mogelijk worden gemaakt, voor zover het geen zoekgebied voor de ontwikkeling van een regionaal cluster glastuinbouw betreft. Door gemeenten kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden aan de bouwinitiatieven. In voorliggend geval is er sprake van een functieverandering naar een niet-agrarische functie (recreatie), in een gebied dat geen zoekgebied voor de ontwikkeling van een regionaal cluster glastuinbouw is. Voor het overige wat de inhoud van de Verordening betreft heeft dit geen betrekking op het plangebied of de omgeving ervan en ook niet op het initiatief.
Uitsnede Kaart Verstedelijking Ruimtelijke Verordening Gelderland met globale aanduiding besluitgebied (zwart)
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland wordt een onderscheid gemaakt in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Voor de grondwaterbeschermingsgebieden, waar hier sprake van is, geldt dat alleen bestemmingen worden toegestaan die geen hoger bodem- en/of grondwaterrisico met zich brengen dan de vigerende bestemming (stand-still-principe) dan wel bestemmingen die een verbetering ten opzichte van de bestaande bestemming betekenen (step forward-principe). Bij de beoordeling of aan het stand still/step forward-principe wordt voldaan, wordt uitsluitend een ruimtelijke afweging gemaakt. Of een risico kan afnemen door het treffen van milieuhygiënische maatregelen wordt niet in de afweging meegenomen.
Conclusie
De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op het provinciale beleid zoals dat in de Ruimtelijke Verordening Gelderland geformuleerd is. Met dit bestemmignsplan wordt een functieverandering naar een niet-agrarische functie (recreatie) mogelijk gemaakt, in een gebied dat geen zoekgebied voor de ontwikkeling van een regionaal cluster glastuinbouw is. Voor het overige wat de inhoud van de Verordening betreft heeft dit geen betrekking op het plangebied of de omgeving ervan en ook niet op het initiatief. Door de bestemmingswijziging is er sprake van 'step-forward' wat betreft grondwaterbescherming.
Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen (SAN), waar de gemeente Montferland ook deel van uitmaakt, is in 2006 het Regionaal Plan 2005-2020 vastgesteld. De SAN legt in dit plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Dit regionaal plan laat zien hoe de betrokken gemeenten binnen de stadsregio streven naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen als geheel. Er worden vier doelstellingen onderscheiden:
De stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag.
Conclusie
De verbouwing van de voormalige bedrijfsschuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van een groepsaccomodatie sluit aan bij het beleid van het Regionaal Plan 2005-2020. Deze ontwikkeling stimuleert de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en voor de recreatie. Bovendien worden de kernkwaliteiten van het waardevol landschap met deze ontwikkeling niet aangetast. De openheid en zichtlijnen van het landschap blijven behouden.
De gemeenten Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan 'Van nieuwe naobers en brood op de plank' opgesteld.
Dit Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de gemeenten Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in onze gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst.
In het landschap van de gemeenten kunnen zes landschappelijke ensembles onderscheiden worden:
Uitsnede landschappelijke ensembles met globale aanduiding plangebied (rood)
Volgens de visie in het Landschapsontwikkelingsplan ligt het plangebied op de scheiding tussen 'De parelketting van dorpen en erven' en de 'Broeklanden'.
De parelsnoer van dorpen en erven is een zone met dorpen en erven rondom de berg waar uiteenlopende initiatieven plaatsvinden, die het gebied kwaliteit brengen, maar soms ook rommelig overkomen. In dit overgangsgebied van hoog naar laag kan het blijven zinderen van initiatieven op de erven, maar dient het stimuleren van goede voorbeelden een kwaliteitsimpuls te genereren. Zo kan bijvoorbeeld jaarlijks een prijs voor het mooiste erf worden uitgereikt, elk jaar in het volgende dorp rond de berg. En door langs de omringende weg tussen de dorpen lindes aan te planten zal het aangezicht en de identiteit van de parelketting van dorpen worden versterkt. Tussen de dorpen kunnen nieuwe landgoederen een plek krijgen die een brug slaan tussen de open akkers en de broekgebieden.
De broekgebieden liggen in een ring rondom de voet van de berg. In de broekgebieden kwelt het grondwater uit de berg op. Hier vinden ook allerlei economische en recreatieve activiteiten plaats, die, ook door hun relatieve grootschaligheid, in het landschap ingepast moeten worden. Dit zijn voorbeeld de bedrijventerreinen van Loerbeek en 's-Heerenberg en het Stroombroek. Ter verevening van nieuwe uitbreidingen kan een bijdrage aan een landschappelijke inpassing met elzensingels en elzenbossen worden gevraagd.
Conclusie
De ontwikkeling van de groepsaccomodatie past binnen het Landschapsontwikkelingsplan. Met de ontwikkeling wordt de kwaliteit en de openheid van het omliggende landschap gewaarborgd. Tevens is er voor de locatie een landschappelijk inpassingsplan gemaakt.
De Structuurvisie gemeente Montferland is door de gemeenteraad vastgesteld op 23 april 2009. De visie is een actualisering van de bestaande visies aan de hand van alle relevante beleidsrapporten. De structuurvisie gaat in op de visie van de gemeente voor wat betreft wonen, bedrijvigheid en recreatie. Voor detailhandel wordt geen specifieke beleidsvisie gegeven. In de structuurvisie wordt verwezen naar het provinciaal beleid zoals verwoord in het streekplan/structuurvisie. De beleidsvisie van de gemeente Montferland is afgestemd op het beleid omschreven in het streekplan/structuurvisie.
Zoals weergegeven op de Kaart Structuurvisie Montferland, zie navolgende figuur, ligt het plangebied in het 'waardevol landschap' met hoofdfunctie landbouw met behoud openheid. Ook ligt de locatie in een grondwaterbeschermingsgebied.
Voor waardevol landschap is beleid omschreven in de Structuurvisie. De landschappelijke waarde van het gebied wordt bepaald door de samenhang tussen de hooggelegen stuwwal, met daarop het besloten bos, de essen op de hellingen en de ring van dorpen en gehuchten aan de voet. De essen aan de rand van het Bergherbos/Montferland zijn aangeduid als landbouw met behoud van de openheid. Deze oude bouwlanden (essen) dienen open te blijven om het zicht op het bos en het zicht vanaf de berg te garanderen. Grondgebonden agrarisch gebruik blijft mogelijk mits de openheid is gegarandeerd. In deze gebieden wordt terughoudend omgegaan met nieuwe landgoederen en andere ruimtelijke ontwikkelingen. Slechts bijzondere vormen, die de kwaliteiten van het gebied versterken, zijn bespreekbaar.
In de ring van de dorpen en gehuchten is blijkens de provinciale aanwijzing als waardevol landschap vooral het zicht vanuit de omgeving op de stuwwal van belang. De open zichtrelatie is aangegeven, met name om te voorkomen dat de kernen aan elkaar zouden groeien door middel van recreatieve ontwikkelingen. De open zichtrelaties naar het Bergherbos/Montferland moeten behouden blijven.
Uitsnede kaart Structuurvisie Montferland met aanduiding besluitgebied.
Conclusie
Binnen de 'hoofdfunctie landbouw met behoud openheid' zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk mits de openheid en zichtrelatie naar het waardevol landschap behouden blijft. Onderhavige ontwikkeling betreft de verbouwing van een bestaande schuur, er vindt geen nieuwbouw plaats. Dit betekent dat de openheid en de zichtrelatie met het waardevol landschap behouden blijft. Bovendien wordt de ontwikkeling landschappelijk ingepast en sluit de ontwikkeling aan op het groen in de omgeving.
Op basis hiervan kan worden gesteld dat onderhavige ontwikkeling past binnen de Structuurvisie van de gemeente Montferland.
Ten behoeve van het aantonen van de haalbaarheid van dit plan is onderzoek verricht naar verschillende milieuaspecten. Voorliggende paragraaf geeft de resultaten van de haalbaarheidstoets weer.
Algemeen
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
In verband met de voorgenomen bestemmingsherziening van de onderzoekslocatie aan de Korenhorsterweg 8-10 in Lengel zijn door Econsultancy de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:
De resultaten zijn onderstaand samengevat. Het onderzoek zelf is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Op basis van het vooronderzoek zijn een aantal deellocaties nader onderzocht. Het betreft een drietal verwijderde bovengrondse (diesel)tanks en een bovengrondse dieseltank en afleverplaats. Van een in het verleden afgebrande schuur zijn nog puinresten aanwezig in de ondergrond.
Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzigen, anders dan een ingegraven schuur, gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
Gelet op de plaatselijk aangetoonde lichte verontreinigingen in de bovengrond (voormalige dieseltank), het ontbreken van verontreinigingen in de ondergrond en gelet op het regionale karakter van de plaatselijk voorkomende lichte metaalverontreiniging in het grondwater bestaan er volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, op basis van de huidige onderzoeksresultaten, dan ook géén belemmeringen voor de verbouw en de bestemmingsplanherziening op de locatie.
Tijdens bovengenoemd onderzoek is vastgesteld dat er op de onderzoekslocatie, ten noorden van de paardenstal bij nr 8. sprake is van een puindemping. Hier is in 1971 een afgebrande schuur ingegraven. Hierom is nader onderzoek asbest in bodem/puin en aanvullend verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de locatie niet (geheel) vrij is van asbest. De concentraties bevinden zich echter beneden de 100 mg/kg d.s. Er bestaat derhalve geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend nader bodemonderzoek. Op basis van de onderhavige resultaten zijn, met betrekking tot de parameter asbest, geen specifieke maatregelen noodzakelijk voor de ontgraving ten behoeve van de geplande herinrichtingswerkzaamheden. Echter, gelet op het feit dat sprake is van een puindemping kan de aanwezigheid van zogenaamde asbestnesten op de onderzoekslocatie niet uitgesloten worden. Bij de ontgraving dient men hier extra aandacht aan te besteden en bij het eventueel aantreffen hiervan de risicoklasse aan te passen.
Met betrekking tot het uitgevoerde chemisch-analytisch onderzoek blijkt dat de zwak puinhoudende bovengrond licht verontreinigd is met lood, zink en PAK. Zowel in de zwak puinhoudende ondergrond als in de zintuiglijk schone ondergrond zijn analytisch geen verontreinigingen aangetoond.
Conclusie
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "verdacht" dient te worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de boven en onder de puindemping gelegen bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanherziening en verbouw op de onderzoekslocatie.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
De Korenhorsterweg is een gemeentelijke weg die bestemd is voor lokaal verkeer. Uit verkeersgegevens voor het jaar 2020 volgt dat het aantal motorvoertuigen per etmaal 700 bedraagt. Kijkende naar wegen in de omgeving is dit een rustige weg. Door de aanleg van de 'ontbrekende schakel' (N316) zal de verkeersdruk op de Korenhorsterweg in de toekomst afnemen.
Gezien de afstand van omliggende wegen tot de locatie, hebben andere wegen akoestisch gezien geen invloed. Er wordt geen hoge geluidsbelasting verwacht. Gemeente Montferland geeft verder aan dat op grond van de Wet geluidhinder de situatie niet onderzocht hoeft te worden: het is geen voor geluid gevoelig object. Verblijfsruimten in het gebouw zullen conform afdeling 3.1 van het bouwbesluit voldoende geluidswerend zijn, zodat er binnen altijd sprake zal zijn van een goed leefklimaat.
De VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' geeft indicatieve afstanden voor de geluidshinder die de ontwikkeling op de locatie veroorzaakt richting derden. Bij de categorie hotels en pensions is de hoogste afstand qua geluid 50 m tot derden, gemeten vanaf de rand van het bestemmingsvlak. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'. De toename van verkeersbewegingen die een dergelijk project met zich meebrengt wordt aangemerkt als 'niet In betekenende mate'.
Toetsing
Het betreffende initiatief aan de Korenhorsterweg heeft betrekking op de verbouw van een schuur tot gastenverblijf. Gezien bovenstaande normen en de zeer geringe toename van verkeersbewegingen is aannemelijk dat het project derhalve aan te merken is als 'niet in betekenende mate'.
Conclusie
Uit het oogpunt van luchtkwaliteit worden geen belemmeringen ondervonden.
Algemeen
Bedrijven en milieu
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten, als woningen, in de nabijheid van de veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.
Toetsing
Momenteel hebben de locaties Korenhorsterweg 8 en 10 een agrarische bestemming. Op locatie Korenhorsterweg nummer 8 vinden echter geen agrarische activiteiten meer plaats. De paarden worden hobbymatig gehouden en gasten brengen af en toe paarden mee.
Op de locatie Korenhorsterweg 10 staat tevens geen vee meer. Deze locatie is momenteel een akkerbouwbedrijf. De mestopslag/mestsilo wordt alleen in het voorjaar enkel weken gebruikt ten behoeve van de tijdelijke opslag van mest. De afstand van de mestsilo tot het nieuwe gastenverblijf bedraagt 50 meter. De mestsilo wordt echter gesloopt. Op het perceel staat ook een dieselolietank van circa 1500 liter. Deze tank staat in een lekbak en er zijn blusmiddelen voorhanden.
Voorgrondbelasting geur en belemmering andere bedrijven
Het plangebied ligt op ruim 220 meter van omliggende agrarisch bedrijven (niet intensieve veehouderijen).
Bij dieren waarvoor geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld volgt uit de Wet geurhinder en veehouderij dat er een vast afstand van 50 meter tot een geurgevoelig object in het buitengebied aangehouden dient worden. De afstand van de grens van bouwpercelen van omliggen niet-intensieve veehouderijen bedraagt over meer dan 50 meter tot de locatie Korenhorsterweg 8-10. Hiermee ligt de locatie niet in een geurcontour van deze bedrijven en andersom belemmert het initiatief de ontwikkeling van de omliggende niet-intensieve bedrijven niet.
In de omgeving van het plangebied liggen drie bedrijven met dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn vastgesteld. Voor deze bedrijven is een berekening met het programma V-stacks gemaakt om de geurbelasting op de planlocatie te beoordelen. In de bijlage is een kaart opgenomen met daarop de omliggende agrarisch bedrijven met dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld en een geurberekening met V-stacks. Hieruit volgt een (voorgrond) geurbelasting van maximaal 1,5 ouE/m3. De norm in het buitengebied bedraagt 14,0 ouE/m3.
Binnen een straal van circa 500 meter rondom de locaties liggen tevens enkele groothandelsbedrijven (VNG-brochure categorie 2). Uit de VNG-brochure volgt een minimale afstand tot deze niet-agrarische bedrijven van 30 meter. Gezien de afstanden tot deze niet-agrarische bedrijven leidt de ontwikkeling op de locatie niet tot belemmeringen voor deze bedrijven. Het betreft de bedrijven:
Achtergrondbelasting geur
Omdat in nabijheid van het plangebied verschillende veehouderijen gelegen zijn, dient beoordeeld te worden of voldaan wordt aan de vereisten van een 'goede ruimtelijke ordening' wat betreft het aspect geur. Daarbij dient antwoord gegeven te worden op de volgende vraag:
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
De Raad van State heeft bij uitspraak van 7 oktober 2009, zaak nr. 200900801/1/R3, overwogen dat indien de voor veehouderijen toepasselijke individuele geurnorm wordt overschreden, dit niet met zich brengt dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Evenmin kan indien de voor veehouderijen toepasselijke individuele norm niet wordt overschreden, er zonder meer van worden uitgegaan dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Normen uit de Wgv of normen die bij verordening zijn gesteld, kunnen daarom niet één op één worden vertaald ten behoeve van de beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wel kan op basis van de zgn. voorgrond- en achtergrondbelasting het percentage potentieel gehinderden worden vastgesteld. In onderstaande tabel zijn deze hinderpercentages weergegeven (Infomil 2007).
Voor- en achtergrondbelasting
Onder de achtergrondbelasting wordt verstaan de cumulatieve geurbelasting als gevolg van de veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object of objecten. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van díe veehouderij (de dominante veehouderij) welke de meeste geur bij het geurgevoelig object veroorzaakt, hetzij omdat het een grote veehouderij betreft, hetzij omdat de veehouderij dichtbij het geurgevoelig object is gelegen. De veehouderij die de voorgrondbelasting veroorzaakt, wordt ook meegenomen bij het berekenen van de achtergrondbelasting.
Het onderscheid tussen de voor- en achtergrondbelasting is noodzakelijk, omdat uit onderzoek is gebleken dat de geurhinder als gevolg van de geurbelasting van één veehouderij anders is dan als gevolg van de totale geurbelasting van meerdere veehouderijen, de achtergrondbelasting. Wanneer bijvoorbeeld één veehouderij een geurbelasting van 10 ouE/m3 op een geurgevoelig object veroorzaakt, leidt dat tot meer hinder dan indien drie veehouderijen gezamenlijk 10 ouE/m3 veroorzaken.
Als vuistregel geldt dat de voorgrondbelasting maatgevend is indien die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting. Op grond hiervan zijn twee situaties te onderscheiden:
Door de GGD Nederland (GGD 2002) is onderzoek gedaan naar de relatie tussen geurhinder van veehouderijen en de milieukwaliteit van de leefomgeving. Door de GGD zijn hiervoor de volgende relaties vastgesteld:
Milieukwaliteit | Geurgehinderden (%) |
Zeer goed | < 5 |
Goed | 5-10 |
Redelijk goed | 10-15 |
Matig | 15-20 |
Tamelijk slecht | 20-25 |
Slecht | 25-30 |
Zeer slecht | 30-35 |
Extreem slecht | 35-40 |
Bron: GGD richtlijn geurhinder (oktober 2002)
Deze relaties zullen gebruikt worden ter beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Berekening achtergrondbelasting
Voor de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat dan wel of er belangen worden geschaad, zijn de veehouderijen (met dieren met een geuremissiefactor) in een straal van 1 kilometer om het plangebied beoordeeld. Hieronder zijn deze bedrijven opgenomen.
IDNR | X_ COORD | Y_ COORD | ST- hoogte | Gem GebH | ST- bindiam | ST- uittree | E- vergund | E-MaxVerg | |||||||||
1 | 216119 | 434183 | 6 | 6 | 0.5 | 4 | Korenhorsterweg 6 | ||||||||||
2 | 215877 |
433336 | 6 | 6 | 0.5 | 4 | Hartjensstraat 2 | ||||||||||
3 | 215515 | 434127 | 6 | 6 | 0.5 | 4 | Oude Tramweg 32 |
Beoordeling woon- verblijfklimaat omliggende veehouderijen
Met behulp van het computerprogramma V-Stacks Gebied is de geurbelasting van alle veehouderijen tezamen berekend, de zgn. achtergrondbelasting. Hiertoe is gebruik gemaakt van het Bestand Veehouderij Bedrijven van de Provincie Gelderland (WEB-BVB, peildatum 27-12-2011, gegevens t.b.v. V-stacks Gebied). Voor de gebouw- en emissieparameters is aangesloten bij de gegevens zoals die in het bestand zijn vermeld. Tevens is de ligging van het emissiepunt op de aangegeven coördinaten overgenomen uit het bestand van WEB-BVB. In de volgende figuur is de uitkomst van deze berekening weergegeven.
In onderstaande tabel is de geurbelasting als gevolg van de achtergrondbelasting weergegeven ter hoogte van de planlocatie.
RecepID | X-coor | Y-xoor | Geurnorm | Geurbelasting [OU/m3] | |||
1 | 215756 | 434304 | 14.000 | 0.809 |
Punt 1 = te verbouwen schuur
Het bijbehorende hinderpercentage van de berekening van de achtergrondbelasting ter hoogte van de nieuwbouwwoning ligt rond de 2%. De milieukwaliteit is, op basis van de GGD richtlijn geurhinder, als 'zeer goed' te typeren.
Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat het initiatief niet binnen de hindercontour ligt van een omliggend agrarisch bedrijf en dat het initiatief de omliggende bedrijven niet hindert in hun ontwikkeling. Hierbij is rekening gehouden met de Wet geurhinder en veehouderij. Gezien de afstanden belemmert het initiatief andere niet-agrarische bedrijven evenmin.
Gezien bovenstaande kan het plan in overeenstemming worden gebracht met de eisen van 'goede ruimtelijke ordening' wat betreft het aspect geur.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico betreft de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
Bij externe veiligheid gaat het om risico's die omwonenden lopen door vliegverkeer en door de productie, het gebruik, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen.
Gekeken is naar de risicokaart van de provincie Gelderland. Hieruit volgt dat ter hoogte van genoemde locatie geen specifieke zaken spelen die van invloed kunnen zijn op de externe veiligheid. Een afbeelding van de kaart is hierna weergegeven.
Uitsnede risicokaart.nl
De locatie aan de Korenhorsterweg is op de kaart aangewezen als gevoelig object (groene symbolen). De dichtbijgelegen locatie met gevaarlijke stoffen is een aardgaspijpleiding van de Gasunie (rode stippellijn) op ongeveer 1 km afstand van de planlocatie. Gasleidingen vallen onder het op 1 januari 2010 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De hier bedoelde buisleiding heeft en PR 10-6 contour van 0 meter en een effectafstand (1% letaliteit) van 75 meter.
Het plangebied ligt ver buiten deze afstand waardoor er ten opzichte van deze buisleiding geen sprake is van een nader te verantwoorden EV-risico.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het plangebied ligt in het gebied 'Hoog Nederland'. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. De belangrijkste wateropgaven voor dit gebied zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en grondwaterkwaliteit.
Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in het Waterbeheerplan 2010-2015 haar nieuwe beleid vermeld. Dit plan is opgesteld in samenwerking met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. Dit plan is per 1 januari 2010 in werking getreden.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
In artikel 3.1.6 van de Bro is aangegeven dat in de toelichting van een bestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema's worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven.
Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld, waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces dient te worden doorlopen. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit# | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
||
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
||
Wateroverlast (oppervlakte-water) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
2 1 1 1 |
||
Oppervlakte-waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
1 |
||
Grondwater-overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
1 1 1 |
||
Grondwater-kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Ja |
1 |
||
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
||
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
||
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
||
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
||
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? |
Nee |
1 |
Watertoets
De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op bovenstaande vragen. Als er op een categorie 2-vraag met een 'ja' is geantwoord is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2-vragen met een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets worden doorlopen. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap te worden gevraagd.
Het beleid voor de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen in de Provinciale Structuurvisie (voorheen Streekplan), het Gelders Milieuplan en het Waterplan. De regels hiervoor staan in de Provinciale milieuverordening Gelderland (PmG). De Provinciale milieuverordening is niet van toepassing aangezien de gedragingen van het initiatief zich binnen de inrichting afspelen. De milieuverordening gaat over de gedragingen buiten de inrichting.
In de Provinciale Structuurvisie en in de toelichting van de Provinciale Ruimtelijke verordening staat dat toekomstige bestemmingen geen groter risico op grondwaterverontreiniging mogen opleveren dan in een huidige situatie het geval is. In de huidige situatie hebben beide locaties een agrarische bestemming. Locatie Korenhorsterweg 10 valt onder het Besluit landbouw Milieubeheer (melkvee en mestopslag). In de gewenste situatie hebben beide locaties een recreatieve bestemming. De mestsilo wordt gesaneerd en de melding BLM wordt ingetrokken. Bij de recreatieve bestemming zijn er geen risico's voor grondwaterverontreiniging. Hiermee is de toekomstige bestemming gunstiger dan de huidige situatie.
Door de ligging van de locatie in het grondwaterbeschermingsgebied 'dr. Van Heeck', heeft de provincie in samenspraak met het waterschap c.q. Vitens beoordeeld of de bestemmingswijziging problemen oplevert. Aangegeven is dat het voorgenomen initiatief niet leidt tot een toename van bebouwing. De kelders met een agrarische functie worden afgedicht. Daarom wordt er geen vergroting van het risico op grondwaterverontreiniging verwacht en is er geen belemmering voor de wijziging van de bestemming.
Bij de verbouwing van de schuur zal rekening worden gehouden met de samenstelling van de bouwmaterialen (uitlogende materialen worden bijvoorbeeld niet gebruikt).
De locatie bevindt zich in het grondwaterbeschermingsgebied van een drinkwateronttrekkingslocatie. Er vindt echter geen grondwateronttrekking plaats op de locaties Korenhorsterweg 8 en 10. Verder neemt het bebouwd oppervlak niet toe. Hierom heeft het initiatief geen invloed op het grond- of oppervlaktewater. Door de bestemmingswijziging vindt er geen hoger bodem- en/of grondwaterrisico met zich mee. De waterbelangen worden met de uitvoering van het plan niet geschaad.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, dient eerst een onderzoek uitgevoerd te worden in het kader van de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en eventuele andere betrokken natuurregelgeving.
Onderzoek
Door Econsultancy b.v. uit Doetinchem is onderzoek verricht naar de voorkomende flora en fauna. In de bijlage is het onderzoek opgenomen.
Het volgende is geconcludeerd:
Verder zijn in de nabije omgeving van de locatie (straal van 5 km) geen gebieden gelegen die bescherming genieten in het kader van de Natuurbeschermingswet of habitatrichtlijn. Het dichtst bijgelegen gebied betreft het Beschermde natuurmonument De Zumpe bij Doetinchem op circa 7800 m.
Er wordt een vereveningsovereenkomst c.q. anterieure overeenkomst opgesteld tussen initiatiefnemers en de gemeente voor de plaatsing van de nestkast van de steenuil. Hiermee wordt gewaarborgd dat de nestkast daadwerkelijk wordt geplaatst en dat de nestkast correct wordt geplaatst.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken.
Toetsing
Hieronder is een gedeelte van de Indicatieve kaart van Archeologische Waarden (IKAW) weergegeven.
Uitsnede indicatieve kaart archeologische verwachtingswaarden
De locatie bevindt zich in een gebied waar volgens de kaart een middelmatige archeologische verwachting geldt. In de directe omgeving bevinden zich volgens de kaart geen archeologische monumenten.
Volgens de maatregelenkaart van de gemeente Montferland (bijlage van de structuurvisie) ligt de locatie in het gebied AWV 5: streven naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –mv en een oppervlak van meer dan 100 m2 is voorafgaand aan vergunningverlening archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO-overig) verplicht.
Er is geen sprake van 'bouwwerkzaamheden' in de grond. De tafeltennisplaats zal gebouwd worden op bestaande fundering. Het zwembad is een opbouw-bad. Hiervoor is geen fundering nodig. DE bestaande vloeren worden grotendeels gehandhaafd. Ook voor het terras is geen nieuwe fundering nodig. Hierom is er geen directe aanleiding om een veldonderzoek naar archeologische waarden uit te laten voeren.
Conclusie
Hiermee vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
Het plangebied herbergt geen cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De locatie wordt door de Korenhorsterweg ontsloten. De Korenhorsterweg komt na circa 600 m uit op de doorgaande Terborgseweg (N316).
In onderstaande tabel is het geschatte totaal aantal overnachtingen en boekingen weergegeven volgens het onderzoek Centrum voor Groepsaccommodaties:
Soort boeking (huidig pension + nieuwbouw) | 2010 | 2011 | |
Recreatieve boekingen groepen | 92 | 103 | |
Aantal groepen zakelijke markt | 25 | 50 | |
Bed&breakfast (aantal indiv. overnachtingen) | 500 | 550 | |
Totaal | 617 | 703 |
Gezien het gegeven dat de verkeersbewegingen overwegend overdag plaats vinden en er een goede toegankelijkheid van het bedrijf vanaf de openbare weg is, worden er geen onveilige verkeerssituaties verwacht.
Ligging nieuwe parkeerplaatsen
Op het bedrijf worden een 12 nieuwe parkeerplekken gerealiseerd bij de 8 bestaande plekken. Dit betekent dat er in totaal 20 parkeerplaatsen zijn. Gezien het feit dat een groot deel van de gasten in groepen komt en er plek is voor circa 30 personen, zijn er voldoende parkeerfaciliteiten op het eigen erf aanwezig. In extreme situaties kan in overleg gebruik worden gemaakt van parkeergelegenheid op het eigen terrein van de locatie Korenhorstweg 10.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Voorliggend bestemmingsplan maakt een verbouwing mogelijk dat niet is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor het niet verplicht is om tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.
De ontwikkeling van onderhavig plan aan de Korenhorsterweg 8 en 10 is een particulier initiatief. De initiatiefnemers nemen dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten voor hun rekening. Middels de gemeentelijke legesverordening zullen de kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure aan de initiatiefnemers worden doorberekend. Voor de gemeente Montferland zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van dit project geen kosten en/of financiële risico's verbonden. De financiële uitvoerbaarheid is gegarandeerd en er is een dekkende exploitatie.
Door het centrum voor Groepsaccommodaties, afgekort CVG, is in opdracht van de initiatiefnemers een rapport opgesteld om de exploitatie van de huidige en de nieuwe accommodatie in beeld te brengen. Hiervoor is tevens een marktverkenning uitgevoerd. Uit het rapport kan geconcludeerd worden dat de vraag naar groepsaccommodaties de laatste jaren toeneemt en dat deze vraag zal blijven. Met de realisatie van de nieuwe groepsaccommodatie aan de Korenhorsterweg 8 te Lengel wordt derhalve aangesloten op de vraag van de markt.
De exploitatiebegroting van de 'Korenhorst' laat zien dat er na het opstartjaar sprake is van een dekkende exploitatie. De financiering bij de Rabobank is reeds geregeld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het initiatief financieel uitvoerbaar is. Planschade wordt bij dit initiatief niet verwacht. Voor de ontwikkeling wordt wel een planschadeovereenkomst afgesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een plantoelichting. Verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De wijze waarop dit juridisch bindende deel is vormgegeven, wordt de planmethodiek genoemd. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens nader ingegaan op de opbouw van de verbeelding, de regels en de functie van de plantoelichting. Tevens volgt een toelichting op de diverse bestemmingen die in het plan zijn opgenomen.
verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de regels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale lijnen, topografische symbolen en huisnummers).
regels
De regels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:
inleidende, algemene en slotregels
De inleidende regels, de algemene regels en de slotregels behoeven hier geen nadere toelichting. Voor zover een toelichting noodzakelijk is, volgt die in de hierna volgende hoofdstukken van deze plantoelichting.
bestemmingsbepalingen
De bestemmingsbepalingen kennen allen eenzelfde opbouw. Deze opbouw bestaat uit achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
De omschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In deze omschrijving worden limitatief de functies genoemd die binnen de bestemming zijn toegestaan. In een aantal gevallen geeft de omschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een maximaal aantal of een maximale maatvoering.
plantoelichting
De plantoelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft geen rechtskracht. Het belang ervan is vooral gelegen in de weergave die de toelichting vormt van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Deze zijn ook in belangrijke mate bepalend voor de wijze waarop het gemeentebestuur omgaat met ruimtelijke initiatieven en ontwikkelingen in het plangebied. Daarnaast is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de verbeelding en regels.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'.
Recreatie - Verblijfsrecreatie
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen met bijbehorende ondersteunende horeca, welke uitsluitend zijn toegestaan door middel van bedrijfsmatige exploitatie. In dit plan zijn uitsluitend de volgende voorzeiningen toegestaan:
Groepsaccomodatie voor maximaal 30 personen, bed and breakfast, gastenverblijven, voorzieningen ten behoeve van vergaderingen en workshops, caravanstalling in gebouwen en overige recreatieve voorzieningen in gebouwen (waaronder paardenstal).
Stacaravans zijn niet toegestaan en de verblijfsrecreatie mag uitsluitend plaatsvinden in gebouwen.
De gebouwen binnen deze bestemming moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er zijn maximaal 2 bedrijfswoningen toegestaan. De oppervlakte van de (bedrijfs)gebouwen inclusief bijgebouwen mag niet meer bedragen 2.200 m2, waaronder 750 m2 aan caravanstalling in gebouwen en 900 m2 aan overige recreatieve voorzieningen in gebouwen. De maximaal toegestane maatvoering van de bebouwing is opgenomen in de regels.
Waarde – Archeologische verwachting 1
De voor 'Waarde – Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied, Korenhorsterweg 8 - 10 Lengel' is, in het kader van het wettelijk vooroverleg, (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) op 16 augustus 2012 beschikbaar gesteld aan het Waterschap Rijn en IJssel, de Provincie Gelderland, Vitens en de initiatiefnemer, met het verzoek om binnen 8 weken hun reactie omtrent het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.
In deze periode is van Vitens en de initiatiefnemer geen reactie ontvangen waardoor aangenomen wordt dat zij geen op- of aanmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan hebben.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft per brief van 23 augustus 2012 aangegeven geen op - en/of aanmerkingen op het plan te hebben. Provincie Gelderland geeft in haar brief van 31 oktober 2012 aan dat het provinciale belang ten aanzien van het Waardevol landschap goed in het plan is verwerkt. De reacties zijn voor kennisgeving aangenomen en als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
Het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied, Korenhorsterweg 8 - 10 Lengel' is op 13 november 2013 gepubliceerd en heeft vanaf 15 november tot en met 26 december 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
In deze regels wordt verstaan onder:
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en dakoverstekken, inclusief de daaruit ontstane overschrijding van de bestemmingsgrens, buiten beschouwing gelaten, mits deze ondergeschikte bouwdelen zijn gebouwd op maximaal 80 cm uit het (denkbeeldig) dakvlak.
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Adres | Nr. | Plaats | Omschrijving | Maxi- maal aantal recrea- tiewoningen | Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)*) | Maximale oppervlakte aan gebouwen (m2)*) | Opmerkingen |
||||||
Korenhorsterweg |
8 en 10 | Lengel | Groepsaccomodatie voor maximaal 30 personen, bed and breakfast, gastenverblijven, voorzieningen ten behoeve van vergaderingen en workshops, caravanstalling in gebouwen en overige recreatieve voorzieningen in gebouwen (waaronder paardenstal). | 0 |
- | 2.200, waaronder 750 aan caravanstalling in gebouwen en 900 aan overige recreatieve voorzieningen in gebouwen. |
Stacaravans zijn niet toegestaan. Verblijfsrecreatie mag uitsluitend plaatsvinden in gebouwen. |
*)De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning.
met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
Functie van een bouwwerk |
Goothoogte in m |
Bouwhoogte in m | Inhoud in m3 | Oppervlakte in m 2 | |||
Bedrijfsgebouwen | 4 | 8 | - | - | |||
-Bedrijfswoning | 4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning | 9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning | 800 |
- | |||
Bijgebouwen per bedrijfswoning | 3 |
6 | - | 100 | |||
Erf- en terreinafscheidingen | - |
2,5 | - | - | |||
Licht- en vlaggenmasten | - |
12 | - | - | |||
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - |
10 | - | - |
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
De voor 'Waarde – Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in
Het bepaalde onder
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch inventariserend veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder
Ten aanzien van de onder
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot een gebruik in strijd met deze regels wordt in ieder geval gerekend:
Ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke (kern-)kwaliteiten, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van deze planregels:
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Korenhorsterweg 8 - 10 Lengel'.